DE EEMLANDER".
Zaterdag 7 October 1916.
BÏJSTENLAND7
N° 34. Eerste Blad.
15d* Jaargang.
Hoofdredactie:
MARIE VAN VERSENDAAL.
Mr, O. J. VAN SCHAARQENBURO.
Uitgevers: VALKHOFF ft t o
ABONNEMENTSPRIJS:
iper 8 maanden .oor Am.rsfoort1.30.
Idem franoo per post.. 1.80.
f Per week (mei gratis verzekering tegen ongelukken) Ö.12&,
(Afzonderlijke nummer» 0.05.
fiVek olijk sob bijvoegsel „De HóUandsch* Huievrouto(onder
redactie vrd Thérèae Hoven) per 8 mnd. 50 ets.
•Wokelijkecb bijvoegsel me nuf per 8 mnd. 59 ets.
Bureau: UTRECHTSCH ESTRAAT 1.
Intercomm. Telefoonnummer 66.
PRUS DER ADVERTI
Van «1—5 regels
Elko regel moer
Dieustaanbiodingen^l—6 regels
Groote lottere naar plaatsruimte.
Voor handel en bedrijl bestaan zeor voordeolige f
tot het horhaald advorteeren in dit Blad, bi» ul:<
Eono circulaire, bevattend» do voorwaarden,
aanvraag toegezonden.
Kennisgevingen.
MILITIE.
OPLEIDING TOT VERZORGER BLJ DEN
RIJKSPOSTDLOVEND1ENST.
jDe Burg-, van Amersfoort vestigt de aan
dacht van liefhebbers van postduiven, die het
volgend jaar bij de militie moeten worden in
gelijfd, op de mogelijkheid om te worden opge
leid en aangesteld tot verzorger bij den Rijks-
posld Havendienst.
Zij, die daarvoor in aanmerking wenschen te
komen, moeten dit vóór 1 November a.s.
Schriftelijk te kennen geven aon den Directeur
Van den* Rijkspostduivendienst te 's Gravén-
hage. Zij moeten zich daarbij bereid verklaren
tot hét aanguan van een vrijwillige verbinte
nis als verzorger bij dc-n Rijkspostduivendienst.
Minderjarigen moeten voorts overleggen een
feewijs van toestemming -tot het aangaan van
de verbintenis, afgegeven door hem of haar,
jdic de ouderlijke macht of de voogdij uitoefent.
In het verzoekschrift dienen te worden ver-
_H\eld
o. gieslachis- cn voornamen (voluit.);
b.'beroep; -
c. woonplaats
d. gemeente, waar do dienstplichtige voor de
militie is ingeschreven
e. welk onderwijs genoten
f. of hij lid is ven een postdudveruvereeniging
fin, zoo ja, van welke.
In het geheel worden van elke lichting 24
dienstplichtigen in opleiding genomen. Zij moe-*
t/cfi in Januari opkomen en worden ingedeeld
bij het 7c Regiment infanterie.
De opleiding geschiedt bij éc-n of meer Rijks-
postduivenetations. w
Vai* bedoelde 21 worden de 12, die het best
Voldoen, toegelaten tot de vrijwillige verbinte
nis. Deze verbintenis geldt van het tijdstip al.
d'at zij wordt gesloten, tot het tijdstip, waarop
voor den dienstplichtige de landweerdiensttijd
eindigt. Echter kan zij door den Chef ven den
Gencralen Staf op elk tijdstip worden beëin
digd.
Dc dienstplichtige verbindt ziqh
a. voor eerste oefening in werkelijken dienst
te blijven tot 1 Februari van het jaar, volgende
op dat, waarin zijn eerste oefening bij de mili
tie is aangevangen
o. voor herhalingsoefeningen in werkelijken
dienst te komen één of twee maal, vu het ge
heel voor tem hoogste 7 weken, op zoodanig
tijdstip of zoodanige tijdstippen als door den
Chef van den Generalen Staf zal worden be
paald
c. in wenkelijken dienst te -komen en te blij
ven, wanneer en gedurende den tijd, dat
d<? dienstplichtigen van de militie of van
de landweer in geval van oorlog, oorlogsge
vaar of andere buitengewone omstandigheden
in werke jken dienst worden geroepen on ge
houden.
Voorts zijn op den verzorger bij den Rijks
postduivendienst van kracht eenige bepalingen,
dde ook gelden voor de dienstplichtig-en van
de militie en d:e landweer.
De adspiranten-verzorgers, die niet tot de
verbintenis worden toegelaten* alsmede de ver
zorgers, wier verbintenis tusschentijdfs is be-
ékicligd, worden ingedeeld bij een. onderdeel
ven het wapen der infanterie.
Aan adspiranten-vorzorgers, die niet tot de
verbintenis zijn toegelaten, maar' blijk hebben
'gegeven aan de voor don verzorger gestelde
eischen te voldoen, wordt eqn getuigschrift uit-
g-eredkt* Bij een tusschentijds ontstaande vaca-
,turc kunnep zij alsnog tot het aangaan van de
Vftrbinteinis wordetn toegelaten.
Amersfoort, 6 October 1916.
Do Burgemeester,
v. RANOWDCK.
BN
MILI 1 IE.
SM2D-BANKWERKER5
HOEFSMEDEN.
Dienstplichtigen bij de militie kunnen, tot een
beperkt aantal* worden toegelaten tat de op
leiding tot milicien-smid-benkwerker bij de
Oeftrings-houwitsesr-compagnie en lot hoef
smid bij de inlaiitejrie.
Voor de opleocling tot smid-bankwerker kun
nen alleen in aanriWking komen miliciens, die
Zijn ingedeeld bij de voorjaarsploeg van de
Oeienings-houw itser-compagniebchoorcctde
'èot het 3de Regiment Veslimgarlillarie.
Voor de opleiding tot hoefsmid bij de in
fanterie kunnen alleen in aanmerking komen
miliciens, die zijjn ingedeeld bij do voorjaars
ploeg van een der regimenten infanterie.
Om voor deze opleiding tot smid-bankwer
ker of tot hoefsmid in aanmerking te komen,
moeten belanghebbenden zich na hun inlijving
daartoe aanmelden bij hun commandant. Zij
moeten daarbij overleggen
•u. een verklaring van een werkgever, waar
uit blijkt, dat zij ''vóór hun inlijivii>g hebben
Jptgeoéfend het beroep van smid-bankwerker of
fcachine-bankwerker (voor candidalen voor mi
licien* smid-bankwerker) of van hoefsmid bi
hooismidsleerling (voor candidate** voor mili=.
ijcn-hoetsrnid)voor zooveel d« milicien-
hoefsmid betneft, moët in de verklaring tevens
hét tijdvak vermeld zijn waarin het beroep uit-
ï^ecxefend1 is;
b,, een stuk, waarin die dieiistplichtige zich
té^ald verklaart tot het aangü-on van eer* vrij
willige verbintenis tot milicien-amid-bankwer-
ker of tot milicien-hoefsmid
c. (alleen voer minderjarigen) een bewijs van
toestemming tot het aangaan dei* verbintenis,
afgegeven door hem of haM*, die dc ouderlijke
macht of de voogdij uitoefent.
Do verbintenis geldt van het tijdstip, waarop
zij woidti gesloten, tot het tijdstip, waarop
voor den dienstplichtige de Iandweerdiensttijd
eindigt. Echter ken dc militaire autoriteit de
verbintenis te allen tijdie beëindigen, wanneer
daartoe aanleiding bestaat.
De dienstplichtige ver bindt zich
a. voor eerste oefening in werkelijken dienst
te blijven
de 'smid-bankwerker lot 1 Juni van het jaar,
volgende op dat, waarin zijn eerste oefening is
aangevangen;
do hoefsmid tot 1 Februari van dot jaar;
b. voor herhalingsoefeningen in werkelijken
dienst te l^omen één- of tweemaal, in het ge
heel voor ten hoogste zeven weken;
c. in werkelijken dienst te komen en te blij
ven, wanneer- en gedurende den tijd, dat de
dienstplichtigen van de militie of van de land
weer in werkelijken dienst worden geroepen en
gehouden in geval van ooirlog, oorlogsgevaar
of andere buitengewone- omstandigheden.
Voorts zijn degenen, *dic een dergelijke
verbintenis hebben aangegaan, nog* van toe
passing sommige voor dienstplichtigen gelden
de bepalingen van de Militie- en de Landweer-
wet.
Amersfoort, 6 October 1916.
De Burgemeester van Amersfoort,
v. RANDWIJCK.
Religiense poëzie.
De menschen kennen tegenwoordig van
alles. Het is onbegrijpelijk, wat zij niet dur
ven onderstaan. Zij duiken als de visschen.
Zij vliegen als de vogels. Zij maken boter
van planten. Zij zien een paar krabbeltjes
op een potscherf van een vóórhistori
sche taal en weten er een alphabet
uit af te leiden en dringen door tot
in de verste schuilhoeken van het
verleden. Zij - zien een mensch dwars
door zijn lichaam heen en weten pre
cies de plaats aan te wijzen, waar de punt
van een naald is terecht gekomen. Maar
enkele dingen zijn er toch, waarvan zij het
geheim vergeten zijn. Zij kunnen geen
beeldhouwwerken maken, zooals Phidias ze
wist te scheppen. Zij kunnen geen „Nacht
wacht" maken, en met licht tooveren, gelijk
een Rembrandt dit wist te doen. Zij kunnen
geen cathedralen bouwen als de Dom van
Keulen en de Dom van Milaan, gelijk de
bouwmeesters der M. E. vermochten te ont
werpen.'En dan nog iets zij kunnen geen
religieuse poëzie meer dichten, gelijk vroe
gere tijden ons geschonken hebben.
Of Er zijn dichters genoegHet zwermt
van dichters tegenwoordig. Zij rijzen als
paddestoelen uit den grond. Perk, Prins,
Penning, Pol de Mont, Emants, Kloos, Gor
ter, Boeken, Scharten, BoutensZij dich
ten en zingen om het hardst. En ook de
dichteressen ontbreken niet. Daar hebt ge
Hélène Swarth en Henriette Roland Hoist-
van der Schalk. Wat een kostelijke poëzie
hebben zij niet gegevenI Maar godsdienstige
poëzie?"... datis wat anders. Men vindt er
de verheerlijking van bosch.en heide, van
moeder en kind; van huisgezin en staat,
maat de verheerlijking van God ontbreekt
en als er zoo nu en dan oen godsdienstig
liedje onder door loopt, ach, het ls ge
woonlijk zoo poover. Neen, als ge gods
dienstige poëzie wilt lezen, dan moet men
terug naar het verleden. Paul Gerhardt, Lu
ther, Gellert, Novalis, Vondel, Camphuy-
zen, Bilderdijk, Feith, Lodenstein, v1. d. Kas-
teele, da Costa, Beets, ten Kate, de Gene-
stet, dat zijn de mannen, bij wie men
godsdienstige poëzie heeft te zoeken. Zij
hebben de uitdrukking gevonden voor het
gevoel, dat een godsdienstig gemoed be
weegt. Zij hadden zelf geloof en, daarom
konden zij er van zingen. Zij hadden zelf
berouw, endaarom is hun boetezang
zoo echt. Zij leefden in de wereld der gees
telijke dingen, endaarom zijn zij zoo
welsprekend, als zij van die wereld getui
gen, maar tegenwoordig, en wie kan het
helpen? gaat er een stroom van scepti
cisme door de harten heen, dat de gods
dienstige verrukking zoo dikwijls belemmert
in haar vlucht en inwerkt op de poëzie, als
die verrukking zich in taal en muziek wil ver
klanken. Er is m. a. w. in de godsdienstige
poëzie van onzen tijd iets gekunstelds. Maar
iedere' tijd heeft zijn licht- en zijn schaduw
zijde. De eeuw, die achter ons 1-jgt,
heeft" de grootste omwenteling gebracht
in het menschelijk denken, die er
ooit gezien is geworden, en geen
wonder, dat -het velen moeielijk is ge
worden het geestelijk .evenwicht te hervin
den. De dichters geven in hun werken uit
drukking aan die veranderde gemoedsstem
ming. Een stemming van onzekerheid over-
heerscht, maar wie luisteren wil, hoort in de
poëzie ook van onzen tijd de behoefte aan
Gods nabijheid, het heimwee naar een hoo-
gere wereld, en een dorst naar waarachtig
leven.
Het is de verdienste van den heer J. J.
Thomson opmerkzaam gemaakt te hebben
op den schat van godsdienstige poëzie, die
in onze taal gevonden wordt. Hij wijst op
de honderdenmooie gedichten uit het verle
den, maar, "als hij over onzen tijd begint,
zegt hij: „Het feit is wel dit: dat er een ze
kere wedergeboorte geweest is der. dicht
kunst. Toen de taaie streng der rethorica
was doorgesneden en een schaar van jon
gen en dus dwazen, onbedachtzamen, harts
tochtelijken op nieuwe wijze ging vieren de
schoonheid, aan wie zij him leven hadden
gewijd,, toen is daar zeker een blij ge
schal geloopen over de velden van het le
ven; het ruischende zingende, maar ook het
weenende en klagende, het koos zich
toon en maat en rythme. Bandeloos, tenzij
in schoonheidsband zocht de dichterziel de
lichtende verten en met alle vreugden
eener zalige ontdekking nam zij de wereld
weer in". Doch dan volgt: „Maar bij dit al
schijnt één gevoel niet te hebben meege
sproken: het religieuse." En zoo is het. Men
moet met een vergrootglas zoeken, om zoo
nü en dan èen godsdienstig vers yan betee-
kenis te kunnen ontdekken. Thomson heeft
zich die moeite gegeven en hij heeft eenige
meesterstukjes ontdekt, die waard zijn ge
kend te wordem Enkele laten we volgen.
Verwey gaf een „Christus-visioen" in het
volgende sonnet:
„O Man van smörte rnïTf de doornenkroon,
O, bleekbebloed gelaat,, dat in den nacht
Gloeit als een groote, bleeke vlam, wat macht
Van eind'loos lijden maakt uw beeld zoo
schoon?
Glanzende liefde, in et»n damp van hoon.
Wat zijn uw lippen stil, hoe zonder klacht
Staart ge af van 't kruis, hoe lacht ge soms
zoo zacht,
God van mysterie, Gods bemindste zoonl
O Vlam van passie in dit koud heelal,
Schoonheid van smarten op deez' donkere
aard,
Wonder van liefde, dat geen sterfling weetl
Ai mijf ik hoor den droeven vol
Der dropp'len bloeds en tot den morgen staart
Hij me aan met groote iiefde en eind'loos leed."
van Eeden spreekt „van Gods behoudenis
en zijn eigen zonden". Hij zegt:
„Ik ben een zinkend wrak, van zonden zwaar;
Ik ben een vogel in de strikken vost.
Een drenk'ling naakt; mijn nagels bloede' op
rotsen
't Water der ecuwen wast.
O,-dat mij lend, mijn God gevonden waarl
Zoo schreeuwt mijn rtiond en mijn hart is zeer
bang
Maar dóór mijn schreeuwen en het golve-
klotsen
Hoor ik eqp zong
Zingen des Eeuw'gen hoogheid wonderbaar."
Jacqueline v. d. Wagjs klaagt over de
„Vermoeidheid des levens". Zij zingt:
„Ik ben mijn zonde moe en mijn berouw;
Ik ben mijzelve moede en ik ben
Het zoeken moe naar God, dien ik niet ken,
En dien ik toch zoo gaarne kennen zou.'
Be ben mijn zwakheid moe en mijn verdriet.
Mijn arbeid en mijn hoop en mijn genot
Maar boven al het zoeken naar mijn God.
Ik ben het zoeken moe, maar God niet.
Hij ziet en kent mijn zonde cn vergeeft
Ze Zeventig maal zeven maal en meer
Hij wil niet, dat mijn ziel sterft maar leeft
O, wonderbare goedheid van den Heef,
•Die naar zoo moedeloos een ziel nog vraagt.
Die alle dingen en ook mij verdraagt".
Dit zijn maar enkele voorbeelden, 'doch
het is genoeg om te doen zien, welk een
toon in onze tegenwoordige „religieuse
poëzie" wordt aangeslagen. De verzen zijn
ontegenzeggelijk schoon, schoon yan beeld
spraak en van taalden toch is er iet9 in, dat
het godsdienstig gemoed niet geheel bevre
digt. Daar loopt een sceptisch adertje door
de vroomheid heen, die maar half bevre
digt. Het kan moeielijk anders in onzen
twijfelzieken tijd. De dichters geven de
stemming van onze dagen weer, maar we
gevoelen: er hapert iets aan de stemming.
De vroomheid is aesthetisch gekleurd en
maakt dikwijls den indruk, niet geheel echt
te zijn. Het is echter moeilijk in deze te
oordeelen. We zijn zoo gewoon aan de oude
klanken als „O, Hoofd bedekt met wonden",
„God, "enkel licht", „De9 drijvers geweldige
roede", en we meenen zoo licht in deze
alleen de echte vTöómheid te hooren. Mo
gelijk' moeten we nog aan de nieuwe klan-'
ken wennen, maar vooralsnog kunnen we
ons niet voorstellen, dat •dergelijk- li-- 'eren
uitdrukking kunnen ereven aan 'de behoef
ten en ervaringen van het godsdienstig ge
moed.
De laatste dichter, die verheven „reli
gieuse poëzie" heeft geschonken is Guido
Gezelle geweest. Maar deze „was een Mid-
del-Eeuwer in onzen modernen tijd". Deze
man heeft nog gehad het kinderlijke geloof
der primitieven, en aan dit geloof uitdruk
king gegeven in onsterfelijke verzen. Thom
son doet een voortreffelijke keuze. Hij wijst
op het bekende „Mater dolorosa", „Den
ouden brevier", „O, 't ruischen vah het
ranke riet", „Gij bndt op eenen berg", „Ach,
Zoo ellencbg zijp" enz. Laten we tenslotte
één gedicht van hemr aanhalen, een merk
waardig gedicht, waar kinderlijke vroom
heid zich verdiept in middeleeuwsche voor
stellingen en op hetzelfde oogenblik een
taal voert, die de' modernste der modernen
hem zou kunnen benijden.
Dit gedicht heet „De ramen". Daar lezen
we:
De ramen staan vol heiligen;
Gemiteid cn gestaafd,
Gemortelaard, gemaagdekroond
Gehertogd en gegranfd,
Die 't branden van het ovenvier
Geglaasd heeft in den scherf,
Die glinsterend, al de talen spreekt
Von 't hemclboogsch geverf.
Doch schaars is herontsteken in
Den Oosten het geweld
Der zonnevonke, cn volt zij op
De heiligen, zoo smelt
't Samytwerk uit den mantelworp.
De goudware uit de kroon.
En alles, even wit nu, blinkt
En bliksemt even schoon.
Verdwenen zijt gij, hertogen
En graven don, zoo zaan.
Verdwenen maagden, martelaars
En bisschoppen: voortaan
Geen palmen, staven, stolen meer,
'tls alles henen, tot
Eén helderheid versmolten,
Eén zonnelicht, inGod."
Assen.
G. HULSMAN.
Thomson „Religieuse Poëzie", uitg. J.
Ploegsmo,'Zwolle.
Politiek Overzicht
Het aandeel van Rumenië
in den wereldstrijd.
Het jongste van de oorlogstooneelen on
derscheidt zich van al)e anderen door den
aard van den strijd, die er wordt gevoerd.
Overal elders draagt de strijd hetzelfde ka
rakter dat van den positiestrijd, den ves-
tingstrijd aangepast aan de moderne om
standigheden. Misschien zal zich aan het
Macedonische front mettertijd een bewe-
gingsstrijd ontwikkelen. De Parijsche pers
verheugt zich er over, dat de Serviërs 230
K.M.3 van hun grondgebied met zeven dor
pen hebben heroverd. Dat is misschien een
begin, al is het uiterst bescheiden, want
vóór den oorlog had het Servische gebied
eene oppervlakte van 48,303 K.M.1
Maar op het nieuwe gebied, dat door het
toetreden van Rumënië tot de Entente voor
den wereldstrijd ontsloten is, zien wij den
bewegingsstrijd in optima forma. Van 28
Augustus af heerscht daar de oorlogstoe
stand. Hoeveel hebben wij op dat gebied
niet zien gebeuren in de weinige weken, die
sederf~zijn verloopenl Wij hebben het Ru-
meensch'e leger van het oosten en-het zuiden
uit Zevenbergen zien binnenrukkerr en een
goed deel van dit Hongaarsche kroonland
zien bezetten, zonder ernstige tegenstand te
ontmoeten. Maar wij zijn ook getuige ge
weest van het tegen-offensief der verbonden
Duitschers en Oostenrijk-Hongaren, dat voor
enkele weken is ingezet en dat reeds het ge
volg heeft gehad, dat het eerste van de beide
in Zevenbergen opereerende Rumeensche
legers bij Hermannstadt vernietigend gesla-
ger is. Aan den rechter Donau-oever hebben
wij gezien, dat het nog in vredestijd in de
Dobroedsja bijeengebrachte Russisch-Ru-
meensche leger, in plaats van' den voorge
nomen tocht in het Bulgaarsche gebied, die
voor Rusland den weg naar Konstantinopel
zou openen, te kunnen ondernemen, gevoe
lig op het hoofd is geslagen en van de Do
broedsja het gedeelte, dat in 1913 aan Ru
menië was toegekend, en nog een groot
stuk meer heeft moeten prijs geven. Nu
laatstelijk hebben wij gezien, dat eene Ru
meensche afdeeling, die voor een inval in
Bulgarije bij Rjahovo, het punt tusschen
Tutrakan en Silistria, waar de voormalige
Bulgarsch-Rumeensche grens de Donau be
reikte, over de rivier was gebracht, den
Bulgaarschen grond sneller heeft moeten
veriaten dan zij er gekomen was.
Het begin van den igldtOGht is dus voor
Rumenië zeer ongelukkig geweest. Gevoel!"*
ge slagen zijn aan verschillende tleelen van,
het Rurrteensche leger toegebracht, djo 1 iel
voor den verderen strijd aanmerkelijk ver
zwakt hebben. Blijkens eene opgave van hel
sanitaire comité te Bukarest heeft het Ru
meensche leger in de eerste drie ooriogs-
weken een verlies geleden van 3426 oftkie*
ren en 72.724 manschappen aan dood on,
gewonden en vermisten. Ónder de offkiei
ren bevinden zich 4 generaals en 20 kolo
nels. De oorlogssterkte van het Rumeensche
leger wordt opgegeven als 600.000 man.
Het verlies tot 18 September bedraagt dut
meer dan 10 pet. van de geheele steikto.
Maar het Rumeensche leger is nog aan
merkelijk meer verzwakt, want sedert 18
September zijn' er nog de verliezen bijgo-'
komen tengevolge van het tegenoffensief in
Zevenbergen.
Geen wonder, dat de ongunstige loop van
den strijd op de Rumeensche slagvelden bij
de Entente ernstige gedachten wekt. Men
is zich er van bewust, dat dit oorlogstoo-
neel voor den einduitslag van overwegend
gewicht is. Een Deensch blad, de Berlings-
ke Tidende, bericht, dat in de militaire krin
gen te Petersburg de opvatting heerscht, dat
aan dit oorlogstooneel de eerste plaats toe*
komt. De verovering van Péronne, Lemoerg,
Triest en Diarbekir, hoe gewichtig zij ieder
op zich zelf zouden zijn, zouden toch'
daarbij achterstaan - in beteekenis. Dc
oorlog zal zóó lang onbeslist bli|\en
als de hoofdverbinding Berlijn Wee-
nen Budapest Sofia Konstan
tinopel bestaat. Het hoofddoel van dé ge
allieerden moet er daarom op gericht zijn,
deze levenszenuw van de centrale mogend
heden door te snijden. Alle operation van
de Entente moeten dit doel trachten te be
vorderen.
Wanneer dat zoo is, *Jan halen de échecs,
die tot dusver door de Rumeensche leger9
geleden zijn, een leelijke streep door de
rekening van de Entente. Dit straalt door
in de beschouwingen, die de Popoio d'Ita^
lia aan den toestand wijdt. Het blad be
handelt de vraag wat er zou gebeuren, all
Rumenië verpletterd werd, en drukt de mee
ning uit, dat dit op den algemeenen loog
van den oorlog geen grooten invloed zou
hebben. Maar het voegt daaraan waarschu
wend toe, dat men het optimisme niet te
ver moet drijven. Een Duitsch succes in Ru
menië zou zeker een onberekenbaren mo-
reelen indruk maken en bovendien zou het
de Entente-mogendheden van elke moge
lijkheid berooVen om de verbinding van de
centrale mogendheden met den Balkan ei\
het oosten af te snijden. Het schijnt haast
in de sterren geschreven te zijn, dot alle
kleine volken, die door de Entente voor de
gemeenschappelijke zaak in den strijd ge
roepen zijn, moeten worden opgeofferd, om
dat telkens de hulp te laat komt. Dat zou
echter een strafbare scheld zijn, te meer
omdat eene nederlaag van Rumenië niet
veroorzaakt zou worden door de onmacht
van de bondgenooten om hulp te brengen,
maar wel de uitkomst zou zijn van de be
sluiteloosheid en de weifelende houding,
die van den beginne af het kenteeken van'
de politiek van Italië en zijne bondgenooten
op den Balkan is g»weest. Het blad loot zich'
daarna zeer afkeurend en bitter uit over de
houding van het leger van Sarriïl!, dat zich'
in partieeie ondernemingen versnippert,
maar er ver vandaan is tegen de centrale
mogendheden den beslissenden slag te voe
ren, die zoo lang in uitzicht is gesteld. Als
het groote offensief onmogelijk is^had men
het niet moeten verkondigen als eene on
middellijk te verwachten zekerheid, en als
de tioodige middelen daarvoor ontbreken,
moet men zorgen, dat zij er komen. Want
het Balkan-oórlogstooneel is van zoo veel
gewicht geworden, dat geene offers daar
voor te groot zijn. Wanneer bij het invallen
van den winter Turkije, en Bulgarije niet bul
ten gevecht zijn gesteld, dan slaat de En
tente op den Balkan nog op hetzelfde punt
als in het vorige jaar. Het blad bezweert
daarom de verantwoordelijke kringen, zon
der dralen de -noodige maatregelen te 'ney
men. Op de schouders van de verkonden
regèeringen ligt eene geduchte verorftv/oor-
delijkheid, en de volken zullen streng re
kenschap vragen voor-de begane fouten.
De corlcg.
B e r 1 ij n, 6 O c t. (W. B.) Bericht' uit hel
groote hoofdkwartier van heden .oormid-
dag.
Pront prins Rupprecht. De artil: --lag
tusschen de Ahcre en de Somme gae' evig
verder. In aans1 ting aan die Engeische
aanvallen onmiddellijk ten oosten van de
Ancre, ontsponnen zich levedige hondgra'
H§atgevechten, die tot in den avond.duur-