„DE EEMLAN DER' Zaterdag 12 Augustus 1916. BUITENLAND. BINNENLAND. FEUILLETON. DE EERSTE MEI. N° 37. Tweede Blad. 15de Jaargang. Uitgevers: VALKHOFF Co Bureau: UTRECHTSCH ESTRAAT 1. Intercomm. Telefoonnummer 66. Staten-üeneraal. AMERSFOORT DAGBLAD. Hoofdredactie: MARIE VAN VERSENDAAL. Mr. O. j. VAN SCHAARDENBURG. ABONNEMENTSPRIJS: fêt 8 maanden root Ajnerafoork 1.30. Idem franco per post1.80. Per week (met grabs verzekering tegen ongelukken)* 0*13&« Afzonderlijke nummers- 0.05. Wekelijksoh bijvoegsel „D* Hollandsch» Huisvrouw" (onder redaotie van Thérèse Hoven) per 8 mnd. 50 ets. (Wekelijksoh bijvoegsel ms muT per 8 mnd. 52 ets. PRIJS DER ADVERTENTIËN: Van 1— 5 regels.. f 0.80. Elke regel meer N,r* 0.15. Dienstaanbiedingen 1D regols.. 0.50. Groote letters naar plaataruimto. Voor handel en bedrijf bestaan zeer voordeolige bepalingen tot het herhaald advertoeron in dit Blad, b(j abonnement. Eone circulaire, bevattende do voorwaarden, wordt op •aanvraag toegezonden. Verspreide Berichten- Aan de Somme. In de „Nation" haalt de Wayfarer het vol gende aan uit den brief van een jong En- gelsch officier, die aan de slagen aan de Somme deelneemt: „Gij spreekt heel opgewekt over wat ons leger hier uitricht; de meeste menschen in Engeland doen dat, vermoed ik. Maar ik wou Öat de menschen wat meer dachten aan de afschuwelijkheden van dezen opmarsch en aan de voor een mensch schier onduldbare beproevingen, die van ons voetvolk wor den gevergd. Van de twee jaar vechten, die aan den len Juli voorafgingen, spreekt men nu als van den „vredestijd". Niemand, die het niet heeft gezien of doorleefd, kan zich voorstellen, 'welk lijden is noodig geweest om het eerste Duitsche liniestelsel te ne men. Eerst beschiet ons geschut dag en nacht een dorp en maakt er een hel van, terwijl de Duitsche kanonniers op onze troepen weerwraak nemen. Dan, wanneer het dorp is verdwenen en al h*t leven er uit- gebluscht lijkt, verlaten onze mannen hun stukgeschoten schansen en dringen vol ver trouwen vooruit, terwijl onze kanonnen de verdere linies van den vijand onder handen nemen. Maar zie, uit het ingewand der aar de, onder de rookende puinhoopen van het dorp vandaan, heffen de vijandelijke machi ne-kanonniers hun doodelijke wapenen op en maaien onze aanrukkende mannen weg. Dan moeten wij terug of wij nemen 't dorp mei onweerstaanbare overmacht. Stel,' de stelling is genomen. Het volgende etmaal overstelpen de Duitschers dan de groepen rottende dooden en rillende levenden met gasbommen en zware granaten. De vijand laat ook een hagel granaten op onze ver sterkingen en de aanbrengers van voedsel en water regenen. Ja! Het gaat hier, ver moed ik, prachtig met ons!" Om de batter ij van Dam- 1 o u p. Tot de meest schokkende episodes uit den strijd bij Verdun behooren de ge vechten, geleverd bij de zoogenaamde bat terij van Damloup, die sedert de Duitschers tot' in het fort Vaux waren doorgedrongen, van hun zijde blootgesteld was aan een ver schrikkelijk bombardement. Het Petit Jour nal bevat over zulk een gevecht het volgen de relaas: Des avonds werd een compagnie afgelost door een andere, en de officieren, in een niet ai te veilige schuilplaats te saam geko men, beraadslaagden onder elkaar, toen plotseling een bom losbarstte waardoor een bergplaats van granaten in de lucht vloog. Twee officieren werden ernstig gewond; ter zelfder tijd vielen de Duitschers ons aan. Wij verdedigden ons moedig, maar onder slech te omstandigheden. Duim voor duim vech tende om het terrein, moesten wij het groot ste deel^der batterij achterlaten. Des mor gens heeft de kapitein nog een klein ge deelte der-stelling in handen; hij heeft zelfs een stukje terrein .veroverd. Men moet hem versterkingen toezenden. De compagnie, welke den vorigen avond pas is afgelost, biedt zich ondanks zijn verliezen aan. Maar het Duitsche vuur uit de groote stukken is zoo hevig dat de twee compagnieën elkan der niet kunnen bereiken! De kapitein ziet zijn compagnie als het ware versmelten, hii heeft zich ten zuiden van zijn batterij terug getrokken, en na vijftien uren strijd verde digt hij zich nog steeds met 50 manschap pen. Bij het vallen van den nacht zijn er nog slechts 20 overDe kapitein van L.... houdt zich gereed om aan den strijd deel te nemen. Hij trekt vooruit met een jroot verlies aan manschappen eindelijk^ be reikt hij de eerste groep en te samen her vatten zij de verdediging! Zij vechten man tegen man; niet één verlaat het gevecht. Ge wonde afdeelingschefs weigeren hun post te verlaten. Een doodelijk gewond luitenant zegt, terwijl men hem wegvoert: „De batterij; redt de batterij!" Een onderofficier bezet de batterij met 10 manschappen, en weet stand te houden. Een luitenant komt hem te hulp; hij heeft een mitrailleur op zijn rug meege voerd, welke hij zelf bëdiendt. De mannen houden zich prachtig.... Om twee uur des morgens is de kapi tein L... meester van de batterij! De Verdedigingsbelostingen. Voorloopig Verslag. Onderscheidene leden betuigden hun instem ming met deze wetsontwerpen. Hoe onaange naam het ook zij, dat de belastingen weder wor den vermeerderd, er is, zeiden zij, niet aan te ontkomen. In het algemeen was men van gevoelen, dat deze voorstellen bij de openbare beraadslagin gen in de Tweede Kamer belangrijke verbeterin gen hadden ondergaan. Door sommigen werd de hoop uitgesproken, dat de zware financieele druk van den tegen- woordigen tijd niet zou leiden tot bezuiniging op noodzakelijke en algemeerr als nuttig erken de uitgaven', als die voor onderwijs en volksge zondheid. Evenwel meenden anderen er op te moeten wijzen, dat ook ten opzichte van de bei de genoemde takken van publieken dienst een verstandige zuinigheid kon worden betracht, zonder werkelijke benadeeling van het onder wijs of de algemeene gezondheid. Vele leden waren, van oordeel, dat deze wets ontwerpen als compromis tusschen hen, die destijds een heffing voor eens tot een zeer aan zienlijk bedrag voorstonden, en hen, die al de crisis-uitgaven uit leeningen willen bestrijden, renten en aflossingen daarvan dekkende uit ge wone belastingen, konden worden aanvaard en zij gaven daaraan verre de voorkeur boven het voorstel-Bos c. s. Men heeft dus deze ontwerpen te toetsen aan de vraag, of de voorgestelde belastingen inder daad uit de inkomsten zullen kunnen worden voldaan, en dat onderzoek heeft de leden hier aan het woord tot de conclusie geleid, dat dit in de meeste gevallen kan geschieden, al moet er dadelijk bijgevoegd worden, dat naar hun oor deel de uiterste grens is bereikt. Om deze reden deden sommige leden het door den minister en enkele leden van de Tweede Kamer geopende perspectief van mogelijke herhaling, dezer be lasting na afloop van dn driejarigen termijn, zeer onaangenaam aan. Dit zou toch in strijd zijn met den opzet van deze wetsontwerpen, welke, naar deze leden meenden, een verbeterde hef fing voor eens boogden. Enkele leden betreurden het, dat niet reeds dadelijk in het begin van de crisis, toen naar hun meening het psychologisch moment daar voor bestond, tot een heffing vobr eens tot een groot bedrag was overgegaan. Ook zij echter verklaarden zich, nu zij het meerdere niet had den Acunnen bereiken, ingenomen met deze ont werpen. Andere leden evenwel waren van oordeel, dat het voldoen dezer belastingen aantasting van het kapitaal noodzakelijk zou maken, althans in vele gevallen. Zij verklaarden desondanks hun stem aan de voorstellen niet te zullen onthou den. Zij gaven echter als hun gevoelen te ken nen, dat het sluiten van leeningen tot dekking der crisis-uitgaven verre te verkiezen is boven elke heffing voor eens, waarvan zij principieele tegenstanders zijn, terwijl zij zich met het denk beeld om door zulk een heffing schoon schip te maken, om daarna0t\ het doen van nieuwe uit gaven weer de vrije hand té hebben, allerminst bonden vereenigen. Verschillende leden waren van gevoelen, dat de regeering een goed denkbeeld, namelijk de omwerking van de oorspronkelijke heffing voor eens in een gedurende drie jaren terugkeerende heffing, op verdienstelijke wijze heeft uitge voerd. Op de gronden uitvoerig in de andere Kamer door het lid voor Schiedam jhr. de Geer ontvouwd, achtten zij het billijk, dat de heffing de wisseling van vermogen en inkomsten in de achtereenvolgende jaren volgt. Door onderen werd hiertegen opgemerkt, dat door de verdeeling van do heffing over drie jaren het koralfter eener heffing voor eens aan het ontwerp wa's ontnomen. In een afdeeling werd een gedachtenwissoling gevoerd over de verhouding in draagkracht tus schen den arbeidersstand en den kleinen mid denstand; de lagere ambtenoren onder deze 'oatsten begrepen. Ter eene zijde werdl opgemerkt, dot de orbei- lers het mertt hebben geleden onder den tegen- ^oordigen toestand en ook in het vervolg het meest te dragen zullen hebben, vooral indien in indirecte belastingen heil mocht worden gezocht. Ter andere zijde werd dit tegengesproken. In directe belastingen worden gemakkelijker be taald, ook door de arbeiders, dan directe. Niet de arbeidersstand, zoo werd gezegd, heeft het meest geleden onder de huidige buitengewone omstandigheden, maar dc kleine middenstand. Op deze klasse der bevolking drukken de lasten het zwaarst; het klein bedrijf zal ook in de toe komst het meest lijden. Er is beweerd, dat niet meer dan 31.000 per sonen zijn aangeslagen in de inkomstenbelas ting. Men vroeg, of die bewering juist is. Even eens werd gevraagd, of het waar is, dat het na tionaal vermogen in de laatste twee jaren ge daald is. Wel zijn er groote oorlogswinsten be haald, maar toch slechts door een deel van de bevolking en tegenover deze vermeerdering staat een vermindering van de vermogens in buiten- londsche fondsen belegd, bijvoorbeeld in Russi sche en- Oostenrijksche. Eenige leden waren van oordeel, dat het ver mogen bovenmatig zwaar is belast in verhou ding tot de inkomsten Deze leden zouden er de voorkeur aan ge geven hebben, dat de minister voorgesteld hod de bestaande inkomstenbelasting met een i aanvangsbedrag van 1200 te verdubbelen en de bestuonde vermogensbelasting te verdrie voudigen en die belastingen over een bepaald tijdvak, desnoods langer dan drie jaren, te hef fen. Eenige leden wenschten op te merken, dot het verleenen van him goedkeurende stem aan deze wetten niet mocht worden opgevat als een antecedent voor de toekomst, niet als een in stemming met olie beginselen, die in deze wet ten uiting vinden. Uil de Per». Bange tijd. Onder dit opschrift lezen wij in het N. v. óf D. onder meer „In deze vroolijke zonnige dagen, te gre tiger ingehaald naarmate ze langer op zich lieten wachten, beleeft ons land weer een hangen tijd. De onbezorgde menigte op straat merkt daar niets van, en wie zijn krant leest, denkt er meestul niet verder over na. Toch zijn er dreigende wolken. En wie wel eens wat meer te weten komt dan hij ruchtbaar mag maken, beseft dat er sedert twee jaar nauwlijks een tijdstip ge weest is waarin zóóveel gevergd werd van het beleid, het doorzicht, dc voortvarend heid en de wijsheid der regeering, ten aan zien onzer buitenlnndsche betrekkingen, ols juist op dit oogenblik. Bij moeilijkheden die van weerskan ten tegen ons opdringen, heeft zich sinds dien nog een en ander gevoegd. De kwes tie van het opbrengen onzer visscher.svloot is zoo gewichtig en zoo moeilijk op te los sen dat ze al 't andere overschaduwt, maar er is meer, en er is vooral de terugslag van Engelnnd's maatregelen tegenover ons, in Europa's centrum. Zoo vernam Dc T ij d „uit vertrouwbare bron" dat„indien door neutrale staten, ook door Nederland, deze blokkade-politiek maar steeds lijdzaam wordt verdragen, op den duur door de mid- dcn-Europeesche rijken niet zou kunnen worden berust in een aldus ondragelijk ge- oordeelden toestand".Ziedaar don de toon, die een maand of drie geleden ook tegpn Zwitserland is aangeslagen. Nu zal men zeggen, dat dit „de spuiga ten uitloopt." Daargelaten nog, wat wij ten slotte met middelen van geweld tegen Enge land zouden vermogen? Het staat waarlijk onzen oostelijken buurman wel fraai, onze (gedwongen) lankmoedigheid jegens een der oorlogvoerende partijen tot een reden van dreigement te maken I We hebben naar z ij n kant ook zoo al eens 'n protest ge stuurd, nietwaar, dat zelden iets anders dan 'n papieren effect gehad heeft. Is het nog noodig nomen te noemen Intusschen, zulk een dreigement is er, en 't wordt zeker niet voor het laatst gehoord. Eén ding hopen we nu vóór alles dat onze mannen in Den Haag die de meegaand heid misschien wel eens wat ver drijven zich door zulk een ongepast sobelgerinkel niet laten intimideeren. De Duitschers heb ben voorshands wat anders te doen dan hun gepantserde vuist in ónze richting te schud den, en bovendien, als 't er op aankomt, zijn wij nog niet heelemaal voor de poes, geen „quantité négligeable" het buitenland mag dat nooit vergeten." Berichten. 1De Staatscourant van heden 11 Au gustus bevat o.a. de volgende Koninklijke besluiten: op verzoek eervol ontslagen wegens li chaamsgebreken A. Buijtendijk, hoofd van onderwijs aan de cadettenschool; benoemd tot tijdelijk accountant bij de di recte belastingen te Amsterdam J. L. Vle- ming Jr., thans accountant en leeraar M. O. te Zwolle; benoemd tot tijdelijk adjunct-accountant bij dien dienst te Rotterdam H. T. Schermers thans boekhouder 2e klasse bij de admini stratie van den telefoondienst te den Haag; benoemd tot directeur van het telegraaf kantoor te Nijmegen C. F. Jibben, thans di recteur van het post- en telegraafkantoor te Amersfoort; benoemd tot directeur van het post- en telegraafkantoor te Tiel, A. M. Lagerweij,^ thans idem te Heerenveen; op verzoek eervol ontslagen niet pensioen wegens langdurigen dienst de kapitein ter zee W. H. von Leschen; benoemd tot officier van gezondheid 2e klasse bij de zeemacht J. Ris, arts? bij den marine-stoomvaartdienst bevorderd tot officier-machinist 2e klasse die der 3e klasse D. M. Pot, J. W. Eibers, G. A. W. Wagenaar, N. G. Jacobs; tot idem 3e klasse de machinisten C. B. Eenhoorn, H. Zeilstra, J. Terpstra, P. J. Stroo, J. Botterna en G. A. Vermeulen. - is voor het tijdvak van 1 September 1016 tot en met 31 Augustus 1917 benoemd tot leeraar aan de Rijks Hoogere Burgerschool te Middelburg M. van Breen, tijdelijk leeraar aan die school. is aan mej. E. E. Heimig, geboren te Lebe (Duitschland) vergunning verleend tot hel geven van lager onderwijs, mits zij ove rigens aan de daartoe bij de wet gevorden de vereischten voldoe; met ingang van 1 September 1016 be noemd tot leerares aan de Rijks Hoogere Burgerschool te Leeuwarden mejuffrouw O. Janssen, leerares aan de Hoogere Burger school te Sneek, met machtiging om laatst- gemelde betrekking gelijktijdig te betrekken met die van leerares aan de Rijks Hoogere Burgerschool te Leeuwarden. met ingang van 1 September 191(5 be noemd tot leerares aan de R. H. B. te Coevorden mej. J. Augspurg aldaar; met ingang van 1 September 1916 be noemd tot leeraar aan de R. H. B. S. te Til burg- R. J. de Grood, thans tijdelijk leeraar aan die school; benoemd met ingapg van 1 September tot leeraar aan de R. H. B. S. te Winterswijk dr. A. Goslinga en Ch. H. van Os, beiden thans tijdelijk leeraar aan die school; met ingang van 1 September 1916 be noemd tot leeraar aan de R. H. B. S. te Utreoht A. A. H. Bals, thans tijdelijk leeraar aan die school; met ingang van 16 Augustus 1916: 1. aan W. G. Ross op zijn verzoek eervol ontslag verleend als hoofdcommies aan het Menigeen droomt van toekomstig geluk, doch verslaapt het tegenwoordige. Roman door Mr. L. H. J. LAMBERTS HURRELBRINCK. 32 Ik ben naar den pastoor gegaan en ik heb 'gelogen, Nol, gelogen tegenover dien braven, eerbiedwaardigen man; ik heb hem niet dur ven vertellen, dat mijn broers mij verboden hadden zelve je te schrijven; ik schaamde me over zooveel onmenschelijkhcid van mijn eigen famHie; ik heb hem verteld, dat ik niet 'den moed had om je te schrijven, dat wij weggingen, ik kon hem niet eens zeggen, waarheen; zij hadden mij geweigerd mij dat te zeggen; ik zou het wel zien, als ik er een- *naal was; verder heb ik den pastoor ver zocht om toch vooral niet in den brief te ver geten, dat ik nog altijd even veel van je hield, Svant dat ik toch alles begreep. Toen heeft hij me je adres gevraagd. Dat was hard Nol, beroerd, ellendig dat te moeten zeggen; ik was altijd zoo trotsch ge feest om jouw naam te dragen en nu... 't was tee op dat moment of 't mijn keel niet uit gilde: No. 17... Gevangenis Maastricht. God, God, wat heeft mij dat pijn gedaan, toen ik dien brief yan jou kreeg tPJ* die gê- drukte letters links boven aan op het papier: No. 17; 't is net of ik het nog altoos voor mij zie." „Effectief Grelchen, dat was hard, dat heb ik ook gevoeld, toen ik dat las." „Je hebt den brief van den pastoor alzoo gekregen?" „Ja Gretchen... en hoe zijn ze verder voor je geweest... je broers?" „Ze hebben goed voor ons gezorgd, die eer moet ik hun geven, maar toch, ze zijn soms wel al te wreed geweest, ze hebben ook nog geëisqbt.:." „Wal Gretchen, wat hebben ze van je ge- eischt?" Dat ik weer mijn eigen naam zou dragen, dat ik mij van jou zou laten scheiden dat kon, zoo als een Hollandsch advokaat hun had verzekerd, maar dat heb ik geweigerd, perti nent geweigerd; ik heb hun gevraagd of ze dan absoluut wilden dat ik, hun eenige zuster, me voor eeuwig zou verdoemen, dat ze toch wisten, dat het huwelijk een sacrament is en dat het mij door God als een doodzonde zou aangerekend worden, als ik dat verbrak nu, dat begrepen zij, geloof ik; ze hebben er ten minste nooit meer over gesproken en zoo ben ik altijd je vrouw kunnen blijven." „Dank je dank je, mijn lieveling, mijn engel" met nieuwe kussen „en vertel nu iets van de kinderen, waar zijn die... maken ze het goed?" „Ja heel goed, Jeanc Is al hoofdopzichter in de mijn en later zal hij misschien nog eens de opvolger van zijn oom, administrateur, worden." „Die heeft dus goed opgepast, dat doet mij pleizier, daar ben ik trotsch .op, maar 't ver- yiOü^SÜ 8Jjj niet; 't is altijd een flinke bengel geweest, zoo jong als hij was hij is zeker niet thuis?" „Neen, hij is van morgen al om zes uur naar de mijn gegaan". „En Marieke, is (lie ook niet thuis?" „Ook niet, die. is caissière op de mijn." „Wat is dat „caissière?" „Zij betaalt de mijnwerkers uil, maar dat zal wel niet lang meer duren; 't komend jaar gaat die al trouwen met' Wilhelm Ilofmann, een braven, oppassenden jongen, een der hoofdboekhouders." „Verdikkeme nog, die hebben zich gemaakt de kinderen, die hebben zich gemaakt, je hebt goed voor hen gezorgd Gretchen, daar dank ik je voor" terwijl hij haar hoofd weer neemt tusschen zijn handpalmen „zeg heb jc soms geen portret van hen?" „Jawel, kijk hier staan ze." „Zijn ze dat... wat 'n kranige kerel... je z#oudt zeggen... dat JeSngske van tien jaren geleden... wat 'n schouders wal 'n nek... zoo was ik ook meer dan twintig jaar gele den rappeleer jij je dat nog Gretchen?" „Ja zeker of ik mij dat nog rappeleer, als de dag van gisteren hij heeft veel van jou weg, niet alleen je uiterlijk, maar ook je karakter, ook zoo'n pleizier in 't werk en ook zoo'n durf, zoo'n courage, voor niets bang, voor niemand een haarbreed uit den weg, zoo jong hij nog is." „A la bonne heure, dat doet mij plezier, ik ben trotsch op hem en... dat is zeker Marieke, verduld, wat is zij mooi, die lijkt op jou Gret chen, als twee droppelen water, net dat móóie fijne snuitje, dat ik zoo dikwijls heb gekust" terwijl hij nu zijn jippep. clrj&t j>p Jiet beeld l'an ziia kind* _„Zeg Gretchen." „Wat?" ,.Z^ zijn zeker niet boos op mij... ze welen toch, waarvoor het was... voor jou, voor hen, dat-heb je toch verteld nietwaar?" „Neen Nol" met diepe zucht, terwijl zij de oogen van hem afwendt „ik mocht niet, dal wilden zc ook niet; ik mocht nooit meer over jc spreken, nooit meer jc naam noemen dal hebben zij mij ook laten zweren." „En zij... hebben zij dan nooit meer over mij gesproken... over hun vader... hebben ze je nooit naar mij gevraagd?" „In den beginne wel, maar... later niet meer; dat hadden mijn broers hen ook ver boden... ze mochten niet meer over je spre ken, met niemand... niemand. Mn broers waren bang..." „Bang! waarvoor?" „Dat zij in hun onnoozelheid hel aan anderen zouden vertellen en je begrijpt..." „Ja, Gretchen, ik begrijp het, ik begrijp, dat dc werklui niet mogen weten, dal hun meester de zoon van een dief is; ze zouden geen respect meer voor hem hebben; ik begrijp ook, dat het een geheim moet blijven voor den liefste van Marieke, dat zijn meisje dc dochter is van een kerel, die tien jaren in het tuchthuis heeft gezeten, hij zou haar misschien niet meer willen hebben." „Och Nol, zegt toch zulke dingen niet." „Gretchen" na korte stilte „als ze nooit meer over me spreken ,weet je dan niet of zij zich iets herinneren... van dien nacht?" „Ik geloof het wel, je moet denken zij waren zoo heel jong niet meer, tien en negen Jaar." „Dan vinden zij mij zeker erg slecht, als je hun^wet hebt mogen vertellen waarvoor ik het fletfaau heb; yervloeken zskêi den vader, die zooveel schande over hen heeft ge bracht." „Neen Nol, ze vervloeken jc niet, integen deel, ze bidden voor je; dal tenminste heb ben mijn broers hun niet verboden." „Bidden... en wat bidden zij dan wel... voor wat?" Heel zacht, fluistcrlispelend: „voor je zalig heid, Nol... ze denken, dat je dood bent." Wanhoop, die ziju gezicht verwringt... dood... alweer. Is hij dan gedoemd om z'n gcheele leven xlood te zijn; daar, opgesloten, in dat graf, tien jaar lang dood voor de wereld, die hij niet mocht zien, die hem ook niet mocht zien... dood voor zich zclven, niets anders dan een erwtenpikkende machine, met slechts één sprank van leven, de gedachte, de hoop weer eens bij hen allen te zijn; die hoop is thans werkelijkheid geworden, maar nu, hier, weer dood... dood voor zijn kinde ren... Lang, langen tijd een pijnigend stilzijn -v niets anders dan diepe zuchten, zwaar gehijg. „Zeg Nol" zij eindelijk weer. „Wat Grelchen?" „Wat moet er nu mcl ons gebeuren?'! „Met „ons?" verwonderd. „Ja „ons", want ik ga met je mee; ik vct* laat je niet meer; mijn plicht is bij jou te blij ven en dat wil ik, dat wil ik, want ik houd van je, nog altijd evenveel als vroeger, als den eersten dag van onze trouw dat voel ik weer zoo diep als ik het ooit gevoeld heb», nu ik je weer zie, waar bij mij heb na zoovela jaren; ik ga met je mee Nol, wat er ook ge- beure." ÏWordl yervokdJ

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1916 | | pagina 5