(Joop de |Jea<
j ln dienzelfden tijd leefde koning Midas,
van wien ik jullie het volgende ga vertellen.
Hij had de gave alles wat hij aanraakte, in
goud te veranderen. Dit lijkt jullie mis
schien heel prachtig, maar de koning vond
dit al heel spoedig allerminst een genoegen,
je, zelfs een zwaren last, en hij baadde in
de Paktolus, een rivier in Lydië, waardoor
J hij zijn talent kwijt raakte en de rivier voor-
taan goud met zich voerde. Na dit voorval
was hij op het land gaan wonen, waar hij
zich vooral vermaakte met1 te luisteren naar
het fluitspelen van den god Pan. Pan speel
de zóó verrukkelijk mooi, dat hij het waag
de den god Apollo tot een wedstrijd uit te
dagen. Pan speelde en iedereen was vol lof,
maar toen Apollo op zijn lier had getok
keld, was iedereen het er over eens, dat aan
den laatste de eerepalm toekwam. Alleen
j Midas noemde dit oordeel onrechtvaardig.
Apollo werd hierover zeer vertoornd en om
de ooren van den Koning te straffen, deed
I hij hen veranderen in ezelsooren, terwijl
de vorst voor het overige zijn gewone ge-
[stalte bleef behouden.-
Naiuurliik schaamde Midas zich zijn ooren
.Tom en Molly.
Naar het Engelsch van
L. E. TIDDEMAN.
Vrij vertaald door C. H.
HOOFDSTUK XIII.
Vergeven.
De regen kletterde tegen de ramen van
dominee Dovers gezellig studeervertrek,
.waar het vuur in den haard vroolijk brandde.
-De predikant was druk berig met schrijven,
'jtoen er geklopt werd en op zijn „binnen!"
Iemand de kamer in kwam. Bij het hooren
van de woorden: „Mag ik u even storen?"
keek hij op.
„Zeker," zei hij, zijn pen neerleggend.
Molly Benson stond voor hem. Zij was
Dominee Dover antwoordde glimlachend
„De predikant gal hem de hand en de j
man beloofde vanaf dat oogenblik geen
druppel meer te drinken en een nieuw leven 1
te beginnen En met Gods hulp
hield hij woord."
Molly's lippen beefden. Een oogenblik la- j
ter had zij haar zelfbeheersching echter te
ruggevonden en de tranen afgeveegd, die
opnieuw in haar oogen kwamen.
„Ik zal Vader gaan zoeken," zei ze kor
daat.
„En wat zul je tegen hem zeggen, lieve
kind?"
„Ik zal hem zeggen, dat God hem ver
geeft," antwoordde zij, „en dat ik hem ook
vergeef."
„Van ganscher harte, Molly?"
„Van ganscher harte, dominee," ant
woordde het kind ernstig.
De predikant nam haar bij de hand en
samen liepen deze twee weldra door regen
en wind. Molly zou niet geweten hebben,
I waar zij haar vader zoeken moest, maar do-
gehuld in een ouden doek, die heelmaal nat I minee "Dover brach, hanr naar het huisje,
was geworden. Haar groote, donkere^ oogen waar h„ -n den kos, was_ een armoedig huis-
i—i— i ..,«o helder en netjes uitzag. Een
vrouw kwam met een glimlach op het ge
zicht nöar voren, want de predikant was al
tijd een welkome gast, doch toen hij naar
keken verward, haar gezichtje was spierwit
en haar heele persoontje maakte den indruk
van iemand, die in groote moeilijkheden
verkeert.
„Neemt u mij niet kwalijk, dominee", zei
ze verlegen, „maar ik heb u iets te vertellen.
Het is zóó verschrikkelijk, dat ik het Groot
moeder niet kan zeggen, hoewel ik het tel
kens geprobeerd heb. Ik dacht, dat hij al
lang geleden gestorven was, maar dat is niet
zoo hij leeft nog en ik heb hem gezien
en gesproken. Wat moet ik doen?"
De predikant keek verbaasd. Hij ,vas de
vriendelijkste man, dien men zich denken
kan en zeer begaan met het kind, dat vóór
haar kostganger vroeg, schudde zij het
hoofd. Hij was voorgoed weggegaan, zei zij,
en zou waarschijnlijk wel niet meer in deze
streken terugkomen.
„Wanneer is hij vertrokken?" vroeg de
predikant.
„Op een avond, drie dagen geleden, en
hij scheen heel somber gestemd te zijn."
't Was, alsof Molly haar hartje voelde
kloppen het was juist drie dagen gele
den, dat zij de wreede woorden „Ik haat u!
Molly's oogen stonden vol tranen.
„O, Tom!" snikte zij, „wij zitten hier sa
men nu zoo gelukkig bij het vuur ik ben
nog nooit in mijn leven zóó gelukkig ge
weest en ik heb Vader weggestuurd
hij zal wel nooit, nooit meer terugkomen.
Hij weet niet eens, dat wij hem vergeven
hebben.
Stil Molly, wat is dat?'1
en hield hij ze daarom zorgvuldig onder
een muts verborgen. Niemand kende zijn ge
heim en Midas paste wel op, zijn muts ooit
af te zetten.
Maar nu kwam er een dag, waarop hij
zijn haar moest laten knippen. Dat was een
lastige geschiedenis, want het kon toch on
mogelijk gebeuren, zonder dat het hoofd
deksel werd afgelegd. Wat te doen De
Het lampje was uitgebrand, maar het vuur barbier* wordt ontboden en de stellige be-
verlichtte de kamer nog flauw. Tom wees lofte van hem geëischt, dat hij een geheim
naar het raam; geen van beiden bewoog hetwelk de vorst hem zou openbaren, nooit
zich. Een gezicht was tegen het venster ge-jen onder geen voorwendsel zou verraden,
drukt een bleek gezicht met donkere De haarsnijder beloofde dit^en jullie kunt
oogen. Tom was een ferme jongen, doch opbegrijpen, hoe verbaasd hij was, toen hij
dit oogenblik was het, alsof zijn hart stil
stond.
Molly sprong op. 'zü.
„Vader!" riep zij uit, „Vader!" v
Geen antwoord.
's Konings vreemdsoortige ooren gewaar
werd.
Nu zijn, zooals je misschien wel eens
meer hebt gehoord, barbiers ten allen tijde
heel babbelachtige menschen geweest, 't
Met bevende handen deed Molly de deurWas dus voor onzen vriend geen gemak
open; zij liep vlug over de krakende, helder- kelijk ding het geheim van'zijn meester te
witte sneeuw in de duisternis, steeds luiderbewaren. Hij verlaat het paleis met het vaste
en luider roepend: voornemen niemand er ooit iets van te ver-
„Vader, Vadertje, ik b'en het uw klei- klappen, maar nauwelijks buiten de deur ge
ne Molly!" I komen, voelt hij den lust in zich opkomen
Toen naderde hij schoorvoetend, alsof hijhet te vertellen aan de kennissen, die hij op
dacht aan hun laatste ontmoeting. Zij leg- j straat tegen komt. Vragen zijn klanten hem
4e echter haar hand in de zijne en nam welk nieuws er is, dan brandt 's Konings
hem mee naar de warme-kamer, waar ze zijngeheim hem op de lippen. Weldra is het
gezicht, met kussen bedekte. Tom stond er hem, alsof hij op elke vraag zou moeten
stilzwijgend bij en Grootmoeder kwam nu antwoorden „Koning Midas heeft ezels-
ook weer binnen. Haar gezicht was vriende- ooren!"
lijker dan ooit. Zij stak haar hand uit en zei:
„God zegen je, Thomas," en Tom omhelsde
zijn vader.
„Ik verdien zulk een hartelijke verwelko
ming niet," zei Thomas Benson; ,,ik
„Stil!' zei Grootmoeder nu, „daar spreken
we niet meer over!
Steeds zwaarder begint het hem te druk
ken. Mocht hij het maar aan iemand
meedeelen. De spraakzame barbier wordt
stiller en afgetrokkener en eindelijk kon hij
het niet langer uithouder. Hij begeeft zich
naar buiten, heel ver van de huizen der
menschen, graaft een diepen kuil, buigt zich
hem stond, doch hij kon haar onmogelijk geu;t ^ad. wat zou zij er niet voor ge-
raad geven, vóór hij begreep, wat er eigen- j geven hebben, als zij ze herroepen konl
lijk gaande was. Het eerste wat hem te doen [)ocb het eens gesproken woord keert nooit
stond, was uit te vinden, wie die geheim-terug en hlolly Benson stond in den regen
zinnige h ij was. Heel geduldig en vrien-j en den wind en verlangde vurig het beken-
delijk begon hij zijn jeugdige bezoekster te de gezicht terug te zien. Haar wensch werd
ondervragen en langzamerhand gelukte het echter niet vervuld.
hem de heele geschiedenis uit haar te krij- vergeef u, Vaderf ik vergeef ui" riep
gen, hoewel haar verhaal telkens onderbro- j zjj ^oen zjj Grootmoeders kamertje
ken werd door een snik, en de tranen haar haar verdriet aan den schouder der oude
over de wangen stroomden. vrouw uitsnikte. Niemand antwoordde ech-
„En wat fceb je tegen hem gezegd, lieve ter of kon het kind tot kaimte brengen,
kind? vroeg dominee Dover. „Het is m »j n schuld," zei Grootmoeder
„O! dominee, Molly s stem klonk j eirvdelijk, „ik zei immers: „Eigen schuld."
heesch en onnatuurlijk, „ik heb gezegd, datf Ja Grootmoeder, dat verstond k, snik-
ik hem nooit, nooit wilde vergeven, en hij te ^et kind.
verborg zijn gezicht in zijn handen en huil-1 wie hen ik, dat ik een ander oordeel?"
de, alsof het hem erg speet. Maar hoe kan(zei de goede/ Qude ziel.
ik het hem vergeven, als het zijn schuld i Qp dj£ oogenblik betreurde zij haar on~
is, dat Moeder gestoiven is? doordachte woorden even hard als haar
De predikant stak zijn hand uit en nam klejnkind het de hare deed. Zij troostte Mol-
een boek op. Het was oud en versleten en ly echter door te zeggen, dat God, die over
■\erried duidelijke sporen, dat het dagelijks boozen en goeden waakt, zeker ook over den
gebruikt werd. I och was het boek mooier eenzamen zwerver zou waken,
dan de prachtbanden in de groote boeken- j
kast. De predikant sloeg het open op de
bladzijde, waarop stond hetgeen hij zocht en
met zijn vinger een regel aanwijzende, gaf
De torenklok deed haai twaalf slagen hoo-Zoo ver mogelijk over den rand en fluistert
ren, langzaam en plechtig, en zij wisten al
len, dat het Oude Jaar gevloden was. Groot
moeder zei ernstig:
„Een nieuw jaar en een nieuw leven voor
ons allemaal. God zegen je, mijn zoon!"
EINDE.
zacht„Koning Midas heeft ezelsooren
Daarop gooit hij den kuil haastig weer
met aarde dichtverlicht keert hij huis-
waarts; want hij is zijn drukkend geheim
kwijt; hij ,h«eft het aan de aarde toever
trouwd.
Een poos gaat het uitstekendonze bar
bier is weer vroolijk en spraakzaam. Doch
n a it daar begint alles te ontluiken. De plantjes
s..»*. IA!. i A-IjA steken hun groene kopjes boven den grond
uit en op de plek van den kuil komt een
Uit overoude tijden.
HOOFDSTUK XIV.
hij het aan Molly.
..Lees dat eens, beste meid," zei hij.
Molly las nu met een heel ernstig ge
zichtje voor zich zelve.
„Lees eens voor, wat de Bijbel zegt", ging
de predikant voort. „Dat boek kan je beter
mad geven dan ik."
Nu las Molly met heldere stem:
„En vergeef ons onze schulden, gelijk ook
wij vergeven onzen schuldenaren,"
Hereenigd.
(Slot.)
De bruine herfstbladeren waren allen ge
vloden en December liep op een einde. De
hulst prijkte met helderroode besjes an het
aardige roodborstje in de vensterbank pikte
de kruimeltjes op, die Molly daar gestrooid
had. Hoe druk het kind het ook had, nooit
zou zij haar gevleugelde vriendjes vergeten.
Molly nam nauwelijks de beteekenis de- j Liefde sprak uit al haar daden: uit den wol-
zer woorden in zich op, zóó was zij in de len doek, dien zij voor Grootmoeder gehaakt
war. Zij zei slechts: „Ik wou, dat u mij hielphad, uit de warme das, die zij voor Jim Hale
en dat u mij zei, wat ik doen moet." gebreid had, uit den blik, waarmee zij naar
Daar klonken de voetstappen van kleine i den zonderlingen boom keek en aan Toms
Grace in de gang en de predikant riep haar. woorden dacht.
Zij kwam met een vroolijken lach op haar De boom reikte nu tot aan de zoldering
gezichtje binnen, toen haar blik plotseling j en er waren tweemaal zes maanden verstre-
op Molly's behuild gezichtje viel. De pre- ken, sinds Tom vertrokken was. Toch waren
dikant trok haar naar zich toe en met zijn er en het was nog wel Oudejaarsavond
arm otn haar heen, keek hij van de een naar slechts drie personen in het kamertje der
de ander. weduwe Owen: Grootmoeder, Molly en Jim
„Kinderen," zei hij, „ik zal jullie een ver-Hale. De laatste stond met een rood gezicht
haal vertellen." over het vuur gebogen, want kastanjes roos-
Grace klapte in de handen van plezier, teren is een werkje, waar een mensch het
Jjr was niets, waarvan zij meer hield dan warm van krijgt. Over zijn schouder heen
van „Papa's verhalen," maar Molly gaf geen kijkend, zei hij vroolijk tegen Molly:
teeken van blijdschap. Zij was niet In een j „Op tafel staat een cadeautje, dat ik voor
stemming voor verhalen en meende, dat de Je heb meegebracht. Maak het pakje maar
predikant, hoe goed en verstandig hij ook
was, haar smart slechts half begreep.
eens open.
Molly was al nieuwsgierig, wat er toch
„Er was eens", begon hij, „een jonge in dat pakje zou zitten en wilde niets liever
man, een vriendelijke, knappe, jonge man dan aan Jims verzoek voldoen. Zij maakte
met een warm hart. Hij trouwde met een het dus open en zag een mahoniehouten
heel lief meisje uit het dorp." naaidoos, zóó keurig gewreven, dat zij er
„O, Papa!" viel Grace haar vader in de duidelijk haar eigen gezicht in zag.
rede, „dat is een verhaal voor groote men- ,0, Jim!" zei Molly verlegen, „wat mooi!
schen; ik hoor viel liever een sprookje." Maar je hebt gezegd, dat ik het kreeg, als
„Stil, Pop, geduld! Nu, die jonge man was ik trouwde."
zeeman, een stoere zeeman en hij had een Jim lachte.
flink gezicht, zooals Molly heeft." „Dat heb ik ook," antwoordde hij, „maar
Molly kreeg een kleur, daar zij niet ge- ik ben een ongeduldige baas en kon niet zoo
wend was aan complimentjes. lang Wachten, kind."
En toen hij op zee was, kwamen zijn Grootmoeder en Molly waren nog aan het
kameraden tot de ontdekking, dat hij een bewonderen der doos, toen zij plotseling
goed zanger was, zoodat zijn gezelschap haastige voetstappen hoorden naderen. Eén
door allen gezocht werd. Hij had echter één oogenblik en Tom, de matroos, stond mid-
gebrek een heel ernstig gebrek hij den in de kamer en begroette allen harte-
dronk meer dan goed voor hem was en delijk.
drank maakte hem onverschillig, zelfzuchtig j Tom vyas thuis! Tom in eigen persoon! Er
en slecht. Hij scheen weldra niet meer om kwam geen eind aan het zoenen en handen
zijn vrouw en kinderen te geven. Op zeke- j schudden, aan het praten en lachen. leder-
ren dag stierf zijn vrouw van verdriet zijeen sprak tegelijk en niemand verstond iets,
was al tijden ziek van ellende en toen ditmaar eindelijk herinnerde Tom zich, dat hij
treurige nieuws hem bereikte, verviel hij van j honger had en deed hij alle eer aan het
kwaad tot erger en zonk hij steeds dieper.avondeten. Zij bleven zóó gezellig en zóó
De menschen keerden zich van hem af, hijlang praten, dat Jim Hale op eens bemerk-
scheen niet voor verbetering vatbaar te zijn,te, dat het hoog tijd werd naar huis en naar
doch God sprak tot hem. bed te gaan. Daarna duurde het nog een tijd-
„Wanneer?" vroeg Molly fluisterend. je, vóór Grootmoeder de kinderen goe-
Vertelt u dat alstubliefi eens!" I den nacht wenschte en zelfs toen talmden
Op een mooien zomerdag bij de Kirkley Tom en Molly nog met naar bed te gaan.
Plassen, toen hij zijn dochtertje zag. En om- De jeugdige matroos had aandachtig geluis-
Öat God tot hem sprak, kwam hij regel- terd naar alles, wat op hun vader betrekking
recht bij den predikant van Pakefield en ver- had, doch hij was niet zóó verbaasd, als
'telde hij hem zijn treurige geschiedenis.'
Molly was nu doodsbleek.
»En wat zei de predikant van Pakefield
Ugen hem? yroeg zij.
Molly wel verwacht had.
„Ik heb eigenlijk nooit geloofd, dat hij
werkelijk gestorven was/' tei hij vertroywe-
iilük.
I jullie ditmaal ga doen, maar legenden of
I overleveringen. Weet je, wat een overleve-
ring is Dat is de herinnering aan iets, dat
in vroeger tijden gebeurd is, van mond tot
mond ging en zoo bleef voortleven. Maar
meestal maakte ieder, die het oververtelde,
er iets bij, hetzij met opzet om het feit be
langrijker te maken, hetzij onwillekeurig,
omdat men het verkeerd begrepen, verstaan
of onthouden had. Gewoonlijk ligt er wel
iets waars in, maar de waarheid is zóó ver
draaid, dat zij er moeilijk uit te herkennen is.
Zoo spreken schrijvers uit heel oude tijden
in hun boeken over een soort van goden,
die zich aan de menschen vertoonden onder
de meest verschillende vormen en gedaan
ten. t Is uit dien overouden tijd, dat de vol
gende legenden dagteekenen.
I.
Eén dier goden geraakte eens in strijd
met een buitengewoon sterk man, wiens
naam Hercules was. Mogelijk hebben jullie'
wel eens gehoord, hoe je oudere broers of
vrienden zich op hun Hercules-kracht be
roemden. Voortaan zul je begrijpen, wat zij
daarmee bedoelen.
De strijd was hevig en in het begin was
het niet duidelijk, wie overwinnaar zou zijn.
Maar eindelijk beginnen de krachten van
den god een weinig te verzwakken; Hercu
les werpt hem op den grond en drukt hem
met zulk een kracht terneder, dat aan zich
weder op te richten niet te denken valt. Om
aan den machtigen tegenstander te ontsnap
pen weet de overwonnene niets anders te
doen dan zichzelven in een slang te veran
deren. Ik zei jullie immers reeds, dat de go
den zich onder allerlei gedaanten konden
vertoonen. Nu gleed hij tusschen de handen
van zijn vijand door en maakte zich gereed
hem op slangenmanier aan te vallen.
Maar Hercules lachte en zei, dat 't voor
hem kinderwerk was slangen te doodenhij
had de monsterslang met de telkens weder
aangroeiende koppen immers wel overwon
nen, en zou hij het nu deze eene niet kun
nen? Meteen pakt hij hem beet en knijpt
hem de keel stevig dicht.
Plotseling verandert nu echter de slang in
een grooten stier, met een breeden nek,
dien Hercules niet meer omspannen kan.
Maar ook nu is de krachtige man onbe
vreesd. Hij werpt zich op den reusachtigen
stier, worstelt een poos met hem, werpt hem
onverwachts op den grond en breekt hem
één der horens, waarmee het dier zich
moest verdedigen, van den kop af. Deze
horen werd later gevuld met de .'ijnste
vruchten en heerlijk geurende bloemen, en
men noemde hem „horen des overvloeds."
II.
menigte riet op. Woelig groeit het en zoodra
het de gewone lengte bereikt heeft, begint
het evenals alle riet, dat door den wind be
wogen wordt, zacht te ruischen. Doch in dit
ruischen hoort men duidelijk de door den
barbier uitgesproken woorden„Koning
Midas heeft ezelsooren I"
Het riet deelt het mede aan de gras
scheutjes, het gras aan de struiken, de
struiken ,aan de bladeren der boomen en
weldra ruischt en suist het door het geheele
rijk„Koning Midas heeft ezelsooren
Gedachtig aan deze legende zeggen de
menschen ook heden nog„Wat meer dan
één mensch weet, is geen geheim meer."
Allerlei.
Een geleerde dame uit dP" 17de eeuw.
Dat men niet alleen in onzen tijd stu-
deerende vrouwen aantreft, bewijst wel het
volgende:
Helena Carnaro, die uit een aanzienlijk
Venfctiaansch geslacht stamde, had het zóó
ver gebracht in de studie der oude en nieu
we talen, dat men haar aan de Hoogeschool
te Padua den graad wilde toekennen van
Doctor in de godgeleerdheid. De kardinaal
Barbarigo, bisschop van die stad, had daar
echter veel tegen; in dien tijd was het dan
ook wat heel zonderling en hij kreeg zijn
zin. Wat hij echter niet beletten kon, was,
dat aan de geleerde jonkvrouw in 1688 de
muts als Doctor in de Wijsbegeerte met al
de andere sieraden van dat doctoraat werden
geschonken. Ook de meeste andere Hooge-
scholen in Italië benoemden haar tot eere-
iid.
Van rooycri ^«zu'r.spil.
Vóór dat Alfred de Groote Koning van
Engeland werd, krioelde het land van roo-
verbenden. Hij zuiverde het geheel daarvan
en als bewijs, hoezeer de veiligheid door
hem was verzekerd, verhalen de geschied*,
schrijvers, dat de Koning langs één der
groote wegen eenige gouden armbanden
liet ophangen, teneinde de voorbijganger^
op de proef te stellen. De koning had de
voldoening, dat toen hij er drie maanden
later naar kwam kijken, ze er allen nog hin
gen. Hoe lang zij daar nog gehangen heb
ben, vermeldt de geschiedenis echter niet
Het horloge als middel om de
hemelstreek te bepalen.
Ik denk, dat jullie die wandelingen het pret
tigst vindt, waarbij je niet precies weet, waar.
je eigenlijk zult uitkomen en dat de groote
ren onder jullie het heerlijk vinden „op de
kaart" te wandelen. Dat is ook werkelijk een
genot, als- men een goede kaart heeft, doch'
't kan gebeuren, dat men door allerlei zij
wegen in te slaan niet goed meer weet, op
welk punt je je eigenlijk bevindt en wat nog.
erger is, dat je zelfs niet eens weet in welke
richting je moet loopen om je doel te berei
ken of weer thuis te komen. Dat is allesbe
halve een prettige gewaarwording, maar als
je zoo gelukkig bent een kompas bij je te
hebben, weet je gauw genoeg in welke rich
ting je gaan moet. Het kan echter heel goed
gebeuren, dat je geen kompas bij je hebt en
dan sta je raar te'k'ijken. Weet je. wat dan
redding kan brengen? Een horloge. Ja zeker,
een gewoon horloge, hoewel je daarmee je
waarneming niet zóó juist kunt doen als met
een kompas. Je kunt echter met behulp van
je horloge heel gemakkelijk de hemelstreken
bepalen uit den stand der zon.
Je houdt n.l. het horloge zóó, dat de uur
wijzer zoo precies mogelijk in de richjing
naar de zon wijst, hetgeen je door de scha
duw van den wijzer op de wijzery1 .at gemak
kelijk gedaan kunt krijgen. Dan t 1 je de mi
nuten tusschen het cijfer XII en den dan be-
staanden stand van den uurwijzer, je neemt
de helft van dit aantal minuten en denkt
je een rechte lijn, welke dat de 'punt ver
bindt met het midden van de wijzerplaat en
met de tegenover liggende zijde daarvan.
Der:e lijn wijst dan het Noorden en het Zui
den aan. Natuurlijk is het hetzelfde, of je de
minuten van den grooteren of den kleineren
boog telt. Voor de eenvoudigheid neem je
den kleineren. Hierbij valt nog op te mer
ken, dat gedurende den dag, d. i.
van 6 uur 's morgens tot 6 uur 's avonds, het
Zuiden steeds in het midden van den
kleineren boog tusschen XII en den uur
wijzer ligt, het Noorden daarentegen in
de richting van het deelpunt van den groo
teren boog. Doe je de waarneming vóór
zes uur 's morgens of na zes uur 's avonds,
dan wijst het deelpunt van den kleineren
boog naar het Noorden. Wanneer je de
proef met deze methode neemt, zal je haar
juistheid en bruikbaarheid leeien waardeeren
enr moeten erkennen, dat zij groot gemak
kan opleveren.
Aardrijkskunde van Egypte.
Bram had goed geluisterd en leverde hel
volgende opstel over Egypte:
„Egypte ligt links van den evenaar waar
onder men de grootste hitte verstaat. Het
grenst ten Noorden en ten Westen aan een
Engelschen gezant en boven en onder
grenst het niet, geloot ik.
Het is er zoo heet, dat het geld er smelt.
Egypte is zeer vruchtbaar; het levert ge
bakken aardappelen (door de hitte), krenten
en jozijneboomen, pekelvleesch en andere
Zuidvruchten.
Er zijn ook dieren, bijv.: ooievaars, haaien,
zijderupsen, mestkevers en andere roofdie
ren. De hyena's zorgen voor de begrafenis
sen. Verder een krokodil en een Nijl, die in
mekaar zitten, maar of de krokodil in de Nijl
zit, of de Nijl in den krokodil dat weet ik niet
goed meer.
En een heele hoop kameelen, waar de
Egyptenaren karavanen van maken omdat
ze nooit dorst hebben.
Als de Egyptenaars dood zijn, gaan ze in
een pyramide zitten.
Een dooie Egyptenaar heet een mummie
en verhuist naar Europa, waar hij aan een
museum wordt verkocht."
„Goêmorgen mevrouwtje,
„Wat zit u daar aardig,"
Zoo spreekt met zijn basstem
Heer Olifant Waardig.
Goeden morgen.
Heer Olifant Waardig
Heeft schik in de kind'reii,
Mevrouwtje is bang dat
Ze druk zijn en hind'ren,
„Goêmorgen' mijnheer,"
Zoo klinkt 't vriend'lijk weerom,
„Neem netjes je pet af,
„Beleefd wezen Tom!
Straks wand'len ze samen
Naar 't Olifantshui»
In Artis; daar hooren
Ze alle yier thuis.
HERMANNA