„DE E EM LAN DER'. Donderdag 2 November 1916. BUITENLAND. FEUILLETON. De Koningin. N° 106. Voorde verkiezing van een l d van den Gemeen teraad in district I op Donderdag 9 November wordt den kiezers drin gend aanbevolen te stem men op J. BONK. Kroldje-roer-me-niet 15de Jaarrang. u 9a A *i MARIE VAN VERSENDAAL. Hoofdredactie. D VAN SCHAARDENBURG. Uilgevers: VA L K H O F F Co ABONNEMENTSPRIJS: ?ar 8 maanden voor Amersfoortf 1.30. JcUm franco per post1.80. Per we«)i (met gratis verzekering tegen ongelukken) - 0.125. Afzonde»lijko nummers- 0.05. Wekelijksch bijvoegsel „De Hollandsclie Huisvrouw" (onder redactie van Thörèse Hoven) per 3 mnd. 50 ets. Wekeliiksoh bijvoegsel „Pak me mee" per 3 mnd. 52 ets. Bureau: UTRECHTSCH ESTRAAT 46. Intercomm. Telefoonnummer 66. PRIJS DER ADVERTENT IE N Van 1—5 regels.» f O.HO. Elke rogol moer- 0.15. Dienstaanbiedingen 15 rogols - 0.50. Qrooto lettors naar plaatsruimte. Voor handol on bo Ir ijl bostaan zoor voonloelige bop.ilingon tot het herhaald advertooron in dit Blad, bij abonnoniont. Eone circulairo, bovattondo de voorwaarden, wordt op aanvraag toegezonden. De sociaal-democraten zijn in ons land altijd opgekomen voor het volle recht van kritiek En zij doen dit nog. Altijd en overal willen zij kritiseeren, fel en scherp. In ver tegenwoordigende lichamenTweede Ka mer zoogoed als gemeenteraden, in open bare vergaderingen zijn zij steeds gereed om over iedere fout, die is gemaakt ook al bestaat die fout alleen in hun verbeelding hun snijdende afkeuring te doen hooren. En wee, wanneer een poging gedaan •wordt om dat altijd-weer-afbreken, dat kriti seer en-zonder-ophouden, dat hekelen-zon- der-eind tegen te gaan. Dan volgen protes ten in daverende bewoordingen, worden meetings belegd en moties aangenomen, dan wordt zelfs het wapen der obstructie ter hand genomen om te heroveren het recht van vrije, onbelemmerde kritiek, die te pas en te onpas mag worden geuit. Maar wat gebeurt nu De S. D. A. P. heeft langzamerhand zelf een geschiedenis gekregen, ze maakt, in hare vertegenwoordi gers, zelf fouten. Nu komen anderen en gaan op hun beurt deze fouten der sociaal-demo craten, hun verkeerde tactiek of hun onde mocratisch optreden kritiseeren. Men zou zoo denken, dat het recht hier toe door de sociaal-democraten in de eerste plciats zal worden erkend en geëerbiedigd, dat zij zich het spreekwoord zullen herinne ren „Wie kaatst moet den bal verwachten". Wie dit denkt vergist zich. De sociaal-de mocraten kunnen geen kritiek op hun eigen daden verdragen. Zij worden er zenuwachtig onder, trachten den man of de vrouw, die de kritiek oefent het verder spreken te beletten, door roepen, door schelden zelfs, trachten in één woord op alle mogelijke manieren te intimideeren, den tegenstander door geeste lijke geweldmiddelen van het woord te doen afzien. Het is bekend, dat dit middel op volksver gaderingen herhaaldelijk is toegepast. En tegenover velen zelfs met succes. Menig" spreker van links en rechts heeft er van afge zien in openbare vergaderingen met debat het woord te voeren uit tegenzin tegen deze bangmaak-politiek der sociaal-democraten. Anderen echter hebben zich niet laten af schrikken en laten hun kritiek ook tegen de sociaal-democraten waar dit noodig is, met nadruk hooren, beantwoorden den eventu- eelen debater stevig. Dan is Leiden in last. Zij, die voor zich zelf steeds het recht om af te keuren en te bestrijden op hoogen toon opeischen, toonen dan zelf absoluut geen bestrijding te kunnen verdragen en be ginnen te klagen over „den toon". Laten zich als echte „kruidjes-roer-me niet" ken nen. Van volksvergaderingen was dit bekend. Doch in de afgeloopen week bleek deze eigenschap van de sociaal-democraten ook overduidelijk in de Tweede Kamer bij de Al- gemeene Beschouwingen over de Grond wetsherziening. De sociaal-democraten, die eraan deelna men, lieten luid de klaroenen van hun eigen roem klinken, spraken met zekere minach ting over de vrijzinnigen en vielen deze fel aan, bij monde van den heer ter Laan, over hun verwaarloozing van het openbaar onder wijs. Tegen dit alles, tegen die scherpe en vaak volkomen onjuiste kritiek, kwam verzet van vrijzinnige zijde. De heer v. Doorn merkte snijdend-scherp opgij, sociaal-de mocraten, verwijt ons, dat de leerplicht slechts zes jaar duurt, maar zelf Imbt ge tegen de leerplichtwet gestemd, die door een liberaal ministerie werd voorgesteld. Daar brak het onweer los. De „kruidjes- roer-me-niet" waren aangetastwoedende interrupties weerklonken, minachtende uit roepen werden den heer v. Doorn naar het hocfcl geworpen en de heer Schaper ging zelfs zoover van hem te zeggen „Ga nou maar zitten". De heer v. Doorn liet zich allerminst over bluffen en gaf het snejdige antwoord Ziet- daat uw vrijheidsliefde, wiens spreken U niet bevalt wilt ge trachten het woord te ont nemen. De sociaal-democratische Kamerleden hadden echter van deze afstraffing niets ge leerd. Iedere verdere spreker, die het waag de hun houding van thans of vroeger af te keuren werd aangeblaft in de Kamer en in het dagblad „Het Volk" nog eens extra „af gemaakt" de Muralt en de Jong, Marcnant en Koster moesten dit ondervinden. Pas klonk in hun betoog de eerste aanduiding, dat zij de aanvallen der sociaal-democrati sche sprekers niet alleen met een verdedL ging, maar ook met een tegenaanval gingen beantwoorden of Troelstra en de z'jnen werden onrustig, met uitroepen als„je be grijpt er niks van", „onzin", „kletskoek", met uiterst onparlementaire uitroepen zelfs werd getracht de sprekers in een hoek te dringen. En op de perstribune schreef, heet van de naald, de redactie van „Het Volk" zijn met minachting gelardeerde hoofdartikelen, die allen werden opgebouwd op deze stellingHoe durven de menschen het te wagen, ons sociaal-democraten, de volmaakten op ieder gebied, aan te vallen. Het behoeft wel niet gezegd, dat deze tac tiek van de leiders der S. D. A. P. geenerlei uilwerking heeft. Hoogstens zullen de kie zers zeggen Het schijnt, dat de „rooden", d;e zelf altijd zoo'n hoog woord hebben, an- derer de vrijheid van kritiek met geweld willen ontnemen. Zijn zij altemet wat bang voor die kritiek Sociaal-democraten, die voor „kruidje- roer-me-niet" gaan spelen kunnen zich hoogstens belachelijk makpn. P. D. M C. K. Politiek Overzicht. De levensmiddelverzorging in Duitschland. Toen de tijd gekomen was, waarop de nieuwe oogst kon worden binnengehaald, ging er een zucht van verlichting op in Duitschland. Het dreigende gevaar van den hongersnood scheen afgewend en daarmee ook het gevaar, dat de honger den vijand een nieuw zwaard in de hand zou drukken, dat hem datgene zoo verschaffen, waarin de gewone oorlogswapenen te kort schoten. Maar alles is betrekkelijk. Hoe zorgvol het vraagstuk der levensmiddelverzorging in Duitschland nog altijd is, blijkt uit een ar tikel van een dezer dagen in de Köln. Ztg., waarin „onze voeding in den winter" be handeld werd. Daarin wordt een speciaal ar tikel behandeld, de aardappel, waarbij strem mingen in den aanvoer zijn voorgekomen, die voor een ieder duidelijk hebben gemaakt dat de aardappel de grondslag voor de ge- heele voeding is, niet alleen direct voor den mensch, maar ook als veevoeder de bron van de vetverzorging. Elke stremming in de aardappelvoorziening werkt terug op de gansche bevolking. Er wordt onderscheid gemaakt tusschen den acuten aardappelnood, waarin men zich ten deele nog bevindt, en de vooruitzichten voor den winter. De acute nood ontstond daar door, dat het binnenhalen van den oogst aanmerkelijk verti&agd werd. Daaraan wa ren schuld het natte weer, het gebrek aan arbeidskrachten en ook de opzettelijke te genwerking van vele boeren, waardoor een aanzienlijk deel van den D.iitschen aard appeloogst nog in den'grond rit. Als af doend redmiddel daartegen wordt aanbevo len de zaak als eene militaire aangelegen heid te behandelen. Voor een deel is dat reeds geschied; een enkele maal heeft een generaal commando krijgsgevangenen voor aardappelrooien beschikbaar gesteld. Maar er moet meer in die richting gedaan worden; er moeten arbeidscommando's ge vormd worden uit soldaten, die aan het front niet zijn te gebruiken, om van de land bouwers het werk over te nemen en de aardappelen in dr treinen te brengen. Dat zou ook een middel zijn om lijdelijk verzet van de aardappelproducenten te breken en voor onteigening van den aardappeloogst den weg te banen. Met het bestrijden van den acuten aardappelnood, d. i. het zorgendot tijdig voldoende voorreden uit de stre ken waar overvloed heerscht, worden over gebracht naar die, waar behoefte bestaat, is echter slechts het onmiddellijke gevaar overwonnen. De vraag blijft dan nog be staan, hoe men 't moet aanleggen om door den winter heen te komen met den voor raad, die beschikbaar is. Op het eerste ge zicht lijken de cijfers niet gunstig. Volgens de tot dusver verrichte schattingen is de aard appeloogst niet voluit 40 millioen ton. Wan neer men bedenkt, dat de oogst van het vo rige jaar bijna 55 millioen tonnen telde, en toch nagenoeg is opgegeten, dan zou men kunnen schrikken. Maar de noodzakelijk heid heeft de Duitschers spaarzaamheid ge leerd en de maatregelen van de overheid hebben hennog verder gebracht op dien goeden weg. Volgens de laatst uitge vaardigde verordening komt aan ieder persoon^ dooreengenomen, een pond aard appelen. toe, welk rantsoen voor hen, die zwaren arbeid hebben te verrich ten, verdubbeld wordt. Wanneer men nu per hoofd van de burgerlijke be volking, die op 60 millioen menschen wordt aangenomen, de maximum-hoeveelheid van twee pond per dag rekent en als tijd, die moet verloopen tot den volgenden oogst van vroege aardappelen, aanneemt acht maan den, dan is de hoeveelheid, die benoodigd is, te berekenen op 60 millioen X 2 X 8 X 30 28.800.000.000 pond, d. i. rond 15 .millioen ton aardappelen. Op de basis van datgene wat voor hen, die zwaar werk ver richten, is toegestaan, zou de verzorging van het Duitsche volk met aardappelen dus 15 millioen tonnen eischen. Dat is eene hoeveelheid, die met gemak kan worden verkregen ook uit een middelmatigen oogst, die op 40 millioen ton wordt geschat. Daar komt nog bij, dat de reeds aangehaalde spaorzaamheidsverordening het vervoede ren van aardappelen, die voor menschelijke voeding kunnen dienen, aan het vee heeft verboden en dat het verwerken van aard appelen tot brandewijn aanmerkelijk zal worden ingekrompen. De slotsom, waartoe deze schrijver komt, is dus, dat Duitschland, als het spaarzaam huis houdt, met zijn gewichtigste voedings middel ool( door een langen winter zal kun nen heenkomen. Hij waarschuwt echter, dat een^ doelmatige behandeling van den met zoo groote moeite verkregen oogst dringend noodig is en dat alle verliezen, die maar eenigszins zijn te vermijden, moeten worden uitgeschakeld. Eene eerste voorwaarde daartoe is, dat de aardappelvoorraden onder het zorgvuldige toezicht van deskundigen worden gesteld om ze in goeden toestand te houden. Daar het noodig is alle eetbare aardappelen voor de menschelijke consum- tie te reserveeren, moeten voor het mesten van varkens andere voedermiddelen ver strekt worden. Daarvoor komen rapen in aanmerking, maar vooral gerst, die weer op eene andere plaats uitgespaard moet wor den. De beperking van het bierbrouwen is daarom reeds ernstig overwogen. Het vraagstuk kan dus kalm onder de oogen gezien worden. Maar de ernst mag daarbij niet ontbreken. Wat in Duitschland aan voedingsmiddelen aanwezig is, is niet voor befangrijke vermeerdering vatbaar, en aan den anderen kant kan de voor de indivT- duen toegemeten hoeveelheid niet \erder' verminderd worden. Maar men moet gewa pend zijn tegen het geval, dat eene lieuwe verrassing, waaraan de oorlogstijd zoo rijk' is, nieuwe moeielijkheden schept voor de volksvoeding. Voor die mogelijkheid be veel' de schrijver als voorbehoedmiddel «an het meer algemeen maken van de gemeen schappelijke keuken. De gemeenschap moei het verschaffen van de gereed gemaakt© spijzen in handen nemen- Hier en daar ge schiedt dat reeds, maar bij wijze van uitzon dering. Waar de gemeenschappelijke spij ziging is ingevoerd, is de bevolking met niet meer dan 5 10 pet. daarbij betrokken. Wat nu nog uitzondering is, wil deze schrijvec tot regel maken. Daarin ziet hij het mid del om het vraagstuk der oorlogsvoeding op afdoende wijze tot oplossing te brengen. Men ziet, er zijn op dit gebied nog diep in het maatschappelijke leven ingrijpende maatregelen te verwachten, wanneer de nood e? toe dringt. De oorlog. B e r 1 ij n, 1 Nov. (W. B.* Bericht uil het groote hoofdkwartier van lieden voor middag. Met de doorzichtiger wordende atmos feer begin in het Sommegebied in ver scheidene sectoren eene levendige artille- rie-actio. In de avonduren gingen de Engel-- schen uit de strerk van Couralette en met sterke krachten u.t de lini£n Gueudecourt Lesboeufs tot den aanval over. Ten noor den van Couralette kwam de aanval in ons afweervuur niet vóóruit. Ten noorden van Letraneloy viel hij met groote verliezen op eenige plaatsen in een handgemeen ineen. De geschutstrijd op den oostelijken oe ver van ne Maas was slechts tijdelijk le vendig. P a r ij s, 1 N o v. (Havas.) Namiddag- communiqué. De Franschen gingen in den loop van den nacht op nieuw vooruit ten noord-oos-^ ten van Lesboeufs. In den morgen deden da Duitschers een hevigen aanval, komend o uit het noorden en oosten, op het dorp? Sailly-Sailliset. Al hunne pogingen werden! door het Fransche vuur gebroken en drf aanvallers werden terug geworpen in hun- en loopgraven van uitgang. Omstreeks 70 gevangenen zijn in onze handen gebleven. Op den rechter Maasoever was de nacht trekkelijk rustig. In de Vogeezen mislukte eene poging van de Duitschers tegen een van de Fran sche loopgraven bij Lagatzen, ten zukk oosten van Altkirch, onder het Franscha spervuur. Van de rest van het front is niets te ver melden. Londen, 1 Nov. (R.) Bericht van ge neraal Haig. Wij deden geslaagden invallen in da vijandelijke loopgraven ten noord-oosten van Testubert en Mesfines. Ter wereld is niet een zoo doodend venijn, Als vriend te schijnen en vijand te zijn. Roman van ANNA WAHLENBERG. Geautoriseerde vertaling door G. B. NORTAKKER. 6 Goddank/ zijn moeheid schijnt over te zijn. Maar waarom wenden Sigfrid en Nils zich onophoudelijk tot mij met hun tegen werpingen? Frederik is immers o'an het woord. Ik laat hem antwoorden, zit stil of trek hem met een vraag ei bij. Nu en dan moei ik zelf wel een antwoord geven. Het zoo. anders onbeleefd zijn, en soms is Fre derik s verdediging ook niet precies naar mijn smaak. Ik mag hem toch wel helpen. Frederik speelt. Heeft hij- al lang voor den vleugel geze ten. En ik, die er niets van gemerkt heb, dat hij opgestaan en uit den kring verdwe nen is. Stel je voor, dat ik zóó in een discussie kan opgaan, dat ik niets merk van wat er rondom mij gebeurt. Die heerlijke Brahmssymfonie! En hoe mpoi speelt hij dief En de jongens, die niet eens luisteren, ongegeneerd doorpraten, zooals ik zooeven. Slechts Dagny zit hem in bewonderende extase aan te staren, of schoon ik weet dat ze nog niet eens musi- caal genoeg is om een treurmarsch van een wals te onderscheiden. Dat ze ook niet willen ophouden met hun gepraat. En waar om kunnen ze mij niet met rust lr n, maar probeeren ze telkens me in het gesprek te trekken? Hooren ze dan niet, dat ik nauwe lijks antwoord geef? Zien ze dan niet hoe afgetrokken ik ben? Nee, het wordt ondragelijk; ik moet ze eens bij de ooren trekken. „Zullen we niet wat naar de muziek luis teren. Frederik speelt de symfonie zoo heerlijk mooi." Zoo, nu zwijgen ze werkelijk. Merkt hij het Is hij blij dat hij eindelijk onze praat- lust heeft overwonnen en ons in zijn tonen gevangen heeft? Welk een dissonant! Dat hoort er niet bij, en nu speelt hij niet meer. De vleugel wordt gesloten, en hij staat op. Wat moet dat beteékenen? Wil hij too nen, dat hij niet voor ons speelde doch slechts voor zich zelf, omdat wij te voren ons niet aan hem hebben gestoord, omdat we zijn woorden in de discussie niet met voldoende opmerkzaamheid gevolgd heb ben, maar hem het woord ontnomen heb ben, zoodat hij er buiten stond, aan zijn lot overgelaten, en bezigheid op eigen hand moest zoeken? Daar schenkt hij de glazen in en noodt hen tot drinken. Zijn plicht als gastheer wil hij niet verzuimen, al is hij ook nog zoo boos op hen. Nu is hij weer hartelijk en vroolijk. Is het aanstellerij? Of is hij misschien niet boos op hen, maar alleen op mij? Op mij, om wie zij zich verzamelden en tot wie ze zich wendden? Meent hij dat ik de schuld ben dat ze hem geen opmerkzaamheid be-g wijzen, dat ik hem bij zijn kameraden ver dring, zooals uit zijn werkf O, als dat eens zoo wasf Is het misschien een vernedering voor een man een vrouw te hebben, die zijn ge bied binnendringt? Is dat een wedstrijd die hem in eigen oogen* belachelijk maakt? Een wedstrijd! Maar is het mogelijk dat hij het als een wedstrijd beschouwt? Is zijn eer niet de mijne, en mijn eer de zijne? 't Is schandelijk van mij zoo wantrouwend te zijn en hem leelijke gevoelens toe dich ten, die hij in 't geheel niet heeft! Ik moest er aan denken, dat hij zulk een nerveus temperament heeft, en het met zijn slecht humeur niet zoo nauwnemen. Dat gaat wel over. En als hij niet aardig wil zijn, moet ik maar tiachten dat voor ons beiden te zijn, zoodat onze avond niet bedorven is. Wat blijft Dagny lang bij de deur met Frederik praten. Om afscheid te nemen zijn toch zoo veel woorden niet r.codig. En haar gezicht straalt van dankbaarheid en vriendelijkheid. Heeft ze het zoo prettig gehad van avond, zij, die zoo stil heeft gezeten, dat Ik het werkelijk vervelend voor haar vond? De jongens ignoreerden haar bijna onbeleefd. Maar nu is ze tevreden, dat is duidelijk te zien. Waarover kunnen ze het to^h zoo druk hebben, zij en Frederik, die eikaar anders zoo weinig te zeggen hebben? O, nu weet ik het! De muziek! Ze dankt voor de muziek, voor de muziek, waarvan ze geen toon begrepen heeft, dat weet ik zeker. Tracht ze hem in te beelden dat ze mu zikaal is? Wil ze hem imponeeren en zich interessant maken. Maar dat zal haar moei lijk vallen, Frederik zal wel even goed als ik bemerkt hebben wat ze weegt op mu ziekgebied. Hij ziet er dan ook niet erg gevleid uit; dat ze zoo weinig van een ge zicht kan lezen. Heeft ze zoo veel verbeel ding, dat ze meent dat hij vereerd is om dat zij hem prijst, ofschoon zijn bescheiden heid hem verbiedt er verheugd uit te zien? Misschien ook is het alleen maar vrien delijkheid van haar. Ik heb gemerkt, dat ze in den laatsten tijd haar warme gevoelens van mij naar hem overgeplaatst heeft. Ze heeft medelijden met hem. Ze wil hem haar sympathie toonen, omdat ze denkt dat ik mijn plaats niet ken, en voortdurend op zijn gebied dring. Ik neem immers voort durend de plaats van een ander in; ik heb immers haar raad niet gevolgd, om 's mor gens boter te koopenl Heeft ze misschien van avond ook me delijden met hem gehad? Misschien juist vanavond? Nee, dat zou al te sterk zijnr Zou ze er werkelijk aart denken heen te gaan, zonder afscheid vont me te nemen? Ze is vlak bij den drempel, en ziet er uit alsof ze bereid is onmiddellijk heen te gaan. Nu hebben de jongens af* scheid genomen, en staan in de vestibule*-! en nog steeds onderhoudt zij zich met Fretfj derik. Ik zal me bij hen voegen om te ziei* welk gezicht ze zet. Zoo, ze ziet me wewj kelijk, en reikt me ook de hand. „Goeden avond, Brita, en dank voor d&i zen avond." Koud, afgemeten, zoo dat het bijna on< beleefd klinkt. Er is geen mogelijkheid oid te twijfelen. Ze keurt mijn gedrag of. En ze wil mi| dat terzelfder tijd laten merken, als ze Fre^' derik een ondubbelzinnig bewijs wil gevend dat hij niet alleen en onbegrepen staat inf de wereld, zoolang zij leeft. Arme ik! Danj moet ik trachten verder te leven zonde^ haar gunst en genade. VI. Even op de agenda kijken, terwijl Dagnjf de lijsten naziet. Om twaalf uur komt de luitenant met he Romeinsche profiel. Om half twaalf het jo ge vrouwtje met haar kleinen jongen. (Wordt vervolgd-J.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1916 | | pagina 1