DE E EM LAN D E R".
Zaterdag 19 Augustus 1916.
BINNENLAND.
FEUILLETON.
DE EERSTE MEI.
N° 43. Tweede Blad.
15de Jaargang.
hoofdredactie:
MARIE VAN VERSENDAAL.
Mr. O. J. VAN SCHAARDENBURG.
Uitgevers: VALKHOFF Co
ABONNEMENTSPRIJS:
^erS maanden root Amersfoort.» 1.30»
Idem franco per post1.80.
y Per week (met gratis verzekering tegen ongelukken) 0.135.
Afzonderlijke nummers0.05.
^Vekelijkach bijvoegsel D« HollatuischHuisvrouw" (onder
•j redactie van Thérèse Hoven) per 3 mn<L 50 ets.
(Wekelykseh bijvoegsel nu nuf per 8 mnd. 53 Ct8.
Bureau: UTRECHTSCH ESTRAAT
Intercomm. Telefoonnummer 66.
PRIJS DER ADVERTENTIËN:
Van 1—5 regelsf 0.80.
Elke rogel meer0.15.
Dienstaanbiedingen 15 rogols.. 0.50.
Grooto lettors naar plaatsruimte.
Voor handel en bedrijf bestaan zeer voordoolige bepalingen
tot het herhaald advertooren in dit Blad, bij abonnomout.
Eeno circulaire, bevattende do voorwaarden, wordt op
aanvraag toegezonden.
Staten-üeneraaL
Legerhervorming in Indië.
Ingediend is een wetsontwerp tot wijziging
(wtun artikel 113 van het reglement op het be
leid der regeering van Nederlandsch-Indië, vast
gesteld bij de wet van 2 September 1851.
Het wetsontwerp heeft ten doel de mogelijk
heid te openen om voor Nederlandsch-lndië
'geleidelijk over te gaan tot een onder stelsel
ven legerhervorming, waarin de thans aan de
6chutterijen of andere gewapende vcreenigin-
gen in artikel 113 van het regeeringsreglement
'toegedachte taak zal worden opgedragen aan
afdeelingen van het leger.
Art. 113 zal dan aldus luiden: „Op den voet,
bij algemeene verordening te bepalen, zijn de
ingezetenen verplicht mede to werken tot be
waring van rust en orde en, wanneer zij Ne
derlandsche onderdanen zijn, tevens tot hand
having van het Nederlandsoh gezag in Neder
landsch-lndië."
Blijkens de Memorie van Toelichting, is deze
legerhervorming om meer dan óén rede nood
zakelijk geworden. In de eerste plaats stelt de
instandhouding van een leger a's het tegen
woordige, dat uitsluitend door werving wordt
bijeengebracht, steeds hoogere eischen aan
vs lands geldmiddelen, zonder dat de weerkracht
Wordt versterkt, maar bovendien kan, ten ge
volge van de in den loop der jaren veranderde
maatschappelijke toestanden in Nederland, zoo
wel als in Indic, door werving reeds sedert lang
fliet meer worden voorzien in de behoefte aan
Europeesche militairen, niettegenstaande in de
aannemings- en dienstvoorwaarden aanzienlijke
verbeteringen weiden gebracht.
Ter oogenblikkelijke voorziening in dezen toe
stand werd ten vorigen jare voor militairen van
de Ncderlandsche landmacht vrijwilligers
zoowel als dienstplichigen de gelegenheid
opengesteld om op korten termijn en onder het
genot van verhoogde premiën, bij het leger in
Nederlandsch-Indië to worden ingedeeld, doch
ook deze maatregel werd alleen aanvankelijk
met ecnigen goeden uitslag bekroond.
Naar het oordeel van den minister zal de aan
vulling ven het Buropeesche element dan ook
slechts kunnen worden verzekerd door de in
voering van den dienstplicht, waarin hij ook
het eenige middel ziet om het aanzien van den
militair beneden den rang van officier te ver-
hoogen.
In de tweede plaats is invoering van den
'dienstplicht noodzakelijk, om te kunnen gero
ken tot verhooging van de weerkracht te land.
In de derde plaats is invoering van den
dienstplicht in het bijzonder van Europeanen,
het eenige middel om tot opheffing ven de
6chutterijen te kunnen geraken.
Het onderhavige ontwerp zal, wet geworden,
de 'gelegenheid aanbieden een stelsel in het
leven te roepen, waarbij alle Nederlandsche on
derdanen, daartoe in staat, zich op doeltref
fende wijze kunnen kwijten van hun zedelijke
verplichting om mede te werken, niet alleen tot
het bewaren van orde en rust, moor ook tot het
handhaven van het Nedetrlandsch gezag in
Indië.
In dat stelsel zal het oerste gedeelte van vo
renbedoelde verplichting, d. w. z. de door het
tegenwoordige artikel 113 van hrtt regeorings-
feglement aan de schutterijen opgelegde hoofd
taak, worden opgedragen aan „de landweer",
bestaande uit de oudste lichtingen van de bij
de infanterie ingedeelde dienstplichtigen.
De bestaande verplichting van alle ingezete
nen om, desgevorderd, mede te werken aan het
bewaren van rust en orde, is in de nieuwe le-*
zing echfer tevens behouden, zoodat als het
noodig is ook niet-onderdanen daartoe zul
len kunnen werden geroepen
In beginsel behoort de dienstplicht te rusten
op hen, die den staat van Nederlander bezit
ten, en op de Europeanen, die uit anderen hoof
de Nederlandsche onderdanen zijn. Echter zal
ook de Nederlandsche onderdanen van niet-
Europeeschen landaard de dienstplicht opgelegd
moeten kunnen warden, aangezien het streven
der Regeering er op is gericht om bij het toe-
bedeelen van rechten en verplichtingen geen
onderscheid te maken tusschen Nederlanders
en lien, die uit anderen hoofde Nederlandsche
onderdanen zijn, onverschillig tot welken land
aard deze leatsten behooren.
Het ligt in de bedoeling om zoo spoedig mo
gelijk tot de invoering van den voorshands
tot den dienst bij de landmacht te beperken
dienstplicht voor alle groepen van onderdanen
over te gaan. Daar de voorbereiding van de in
voering van een militie voor de Europeanen
echter verder is gevorderd dan die van de in
voering van een militie voor de niet-Europee-
sche onderdanen, laat het zich aanzien, dat de
eerstbedoelde spoediger tot stand zal kunnen
komen dan de laatste.
Omtrent de bij algemeencn maatregel van
bestuur vast te stellen grondslagen van het
dienstplichtstelsel voor de Europeanen, wordt
het volgende medegedeeld, waarbij wordt aan-
geteekend, dat de grondslagen van het dienst
plichtstelsel voor de overige Nederlandsche on
derdanen, daarmede in hoofdzaak zullen moeten
overeenstemmen.
De dienstplicht voor Europeesche Nederland
sche onderdanen zal zijn „persoonlijk" en „alge
meen."
Aan gezinnen, die hulpbehoevend zouden wor
den door de opkomst voor oefening of bij
mobilisatie van den kostwinner, zal een
schadeloosstelling zijn toe te kennen.
De dienstplicht zal ongeveer op cenzelfden
leeftijd moeten beginnen als hier te lande, do
diensttijd echter 13 jaar duren.
De bij de infanterie ingedeelde dienstplichti
gen zullen acht jaren behooren tot de militie
en vijf jaren tot de bovenbedoelde landweerde
bij de andere wapens en diensten ingedeelden
blijven hun geheelen dienstplichttijd tot de mili
tie behooren. De duur van de eerste oefening
zal zoo mogelijk niet langer zijn dan die voor
de Nederlandsche militieherhalingsoefeningen
zullen worden gehouden eens in de drie jaren,
telkens voor ten hoogste 16 dagen.
De dienstplichtige, die in Nederland reeds een
eerste oefening heeft doorloopen, zal daarvan in
Indië zijn vrijgesteld cn daar te lande alleen
deelnemen aan de herhalingsoefeningen van de
lichting, waartoe hij volgens zijn leeftijd be
hoort. De miliciens der infanterie zullen de
eerste oefening doorloopen in afzonderlijke,
daarvoor te bestemmen afdeelingen, die in de
plaats zullen treden van alsdan op te heffen ge
lijknamige afdeelingen van het staande leger, de
miliciens van de andere wapens en diensten bij
daarvoor aan te wijzen onderdeden van het
leger, waarbij zij voor zooveel noodig afgeschei
den van de vrijwilligers gehuisvest en zooveel
mogelijk afzonderlijk geoefend zullen worden.
Na afloop van de eerste oefening zullen de
miliciens worden ingedeeld bij bestaande onder
deden van het leger, waarbij zij de herhalings
oefeningen doorloopen en welke dientengevolge
een grootere oorlogssterkte zullen krijgen.
Het ligt in de bedoeling kadcrplicht in te voe
ren, terwijl uitstel van opkomst voor eerste
oefening mogelijk zol zijn.
Zuivere militieafdeelrngen echter gedeelte
lijk met vrijwillig dienend kader zullen voor-
loopig alleen worden opgericht voor zooveel zij
voor de opleiding van de aan de infanterie toe
gewezen dienstplichtigen noodig zijn.
Overigens zullen de dienstplichtigen voorloo-
pig bestemd zijn om bij bestaande onderdeelen
der verschillende wapens en diensten dc ontbre
kende vrijwilligers aan te vullen, en de oorlogs
sterkte van. de voor de tegenwoordige oorlog
voering te zwak geoordeelde afdeelingen op te
voeren.
Dienstplichtigen zullen niet deelnemen aan
„militaire expeditien", die nog noodig mochten
zijn tot bevestiging van het Nederlandsch gezag
in 'sommige streken van de Buitenbezittingen.
Bij mobilisatie zullen de dienstplichtigen der
landweer, voor zooveel noodig, ter beschikking
van de hoofden van gewestelijk bestuur worden
gesteld voor de handhaving van rust en orde
overigens blijven zij beschikbaar voor het ver
richten van diensten ten behoeve van de verde
diging.
Voor zoover de geldelijke gevolgen van de
invoering van den dienstplicht in Indië thans zijn
te voorzien, kan worden medegedeeld, dat de
oprichting van nieuwe kazernes of andere ge
bouwen voorloopig niet r.oodig zal zijn en dat
volgens een zoo nauwkeurig mogelijke bereke
ning de algeheele invoering van den dienstplicht
alleen voor de Europeanen, gepaard met een
evenredige inkrimping van de vastgestelde
sterkte der Europeesche vrijwilligers, geen noe
menswaardige wijziging in de joarlijksche legcr-
uitgaven ten gevolge zal hebben.
Bij de invoering van den dienstplicht zal zoo
veel mogelijk rekeninglworden gehouden met de
persoonlijke belangen van de betrokkenen. Voor
de Nederlanders, die zich in Indië vestigen, bren
gen die belangen mede, 2 .t zij vóór hun vertrek
derwaarts hier te lande de eerste oefening kun
nen doorloopen, waarna zij, zooals reeds gezegd,
in Indië alleen aan de herhalingsoefeningen zul
len hebben deel te nemen.
Daarom acht de minister het niet alleen ge-
wenscht, dat uit de Nederlandsche Militiewet de
in punt 6o. van het le lid van artikel 21 genoem
de en in artikel 33 nader omschreven vrijstelling
van den dienst bij de militie wegens toekomstige
woonplaats in de koloniën of bezittingen des
Rijks in andere werelddeelen komt te vervallen,
maar tevens dat voor de hier te lande niet-
dienstplichtige jongelieden, die voornemens zijn
zich in Indië te vestigen en aldaar dienstplichtig
zullen worden, de gelegenheid wordt geopend
om, door het aangaan van een vrijwillige verbin
tenis bij de Nederlandsche landmacht voor den
duur van de eerste oefening, die .oefening hier
te lande te doorloopen.
Zoowel ter bereiking van dit doel als ter ver-
Icrijgflng* van de vereischte aansluiting aan de
hier te lande geldende wetten en besluiten be
treffende den dienstplicht, hebben de ministers
van Oorlog, van Marine en van Binncnlaivlsche
Zaken hun medewerking toegezegd.
Berichten.
De Staatscourant van 18 Aug. bevat
o.a. de volgende Kon. besluiten:
op verzoek eervol ontslagen jhr. mr. dr.
B. de Jong van Beek en Donk, reterendaris
bij het departement van justitie;
benoemd aan de Rijks Hoogere Land-,
Tuin- en Boschbouwschool te Wageningen
tot leeraar tevens onder-directeur van het in
stituut voor veredeling van landbouwgewas
sen H. K. H. A. Mayer Gmelin, thans
leeraar;
benoemd tot ambtenaar van administratie
aan 's Rijksveeartsenijschool te Utrecht, de
schrijver aan die inrichting W. F. S. van
Dijk.
benoemd, bij bet reserve-personeel der
landmacht, tot reserve-tweede-luitenant bij
hun tegenwoordig korps
a. bij het wapen der Infanterie, de vaan
drigs H. Goossens, van het 10e reg.; W.
Hartman, van het 17e reg.; A. D. Charlouis,
van het 19e reg.; L. J. M. van Bruggen, van
het 14e reg.; W. G. Bosch, van het 19e reg.;
H. H. Steneker en D. Blanksma, beiden van
het 10e reg.; J. G. Sissingh, van het 8e reg.;
H. Boswijk, van het 12e reg.; A. J. K. Binnen
dijk, van het 6e reg.; J. K. Pilaar, van het 3e
reg.; J. A. T. M. H. Sweens, van het 17e reg.;
J. Stout, van het 3e reg.; A. T. Ariëns, van
het 8e reg.; J. C. Brongers, van het le reg;
W. Britzei, van het 16e reg.; A. H. Wittkam-
per, van het 7e reg.; S. G. C. Langendam,
van het 6e reg.; J. A. J. C. von Freytag
Drabbe, van het 7e reg.; H. J. P. Wassenaar,
van het 4e reg.; P. Rozendaal, van het I6c
reg.; B. F. Verfaille, van het 20e reg.; P. J.
Symons, van het 3e reg.; jonkheer W. de
Savornin Lohman, van het 14e reg.; P. Al-
berda, van het 9e reg.; J. C. Ruiter, van het
12e reg.; P. van der Mast, van het 22e reg
A. J. Smith, van het 5e reg.; P. Loeber,
van het 4e reg.; K. de Jong, van het ?le reg.;
F. J. Hoesen, van het 10e reg.; F. W. A. de
Koek van Leeuwen van het 13e reg.; C. B.
Siberius Trip, van het 5e reg.; J. C. Vermeu
len, van het 15e reg.; A. Reyne, van het 21
reg.; P. Vas Visser, van het 10e reg.; P. H.
Zuurendonk van het 20e reg.; IJ. Moorrees,
van het lie reg.; L. N. Smits, van het 4e
reg.; S. Weyl van het 2de reg.; J. Tulp van
het 20e reg.; J. M. H. de Jong en C. H. B.
de Vries, van het 20e reg.; jhr. J. A. H. C.
van Doorn, van het 20e reg.; Hl Groeneveld
van het I4e reg.; H. Eggink van het 12e reg.;
C. M. Pompe, van het 20e reg.; W. M. H. I.
Pels, van het lie reg.; W. de Jongh, van het
22e reg.; C. Melse en F. J. W. Boudier, bei
den van het 14e reg.; J. W. Bloem van het
12e reg.; J. W. J. van Zwol van het 16e reg.;
A. F. van Lamoen van het 14e reg.; L. P. J.
Alkemade, van het 16e reg., D. Hortensius,
van het lie reg.; A. Koot, van het 5e regi
L. J. Visser en A. H. van der Pijl, beiden
van het 2e reg.; J. C. Dekker, van het 3e
reg.; J. G. Kreling, van het 2e reg.; L. A.
Paanaakker en A. H. Schouten, beiden van
het 20e reg.; H. J. J. Scholtens, van het 22e
reg.; H. Henkes, van het 2e reg.; J. W. Be-
syn van het 16e reg.; J. L. J. A. van Meche-
len, van het 17e reg.; J. M. A. van Groenen-
dael, van het 13e reg.; J. P. Bloemhoff en N.
E. Servatius, beiden van het le reg.; F. K.
Schaedtler en J. van Dongen, beiden van
het 17e reg.; A. P. J. Sloots, van het 32e reg.;
W. Verschuur en B. Hermqjr, beiden
van het 20e reg.; S. Camping, van
het lie reg.; G. Rouwenhorst en T. A. M. van
den Bergh, beiden van het 16e reg.; H. S. A.
W. Willinck van het 22e reg.; P. W. de
Zwait van het 16e regiment; T. C. van Soest
van het 5e reg.; G. Kuiken, van het 9e reg.;
P. A. Beelen van het 20e reg.; G. P. Linden
van het 3e reg.; F. H. Copes van Hasselt
van het le reg.; A. T. Lamping van het 8e
reg.; A. W. Hartman, van het 16e reg.; J. C
J. Burgers van het 8e reg.; T. F. van Vloten
van het 16e reg.; -T. de Vries van het 9e
reg.; K. Tigler de Lange van het 20e reg.;
J. Viersen van het 22e reg.; F. W. G. Hof
man van het 1ste reg.; K. Hanhart van het
15e reg.; H. L. van Tijn, van het 8e reg.; G.
J. Kloos van het 9e reg.; J. Kraak van het
12e reg.; C. E. L. Schoevaars van het 8e
reg.; S. Roelofsen van het 20e reg.; L. S.
Mudorasz van het 13e reg.; A. J. G. Hoek
van het 8e reg.; H. B. van Rantwijk van het
16e reg.; A. C. Fortgens en O. van Bruggen,
beiden vain het 14e reg.; G. J. Dieperink
van het lie reg.; T. F. de Vries van het 2e
reg.; H. N. Blommendaal van het 19e reg.;
W. G. M. van Dusseldorp van het 20e reg.;
P. F. De Zee van het 19e reg.; G. van der
Vliet, van het 20e reg.; J. Wieringa van hel
12e reg.; A. F. M. in 't Veld van het 14e
reg.; \V. J. Koning van het le reg.; M. var
der Velden van het 3de reg.; P. Saarberg
van het 16e reg.; G. W. Becking van het 5e
reg.;
b. Bij het wapen der cavalerie de kornet
J. G. Sillem van het le reg. huzaren;
c. Bij het wapen der artillerie, bij de ves
ting-artillerie, de vaandrigs H. A. Schijfsma,
van het 3e regiment; C. Vorking van het
le reg.; O. J. Knol van het 2e reg.; H. Bos-
scher van het le reg.; I. P. M. Sonncveld,
J. Breukir.k, P. J. de Wilde en A. C. dc
Bruijn, allen van het 3e reg.; J. F. C. B. Cle.
ton van het le reg.; T. F. Raedt en D. N,
Breukelaar, beiden van het 3e reg.; J. H,
Brat, van het 2de reg.; J. de Quant van hel
3e reg; P. J. Bomers van het le reg.; N. No
bel van hot 4e reg.; N. T. H. P. Sterrenburg,
M. de Vries, F. Hoogendijk, J. Foppes en A.
G. van Nes, allen van het 3e reg.;
met ingang van 1 September 1916, tij
delijk benoemd bij het reserve-personeel
der landmacht, bij het personeel van den
geneeskundigen dienst, tot reserve-officier
van gezondheid der 2e klasse de landstorm-
plichtigen P. C J. Boudier en J. M. F,
Kramers;
zijn voor den tijd van acht jaren, met in
gang van 17 Augustus, benoemd bij hef
reserve-personeel der landmacht, tot reser
ve-paardenarts der 2e klasse de heeren H.
J. H. Vullinghs, P. N. Wilders, S. J. Hoog-
stra, E. A. Siebelink, R. Bakker, S. B. Luit-'
jens, A. H. J. Pinkse, D. Lagas en J. G. Hj
Holsheimer, veeartsen;
is aan den le luitenant J. J. F. Bartelsi
adjudant bij het le regiment vesting-arti
lerie, op het daartoe door hem gedaan ve
zoek, met ingang van 1 September 19IC
Men zegt, dat het grootste gedeelte der
tegenwoordige muziek zeer goed is, maar
Bat zij afschuwelijk klinkt.
Roman door
Mr. L. H. J, LAMBERTS HURRELBRINCK.
33
Plechtig galmt de gewijde muziek, het „te
jDeum laudamus" gezongen door het koor en
Hegeleid door het orgel, door het grootsche
gebouw; een priester in witte rochcta, de rijke
•tola over do schouders, gevolgd door enkele
BrisdlenaHi-s, schrijdt schuifelzackt voorbij
fee! altaar naar Marieke, geknield naast hem,
Weldra voor God haar man-
Een geprevel des dienaars des Heeren, de
fcogen ten Hemel gericht; een wisseling der
Üngen; de priester legt zegenend de handen
pp hunne hoofden een kort gebed en ze
jarijn getrouwd, zijn kind met den man, dien
gty lief heeft.
Tranen, die opwellen in zijn oogen en tege
lijkertijd een stille lach om zijn lippen,
En al die anderen ook met verwrongen
Jjlimlachjes om de trillende mondhoeken en
roodgerande oogen, die de vrouwen bewrijyen
piet dunne, fijne zakdoekjes.
gelukwenschea niet kussen fin
stevig handendrukken van het nieuwe jonge
echtpaar kon hij ook maar kussen, zijn
vrouw zijn kind; haar zeggen, verzekeren
met zijn eigen mond, met zijn eigen woorden,
dat haar bestendig geluk zijn innigste, vurig
ste wensch is kon hij tóch... cn forsch
ruiseht weer de orgelmuziek, galmen de zan
gen door het hooge gewelf.
Een koortsige onrust, een rumoerig gedoe,
een gistende ontevredenheid, een dreigend
gemor tusschen de mijnwerkers.
De opzichter Jeanc Peters heeft enkele
arbeiders weggejaagd; ze waren te lui, te be
roerd en te lam om te werken met hun van
den drank dikwijls versuften kop en verslap
te armen; onder dezen Anton Schmitz en
toen deze niet terstond heeft gehoorzaamd
aan zijn bevel om heen te gaan, heeft hij heip
zijn bijl en houweel ontnomen, vervolgens
met krachtige vuist hem vastgegrepen en hem
naar een der liften gesleurd met uitdrukke-
lijken last dien zatlap onmiddellijk naar
boven te brengen, hem van het terrein te ver
wijderen en hem nooit meer toe te staan nog
een voet te zetten op den grónd van de mijn.
En daarboven buiten het bereik van zijn
vijand heeft Schmitz dreigend de vuist opge
heven en met Godlasterende vloeken gezwo
ren zich te zullen wreken op dien beroerden
kwajongen, op die geheele bende bloedzui
gers; ze waren nog niet van hem af, dat laf
canaillepak; ze zouden weten met wien ze te
doen hadden, die satankerels dat zou hij
hun eens toonen.
Hij heeft enkele verslagen weten machtig
te worden van het bedrijf, den toestand, de
producten der mijnen batig saldo, mil
joenen marken duizenden voor de aandeel
houders vier en veertig procent het laatste
jaar.
„Weet jelui wat dat betcckent" heeft hij
zijn kameraden des avonds in 'de herberg ge
zegd.
„Dat beteekent, dat ze voor elk papiertje
van duizend mark, dat die slampampers in de
brandkast hebben liggen, vierhonderd veer
tig mark uitbetaald krijgen en daarvoor heb
ben zij niets anders te doen dan rustig het
geheele jaar dat papiertje te laten liggen, een
enkele keer het te laten zien aan commissa
rissen, administrateuren, directeuren, of hoe
die afzetters, die schurken zich ook noemen
cn dan de duiten opstrijken en wij... wij, cle
arbeiders, de slaven, wat moeten wij doen
eer wij vierhonderd veertig mark verdiend
hebben minstens een paar maanden als
beesten werken het beroerdste, het onge
zondste werk, dat er bestaat en als je dat
een paar jaar hebt volgehouden, sturm ze je
weg met je krommen rug en kapotte longen
en dan... dan mag je kiezen tusschen de
gevangenis en den hongerdood."
„Was dat gepermitteerd, mocht zoo Iets be
staan verdomme nog" met harde vuist-
bonkslagen, dat de glazen rinkelden, want op
stuk van zaken, wie verdiende al dat geld,
zij... zij, de arbeiders... wie had er alzoo
recht op, zij... zij alleen en niemand anders,
wat zou er van de geheele wereld terecht
komen, als zij het eens verdomden om nog
langer te sjouwen, te zwoegen en te slaven
voor die geldpatsers, die hun het beroerd
klein beetje geld, het hongerloon toewierpen
als een afgekloven been aan een hond."
Hadden de kameraden er wel eens over
gedacht, wat er 't gevolg van zou zijn, als zij,
miinwerkers, allemaal den bliksem d'r van
gaven om zich nog langer te laten uitzuigen,
nog langer zich te laten trappen en mishan
delen, als ze allemaal staakten; de geheele
wereld zou op z'n gat liggen; er zou geen
vuur, geen stoom, geen licht meer zijn
denkt eens na kameraden, denkt eens na, wat
dat zou zijn, geen vuur, geen stoom, geen
licht... geen enkele fabriek zou nog kunnen
werken, geen trein zou meer loopen, geen
stoomboot meer varen, geen brief met bestel
lingen meer kunnen verzonden of ontvangen
worden en dat zou het ergste nog niet zijn,
want ze zouden zc toch niet kunnen uitvoe
ren, maar ze zouden niet kunnen eten, geen
stuk brood meer, want zonder kolen, zonder
vuur zou het onmogelijk zijn te koken, te
braden of te bakken.
Zeg, snappen jelui dat wel, dat ze als wij
het wilden zouden moeten honger lijden,
die zwijnen, die zich nu in weelde baden... en
werd je, bij al dat onrecht, nu nog maar als
een mcnsch behandeld door dat gespuis, maar
zelfs dat niet; als een schurftigcn hond laten
ze je mishandelen door hun sbirren en tra
wanten, door hun laf knechtenpak, door den
eersten den besten krachtpatser, dien zij
expres d'r voor uitzoeken om je af te ranse
len, als je er de weerlicht van geeft om op te
zitten en pootjes te geven daar heb je bijv.
die Peters, die beroerde vlegel, die altijd
zoo'n grooten bek durft opzetten, steunend op
zijn knuisten.
Verdomme nog, dat er niet 'n stuk of wat
ferme kerels de courage hebben om gezamen
lijk eens den roffel te slaan op het smoel van
dien gemeenen ploert; hij zou graag de eerste
zijn, die hem z'n vijf in z'n snuit zette daar
wilde hij wel eens 'n paar weken voor brom-
'inen in de nor daar was hii niet bana
voor die kerel moest weg van de mijn, d:
zou hun eerste eisch moeten zijn; ze zoude]
toch wel allemaal met hem eens zijn, dat
'n beroerde Judas was, maar dat was 1
het eenige, wat ze moesten eischen: meer geldi
moesten ze hebben, ook hun deel van 'die viea
en veertig procent, die hun eigenlijk toe*
kwam, waarvoor zij zich kapot werkten *4
hij zou over dat alles nog wel eens sprekei
niet hier, tegenover die paar kamcrade:
maar tegenover alle mijnwerkers hij zou zt
eens laten, oproepen op een grootc verga*
ring om hun dat alles duidelijk aan het vei
stand te brengen; meer loon, deelen in dd
winst en die beroerde kwajongen, die lumm«|
weg.
u
Schmitz Heeft hun toegesproken, de mijd
Vverkers, op een heideveld buiten Ilochrad^
waar ze niet uit elkaar gejaagd en geranseld
konden worden door de politie en soldaten
ook al knechten cn slaven van het kapitaal i
toch „hun" zonen, de zonen van het volk, dl
kinderen der arbeiders, der armen, die hu
vaders, hun broeders en zusters zouden mo&
ten doodschieten, als die smeerlappen in
paleizen en kasteelen, 'die zich van hun bloe
vetmestten, het eisch ten.
fWordt vervolg'd.l