"TëuillëtonI-
„DE EEMLANDER".
Vrijdag 10 November 1916.
BUITENLAND.
v
JOe Koningin,
N* 113.
IB- Jsarnang,
BINNENLAND.
Hoofdredactie:
MARIE VAN VERSENDAAL.
Mr. D. J. VAN SCHAARDENBURO.
Uitgevers: VALKHOFF Co.
ABONNEMENTSPRIJS:
fyi 8 maanden tooï Amersfoort n f 1«30.
Idem franco per poat..
Per week (met gratia verzekering tegen ongelukken)* 0.12&.
Afzonderlijke nummers0.05.
Wekelijkach bijvoegsel „D# Hollatidsch* Huisvroutf' (onder
redactie van Thérèae Hoven) per 3 mnd. 50 ets.
"Wekeliikfleh bijvoegsel ,,Pak mt meJ' per 3 nd. 52 ets.
Zna
Bureau: UTRECHTSCH ESTRAAT 46.
Intercomm. Telefoonnummer 66.
PRIJS DER ADVERTENTIËN.
Van 1—5 regel* M f 0.80.
Elke regel meerti «0.15.
Dienstaanbiedingen 1—5 regels- 0.50.
Groote lettors Qiinr plaatsruimte.
Voor handol en bedrit bestaan zeer voordooligo bepalingou
tot het herhaald advortoeren in dit Blad, bij abonnement.
Eeno ciroulaire, bevattende de voorwaardon, wordt op
aanvraag toegezonden.
De oorlog.
Van de oorlogstooneelen brengen ook
Reden de berichten weinig nieuws. In de
noordelijke Dobroedsja is Hirsova weder
üoor de Russo-Rumenen bezet.
B e r 1 ij n, O Nov. (W. B.) In de zitting
yan heden van de hoofdcommissie van den
Tijksdag nam de rijkskanselier het woord en
hield de volgende rede:
De kern ven de besprekingen, die in deze
commissie in alle voorafgaande weken ge-
yorrd werden, was ten slotte altijd de vraag
naar de vorderingen en de beëindiging van
den oorlog. Bij onze vijanden is in den regel
slechts sprake van voortzetting van den oor
log. Ook lord Grey sprak daarvan in zijne
tafelrede voor de buitenlandsche persver-
eeniging. De Engelsche minister sprak
daarbij een woord, dat verdient te worden
vastgehouden; hij zeide, dat men niet dik
wijls genoeg op den oorsprong van den oor
log kan terugkomen, want deze oorsprong
is van invloed op de vredesvoorwaarden.
Wanneer het waar was, dat de oorlog aan
Duitschland is opgedrongen, dan zou het
niet anders dan logisch zijn, dat Duitsch
land waarborgen verlangt tegen een toe-
komstigen aanval.
Dat is in ieder geval eene opmerkelijke
erkenning. Natuurlijk volgt daarop spoedig
de-bewering, dat het tegendeel van de Duit-
sche voorstelling der oorlogszaken juist is.
Ndet aan Duitschland is de oorlog opge
drongen, maar Duitschland heeft aan Euro
pa den oorlog opgedrongen.
Bij het fundamenteele gewicht, dat lord
Grey laatstelijk aan deze vraag ook voor
de vredesvoorwaarden weder toekent en dal
wij ér altijd aan toegekend hebben, ben ik
genoodzaakt weer eens den feitelijken toe
stand vast te stellen en de neVelen weg te
vagen, waarmee onze tegenstanders den
'toestand trachten te bemantelen. Voor u
kan ik wel is waar daarbij slechts bekende
zaken herhalen.
Na breedvoerig hierover tegen Grey te
hebben gepolimjseerd ging de kanselier
voort.
Grey heeft zich ten slotte uitvoerig met
den tijd na het sluiten van den vrede en
met de stichting van een internationalen
bond tot handhaving van den vrede bezig
gehouden. Ook hierover wil ik eenige woor
den zeggen. Wij hebben nooit een geheim
gemaakt van onzen twijfel of de vrede door
internationale organis'atiënzooals een
scheidsgerecht, duurzaam verzekerd kon
worden. Over de theoretische zijde van het
vraagstuk wil ik hier niet uitweiden, maar
practisch zullen wij nu en in vredestijd stel
ling moeten nemen tegenover het vraagstuk.
Wanneer bij en na het einde van den oor
log en zijne ontzettende verwoestingen aan
goed en bloed de wereld eerst tot volle be
wustzijn zal komen, zal door de geheele
menschheid een kreet naar vreedzame over
eenkomsten en regelingen opgaan, die, voor
zoover dit binnen* menschelijk vermogen
ligt, een herhaling van zulk een monster
achtige ramp zullen voorkomen. Deze kreet
zal zoo luid en zoo gerechtvaardigd zijn,
dat hij tpt een resultaat moet leiden.
Duitschland zal iedere poging om een
practische oplossing te vinden, eerlijk mede
onderzoeken en aan hare mogelijke ver
wezenlijking medewerken en dit des te
meer wanneer de oorlog, zooals ^wij rftet
stellig vertrouwen verwachten, politieke
toestanden schept, die aan de vrije ontwik
keling van alle natiën, kleine en grooie,
recht laten wedervaren.
Daarbij zal aan het beginsel van recht
en vrije ontwikkeling niet alleen op het
vasteland, maar ook op zee eerbiediging
moeten worden verzekerd. Daarover heeft
Grey weliswaar niet gesproken. De interna
tionale vredes-waarborg, die hem voor den
geest staat, schijnt mij toch toe, een eigen
aardig, speciaal voor Engelands wensChen
pasklaar gemaakt karakter te dragen. Tij
dens den oorlog hebben naar zijn wil de
neutralen te zwijgen en iederen dwang van
Engelands-wereldheerschappij ter zee zich
geduldig te getroosten.
Na den oorlog, nvanneer Engeland, zooals
hij meent, ons op het hoofd heeft geslagen
en near zijn wil opnieuw over de wereld zal.
hebben beschikt, dan moeten de neutralen
zich tot een nieuwe Engelsche wereld-orde
aaneensluiten. Tot deze wereld-orde zal ook
het volgende behooren:
Uit betrouwbare bron weten wij, dat En
geland en Frankrijk reeds in 1915 aan Rus
land de territoriale heerschappij over Kon-
stantinopel, den Bosporus en den Westelij
ken oever van de Dardanellen met achter
land toegezegd en Klein-Azië onder de En-
tente-mogendheden verdeeld hebben. De
Engelsche regeering heeft de vragen, die
haar daarover in het parlement gesteld wer
den, ontweken, maar deze plannen van de
Entente zijn toch waarschijnlijk ook voor
den internationalen vredesbona dien zij later
moet waarborgen, van belang. Zoo zien de
annexatie-pionnen van onze vijanden er uit,
waarbij ook nog Elzas-Lotharingen komt,
terwijl ik bij de besprekingen van ons oor
logsdoel de annexatie van België nooit als
ons plan heb aangeduid.
Zulk een machts-politiek kan niet de
grondslag voor eer. krachtigen, internatio
nalen vredesbond vormen. Zulk een
machts-politiek staat in krasse tegenspraak
met de door Grey en Asquith nagestreefde
ideale toestanden, waarin recht over
macht heerscht en alle staten, die de fami
lie van de beschaafde menschheid vormen,
groot of klein, zich onder dezelfde voor
waarden en overeenkomstig hun natuurlij
ken aanleg, vrij kunnen ontwikkelen. Wil
de Entente zich ernstig op dit standpunt
plaatsen, dan moet zij er ook consequent
naar handelen. Doet zij dat niet, dan blij
ver ook de meest verheven woorden over
een vrvdesbond en eendrachtig samenle
ven on de volkerenfamilie holle klanken,
ling van internationale betrekkingen in de
De eerste voorwaarde voor de ontwikke-
richting van een scheidsgerecht en vreed
zame oplossing van geschillen zou zijn.
dat er geen agressieve coalities meer ge
vormd worden.
Duitschland is ten allen tijde bereid tot
een volkerenverbond toe te treden, ja, zich
aan het hoofd van zulk een verbond te
plaatsen, dat de verstoorders van den vre
de in toom houdt.
De geschiedenis van de internationale
betrekkingen vóór den oorlog ligt duidelijk
voor de oogen van een ieder. Wat bracht
Frankrijk aan Ruslands zijde? Elzas-Loiha-
ringen. Wat wilde Rusland? Konstantino-
pel. Waarom sloot Engeland zich bij hen
aan? Omdat Duitschland het in vreedza-
men arbeid te groot geworden was.
Wat wilden wij? Grey zegt, dat Duitsch
land met zijn eejsti aanbod betreffende de
integriteit van België en Frankrijk van En
geland het verlof wilde koopen, van de
Franscl.e koloniën weg te nemen wat het
behaagde.
Zelfs bij den meest dolzinnigen Duitscher
is nooit de gedachre üpgekomen Frankrijk
te overvallen om het zijne koloniën te ont
nemen. Niet dat was het noodlot van Eu
ropa, maar het feit dat de Engelsche regee-
jing de Fransche en Russische veroverings
plannen begunstigde, die zonder een Euro-
peescben oorlog niet te verwezenlijken wa
ren. Tegenover dit agressieve karakter van
de Entente heeft de Driebond zich steeds
in de -defensieve stelling bevonden. Geen
eerlijk beoordeelaar kan dat ontkennen.
Niet in de schaduw van het Pruisische mi
litarisme heeft de wereld vóór den oorlog
geleefd, maar in de schaduw van de „Ein-
kreisungspolitik", waardoor Duitschland in
bedwang moest worden gehouden,
Tegen deze p.olitiek, hetzij zij zich diplo
matiek uls insluiting, militair als een ver
nietigingsoorlog, economisch als een we
reld-boycot vertoont, hebben wij van het be
gin af in verdediging gestaan. Het Duitsche
volk voert dezen oorlog als een verdedi
gingsoorlog, tot waarborging van zijn natio
naal beslaan en zijne vrije verder-ontwikke-
ling. Nooit is er door ons iets anders be
weerd, iets anders gewild. Hoe laat zich ook
anders deze ontplooiing van reuzenkrachten,
deze onuitputtelijke, tot het uiterste beslo
ten offervaardigheid verklaren, die onge
hoord in de geschiedenis der menschheid
is. Op de hardnekkigheid van den oorlogs-
wil bij den vijand, waaraan de militaire en
materieele hulpbronnen der geheele wereld
dienstbaar worden gemaakt, heeft onze
weerstandskracht zich tot een steeds vaster
beslistheid gestaald. Wat Engeland nog aan
krachten moge in het vuur brengen, ook
Engeland's macht heeft hare grenzen. Zij
is voorbeschikt op onzen wil tot leven ten
val te komen. Deze wil is onbedwingbaar en
onverwoestbaar. Wanneer onze vijanden tot
het besef daarvan zullen komen, wachten
wij af in het vertrouwen, dat zij er toe moe
ten komen.
B e r 1 ij n, 9 Nov. (W B.) De militaire
medewerker van het Russische dagblad
Rjetsch bestrijdt de verzonnen bewering van
den vertegenwoordiger van de Associated
Press, dot Duitschland en Oostenrijk uitge
put zijn, wat menschen en munitie betreft.
De Russische deskundige verklaart woorde
lijk: Van de uitputting van de Duitschers
en de Oostenrijkers hoorden wij reeds in
het vorige jaar, maar desniettemin verschij
nen nog steeds nieuwe formotiën aan de
fronten. Dat getuigt er van, dot de voorra
den aan levende kracht bij onze tegenstan
ders pog niet uitgeput zijn en dat er r.og
voldoende reserves tot hunne beschikking
staan, waaruit nieuwe contingenten geput
kunnen worden.
Par ij s, 9 N o v. x(Havas). De Belgische
regeering heeft de bevestiging ontvangen
van de stelselmatige wegvoeringen van bur
gerlijke personen in België tot het verrich
ten van gedwongen arbeid in Duitschland.
Die wegvoeringen zijn half October begon
nen; zij strekken zich uit over de beide
Vlaanderens, Doornik en Bergen. Het mi
nimum-cijfer bedraagt 25,000; er zijn tal
rijke Fransche burgers onder. Zij worden in
open wagons gepakt en als vee vervoerd
naar eene onbekende bestemming; zonder
eenigen twijfel worden zij voor militaire
werkzaamheden gebruikt.
De Belgische regeering zal plechtig pro
testeeren bij de onzijdige landen tegen dezft
schandelijke schending van de Hnagsche
conventie.
P a r ij s, 9 Nov. (Havas.) In een herder
lijk schrijven van kardinaal Mercier wordt
gewezen op de ellende die in Belgie
heerscht. Hij maant het volk aan geduld te
oefenen en te bidden voor de overwinning
van de Belgische legers en van die hunner
bondgenooten en voor de bevrijding van
Armenië, Polen en België.
Parijs, 9 Nov. (R.) De minister van
financiën Ribot heeft in de Kamer mede
gedeeld, dat de Fransche leening heeft op
gebracht 11.360.000.000 francs.
Stockholm, 9 Nov. (Zweedsch tele
graafbureau). Er is een uitvoerverbod uit
gevaardigd voor levende dieren en voor
dierlijke en plantaardige verduurzaamde
levensmiddelen.
Vereenlgde Staten.
De onzekerheid over den uitshog van de
presidentsverkiezing in de Vereènigde Sta
ten is ten einde. Wilson is herkozen.
Kameroverzicht,
Eerste Kamer
Zitting van 9 November.
De Eerste Kameu_ vergaderde gisteroch
tend eenige minuten ter afdoening van het
ontwerp naturalisotiewet en andere ontwer
pen van ondergeschikte beteekenis. Nadat
minister Cort van der Linden den aankoop
vnn een gebouw te Delft voor de decoratie
ve afdeeling van de Techn. Hoogeschool had
toegelicht en minister Ort mededeeling had
gedaan van het algemeen plan, dat ten aan
zien van de naturalisaties wordt gevolgd,
werden de ontwerpen zonder hoofdelijke
stemming aangenomen en de vergadering
tot nadere biieenroeping verdaagd.
Tweede Kamer.
Grondwetsherziening.
In de zitting van Donderdag was bij de
voortzetting der grondwetsherziening aan de
orde art. 80. De heer T r o e 1 s t.r a (S.-D.J
licht het amendement toe, om de leeftijds*
grens voor het kiesrecht te brengen van 23
op 21 jaar. De commissie van rapporteur!
stelt een redactieverbetering voor. De heec
Schaper (S.-D.) verdedigt de facultati af
stelling van den stemplicht; de heer
Snoeck Henkemans (C.-H.) licht het
amendement toe, om de belasting-wanbeta
lers en de door wangedrag of arbeidschuw»»
heid werkloozen uit te sluiten van het kie?-
Het is veel hinderlijker eer te verliezen,
dj>n deze nooit te hebben verworven.
Roman van
ANNA WAHLENBERG.
Geautoriseerde vertaling door
G. B. NORTAKKER.
14
„Den eersten Zondag buiten, Frederik! Zou
tten we niet alleen blijven, vroeger heb je
'frltijd...''
„Ja, als jij niet wilt, spreken we er niet ver
ifier over. Het was maar een los voorstel."
Daar loopt hij nu langs het zandpad en slaat
jnet zijn stok tegen de grashalmen. Ik begrijp
ihem niet. Dat voorstel vreemden te vragent
Waar als hij het nu prettig vindt, 't Zou hem
frrat opvroolijken, en we hebben 'de jongens in
•langen tijd niet gezien.
„Telefoneer jij dan eren. Ze zijn nu nou
thuis.
„Maar je -wilde immers niet."
„Zeker wil ik wel, 't is altijd prettig als ze
«omen. En de eerste of de tweede Zondag is
Immers hetzelfde."
r'°ed van mli hem die woorden tn den mond
K
van den eersten of tweeden Zondag kan hij
naar het telefoonslalion gaan. Maar hij ziot cr
aarzelend uit, keert zich half naar mij om. Hij
heeft toch zeker nog eenig gevoel, dat het
prettig kon zijn den dag voor ons zelf te heb
ben in oude, mooie vertrouwelijkheid.
„Maar..
Wat is hij besluiteloos!
„Ja, dan probeer ik of ik ze kan treffen!"
De begeerte naar gezelschap triomfeerde,
hij wil niet alleen met mij zijn.
Nu, als we twee gasten hebben kunnen wc
er even goed drie hebben, anders wordt het de
volgende Zondag dezelfde geschiedenis. Ik
roep.
„En Dagny, 't is het beste dat je haar ook
vraagt!"'
„Nee."
Beslist en kort, dat wil hij niet, hij vindt
zeker, dat zij storend werkt.
Maar waaromvis hij zoo vreemd, want hij
is veranderd, dat is zeker.
Zulk een leven als we maken 's avonds op
den straatweg.
Gezang en gelach uit drie kelen, vier als ik
mijn eigen keel meetel, 't Wordt een schan
daal als 't zoo doorgaat. We zijn al vlak hij het
station, 't Was daarom maar goed dat ik mee
ging, nu kan iemand hen een waarschuwing
geven.
„Hoor eens jongens, nu moeten we fatsoen
lijk worden, er komen menschen aan, achter
en voor ons.
Welk een gelach tot antwoord.
Nee, dat was geen antwoord voor mij. Mijn
opmerking hchben ze zeker heelemaal niet
verstaan. Ze lachen om Frederik. die iets
grappigs zei. Wat was hij uitgelaten vandaag
Ik herinner me niet hem in langeu lijd zoo
gezien te hebben, zeker verscheiden maanden
geleden. Zoo veel invallen, zulke vroolijke
verhalen, 't Lijkt me dal hij den gehcclcn tijd
het woord heeft gehad, en of wij anderen naar
verhouding stil zijn geweest. Sigfrid was er
ook over verbaasd, hij fluisterde me een tijdje
geleden in het oor: Wat is cr mei hem?
„Ja, wat is er met hem? Er is iels gefor
ceerds in zijn uitgelatenheid. Wil hij zich zelf
overstemmen, een gedachte, die hem vervolgt
dooden? Nee, nee, waarom zoo iels te beden
ken? Laat ons blij zijn, als we vroolijk kun
nen zijn.
Maar ze zijn werkelijk al te luidruchtig.
Denken ze er werkelijk niet aan, dat het de
laatste trein is, en ze mee moeten? Daar blij
ven ze staan lachen, en ze hebben geen minuut
over! Ze zingen nu weer en marchëeren in
gewone looppas*. Wal zal ik met hen aanvan
gen, als ze te laat komen. Ik heb geen slaap
plaatsen voor hen.
„Zeg, beste jongens, heb jelui een vermoe
den hoe laat het is. Over twee minuten komt
de trein."
Mooi zoo, ze storen zich nergens aan. Daar
blijven ze voor mij slaan, Sigfrid met den wijs
vinger in de hoogte als maatstok, terwijl ze
zingen:
Wij zijn huzaren,
wij zijn huzaren.
En daar staan we nu alle vier midden op
den landweg te zingen en voeren op de plaats
de marschpas uit, terwijl de trein het station
blnnenstoomt. Hooren ze het niat, ja zeker,
't is heel duidelijk.
„De treint de trein! Hoor jelui niet?"
Ja, .werkelijk pü hooisft. ze, nu kpmt cr
vaart in hun voeten. Of ze hem nog zullen
halen, de trein staat hier niet meer dan een
minuut.
Wat loopen zc! Misschien gelukt het nog.
Ja. daar springt Sigfrid erin, en Nils hem na.
„Adieu, adieu!''
De trein verdwijnt om de bocht. Nu zijn ze
weg. Frederik en ilc ziin ons zelve weer.
Zoo even zoo'n lawaai en pret, en nu plot
seling zulk een stilte. Ik zeg niets, ik wil zien
of hij mij niets te zeggen heeft, of dal hij alleen
met hen kon spreken. Misschien was het om
niet met mij alleen te zijn, dat hij hen buiten
genood heeft...
Geen woord toen we over het strand liepen,
evenmin nu we op den straatweg komen. Nee,
nu houd ik'deze stilte niet langer uit.
„'t Was goed dat we hen gevraagd hebben,
Frederik. We hebben een prettigen dag ge
had.''
„Ja, 't was aardig."
Maar hij lacht niet bij de herinnering aan
den vroolijken dag, en hij loopt daar zoo slap,
alsof al zijn leden geradbraakt waren. Is het
nu gedaan met hem na de inspanning den
geheelen dag een geforceerde vroolijkheid te
toonen?
En zijn gezicht! Ik ken dit van heden mor
gen, toen hij op de veranda-trap stond en
naar de zee en velden keek. Zulke smartelijke,
zorgelijke trekken!
Nu en dan heb ik die in den loop van den
dag gezien, tusschen alle vroolijkheid in. Wat
is toch de oorzaak"er van? Heeft hij een ge
heim verdriet. Maar welk? Zoo diep en erg
kan hij zich toch niet gekrenkt voelen door
mijn zelfstandigheid dat hij daar maand na
maand over loopt te tobben. Wat kan hem
toch zoo dmkken, dat hii voor mii yarhorgea
houdt. Heeft hij "Jich in eenige ongelukkige
onderneming gestort? Is hij borg voor iemand;
gebleven en heeft hij alles verloren wat hij be
zit? Houdt hij niet langer van mij? Is hij verliefd
op iemand anders? En op wie, er is immers
niemand, Dagny? Maar haar kan hij niet uit*
staan. Is hij misschien ziek? Ernstig onher
stelbaar...?
Ik kan het niet langer uithouden, ik moet
hem in den arm nemen, en open met hem
spreken.
„Frederik, liefste, zeg me toch wat je liin-»
dertl"
Wat wordt hij strak, en koel, alsof hij mij
van zich af wil schudden, zulk een boozeo
blik.
„Mij hindert! Er hindert mij niets."
„Ja, ik zie dat er iets is. Denk niet dat je
hel voor mij verbergen kunt. Waarom kan
vroolijk zijn met anderen, en niet als wij al
leen zijn. Waarom is er zulk een kloof tus
schen ons beiden ontstaan. Zeg mij Frederik,
wat verberg je toch voor mij. Ik zal liet kun
nen dragen, hoe hard het ook mag zijn. Wees
niet bang. 't Is veel erger dagelijks hier in
kwellende angst te loopen over iets, dal meu
niet kent."
„Als je dat doet, maak je jc onnoodige be
zwaren. Wat zou ik voor je verbergen!"
Wat koud klinkt dat. En zoo ongeduldig,
alsof ik niets anders deed, dan hem plagen
met ongerijmdheden. Maar !k laat hem niej
los. Nu wil ik het weton.
(Wordt vervolgd.)