„DE EEMLAN D ER".
Zaterdag 11 November 1916.
BINNENLAND.
FEUILLETON,
De Koningin
N° 114. Tweede Blad.
15d* Jaargang.
AMERSFOORTSCH DAGBLAD
MARIE VAN VERSENDAAL.
Hoofdredactie! Mf Q yAN SCHAARDENBURO.
Uitgevers: VALKHOFF Co.
ABONNEMENTSPRIJS:
Ja 8 maanden voor Amersfoortf J-j*®-
Idem franco per post.. 1.SJJ.
I'er weck (met gratis verzekering tegen ongelukken) 0.14&.
Afzonderlijke nummers<>.<>5.
WekeHjksch bijvoegsel „Dt Holland scht Hulnrouu" (onder
redactie van Thérèae Hoven) per 8 mnd. 80 ets.
Wekeliiksoh bijvoegsel -Pak nu nut" per 8 mnd. 5# ct«.
Bureau: UTRECHTSCHESTRAAT 46.
Intercomm. Telefoonnummer 66.
PRIJS DER AD VERTE NTIËN
Vaq 1—5 repels,. M M lt f 0.80
Elko rogel meer- 0.15
Dienstaanbiedingen 1—5 regola., - 0.50.
Groote letters naar plaatsruimte.
Voor handel en bedrfo't bestaan roer voordeelige bepalingon
tot het herhaald adverteoren in dit Blad. bu abonnement
Eeno oiroulaire, bevattende de voorwaardon, wordt op
aanvraag toegezonden.
Kennisgevingen.
HINDERWET.
Burgemeester en Wethouders van Amers
foort brengen ter openbare kennis, dat bij hun
Besluit van 7 November 1916 aan de N. V.
Polaks Frutal Werken alhier en hare recht
verkrijgenden voorwaardelijk vergunning is ver
leend tot het oprichten van een fabriek waarin
rulWi worden vervaardigd, bewerkt en ver
werkt alcoholhoudende producten, essences,
etherische oliën, chemische producten, droge
rijen, specerijen, en de grondstoffen daarvoor,
en waarin zullen worden geplaatst een stoom
ketel met een verwarmend oppervlak van 10
M2. alsmede vier electromotoren van respec
tievelijk 5, 3, 2 en i P.K. op het perceel alhier
gelegen aan de Eenvstraat, kadastraal bekend
Sectie D. No. 34-18.
Amersfoort, 7 November 1916.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
'De Secretoris, De Burgemeester,
A. R. VEENSTRA. v. RANDWUCK
HINDERWET.
Burgemeester en Wethouders van Amers
foort brengen ter openbare kennis, dat bij hun
besluit van 7 November 191G aan.J. J. Vermey
alhier en zijne rechtverkrijgenden voorwaarde
lijk vergunning is verleend tot het oprichten
van een slachtplaats in het perceel alhier ge
legen aan de Paulus Borstraat No. 70, kadas
traal bekend gemeente Amersfoort 'Sectie Q
No. 3109.
Amersfoort, 7 November 1916.
De Secretaris, De Burgemeester.
A. R. VEENSTRA. v. RANDWUCK
HINDERWET.
Burgemeester en Wethouders van Amers
foort brengen ter openbare kennis, dat bij hun
besluit van 7 November 1916 aan de Fa. En-
gelsman en de Vries nlhicr en hare rechtver
krijgenden voorwaardelijk vergunning is ver
leend tot het oprichten van een fabriek, die
nende tot opslag van benzine en aceton erzau
en de verwerking daarvan tot lijm, was en Ie
dere* tract, op de perceelen alhier gelegen aan
de Bolderstraat, kadastraal bekend sectie E
nos. 933, 931, 935, 936, 3813 en 3814.
Amersfoort, 7 November 1916.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
De Secretaris, Do Burgemeester,
A R. VEENSTRA v. RANDWUCK.
HINDERWET.
Burgemeester en Wethouders van Amers
foort brengen ter openbare kennis, dat bij hun
besluit van 7 November 1910 aan C. Kaayk
Kzn. alhier en zijne rechtverkrijgenden voor
waardelijk vergunning is verleend tot het uit
breiden van een cacao-chocolado- en suiker-
werkfobriek, door plaatsing van een 40 P.K.
Svenska Electrodraaistroommotor tot het drij
ven van verschillende machines en een stoom
ketel met een stoomdruk van 6.2 KG. per
c.M.2 en een verwarmingsoppervlak van 10 M3
in de perceelen alhier gelegen aan den Arn-
hemschenweg nos. 168 en 170, kadastraal be
kend sectie B. nos. 2732 en 2852.
Amersfoort, 7 November .910.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
De Secretaris, De Burgemeester,
A. R. VEENSTRA. v. RANDWUCK.
Verspreide Berichten.
Stockholm, lONov. (W. B.) De aca
demie van wetenschappen heeft besloten de
Nobelprijzenn voor natuurkunde en schei
kunde dit jaar niet toe te kennen en de
daarvoor bestemde gelden te reserveeren.
Posen, 9 Nov. (W. B.) De Dziennik
Poznanski bericht: Den 2en November om 5
uur in den namiddag werden, zooals ge
woonlijk, bewoners van Kazimierz bij Lublin
op een pontveer over de Weichsel gebracht
om tegen den avond in hunne woningen
terug te keeren. Het veer was reeds dicht
bij den oever; maar om eene sterke bot
sing te vermijden voer het eenige Meters
terug. Toen het veer in het midden van de
rivier was, drong er plotseling water in de
beide booten. Het geheele pontveer zonk. 20
personen werden gered, doch meer dan 120
vonden den dood in de golven. Er zijn 40
lijken geborgen.
De scheepsramp in het
Iersche kanaal. De Engelsche bladen
hebben thans wat uitvoeriger berichten
over de groote scheepsramp in het Iersche
kanaal bij reenore. Er zijn in het geheel 90
menschen bij verdronken en één gered. Die
geredde, zekere James Boyle, een 36-jarige
ingehuwde man, die tot de bemanning van
de Retriever behoorde, heeft het volgende
relaas gegeven van de schipbreuk. Hij had
geen wacht, toen de aanvaring (tusschen
de Connemara en de Retriever) gebeurde.
Hij begaf zich aan dek en vond den kapi
tein O'Neill bezig met het geven van beve
len aan iedereen om in de booten te gaan.
Maar het bleek, dat de zee te woest was,
dan dat het mogelijk zou ziin de booten te
water te laten; en daar het schip op het
punt was van te zinken, sprong iedereen
overboord. Merkwaardig genoeg was Boyle
de eenige van de bemanning van de Re-
triever, die niet kon zwemmen. Hij had ech
ter het geluk in het water een van de boo
ten drijvende te vinden en wist daarin te
komen en er in te blijven tot zij omsloeg;
maar hij klemde zich aan de schuit vast en
klom op de bovendrijvende kiel. Weer wen
telde de boot om, en weer kwam Boyle er
in te zitten. Spoedig daarop sloeg de boot
op de rotsen bij Cranfield Point te pletter,
Boyle geraakte te water. Hij wist echter een
stuk wrakhout te grijpen en zich boven wa
ter Te houden, waarna hij door iemand aan
den kant aan wal werd gehaald. Veel meer
kon Boyle over zijn wonderbaarlijke red
ding niet vertellen; behalve misschien, dat
de botsing plaats vond ongeveer een uur
nadat de Cönnewara was uitgevaren.
De Staatscourant van Vrijdag 10 No
vember bevat o. m. de volgende Kon be
sluiten:
op verzoek eervol ontslagen -t- >hr.
dr. J. G»vers Leuven, arts te 1: 'e, als
gewestelijk commissaris van het Ned, Roo-
de K'. i e oor Gelderland;
benoemd tot adjunct-commies aan het de-
pe-'.^ent van Financiën G. Hsmeij— thans
controleur van het buitengewone zegel te
b" 1 tot itjdv*"' 'e"ntor.t r1pn
Rotterdam;
dienst directe belastingen te Den Haag
R. A Dut --, thans tij-1-:V arc-' -ot; *j
Hen Hu -ct rier.directe belastingen te Rotter
dam A. G. v. Faarloos, leeraar M. O. boek-
ho'--'»« »n accountant te Den Haag;
benoemd tot notaris te Colijnsplaats H. M.
Markusse, condidaat-notaris te Middelburg;
tot notaris te Schijndel S. J. v. Dieten, thans
notaris te Dinther, met bepaling, dat de no-
tarieele st/mdplaats te Dinther niet zal wor
den veryuld;
op verzoek eervol ontslagen J. L. G Ro
sier, leeraar aan de R. H. B. S. te Steen,
wijk;
benozmd lot burgemeesters van Marum
mr. J. A. v. Tienhoven; van Beerta E. H,
Ebels; van Stad- en Ambt-Ommen C E. Ne
ring Bögel; van Grijpskerk R. Bakker met
eervol ontslag als burgemeester van Din-
teloord; van Oldehove H. J. Eikema met
eervol ontslag als buigemeester van Stavo
ren.
Prln6>B Juliana.
Naar wij uit goede bron vernemen, is
Prinses Juliana thans weder geheel hersteld.
Minister Bosboom, wiens lichte onge
steldheid geweken is, werkte gister weder
aan zijn departement.
Kamerverkiezing Tiel. Men
schrijft aan de N. R. Ct.:
In landbouwkringen in de Betuwe schijnt
men bet voornemen te hebben, om mr. A.
G. A, Ridder van Rappard, voorzitter der
Geldersch-Overijselsche Maatschappij van
Landbouw, rechter te Tiel, te verzoeken een
candidatuur voor het lidmaatschap der
Tweede Kamer (vaéoture-Tydeinon) te wil
len aanvaarden.
De heer Van Rappard is in de Betuwe een
zeer populaire figuur, iemand die vooral ge
durende de oorlogscrisis zeer veel in bet
belang van de Betuwe en van heel Gelder
land heeft gedaan. Mocht hij genegen zijn
de candidatuur te aanvaarden, dan zal hij
ongetwijfeld voor den heer Dresselhuys, die
eveneens als candidaat genoemd, een ern
stige tegencandidaat zijn.
Voor den dienst in Ned.-Indië zijn be
stemd:
A. J. van leisel, te Numansdorp, N. E.
Schwering, te Hilversum, voor onderwijzer
der 3e klasse bij het openbaar Europeesch
lager onderwijs;
de dames: L. M. Vuijk, te Almelo; H. A.
Wessel, te Amsterdam; H. C de Vries, te
Amsterdam; JJ. C. K. Dhont, te Amsterdam,
voor verpleegster le klasse bij de militaire
hospitalen
In den ouderdom van 60 jaar, is te
Velp overleden, de heer J. J. Römer, vice-
consul van Montenegro, Ridder van de Da-
nilo-orde van Montenegro en van de orde
van Jezus Christus van Portugal.
Ititrlunri da oorlog.
Oud-minister Treub over
de crisis.
In het groot-auditorium van de universi
teit if gisteravond voor een talrijk gehoor
prof. mr. M. \V. F. Treub, oud-minister van
landbouw en oud-minister van financiën, op
uitnoodiging van de Studentenvereniging
voor Sociale Lezingen, als spreker opgetre
den met het onderwerpDe in Nederland
tijdens den oorlog genomen economische
noodmaatregelen.
Mr. Treub herinnerde o.m. aan de débücle
op de beursaan zijn besprekingen met de
groote bankiers en aan het ongehoorde feit,
dat toen een ministerraad gehouden is, waar
aan de directeur der Ned. Bank en de groote
bankiers deelnamen. Tweehonderd milli-
oen werd bijeengebracht om handel, indus
trie en landbouw te helpen.
Dè Ver. van den Geldhandel, tot dien
tijd eigenlijk slapende, werd nu ook weer
actief. Daardoor kwam het gelukkig gevoel
in het land, dat men geholpen kon worden.
Dit gaf vertrouwen. Zoodra men merkte, dat
èn de regeering èn de particulieren het
hoofd niet verloren, daalde de angst en zon
derlinge handelingen hadden veel minder
plaats dan in de eerste dagen.
Toen de zilvervoorraad door het dwaze
oppotten plotseling van 8 tot 2 millioen was
afgenomen,' hielden de ministers Treub en
Bertling in den nacht van 3 op 4 Aug. een
conferentie met de directie der Ned. Bank
en daar werd besloten tot de invoering van
zilverbons.
Mooi waren deze zilverbons niet, doch
het was al mooi dat zij er kwamen. Op 7
Aug. was er al voor een bedrag van 7 mil
lioen in circulatie. Zoo heeft men de crisis
bezworen. Op z'n meest zijn voor 19 milli
oen zilverbons in omloop geweest. Later
is dat bedrag zeer verminderd, maar bij elk
paniekje komt er weer behoefte aan. De
financieel* crisis deed haar Invloed ook
gelden op de rijkspostspaarbank en de pro
vinciale bankiers en ook hier heeft de Re
geering helpend moeien optreden. Sommige
genomen' maatregelen waren wel drastisch,
doch spr. had de verantwoordelijkheid daar
van gaarne mede op zich genomen. Er
werd bijv. geen geld aan de opvragers ge.
geven, indien zij niet konden aantoonen het
bedrag noodig te hebben.
De heer Treub ging vervolgens na de run
op de spaarbankde maatregelen tot verla
ging der rentede noodzakelijkheid van de
invoering der Beurswet er lag bij de
groote Maatschappijen enz. meer dan 300
mrilioen stil, dat in circulatie moest worden
gebracht den aandrang, dien de minister
van alle zijden moest weerstaan om een mo
ratorium in te stellen. Het verheugde spre
ker nog, dat hij aan dien aandrang weer
stand heeft geboden. Wel werd de uitwin-
ningswet ingevoerd en deze is van groot
belang gebleken, vooral voor verzekeringen,
speciaal levensverzekeringen.
Intusschen is de toestand op de geld
markt in den loop der tijden zeer veranderd.
Was men eerst bang, dat het goud te veel
uit het land zou gaan, de goudvoorraad it
juist reusachtig toegenomen, van 170 mil
lioen vóór den oorlog tot 600 millioen
thans.
Dan kwamen de uitvoerverbodende wel
tot tegengaan van het opvoeren der prijzen,
welke wetten in één nacht werden samen-'
gesteld en den volgenden dag reeds In de
Staatscourant kwamen: de uitvoerconsen-,
ten, welke theoretisch niet wel door den
beugel kunnen en practisch bezwaren heb
ben. Spr. had daaraan uitvoerrechten wil
len verbinden, wat nien in de Kamer „al
te veel theoretiseerend", niet wilde. Men
vond, dat daaraan een middeleeuwschen
reuk was, en de heer Treub ontkende dit
niet, „maar men leeft nu eenmaal voor een
groot deel onder middeleeuwsche toestan
den
Ten slotte de N, O. T„ „die ontzettend
veel goed heeft gedaan, al is de instelling
feitelijk een noodzakelijk kwaad". Als de N,
O. T. niet was ontstaan, zei prof. Treub, zou
het met onzen internationalen handel mis-
geloopen zijn. Hij wilde hiermede waar
schuwen tegen allerlei critiek tegen dit
lichaam.
Ten slotte besprak .prof. Treub de finan-
cieele gevolgen van den oorlogstoestand
voor het Rijk. Het zal moeilijk blijken, het
noodige geld voor de schatkist te krijgen,'
nu er reeds bijna een half milliard is uitge-,
geven en nog veel meer zal worden ver-
eischt. Hij ontkent intusschen, dat die moei
lijkheden geringer zouden geweest zijn, ta>
dien men het geld door een heffing ineens
zou hebben verkregen.
De volgende maal beloofde de heef
Treub een aspect te openen voor de toe-
l-omoé, al -ral Ha mij, art o ma»*1j
wachten als profeet op te treden, waar de*t
bijzondere tijden zoo menige profetie ojf
economisch en ander gebied hebben ge
logenstraft.
Boroep van eindbeslissingen van
prijsgerechten.
Naar aanleiding" van do in September doö/
een twintigtal groot-e handelslichamen in N«
derland verspreide circulaire in zake beroep van
eindbeslissingen van prijsgerechten in de oort
logvoerende landen, is een adres gezonden aaA
den minister van bir.nonlandsche zaken, door,
G50 personen en firma's, belangstellenden bij
de Nederlandsche hendel en scheepvaart over
zee. In dat adres wordt gezegd
dat de uitspraken van de prijsrechters der oor-\
logvoerejade staten in vele gevallen het rechts?
gevoel der Nederlanders niet bevredigen
dat volkenrechtelijk de neutrale staat, voÖf
zoovoel dc rechten zijner onderdanen aangaat,
zich bij deze uitspraken niet behoeft neer te
leggen, indien hij die in strijd met het rech^
gewezen aCht en mitsdien onafhankelijk d&a|*
van rechtsherstel voor zijne onderdanen van 4*
vreemde regeeringen kan vorderen;
dat van de oorlogvoerende staten Engeland,
Nederigheid is een lafhartige en oneer
lijke manier om wat te schijnen.
Romen van
ANNA WAHLENBERG.
Geautoriseerde vertaling door
G. B. NORTAKKER.
15
„Z*g het mij eerlijk, Frederilc. Kan jc mijn
filelier niet verdragen, meen je dat jou voor
spelling dat liet ons zou scheiden uit is ge-
ikomen?''
Slechts een ruk mei het hoofd. Ilij wil er
niet over liooren spreken.
„Want als dat zoo is, Frederik, dan kan ik
We er even spoedig van ontdoen als ik er mee
begonnen ben. Wat geef ik er om, als ik jou
•maar terug heb, zooals je vroeger was. Al het
andere heeft tegenover dat niets te beteekenen.
Niets, Frederik."
Een zucht, zoo zwaar en diep en zoo onge-
luldig, alsof hij te doen heeft met een lastig
opdringerig mensch, die hij verlangt kwijt te
raken. Ileb ik mij zoo slecht uitgedrukt, dat ik
jeeni warm gevoel in zijn borst kan wekken.
Ik, die zoo veel voor hem voel, dat ik niet
tens mijn stem kan bebeerschen.
i. „Lieve hemel, Brita, .welke fantasieën. Ik
misgun je jouw atelier heelemaal niet. Daar
aan heb ik me al lang gewend. Ik ben een
beetje moe na de inspanning van dezen win
ter, dat is alles, een beetje nerveus. Daarom is
het goed stil te zijn als men niet gedwongen is
te spreken. En ik behoef me tegenover jou
toch geen gezelschapsplichlen op te leggen, of
wel? 't Zal wel beter worden als ik eens goed
uitrust. Als ik maar met rust word gelaten,
en niet geplaagd word door alle mogelijke
supposities."
Afgewezen! weggestootcn, er is geen ingang
in zijn hart, tenminste ik kan 'dien niet vin
den.
Als ik nu verkeerd geraden heb, als het nu
werkelijk waar is, dat het niets is dan moe
heid en nervositeit, die hem veranderd heeft,
dan moest hij loch mijn onrust en zorg over
hem beter kunnen begrijpen. Nu kan ik hem
niet gelooven, de vraag blijft: „wat is er ge
beurd, wal heeft hem, en alles rondom ons
veranderd. Wat is het, wat is het?...
Hoe lang zal ik met dien angst in me moe
ten rondloopen?
„Is er nu niets in het bootenhuis blijven lig
gen? Hebben we alles in de boot, de riemen,
het stuur, de bootshaak, en alles?"
„Ja, ik kan niet zien dat er iels ontbreekt."
Ik zet bel stuur er in terwijl hij de zeilen
schikt. Ik blijf achter zitten, dan mag ik hier
misschien blijven.
Zelf de boot in handen te hebben is Het
allerprettigst.
Zie zoo, nu heeft hij de zeilen klaar,
„Frederik, mag ik sturen?"
„Dezen keer niet. De wind is te sterk."
Dan .moet ik ook weer tevreden zijn, mis
schien laat hij mij later het roer overnemen,
als de wind wat gaat liggen.
„Los.''
Een sloot met de bootshaak legen de brug,
zie zoo, nu loodsen wc de boot uit de haven
Heerlijk is het hier, zoo stil, zoo onbeweeg
lijk le zitten en toch over het water te vliegen.
De boot is zoo "klein, dat men zich kan ver
beelden er één mee te zijn. Men is een groote,
witte vogel, die de vleugels uitspant en over
het water glijdt. Ja, zoo stil zit Frederik bij
het roer, dat ik nu en dan kan gelooven heele
maal alleen te zijn. Maar slechts een oogen-
blik. Dan is hij weer in mijn gedachten, zoo
als gewoonlijk, zooals altijd, of hij naast mij
zit of ver weg is. Hoe minder men met elkaar
spreekt, hoe meer men aan elkaar moet den
ken. Maar hier in de boot voel je de'stilte, die
twee-maanden lange stilte niet zoo drukkend
als anders. Die wordt hier natuurlijker, want
er zijn immers zoo veel andere dingen op te
merken. De klappende, flapperende zeilen,
hel ruischen en fluisteren van den wind, het
kabbelen der golfjes legen de reeling. En dan
de spanning bij het zeilen. Men moet wel stil
zijn om acht te geven op de buitenwereld. Zul
len we de andere booten op zee voorbij zei
len? Of zullen ze ons inhalen?
Ik geloof werkelijk dat we op de Zephir ge
wonnen hebben.
Maar de Gerda heeft ze ons niet inge
haald? Ze is immers ook groote?. Toch nog
eens zien, 't kan zijn dat we beter tegen den
wind ingaan dan zij. Ze helt erg over.
De bocht 1 Nemen we de bocht met dezen
slag, dan blijft de Gerda achter, maar heb
ben wc twee slagen noodig, dan moeten we
het tegen haar opgeven.
O. wat hellen wel Ik moet me geducht vast
houden om niet van hel kajuilsdak le vallen.
Maar het gaal, het gaat prachtig! Frederik
kan goed zeilen. Als een rechte lijn loopt het
zog door het water en de boot gaat zoo hoog,
dat ik het niet begrijp. Ja, het gaat, het
gaat! De bocht is voorbij. De Gerda bleef ach
ter en nu zijn we in de open fjord. Geen boch
ten meer te nemen, geen booten meer om in
te halen.
Al langer dan twee maanden duurt dit stil
zwijgen. Want de dagelijksche praatjes reken
ik niet mee. Ik reken alleen wat wc elkaar
van hart lot hart zeggen. En hij heeft niets
in heel dien oneindig langen tijd aan mij tc
zeggen gehad. En wat ik tc zeggen heb, mag
ik niet zeggen. Hij wil het niet hooren.
Wat gaat het vlug, de wind is heviger ge
worden. Waar denkt hij aan, dal hij nog niet
omkeert? Wel hebben we den wind vóór, als
we teruggaan, maar toch komen we te laat
aan tafel. Hoe lang denkt hij zoo verder te
gaaiT?
„Wil je vanavond Rusland nog bereiken,
Frederik?''
.„0, wil je naar huis?''
„Nee, zeker niet, ik heb geen verlangen naar
huis; ga zoo ver je wilt."
We snellen weer vooruit. Heeft hij hetzelfde
gevoel als ik, dat de stilte tusschen ons
natuurlijker wordt, zoo lang we hier in de
boot zitten en over het water vliegen? Voelt
hij zich hier zeker, dat ik de stilte niet zal
verbreken en hem zal zeggen, dat Ik tever
geefs in deze twee maanden op de verbete
ring wacht, die bij beloofd heeft? Als hij
slechts uitgerust was van de vermoeienissen
san den .winter zou imoiers de moeheid en
nervositeit verdwijnen en hij zou dezelfde
worden als vroeger.
Maar hij weet dat dit niet zoo is.
Is hij misschien angstig dat ik het geduld,
zal verliezen en hem opnieuw zal vragen^
„Frederik, wal hindert je toch?" En dal zal ik
spoedig doen. We kunnen zóó niet leven.
Wat is er toch? Wat is er toch? Mijn God,
welk heimelijk verdriet heeft hij, dat hem ver?,
teert, dat hera-schuw maakt als een misdadiger
en hem van mij wegtrekt?
Ik kan het niet helpen. Telkens en telkens
komt dezelfde gedachte bij mij op: „Houdt hij
niet meer van mij? Houdt hij van een ander?
Maar van wie?" Ik denk en denk, maar ik
kan geen oplossing vinden. Dagny kan lie(
immers niet zijn? Maar wie anders. Ik ken
niemand, op wie mijn verdenking kan vallen,
't Moet dan iemand zijn, die ik nooit heb ge-,
zien. Maar dat is mij onverklaarbaar.
En soms lijkt het toch woer of hij nog valt
mij houdt. Niet wanneer ik om zijn liefde,
vraag met woord pf blik. Want dan verstijft
hij, zoodat een ijzige koude mij doordringt.
Maar soms, als ik bij mijn werk zit, als hij
denkt dat mijn gedachten met iets anders be4
zig zijn, kan hij achter mij gaan slaan ei
naar mij kijken, en mijn haar zoo zacht stree-
len, alsof hij het nauwelijks durfde aanraken.
Houdt hij op die oogenblikken nog van mij?;
O, als ik het wist. En als ik ook maar wist
waarom hij zich zoo haastig terugtrekt, zooj
dra ik mijn hoofd ophef om zijn blik te ont
moeten. Wil hij de liefde, die hij nog voor mi'
voelt, verstikken?
(Wordt vervolgd-f