ZbuitenlandZ
DE EEMLANDER".
Vrijdag 24 November 1916.
De Koningin
N° 125.
15d' Jaargang.
- marie van versendaal.
Uitgevers: VALKHOFP Co.
Bureau: UTRECHTSCH ESTRAAT 46.
Intercomm. Telefoonnummer 66.
Politiek Overzicht
FEUILLETON.
Hoofdredactie! mf q van schaardenburg'
ABONNEMENTSPRIJS:
8 maanden voor Amersfoortf J-'®'
Idem franco per poat
P.i w«A (met gratis verzekering togen ongelukken) - 0.14».
Afeoudorlijlto nummersO-01»-
W.keliiksch bijvoegsel. „Dt Rollandschi Huinrouw' (onder
reuactie vara Thérè.t Hoven) per 8 mud. 50 cis.
Wekeliiksoh bijvoegsel ,Pak nu nuS' per 8 mnd. 58 ct».
PRIJS DER ADVERTENTIEN-
e »i f 0.80#
ii i* - O.Ï5.
- 0.50.
Van 1—5 regels
Elke regol meer
Dionstannbiedingon 15 regels
Groote lottere naar plaatsruimte.
Voor handel en bodrijl bestaan zoor voordoolige bep.tlingon
tot het herhaald -idvertooron in dit Blad, bij abonnement.
Eone circulairo, bevattonde de voorwaarden, wordt op
aanvraag toegozonden.
Kennisgeving.
niiSDhRWEl
Burgemeester en Wethouders van Amers
foort,
Gelet op artt. G en 7 der Hinderwet,
Brengen ter kennis van het publiek, dat een
door W. van Genderen ingediend verwek, met
bijlagen# om. vergunning tot het oprichten van
tene electromotor ven 7.5 P. K. tot aandrijving
fijner zaag, boor en fraismachinc, in het per
ceel alhier gelegen aan de Veldweg bij het
kadaster bekend onder sectie D, no. 3461 op
de Secretarie der gemeente ter visie ligt, en
dat op Donderdag den 7ear December aan
staande, des voormiddags te hall elf uren ge
legenheid ten RaacShuize wordt gegeven om,
ten overstaan van het Gemeentebestuur of van
één of meer zijner leden, bezwaren tegen het
oprichten van de inrichting in te brengen.
Tot het beroep, bedoeld in'art. 15, ie lid der
Hinderwet, zijn volgens de bestaande jurispru
dentie, alleen zij gerechtigd, die overeenkom
stig artikel 7 der Hinderwet voor het Gemeen
tebestuur of één of meer zijner leden zijn ver
schenen, teneinde hune bezwaren mondeling
toe*te lichten.
Amersfoort, den 23. November 1916.
Burgemeester en Wethouders voornoemd.
De Secretaris, De Burgemeester,
A. R. RANDWIJCK.
De vaderlandsche hulpdienst
in Duitschland.
De Duitsche rijksdag is, nadat hij op het
einde van de vorige maand aan de regeering
het nieuwe oorlogscrediet van 12 milliard,
dat zij vroeg, had toegestaan, spoediger dan
werd venvacht naar huis gezonden. Men had
daarmee zoo'n haast, dat de rijkskanselier
de mededeelingen, die hij nog had willen
doen over den politieken toestand, niet meer
kon doen in de openbare zitting, maar ze
moe6t verschuiven tot e ene vergadering van
de hoofdcommissie, die nog bleef doorwer
ken nadat de rijksdag was uiteengegaan.
Nu is de rijksdag weer bijeengeroepen, en
dat werkt wederom als eene verrassing, want
men had gedacht, dat de regeering tot in het
volgende jaar den rijksdag thuis zou laten
blijven. Alleen de ingewijden wisten beter;
het was hun bekend, dat de regeering bezig
was met de voorbereiding van een gewich-
tigen maatregel, waarvoor zij de medewer
king van den rijksdag noodig had. Nu zij
daarmee gereed is gekomen, is de rijksdag
tegen morgen tot eene spoedvergadering
bijeengeroepen, opdat zoodra mogelijk de
wettelijke sanctie kunne worden verkregen
voor >het nieuwe wapen in den strijd, dat
de regeering wil aangorden.
Het is een diep ingrijpende maatregel,
waarvoor de toestemming van den rijksdag
wordt gevraagd. Art. 1 van het gisteren be
kend, geworden wetsontwerp verplicht iede-
ren mannelijken Duitscher, van het 17e tot
het 60e levensjaar, voor zoover hij niet voor
den dienst bij de gewapende macht is opge
roepen, tot den vaderlandschen hulpdienst
tijdens den oorlog. Wat daaronder moet
worden verstaan, zegt artikel 2, waarin men
leest: „Als vaderlandsche hulpdienst geldt,
behalve de dienst bij autoriteiten en inrich
tingen, in het bijzonder arbeid bij de oor
logsindustrie, den landbouw, ziekenverple
ging, organisatiën van oorlogshuishouding
van eiken aard, alsmede bij verdere bedrij
ven, die voor doeleinden \an oorlogvoering
en volksverzorging direct' of indirect van
beteekenis zijn."
De nieuwe wet zal derhalve aan de over
heid het recht toekennen, alle burgers van
den staat, van dat zij aan de kinderschoenen
ontwassen zijn tot aan de grens van den
ouderdom, die niet reeds bij het leger die
nen, te verplichten tot een bepaalden arbeid,
waarvan zij den aard, de plaats en den tijd
zal, vaststellen. De leeftijdsgrens voor den
dienst bij het leger wordt ver overschreden;
de nieuwe dienstplicht zal gelden totdat het
60e levensjaar is volbracht. Indirect zal dit
uitwerken, dat de dienstplichtigen bij het
leger allen voor den gewapenden dienst kun
nen worden gebruikt. De mogelijkheid
wordt verkregen om krachten, die tot dus
ver aan het leger moesten worden onttrok
ken omdat zij voor het werk in het achter
land noodig waren, te vervangen en voor
dien arbeid ook personen te gebruiken, die
voor den dienst te velde en voor den leger
dienst in het achterland, ongeschikt zijn.
Men heeft hierbij in de eerste plaats het
oog op de uitbreiding van de industrie, die
de vervaardiging van munitie ten doel
heeft. In dit opzicht is men bij den vijand
in de leer gegaan, inzonderheid bij Enge-
land, waar nu meer dan twee millioen men-
schen in de munitie-industrie bezig gehou
den worden, waaronder een sterk percen
tage vrouwen. Men wil tot het uiterste gaan
in de prestatiën van de munitie-bereiding,
munitie in een ruimen zin, die alle voor
den strijd benoodigde voorwerpen omvat.
Door den arbeidsplicht zal hef mogelijk zijn
het aantal der in de muriitiewerkplaatsen
werkzame arbeiders te vermeerderen, zon
der het aantal manschappen van het leger
te verminderen. Veeleer bestaat de hoop,
dat de arbeidsplicht vele krachten voor -het
leger zal vrijmaken, die tot dusver gebon
den waren door de munitie-bereiding en
in bedrijven, die „voor doeleinden van oor
logvoering en volksverzorging direct of in
direct van beteekenis zijn." De bewoordin
gen van het wetsartikel zijn met opzet zoo
ruim mogelr]ïf~gekozen. Men wil in alles
voorzien wat noodig is, maar tevens er voor
zorgen, dat van {Te* voor den gewapenden
dienst bruikbare personen een zoo groot
mogelijk cijfer voor die* bestemming kan
worden gebruikt.
Het orgaan, dat aan deze concentratie
der krachten de onmisbare leiding zal ge
ven, is reeds aanwezig; het is het nieuwe
„Kriegsambt", dat aan het Pruisische de
partement van oorlog is toegevoegd. Dit
„Kriegsamt" wordt nu uitdrukkelijk met dfe
taak belast en aan den bondsraad wordt de
opdracht gegeven om in de bepalingen tot
uitvoering van deze wet het toe te rusten
met de noodige macht om, als dat noodig
is, door dwang de uitvoering te verzekeren.
Zoo zullen, naast het „Volk in Waffen",
de elementen gemobiliseerd worden, die
verder in het volk aanwezig zijn, om aan de
wapendragenden de grootst mogelijke hulp
en steun te verleenen in de vervulling van
de taak der landsverdediging, die hun is
opgedragen. De nieuwe dienstplicht is be
perkt tot het mannelijke deel van het volk;
in de toelichtende memorie van het wets
ontwerp wordt gezegd, dat het niet noodig
schijnt een gelijken dwang ook voor vrou
wen vast te stellen. Er wordt verwacht, dat
de arbeidskracht van de Duitsche vrouw ook
zonder bijzondere aansporing ten dienste
zal staan en dat zij vrijwillig zal doen wat
van den man door dwang moet worden ver
kregen. Geheel gerust schijnt men daarop
echter niet te zijn, want de Duitsche- re
geering heeft een oproep laten uitgaan,
w;aarin wordt verklaard, dat het de vader
landsche plicht is van iedere Duitsche
vrouw, gehuwd of ongehuwd, zich ernstig
de vraag voor te leggen of zij niet ook hare
krachten kan doen ten goede komen aan
het algemeen belang voor zoover hare hui
selijke omstandigheden en haar gezond
heidstoestand dit toelaten.
Wanneer echter deze oproep niet
de uitkomst oplevert, die er van
wordt verwacht, wat dan? Zal men dan
zien gebeuren, dat ook van de vrouwen
door dwang zal worden gevergd datgene te
doen waarmee zij uit vrijen wil in gebreke
zijn gebleven? Wij hebben in dezen wereld-
strijd reeds zóó vele dingen zien gebeuren,
die vroeger ons ondenkbaar schenen, dat
ook dit niet als onmogelijk kan worden af
gewezen. Tenzij te voren iets anders mocht
gebeuren, want ook dot is eene mogelijk
heid, waarmee moet worden gerekend. Bij
de uiterste inspanning, die van de krachten
van alle, oorlogvoerenden zonder onder
scheid wordt gevergd en waarvan deze
nieuwe plicht, die het Duitsche volk wordt
opgelegd, een sprekend bewijs levert, komt
met steeds grooteren nadruk de vraag op:
Hoe lang zullen de krachten 't nog kunnen
uithouden?
De nieuwe keizer van Oostenrijk.
Keizer Karei I heeft met eene in welge
kozen bewoordingen gestelde proclamatie
de regeering over de monarchie Oostenrijk-
Hongarije aanvaard. In zijn slotwoord ver
klaart hij: „Doordrongen van het geloof aan
de onuitroeibare levenkracht van Oosten-
rijk-Hongarije en bezield door innige lief
de voor mijne volken, wil ik mijn leven en al
mijne kracht in den dienst van deze hooge
taak stellen."
W e e n e n, 2 3 Nov. (Corr.-bureau). De
Wiener Zeiiung bevat een schrijven van
keizer Karei aan den minister van buiten-
landsche zaken Burian en den minister van
oorlog Krobatin, waardoor dezen in hun
ambt bevestigd worden.
Een brief van den keizer aan den Oos-
tenrijkschen minister-president, Von Koer-
ber geeft dezen kennis, dat hij de regeering
heeft aanvaard, en bevestigt hem en de ove
rige leden van het Oostenrijksche ministerie
in hunne ambten.
W e e n e n, 2 4 N o v. (W. B.) De Wiener
Zeitung zal heden den volgenden brief be
vatten van den keizer aan den minister-pre
sident: „Gedachtig aan mijn grondwettigen
plicht tot het afleggen van de in art. 8 van
de* staatsgrondwet van den 21. September
1867 over de uitoefening van het uitvoe
rende regeeringsgèzag voorgeschreven
eedsgeloften, zie ik uwe voorstellen tege
moet doelende op de uitvoering van deze
bepaling."
De uitvaart van keizer
Frans Jozef.
W e e n e n 2 3 N o v. (Corr.-bureau). Vol
gens de definitieve bepalingen over de uit
vaart van keizer Frans Jozef wordt het lijk
Maondagavond met het voorgeschreven
ceremonieel van het slot te Schoenbrunn
naar de kerk van den hofburg gebracht, waar
de kist tot den middag van 30 November
opgebaard en voor het publiek tentoonge
steld blijft. De begrafenis vindt plaats met
ontplooiing van groote rouwpraal den 30en
November om 3 uur namiddags. De indruk
wekkende stoet zal zioh over de Ringstrusse
en de Frans Jozef-kade door de Rotenturm-
strasse naar den Stefonusdom bewegen, waar
kardinaal Piffl de plechtige inzegening zal
verrichten. Daarna gaat de rouwstoet verder
naar de Kapucijnerkerk, waar het lijk van
den monarch wordt bijgezet in den Kapucij
ner grafkelder.
De oorlog.
Op geen der oorlogstooneelen is iels van
belang gebeurd.
De Grieksche regeering heeft den laatsten
eisch van de Entente tot overgave van oor-
logsmaterieel geweigerd.
Londen, 23 Nov. (R.) Bericht van
Lloyds.
De Engelsche bark Grenada en het Noor-
weegsche stoomschip City of Mexico zijn in
den grond geboord.
Londen, 2 3 Nov. (R.). Officieel be
richt.
Er waren geene gewonden aan boord van
de Britannic, maar alleen de scheepsbeman
ning en de hospitaalstaf.
Londen, 23 Nov. (R.) Naar gemeld
wordt heeft minister Runciman zich gisteren
gewend tot de voornaamste Londensche
hotelhouders en hen gewezen op de noodza
kelijkheid van zuinigheid met voedsel. Ook
wendde hij zich tot de banketbakkers met
een aonmaning tot zuinigheid met suiker.
Londen, 23 Nov. (R.) De Times ver
neemt uit Buenos Ayrcs; Het slaat vast, dal
uitvoerrechten van gToan geheven zullen
worden en het Is zeer waarschijnlijk dat een
gedeeltelijk uitvoer-verbod von midden De
cember of uitgevaardigd zal worden. Voorts
verwacht men tegen midden Januari een ge
deeltelijk uitvoerverbod von maïs. De regee
ring heeft de noodzakelijkheid overwogen
van den aankoop van zaaigraan, wegens den
slechten toestand ten gevolge van de
sprinkhanen.
Verspreide Berichten.
Protestbeweging in België.
Men seint van Belgische zijde aan de Tel.:
In België is een groote protestbeweging
Wanneer wij denken dat wij oud zijn, ver
ouderen wij snel. Wanneer wij daarentegen
denken dat wij jong zijn, behouden wij onze
levenskracht onbepaald.
Roman van
ANNA WAHLENBERG.
Geautoriseerde vertaling door
G. B. NORTAKKER.
26
Wat heeft Torsten op de tafel uitge
spreid? Prospectussen, kaarten, reisboeken.
„Ja, zie je Brita, nu zal het anders wor
den. Volgende week reis je naar Londen."
„Zoo, daar weet ik niets van."
„Maar nu weet je het. Je gaat naar de
groote fotografietentoonstelling, die midden
Juni geopend wordt. Hier heb je het pros
pectus, brochures en alle mogelijke inlich
tingen. Je moet de gelegenheid gebruiken
om iets grootsch te bestudeeren en Je te
Bekwamen in je vak. Alle meesterwerken
ren de wereld zijn op de tentoonstelling.
Trouwens, je moet een poos in Londen blij-
»en na de tentoonstelling en een betrek
king «oeken op een atelier om je te bekwa
men. En dan kom je terug en verslaat alle
fotografen hier in het land."
Wat praat hij toch 'voor dwaasheden. Ik
begrijp er geen woord van, ik lach er
slechts om.
„Maar, Torsten, nu moet je eerst van het
begin af beginnen, vóór ik er iets van be
grijp. Hoe- ben je zoo op het idee gekomen
om me naar Londen te sturen
„Ja zie je....
De verklaring schijnt niet gemakkelijk te
zijn.
„Dat kwam zóó. juffrouw Aslrid Eken-
gren, je weet wel
„Nee, ik weet niet."
„O, dat fotografiemeisje op het atelier
van Baldrik, je kent haar toch wel Zij gaat
naar de tentoonstelling in Londen, maar ze
heefr geen reisgezelschap. En toen ik dat
hoorde dacht ik aan jou. Jij hoort daar in
de eerste plaats te komen. En stel je voor
wat een gelegenheid f Eigen voordeel en
ontwikkeling en je doet dat meisje een
dienst. Dat kan je haar toch niet weigeren?"
Ik kan niet laten te lachen. Is het een
grap of meent hij het in ernst? fk geloof
werkelijk, dat hij het meent, met zijn bro
chures en prospectussen.
Welk een enthousiasme over de onder
neming f
En nu volgen raadgevingen en instruc
ties, hij praat maar door.
„En dan zal ik je aanbevelingen meege
ven, die je van pas kunnen komen, Brita. Ik
ken een menigte fotografen daar, die je
kunnen helpen. Je zult zien, je zult je prach
tig omuseeren."
„We zullen eerst zien, of ik op reis ga."
„O, 't is eenvoudig je plicht tegenover
jezelf, tegenover je toekomst, tegenover juf
frouw Ekengren, en tegenover al je vrien
den, die iets groots van je verwachten."
Waarom is hij plotseling zoo enthousiast
over die Londensche reis Is dat om juf
frouw Ekengren of om mij? Maar dat is
niet mogelijk. Ik herinner me, dat ik haar
gezien heb. Een klein, onbeteekenend
meisje met een ziekelijk uitzicht en onge
lijke tanden. En nooit heeft hij of een van
de anderen vroeger over haar gesproken.
Maar welke reden kan hij hebben om mij
met zulk een ijver weg te jagen Wil hij
mij ook weg hebben om te herstellen
Heeft vader met hem gesproken en zich
over mij beklaagd
Maar Torsten is hier immers in weken
niet geweest en vader schijnt even verrast
te zijn over die Londensche reis als ik.
Sigfried Zou hij....
Dat zou niet onmogelijk zijn. Hij is juist
iemand voor een intrige. En Londen I Dat
vindt hij natuurlijk grootscher dan rust te
nemen op het landhij denkt dat dit mijn
lust naar avonturen zal wekken en mij lok
ken zal. 'k Moet toch weten of hij er achter
zit.
„Ik zou wel eens willen weten, wat Sig
fried denkt van die tentoonstelling. Bij de
courant zullen ze er wel meer van weten."
„Hij vindt die zer interessanl en belang
rijk."
„O, dan was het zijn idee me daarheen
te zenden."
O, nu is Torsten verongelijktWelk een
beleedigd gezicht
„Nee, pardon, dat was mijn idee. Wij
hebben wei over de tentoonstelling gespro
ken, maar toen Sigfried erover sprak, dat
juffrouw Ekengren gezelschap noodig heeft,
ben ik het geweest die aan jou dacht. Het
gaat niet aan, mij de eer te ontnemen."
Zoo, dus het was toch Sigfried, zooals ik
dacht. Hij verstaat het met de menschen
om te gaan, zoodat hij ze brengt, waarheen
hij ze hebben wil. Zoo'n kleine onschuld
die Torsen, hij begrijpt niet dat hij gezon
den is.
„Afgesproken Je gaat op reis
,,'t Is erg vriendelijk van je, Torsten, maar
hoe kan je denken, dat ik het atelier in den
steek kan laten."
„Het atelier, praatjes. Je hebt immers
juffrouw Hall, die zoo bekwaam is, en an
dere hulp is er ook wel te krijgen. En dan
je vader, die een oog op alles kan houden.
Beloof me, dat je er tenminste ernstig over
zult denken?"
„Ja, ik zal er over denken."
Ik kan het niet helpen, ik moet lachen om
dien besten jongen, die het zoo goed met
me meent. Maar hij ziet liet niet, hij zoekt
in zijn brochures naar een nieuw lokmiddel.
Te denken aan een reisf Te denken aan
een tentoonstelling ver weg in de wereld,
als mijn hoofd zoo vol gedachten ia,
dezelfde gedachten, dezelfde vragen die
altijd en altijd terugkeeren, zonder dat er
ooit een antwoord oo komt.
XXI.
Nu moet ze toch gauw komen, 't Heeft al
vier uur geslagen, en de arbeid is voorbij.
Maar de meisjes op kantoren worden
zeker dikwijls opgehouden, dan krijgen ze
op de laatste minuut een opdrachl, zoodat
ze nog een poos moeten nawerken.
Als Annie 's middags bij ons eten zou,
gebeurde het dikwijls dat ze te Iaat kwam,
ofschoon we den maaltijd naar haar vrijen
tijd geregeld hadden.
Ik hoop niet dat ze uitkijken daarboven
en zien hoe ik hier heen en weer loop. Als
Annie niet binnen vijf minuten buiten komt
durf ik niet langer hier blijven, maai
moet ik naar huis gaan, zooals de beide
andere keeren, dat ik getracht heb haar te
treffen. Ik schaam me voor me zelf, dat ik
hier heen en weer loop om op haar le wach
ten. Nu ja, dat ik op haar gewacht heb, zal
ze niet te weten komen. Maar toch schaam
ik mij. Haar op te zoeken, die mij en haar
principes verlaten heeft, om vergiffenis aan
haar broer en nieuwe schoonzuster te
schenken en heel intiem met hen om t«
gaan. Mij met haar in verbinding te stellen
om iets te hooren, zekerheid te krijgen.
(Wordt vervolgd.)