(Joop de |Jea< j ln dienzelfden tijd leefde koning Midas, van wien ik jullie het volgende ga vertellen. Hij had de gave alles wat hij aanraakte, in goud te veranderen. Dit lijkt jullie mis schien heel prachtig, maar de koning vond dit al heel spoedig allerminst een genoegen, je, zelfs een zwaren last, en hij baadde in de Paktolus, een rivier in Lydië, waardoor J hij zijn talent kwijt raakte en de rivier voor- taan goud met zich voerde. Na dit voorval was hij op het land gaan wonen, waar hij zich vooral vermaakte met1 te luisteren naar het fluitspelen van den god Pan. Pan speel de zóó verrukkelijk mooi, dat hij het waag de den god Apollo tot een wedstrijd uit te dagen. Pan speelde en iedereen was vol lof, maar toen Apollo op zijn lier had getok keld, was iedereen het er over eens, dat aan den laatste de eerepalm toekwam. Alleen j Midas noemde dit oordeel onrechtvaardig. Apollo werd hierover zeer vertoornd en om de ooren van den Koning te straffen, deed I hij hen veranderen in ezelsooren, terwijl de vorst voor het overige zijn gewone ge- [stalte bleef behouden.- Naiuurliik schaamde Midas zich zijn ooren .Tom en Molly. Naar het Engelsch van L. E. TIDDEMAN. Vrij vertaald door C. H. HOOFDSTUK XIII. Vergeven. De regen kletterde tegen de ramen van dominee Dovers gezellig studeervertrek, .waar het vuur in den haard vroolijk brandde. -De predikant was druk berig met schrijven, 'jtoen er geklopt werd en op zijn „binnen!" Iemand de kamer in kwam. Bij het hooren van de woorden: „Mag ik u even storen?" keek hij op. „Zeker," zei hij, zijn pen neerleggend. Molly Benson stond voor hem. Zij was Dominee Dover antwoordde glimlachend „De predikant gal hem de hand en de j man beloofde vanaf dat oogenblik geen druppel meer te drinken en een nieuw leven 1 te beginnen En met Gods hulp hield hij woord." Molly's lippen beefden. Een oogenblik la- j ter had zij haar zelfbeheersching echter te ruggevonden en de tranen afgeveegd, die opnieuw in haar oogen kwamen. „Ik zal Vader gaan zoeken," zei ze kor daat. „En wat zul je tegen hem zeggen, lieve kind?" „Ik zal hem zeggen, dat God hem ver geeft," antwoordde zij, „en dat ik hem ook vergeef." „Van ganscher harte, Molly?" „Van ganscher harte, dominee," ant woordde het kind ernstig. De predikant nam haar bij de hand en samen liepen deze twee weldra door regen en wind. Molly zou niet geweten hebben, I waar zij haar vader zoeken moest, maar do- gehuld in een ouden doek, die heelmaal nat I minee "Dover brach, hanr naar het huisje, was geworden. Haar groote, donkere^ oogen waar h„ -n den kos, was_ een armoedig huis- i—i— i ..,«o helder en netjes uitzag. Een vrouw kwam met een glimlach op het ge zicht nöar voren, want de predikant was al tijd een welkome gast, doch toen hij naar keken verward, haar gezichtje was spierwit en haar heele persoontje maakte den indruk van iemand, die in groote moeilijkheden verkeert. „Neemt u mij niet kwalijk, dominee", zei ze verlegen, „maar ik heb u iets te vertellen. Het is zóó verschrikkelijk, dat ik het Groot moeder niet kan zeggen, hoewel ik het tel kens geprobeerd heb. Ik dacht, dat hij al lang geleden gestorven was, maar dat is niet zoo hij leeft nog en ik heb hem gezien en gesproken. Wat moet ik doen?" De predikant keek verbaasd. Hij ,vas de vriendelijkste man, dien men zich denken kan en zeer begaan met het kind, dat vóór haar kostganger vroeg, schudde zij het hoofd. Hij was voorgoed weggegaan, zei zij, en zou waarschijnlijk wel niet meer in deze streken terugkomen. „Wanneer is hij vertrokken?" vroeg de predikant. „Op een avond, drie dagen geleden, en hij scheen heel somber gestemd te zijn." 't Was, alsof Molly haar hartje voelde kloppen het was juist drie dagen gele den, dat zij de wreede woorden „Ik haat u! Molly's oogen stonden vol tranen. „O, Tom!" snikte zij, „wij zitten hier sa men nu zoo gelukkig bij het vuur ik ben nog nooit in mijn leven zóó gelukkig ge weest en ik heb Vader weggestuurd hij zal wel nooit, nooit meer terugkomen. Hij weet niet eens, dat wij hem vergeven hebben. Stil Molly, wat is dat?'1 en hield hij ze daarom zorgvuldig onder een muts verborgen. Niemand kende zijn ge heim en Midas paste wel op, zijn muts ooit af te zetten. Maar nu kwam er een dag, waarop hij zijn haar moest laten knippen. Dat was een lastige geschiedenis, want het kon toch on mogelijk gebeuren, zonder dat het hoofd deksel werd afgelegd. Wat te doen De Het lampje was uitgebrand, maar het vuur barbier* wordt ontboden en de stellige be- verlichtte de kamer nog flauw. Tom wees lofte van hem geëischt, dat hij een geheim naar het raam; geen van beiden bewoog hetwelk de vorst hem zou openbaren, nooit zich. Een gezicht was tegen het venster ge-jen onder geen voorwendsel zou verraden, drukt een bleek gezicht met donkere De haarsnijder beloofde dit^en jullie kunt oogen. Tom was een ferme jongen, doch opbegrijpen, hoe verbaasd hij was, toen hij dit oogenblik was het, alsof zijn hart stil stond. Molly sprong op. 'zü. „Vader!" riep zij uit, „Vader!" v Geen antwoord. 's Konings vreemdsoortige ooren gewaar werd. Nu zijn, zooals je misschien wel eens meer hebt gehoord, barbiers ten allen tijde heel babbelachtige menschen geweest, 't Met bevende handen deed Molly de deurWas dus voor onzen vriend geen gemak open; zij liep vlug over de krakende, helder- kelijk ding het geheim van'zijn meester te witte sneeuw in de duisternis, steeds luiderbewaren. Hij verlaat het paleis met het vaste en luider roepend: voornemen niemand er ooit iets van te ver- „Vader, Vadertje, ik b'en het uw klei- klappen, maar nauwelijks buiten de deur ge ne Molly!" I komen, voelt hij den lust in zich opkomen Toen naderde hij schoorvoetend, alsof hijhet te vertellen aan de kennissen, die hij op dacht aan hun laatste ontmoeting. Zij leg- j straat tegen komt. Vragen zijn klanten hem 4e echter haar hand in de zijne en nam welk nieuws er is, dan brandt 's Konings hem mee naar de warme-kamer, waar ze zijngeheim hem op de lippen. Weldra is het gezicht, met kussen bedekte. Tom stond er hem, alsof hij op elke vraag zou moeten stilzwijgend bij en Grootmoeder kwam nu antwoorden „Koning Midas heeft ezels- ook weer binnen. Haar gezicht was vriende- ooren!" lijker dan ooit. Zij stak haar hand uit en zei: „God zegen je, Thomas," en Tom omhelsde zijn vader. „Ik verdien zulk een hartelijke verwelko ming niet," zei Thomas Benson; ,,ik „Stil!' zei Grootmoeder nu, „daar spreken we niet meer over! Steeds zwaarder begint het hem te druk ken. Mocht hij het maar aan iemand meedeelen. De spraakzame barbier wordt stiller en afgetrokkener en eindelijk kon hij het niet langer uithouder. Hij begeeft zich naar buiten, heel ver van de huizen der menschen, graaft een diepen kuil, buigt zich hem stond, doch hij kon haar onmogelijk geu;t ^ad. wat zou zij er niet voor ge- raad geven, vóór hij begreep, wat er eigen- j geven hebben, als zij ze herroepen konl lijk gaande was. Het eerste wat hem te doen [)ocb het eens gesproken woord keert nooit stond, was uit te vinden, wie die geheim-terug en hlolly Benson stond in den regen zinnige h ij was. Heel geduldig en vrien-j en den wind en verlangde vurig het beken- delijk begon hij zijn jeugdige bezoekster te de gezicht terug te zien. Haar wensch werd ondervragen en langzamerhand gelukte het echter niet vervuld. hem de heele geschiedenis uit haar te krij- vergeef u, Vaderf ik vergeef ui" riep gen, hoewel haar verhaal telkens onderbro- j zjj ^oen zjj Grootmoeders kamertje ken werd door een snik, en de tranen haar haar verdriet aan den schouder der oude over de wangen stroomden. vrouw uitsnikte. Niemand antwoordde ech- „En wat fceb je tegen hem gezegd, lieve ter of kon het kind tot kaimte brengen, kind? vroeg dominee Dover. „Het is m »j n schuld," zei Grootmoeder „O! dominee, Molly s stem klonk j eirvdelijk, „ik zei immers: „Eigen schuld." heesch en onnatuurlijk, „ik heb gezegd, datf Ja Grootmoeder, dat verstond k, snik- ik hem nooit, nooit wilde vergeven, en hij te ^et kind. verborg zijn gezicht in zijn handen en huil-1 wie hen ik, dat ik een ander oordeel?" de, alsof het hem erg speet. Maar hoe kan(zei de goede/ Qude ziel. ik het hem vergeven, als het zijn schuld i Qp dj£ oogenblik betreurde zij haar on~ is, dat Moeder gestoiven is? doordachte woorden even hard als haar De predikant stak zijn hand uit en nam klejnkind het de hare deed. Zij troostte Mol- een boek op. Het was oud en versleten en ly echter door te zeggen, dat God, die over ■\erried duidelijke sporen, dat het dagelijks boozen en goeden waakt, zeker ook over den gebruikt werd. I och was het boek mooier eenzamen zwerver zou waken, dan de prachtbanden in de groote boeken- j kast. De predikant sloeg het open op de bladzijde, waarop stond hetgeen hij zocht en met zijn vinger een regel aanwijzende, gaf De torenklok deed haai twaalf slagen hoo-Zoo ver mogelijk over den rand en fluistert ren, langzaam en plechtig, en zij wisten al len, dat het Oude Jaar gevloden was. Groot moeder zei ernstig: „Een nieuw jaar en een nieuw leven voor ons allemaal. God zegen je, mijn zoon!" EINDE. zacht„Koning Midas heeft ezelsooren Daarop gooit hij den kuil haastig weer met aarde dichtverlicht keert hij huis- waarts; want hij is zijn drukkend geheim kwijt; hij ,h«eft het aan de aarde toever trouwd. Een poos gaat het uitstekendonze bar bier is weer vroolijk en spraakzaam. Doch n a it daar begint alles te ontluiken. De plantjes s..»*. IA!. i A-IjA steken hun groene kopjes boven den grond uit en op de plek van den kuil komt een Uit overoude tijden. HOOFDSTUK XIV. hij het aan Molly. ..Lees dat eens, beste meid," zei hij. Molly las nu met een heel ernstig ge zichtje voor zich zelve. „Lees eens voor, wat de Bijbel zegt", ging de predikant voort. „Dat boek kan je beter mad geven dan ik." Nu las Molly met heldere stem: „En vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onzen schuldenaren," Hereenigd. (Slot.) De bruine herfstbladeren waren allen ge vloden en December liep op een einde. De hulst prijkte met helderroode besjes an het aardige roodborstje in de vensterbank pikte de kruimeltjes op, die Molly daar gestrooid had. Hoe druk het kind het ook had, nooit zou zij haar gevleugelde vriendjes vergeten. Molly nam nauwelijks de beteekenis de- j Liefde sprak uit al haar daden: uit den wol- zer woorden in zich op, zóó was zij in de len doek, dien zij voor Grootmoeder gehaakt war. Zij zei slechts: „Ik wou, dat u mij hielphad, uit de warme das, die zij voor Jim Hale en dat u mij zei, wat ik doen moet." gebreid had, uit den blik, waarmee zij naar Daar klonken de voetstappen van kleine i den zonderlingen boom keek en aan Toms Grace in de gang en de predikant riep haar. woorden dacht. Zij kwam met een vroolijken lach op haar De boom reikte nu tot aan de zoldering gezichtje binnen, toen haar blik plotseling j en er waren tweemaal zes maanden verstre- op Molly's behuild gezichtje viel. De pre- ken, sinds Tom vertrokken was. Toch waren dikant trok haar naar zich toe en met zijn er en het was nog wel Oudejaarsavond arm otn haar heen, keek hij van de een naar slechts drie personen in het kamertje der de ander. weduwe Owen: Grootmoeder, Molly en Jim „Kinderen," zei hij, „ik zal jullie een ver-Hale. De laatste stond met een rood gezicht haal vertellen." over het vuur gebogen, want kastanjes roos- Grace klapte in de handen van plezier, teren is een werkje, waar een mensch het Jjr was niets, waarvan zij meer hield dan warm van krijgt. Over zijn schouder heen van „Papa's verhalen," maar Molly gaf geen kijkend, zei hij vroolijk tegen Molly: teeken van blijdschap. Zij was niet In een j „Op tafel staat een cadeautje, dat ik voor stemming voor verhalen en meende, dat de Je heb meegebracht. Maak het pakje maar predikant, hoe goed en verstandig hij ook was, haar smart slechts half begreep. eens open. Molly was al nieuwsgierig, wat er toch „Er was eens", begon hij, „een jonge in dat pakje zou zitten en wilde niets liever man, een vriendelijke, knappe, jonge man dan aan Jims verzoek voldoen. Zij maakte met een warm hart. Hij trouwde met een het dus open en zag een mahoniehouten heel lief meisje uit het dorp." naaidoos, zóó keurig gewreven, dat zij er „O, Papa!" viel Grace haar vader in de duidelijk haar eigen gezicht in zag. rede, „dat is een verhaal voor groote men- ,0, Jim!" zei Molly verlegen, „wat mooi! schen; ik hoor viel liever een sprookje." Maar je hebt gezegd, dat ik het kreeg, als „Stil, Pop, geduld! Nu, die jonge man was ik trouwde." zeeman, een stoere zeeman en hij had een Jim lachte. flink gezicht, zooals Molly heeft." „Dat heb ik ook," antwoordde hij, „maar Molly kreeg een kleur, daar zij niet ge- ik ben een ongeduldige baas en kon niet zoo wend was aan complimentjes. lang Wachten, kind." En toen hij op zee was, kwamen zijn Grootmoeder en Molly waren nog aan het kameraden tot de ontdekking, dat hij een bewonderen der doos, toen zij plotseling goed zanger was, zoodat zijn gezelschap haastige voetstappen hoorden naderen. Eén door allen gezocht werd. Hij had echter één oogenblik en Tom, de matroos, stond mid- gebrek een heel ernstig gebrek hij den in de kamer en begroette allen harte- dronk meer dan goed voor hem was en delijk. drank maakte hem onverschillig, zelfzuchtig j Tom vyas thuis! Tom in eigen persoon! Er en slecht. Hij scheen weldra niet meer om kwam geen eind aan het zoenen en handen zijn vrouw en kinderen te geven. Op zeke- j schudden, aan het praten en lachen. leder- ren dag stierf zijn vrouw van verdriet zijeen sprak tegelijk en niemand verstond iets, was al tijden ziek van ellende en toen ditmaar eindelijk herinnerde Tom zich, dat hij treurige nieuws hem bereikte, verviel hij van j honger had en deed hij alle eer aan het kwaad tot erger en zonk hij steeds dieper.avondeten. Zij bleven zóó gezellig en zóó De menschen keerden zich van hem af, hijlang praten, dat Jim Hale op eens bemerk- scheen niet voor verbetering vatbaar te zijn,te, dat het hoog tijd werd naar huis en naar doch God sprak tot hem. bed te gaan. Daarna duurde het nog een tijd- „Wanneer?" vroeg Molly fluisterend. je, vóór Grootmoeder de kinderen goe- Vertelt u dat alstubliefi eens!" I den nacht wenschte en zelfs toen talmden Op een mooien zomerdag bij de Kirkley Tom en Molly nog met naar bed te gaan. Plassen, toen hij zijn dochtertje zag. En om- De jeugdige matroos had aandachtig geluis- Öat God tot hem sprak, kwam hij regel- terd naar alles, wat op hun vader betrekking recht bij den predikant van Pakefield en ver- had, doch hij was niet zóó verbaasd, als 'telde hij hem zijn treurige geschiedenis.' Molly was nu doodsbleek. »En wat zei de predikant van Pakefield Ugen hem? yroeg zij. Molly wel verwacht had. „Ik heb eigenlijk nooit geloofd, dat hij werkelijk gestorven was/' tei hij vertroywe- iilük. I jullie ditmaal ga doen, maar legenden of I overleveringen. Weet je, wat een overleve- ring is Dat is de herinnering aan iets, dat in vroeger tijden gebeurd is, van mond tot mond ging en zoo bleef voortleven. Maar meestal maakte ieder, die het oververtelde, er iets bij, hetzij met opzet om het feit be langrijker te maken, hetzij onwillekeurig, omdat men het verkeerd begrepen, verstaan of onthouden had. Gewoonlijk ligt er wel iets waars in, maar de waarheid is zóó ver draaid, dat zij er moeilijk uit te herkennen is. Zoo spreken schrijvers uit heel oude tijden in hun boeken over een soort van goden, die zich aan de menschen vertoonden onder de meest verschillende vormen en gedaan ten. t Is uit dien overouden tijd, dat de vol gende legenden dagteekenen. I. Eén dier goden geraakte eens in strijd met een buitengewoon sterk man, wiens naam Hercules was. Mogelijk hebben jullie' wel eens gehoord, hoe je oudere broers of vrienden zich op hun Hercules-kracht be roemden. Voortaan zul je begrijpen, wat zij daarmee bedoelen. De strijd was hevig en in het begin was het niet duidelijk, wie overwinnaar zou zijn. Maar eindelijk beginnen de krachten van den god een weinig te verzwakken; Hercu les werpt hem op den grond en drukt hem met zulk een kracht terneder, dat aan zich weder op te richten niet te denken valt. Om aan den machtigen tegenstander te ontsnap pen weet de overwonnene niets anders te doen dan zichzelven in een slang te veran deren. Ik zei jullie immers reeds, dat de go den zich onder allerlei gedaanten konden vertoonen. Nu gleed hij tusschen de handen van zijn vijand door en maakte zich gereed hem op slangenmanier aan te vallen. Maar Hercules lachte en zei, dat 't voor hem kinderwerk was slangen te doodenhij had de monsterslang met de telkens weder aangroeiende koppen immers wel overwon nen, en zou hij het nu deze eene niet kun nen? Meteen pakt hij hem beet en knijpt hem de keel stevig dicht. Plotseling verandert nu echter de slang in een grooten stier, met een breeden nek, dien Hercules niet meer omspannen kan. Maar ook nu is de krachtige man onbe vreesd. Hij werpt zich op den reusachtigen stier, worstelt een poos met hem, werpt hem onverwachts op den grond en breekt hem één der horens, waarmee het dier zich moest verdedigen, van den kop af. Deze horen werd later gevuld met de .'ijnste vruchten en heerlijk geurende bloemen, en men noemde hem „horen des overvloeds." II. menigte riet op. Woelig groeit het en zoodra het de gewone lengte bereikt heeft, begint het evenals alle riet, dat door den wind be wogen wordt, zacht te ruischen. Doch in dit ruischen hoort men duidelijk de door den barbier uitgesproken woorden„Koning Midas heeft ezelsooren I" Het riet deelt het mede aan de gras scheutjes, het gras aan de struiken, de struiken ,aan de bladeren der boomen en weldra ruischt en suist het door het geheele rijk„Koning Midas heeft ezelsooren Gedachtig aan deze legende zeggen de menschen ook heden nog„Wat meer dan één mensch weet, is geen geheim meer." Allerlei. Een geleerde dame uit dP" 17de eeuw. Dat men niet alleen in onzen tijd stu- deerende vrouwen aantreft, bewijst wel het volgende: Helena Carnaro, die uit een aanzienlijk Venfctiaansch geslacht stamde, had het zóó ver gebracht in de studie der oude en nieu we talen, dat men haar aan de Hoogeschool te Padua den graad wilde toekennen van Doctor in de godgeleerdheid. De kardinaal Barbarigo, bisschop van die stad, had daar echter veel tegen; in dien tijd was het dan ook wat heel zonderling en hij kreeg zijn zin. Wat hij echter niet beletten kon, was, dat aan de geleerde jonkvrouw in 1688 de muts als Doctor in de Wijsbegeerte met al de andere sieraden van dat doctoraat werden geschonken. Ook de meeste andere Hooge- scholen in Italië benoemden haar tot eere- iid. Van rooycri ^«zu'r.spil. Vóór dat Alfred de Groote Koning van Engeland werd, krioelde het land van roo- verbenden. Hij zuiverde het geheel daarvan en als bewijs, hoezeer de veiligheid door hem was verzekerd, verhalen de geschied*, schrijvers, dat de Koning langs één der groote wegen eenige gouden armbanden liet ophangen, teneinde de voorbijganger^ op de proef te stellen. De koning had de voldoening, dat toen hij er drie maanden later naar kwam kijken, ze er allen nog hin gen. Hoe lang zij daar nog gehangen heb ben, vermeldt de geschiedenis echter niet Het horloge als middel om de hemelstreek te bepalen. Ik denk, dat jullie die wandelingen het pret tigst vindt, waarbij je niet precies weet, waar. je eigenlijk zult uitkomen en dat de groote ren onder jullie het heerlijk vinden „op de kaart" te wandelen. Dat is ook werkelijk een genot, als- men een goede kaart heeft, doch' 't kan gebeuren, dat men door allerlei zij wegen in te slaan niet goed meer weet, op welk punt je je eigenlijk bevindt en wat nog. erger is, dat je zelfs niet eens weet in welke richting je moet loopen om je doel te berei ken of weer thuis te komen. Dat is allesbe halve een prettige gewaarwording, maar als je zoo gelukkig bent een kompas bij je te hebben, weet je gauw genoeg in welke rich ting je gaan moet. Het kan echter heel goed gebeuren, dat je geen kompas bij je hebt en dan sta je raar te'k'ijken. Weet je. wat dan redding kan brengen? Een horloge. Ja zeker, een gewoon horloge, hoewel je daarmee je waarneming niet zóó juist kunt doen als met een kompas. Je kunt echter met behulp van je horloge heel gemakkelijk de hemelstreken bepalen uit den stand der zon. Je houdt n.l. het horloge zóó, dat de uur wijzer zoo precies mogelijk in de richjing naar de zon wijst, hetgeen je door de scha duw van den wijzer op de wijzery1 .at gemak kelijk gedaan kunt krijgen. Dan t 1 je de mi nuten tusschen het cijfer XII en den dan be- staanden stand van den uurwijzer, je neemt de helft van dit aantal minuten en denkt je een rechte lijn, welke dat de 'punt ver bindt met het midden van de wijzerplaat en met de tegenover liggende zijde daarvan. Der:e lijn wijst dan het Noorden en het Zui den aan. Natuurlijk is het hetzelfde, of je de minuten van den grooteren of den kleineren boog telt. Voor de eenvoudigheid neem je den kleineren. Hierbij valt nog op te mer ken, dat gedurende den dag, d. i. van 6 uur 's morgens tot 6 uur 's avonds, het Zuiden steeds in het midden van den kleineren boog tusschen XII en den uur wijzer ligt, het Noorden daarentegen in de richting van het deelpunt van den groo teren boog. Doe je de waarneming vóór zes uur 's morgens of na zes uur 's avonds, dan wijst het deelpunt van den kleineren boog naar het Noorden. Wanneer je de proef met deze methode neemt, zal je haar juistheid en bruikbaarheid leeien waardeeren enr moeten erkennen, dat zij groot gemak kan opleveren. Aardrijkskunde van Egypte. Bram had goed geluisterd en leverde hel volgende opstel over Egypte: „Egypte ligt links van den evenaar waar onder men de grootste hitte verstaat. Het grenst ten Noorden en ten Westen aan een Engelschen gezant en boven en onder grenst het niet, geloot ik. Het is er zoo heet, dat het geld er smelt. Egypte is zeer vruchtbaar; het levert ge bakken aardappelen (door de hitte), krenten en jozijneboomen, pekelvleesch en andere Zuidvruchten. Er zijn ook dieren, bijv.: ooievaars, haaien, zijderupsen, mestkevers en andere roofdie ren. De hyena's zorgen voor de begrafenis sen. Verder een krokodil en een Nijl, die in mekaar zitten, maar of de krokodil in de Nijl zit, of de Nijl in den krokodil dat weet ik niet goed meer. En een heele hoop kameelen, waar de Egyptenaren karavanen van maken omdat ze nooit dorst hebben. Als de Egyptenaars dood zijn, gaan ze in een pyramide zitten. Een dooie Egyptenaar heet een mummie en verhuist naar Europa, waar hij aan een museum wordt verkocht." „Goêmorgen mevrouwtje, „Wat zit u daar aardig," Zoo spreekt met zijn basstem Heer Olifant Waardig. Goeden morgen. Heer Olifant Waardig Heeft schik in de kind'reii, Mevrouwtje is bang dat Ze druk zijn en hind'ren, „Goêmorgen' mijnheer," Zoo klinkt 't vriend'lijk weerom, „Neem netjes je pet af, „Beleefd wezen Tom! Straks wand'len ze samen Naar 't Olifantshui» In Artis; daar hooren Ze alle yier thuis. HERMANNA

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1916 | | pagina 8