„DE EEMLANDER".
Dinsdag 28 November 1916.
BUITENLAND.
De Koningin
IT 129.
15d* Jaargang.
FEUILLETON.
RSFOORTSCH
MARIE VAN VERSENDAAL.
Hoofdredactie» Mf> D f VAN SCHAARDENBURa
Uitgevers: VALKHOFF Co,
ABONNEMENTSPRIJS:
8 maanden voor Amersfoort 1,3©,
Idem franco per post,. 1«8©,
Per week (met gratis verzekering tegen ongelukken) 0.136.
Afzonderlijke nummers0.05.
Wekelljksoh bijvoegsel nD« Hollatidtch* HuUvrouw'' (onder
redactie van Tbérèae Hoven) per 8 mnd. 50 ets»
Wekeliiksch bijvoegsel *Pah m* mnT per o mnd, 58 cta.
Bureau» UTRECHTSCH ESTRAAT 4ó.
Intercomm. Telefoonnummer 66.
PRIJS DER ADVERTENTIES
Van 1—5 regels
Elke regel meer
Dienstaanbiedingen 1—5 regole
Groote lettors naar plaatsruimte.
Voor handel en bedryl bestaan zoor voordeoligo bepalingen
tot het herhaald adrerteoren in dit Blad, ojj abonnoment.
l'.eue ciroulaire, bevattende de voorwaarden, wordt on
aanvraag toogozondon. 1
1 O.SO.
- o.us,
- o.ao.
Politiék Overzicht,
Militarisme hier en ginds.
Van de leden der Engelsche regeerlng
Jmigt men, haast bij iedere gelegenheid dat
zij in het openbaar optreden, de verzekering
te hooren, dat zij strijd voeren tegen het mili
tarisme, dat in Duitschland den boventoon
voert. Het is een bevrijdingsoorlog, dien zij
voeren om de wereld en ook het Duitsche
volk zelf te verlossen van den boozen geest,
die de handelingen bestuurt van de in
Duitschland heerschende kringen. Nog een
paar dagen geleden heeft lord Robert Cecil,
de onder-staatssecretaris van buitenlandsche
zaken in het Britsche kabinet, verkondigd,
dat de zucht naar macht, die de Duitschers
bezielt, eene leer van den duivel is, waar
voor de geallieerden in de plaats willen
stellen den wensch naar vrede.
De geheele wereldstrijd komt dus eigen
lijk neer op een strijd tegen het Duitsche
militarisme. Dat moet worden vernietigd, uit
geroeid met wortel en tak. Wanneer dat doel
is bereikt, dan zal het Millennium op aarde
2ijn gekomen. Dat is ons verkondigd door
bevoegde woordvoerders van de Britsche re
geering. Met deze voorstelling is intusschen
moeielijk te rijmen een betoog, dat in het
Russische tijdschrift Vraagstukken van het
groote Rusland geleverd wordt tot verheer
lijking van de zucht tot uitbreiding, die Rus
land beheerscht. Wij geven uit dit artikel
enkele gedeelten weer in de eigen woorden
van den schrijver. Tot rechtvaardiging van
Ruslands politiek, die sinds eeuwen uit is op
veroveringen, zegt hij:
„Eene groote kuituur kan slechts aan een
machtigen nationalen staat behooren. Iedere
staat komt dus te staan voor den praktischen
imperatief. Streef naar uitbreiding, en als gij
dat wilt, word groot! De internationale po
litiek van een Groot-Rusland, moet zijn de
politiek van eene groote mogendheid, eene
imperialistische politiek. Het beginsel van
een Groot-Rusland verdedigen en tegelijk
het imperialisme ontkennen, beteekent öf
een onvoldoend begrip van het verdedigde
beginsel of eene onbetwistbare inconse
quentie.
„Laat ons openhartig en eerlijk zijn. Laat
ons objectief zijn. Is de zucht naar macht,
de wil om zich uit te zetten, niet een ken
merk van het huidige Engeland? Laten wij
ons de Boerenoorlog herinneren, de Engel
sche politiek in Egypte, in Azië, de geheele
Engelsche geschiedenis. Het zou zeer naïef
zijn te beweren, dat Engeland geen milita
risme kent; want wat is de Engelsche vloot,
zoo niet een kind van dit militarisme, dat in
ieder geval niet minder wreed is dan zijn
Duitsche broeder en mededinger. Een im
perialisme is zonder oorlogswereldbeschou
wing1, zonder bestendigen arbeid voor de
uiterlijke machtstelling niet mogelijk. Enge
land is te verstandig om niet in deze tijd
doordrongen te zijn van het beginsel van het
imperialisme. En wanneer zijne stelling als
eilandstaat en de algemeene internationale
conjunctuur het tot in den laatsten tijd in
staat stellen zich tot het koesteren van de
heerschappij op zee te beperken, dan kan
men toch van een principieel standpunt tus-
schen Engeland en Duitschland geen on
derscheid vinden. Hier zoowel als daar de
politiek van eene groote mogendheid, die
op de gewapende macht steunt."
Achtereenvolgens schetst de schrijver het
militarisme in Frankrijk, Japan, Servië en
Italië, om ten slotte tot Rusland te komen,
waarvan hij zegt:
„Laat on? eindelijk zonder hartstocht or.s
zelf bezien. De geschiedenis schijnt ons niet
gedeerd te hebben. Wij behoeven ons niet
te beklagen. Ons land is werkelijk groot en
rijk. En toch laat ons denken aan het leven
van Rusland in de laatste eeuw. Een aan
houdend groeien, eene vermeerdering van
het rijksgebied, een voortdurende strijd.
Polen, Finland, KaukasusOorlogen in
het oosten, Midden-Aziatische politiek, oor
log in het verre oosteneen warme zee,
Konstantinopel, Mandsjoevije, Wladiwostok,
Port ArthurDe natuur zelf dwong ons,
ons naar alle zijden uil te zetten. Rusland
is werkelijk het grootste rijk en daarom was
het ons altijd te nauw in onze feitelijke gren
zen. Wij behoeven niet onze imperialisti
sche macht, onze activiteit en agressiviteit
beschaamd te verzwijgen. Het is een leeuw
onwaardig, zich in de huid van een lam te
kleeden. Ja, wij zijn een gezond volk, gees
telijk en physiek groot. Ja, wij streven flink
vooruit. In ons leeft de zucht naar macht.
Natuurlijk hebben wij niet het recht, aan
een ander die zucht te verbieden. Wanneer
echter onze natuurlijke weg met den natuur
lijken weg van een anderen staat samen
komt, dan is eene botsing niet te vermijden,
en alle pogingen om haar te verhinderen,
zijn nutteloos. Bij ot hunne verschrikkelijk
heid zijn zulke botsingen zeer vruchtbaar; zij
maken geschiedenis, verbranden hel afge
leefde en maken den weg vrij voor al het
nieuwe en levensvatbare
Het verstand van de geschiedens moge
beslissen wie een grooter recht op Konstan
tinopel bezit, wie deze stad meer waard is:
Turkije en Duitschland of Rusland. Het be
ginsel van de bestaande orde en ook het na
tionale beginsel zijn voor Turkije, maar de
geest der geschiedenis is, zoo zouden wij
meenen, voor ons.
Wanneer werkelijk Groot-Rusland het
doel van onze politiek is, dan moeten wij
voor goed met de bekende ideologie en
phraseologie breken, alsof deze oorlog
voor de „Europeesche vrijheid", voor de
„rechten der kleine volken", tegen „het im
perialisme", tegen „het Duitsche imperia
lisme" en tegen „den oorlog in het alge
meen" gevoerd wordt. Want zulk eene be-
teekenis van den oorlog kan slechts dan
worden voorgestaan, wanneer de gedachte
van een Groot-Rusland wordt prijs gege
ven."
Tot zoover dit artikel, dat een eigenaardig
licht werpt op de verzekering van Engel
sche zijde, dat het in dezen strijd gaat om de
vernietiging van het Duitsche militarisme.
Ook al is men geneigd om die verzekering
voor juist aan te nemen, dan kan men zich
niet verblijden met de hoop, dat met die ver
nietiging voor het tijdperk van den alge-
meenen vrede de weg zal zijn gebaand. Er
blijven dan nog tal van andere militarismen
over, die door de op den tegenstander be
haalde overwinning zeker niet voor den
geest van vrede en verzoening ontvankelijker
zijn geworden. Van het Millennium, dat men
ons voorspiegelt, zal niet veel terecht ko
men. Dat kan met gerustheid worden aan
genomen op grond van wat deze stem, af
komstig van een van Engelands bondgenoo-
ten, verkondigt.
Keizer Karei.
W e e n e n, 2 7 Nov. (W. B.) Keizer Ka
rei verscheen heden voor het eerst als mo
narch in den hofburg. Hij werd op zijn weg
daarheen door het publiek met grooten
geestdrift begroet. De keizer ontving in den
hofburg den apostolischen nuntius en de
gezanten van Turkije, de Vereenigde Staten
en Spanje in bijzondere audientiën.
W e e n e n, 2 7 Nov. (Corr.-bur.) „Stref-
fleur's Militarblatt" meldt:
De keizer vaardigde de volgende dagorder
aan leger en vloot uit:
Ik wil, dat mijn eerstgeborene, mijn door
Gods genade geschonken zoon, van nu af
tot mijn dappere, heldhaftige strijdmacht
behoort en benoem hem tot kolonel van mijn
infanterie-regiment no. 17, dat van nu af
aan den naam van den kroonprins heeft te
voeren.
De keizer zond het volgende persoonlijk
schrijven aan veldmaarschalk, aartshertog
Friedrich.
De groote keizerin en koningin Maria The-
resia had in het jaar 1757 aan den opper
bevelhebber van -iv&or, veldmaarschalk
graaf Daim, die naar haar woorden zijn
proeve van bekwaamheid voor de oogen van
het geheele leger reeds had afgelegd, het
eerste grootkruis van de nieuw-gestichte
militaire Maria-Theresia-orde verleend. Ook
thans is het leger er zich van bewust, welk
groot aandeel gij, de opperbevelhebber, aan
de successen van mijn trouwe, heldhaftige
weermacht hebt.
Daar ingevolge de lange jaren van vrede
voor dezen oorlog geen ordekapittel bestaat,
dat bevoegd is over de opneming van nieu
we leden in de orde te beraadslagen, ver
leen ik u, in hartelijke waardeering van uw
door mij, de geheele weermacht en het
vaderland erkende verdiensten, thans het
grootkruis \ran mijn militaire Maria The-
resia-orde en bepaal, dat het door wijlen
veldmaarschalk aartshertog Albrecht gedra
gen grootkruis aan u moet worden overhan
digd.
Verder richtte de keizer een persoonlijk
schrijven aan generaal Freiherr Konrad von
Hötzendorf, waarin hij er op wijst, dat deze
in den geweldigen strijd als chef van den
generalen staf de moeilijkste positie ver
mocht meester te worden en met helderen
blik definitieve besluiten ingaf en uitvoerde.
Hij is tot veldmaarschalk benoemd.
Voorts wordt in een persoonlijk schrijven
aan de adjudanten-generaal graaf Paar en
Bollfras ter belooning van hun buitengewo
ne verdiensten, het kruis van militaire ver
dienste Ie klasse met de oorlogsdecoratie
verleend.
Aan den minister van Oorlog, Krobatin,
verleent de keizer als erkenning van zijn
groote verdiensten voor de vermeerdering
der strijdkrachten het grootkruis van de
Stephan-orde. Om dezelfde reden spreekt de
keizer hij persoonlijk schrijven aan de mi-
nisiers van nationale verdediging Georgi en
Hazai, zijn bijzondere waardeering uit.
Ten slotte is aan admiraal Ilaus het groot
kruis van de Leopold-orde met de oorlogs
decoratie verleend ter erkenning van ziin
verdiensten bij de verdediging der kust en
de leiding van de operaties ter zee.
Weenen, 27 Nov. (Corr.-bureau).
Aartshertog Eugenius is, als blijk van waar
deering van de door hem aan het front be
wezen diensten tot veldmaarschalk benoemd.
Londen, 29 Nov. (R.) De Times ver
neemt, dat keizer Karei binnen kort in Bu
dapest zal worden gekroond als koning van
Hongarije en van een nieuw koninkrijk
Kroatië, Slavonic en Dalmatië, dat onder
Magyaarsch bestuur zal komen, blijkbaar
met het doel den verplichten krijgsdienst op
te leggen aan de zuidelijke Slaven, evenals
aan de Polen.
(De kroning van keizer Karei van Hon
garije zal inderdaad eerlang in Budapest
plaats hebben. Dat is niet enkel eene plech
tigheid, maar eene handeling van gewich
tige constitutioneel? beteekenis, want eerst
met de kroning krijgt de koning het recht
tot bekrachiging van wetten. Wat de Times
verder bericht, kan niet dan onder voorbe
houd worden vermeld. Er beslaat een ko
ninkrijk Kroatië en Slavonië, dat behoort
tot Hongarije. Dalmatië maakt deel uit van
Oostenrijk. Zal deze gelegenheid worden
aangegrepen om Dalmatië van Oostenrijk
af te scheiden en bij Hongarije te voegen?
Dat klinkt niet waarschijnlijk. In ieder geval
is het niet noodig om de bevolking van
Kroatië, Slavonië en Dalmatië aan den ver
plichten krijgsdienst te kunnen onderwer
pen want zij is reeds daaraan onderworpen).
De oorlog.
B e r 1 ij n, 27 N o v. (W. B.) Bericht uit het
groote hoofdkwartier van heden voovmid-
dag.
In het Sommegebied slechts een gertng
artillerievuur. Zonder artillerievoorbereiding
trachtten des avonds de Franschen in 't zui
delijke deel van het bosch van St.-Pierre
Vaast door te dringen. Het machinegeweer
vuur van de loopgraafbezetting en een snel
geopend spervuur van de artillerie verdreef
hen.
Ten oosten von Saint-Mihiel mislukte een
onverhoedsche Fransche aanval tegen een
van onze posten.
Parijs, 2/ Nov. (Havas. Namiddag»,
communiqué.
Op verschillende punten van het Somme-
front en in den sector Douaumont-Vaux was
de gebruikelijke kanonnnde. Overigens ging
de nacht op het geheele front rustig voorbij.
Fransche vliegtuigen bombardeerden in
den nacht van 26 op 27 November de vlieg
terreinen te Guizancourt en Mntigny. De
projectielen troffen doel.
Britsch communiqué.
Er is niets te vermelden van het geheel®
front behalve werkzaamheid van de Britsche
artillerie in den afgeloopen nacht bij La
Bassée.
Londen, 27 Nov. (R.) Avoridberichl
van generaal Huig.
Heden verstrooide onze artillerie de vij
andelijke infanterie ten westen vnn Puisieux
en bombardeerde loopgraven in de streek'
van Yperen.
Ondanks het slechte weer, werkten onze
vliegtuigen met succes samen met de ar
tillerie en wierp bommen op verscheidene
punten van militair belang. Twee van onze
machines worden vermist
Rome, 27 Nov. (Stefani.) Officieel com
muniqué.
Ten noorden van het Ledro- en het Assa-
dal belemmerde ons geschutvuur den vijand
in zijne bewegingen. Aan het overige g e
deelte van het front in de Trenlino heeft da
weersgesteldheid alle actie onmogelijk ge
maakt.
In Karintië heeft de vijand den 25en de
zer onzer stellingen bij Degano, But en
Chiazzo hevig beschoten. Eenige projectie
len zijn op Puluzza en Paularo gevallen, doch'
hebben geen schade aangericht. Onze artil
lerie beschoot op haar beurt vijandclijka
kampen bij Birnbaum en het station van
Mauthen.
Ten Oosten van Görz heeft de vijand, die
nieuwe batterijen in stelling had gebracht;
onze meer achterwaarts gelegen stellingen
herhaaldelijk gebombardeerd; wij beantwoor
den het vijandelijk vuur met kracht.
Op den Karst is niets belangrijks ge
beurd; in kleine gevechten hebben wij eeni
ge gevangenen gemaakt.
Peters burg, 2 7 Nov. (Tel.-agent-
schap.) Communiqué van den grooten gene
ralen staf.
Aan de Siochod heeft ons geschut een
kleine vijandelijke afdeeling, die in de
streek van het dorp Svidniki verscheen, met
goed gevolg beschoten. In de streek van
Korytnitza heeft de vijand stikbommen op
onze stellingen afgevuurd.
Aan de Bistritza hebben onze verkenners
bij Dzviniatzy een sterke vijandelijke afdee
ling opgejaagd waarbij gevangenen werden
gemaakt.
B e r 1 ij n, 2 7 No v. (W. B.) Bericht uit
het groote hoofdkwartier van heden voor
middag.
In de Knrpathen werden Russische ver-
kenningsafdeelingen, in het Ludowagebied
verscheidene bataillons ten noorden van
het Negrisoradal afgewezen.
Vie nederig spreekt van zich zelf, wordt
boos als ge hem gelooft en woedend als ge
hem nazegt, wat hij zegt.
Roman van
ANNA WAHLENBERG.
Geautoriseerde vertaling door
G. B. NORTAKKER.
En de menschen Zijn die ook hetzelfde
In het eerste oogenblik dacht ik van niet.
Over vader, Sigfried en juffrouw Hall lag
iets vreemds, dat in mijn afwezig'heid was
ontstaan. Ik kon het mij niet duidelijk
maken, waaruit het bestond, maar hei
maakte hen vreemd voor mij, kwam het
door mijn afwezigheid, dat mijn oogen
«cherper zagen, omdat men nooit iets op
merkt van hetgeen men dagelijks om zich
«een heeft
Nu zie ik het al niet meer. De keten tus-
jenen het verleden en het tegenwoordige is
nersteld en de verandering is uitgewischt.
Maar ik weet in elk geval, dat die er is.
Misschien ondergaat de menschelijke ziel
•e» even geleidelijke verandering, onmerk-
baar voor je zelf en je naasten, merkbaar
voor een vreemd oog Hebben deze twee
jaren mij ook veranderd? Hebben ze mijn
ziel veranderd gelijk ze mijn lichaam veran
derd hebben? Ik vertrok immers met het
vaste plan mij te veranderen, het net van
waanvoorstellingen en gevoelens te ver
scheuren, waarin ik gevangen was.
Ben ik daarin geslaagd Ben ik nu werke
lijk vrij?
In den laatsten tijd daarginds dacht ik
het. Ik kon aan hem denken zonder dat het
mijn hart pijn deed. Ik kon me Dagny naast
hem voorstellen zonder verscheurd te wor
den van haat. Ik kon aan het kind denken,
bijna even kalm als aan ieder ander kind.
Toen had ik echter hulp in mijn ernstige
studiën, in al dat nieuwe, dat ik zag en
hooide, dat zich aan mij opdrong en zulk
een groote plaats in mijn clagelijksch leven
innam, dat het alle tobberijen wegnam.
Maar nu ik weer terug ben, is hij me weer
heel na en het verleden knoopt zich
opnieuw aan -het tegenwoordige. Zou ik nu
dezelfde zielerust hebben als ik daarginds
met moeite verworven heb
Is de verandering in mijn ziel duurzaam
en vast? Zou ik hem op straat kunnen ont
moeten zonder dat mijn hart samenkrimpt
Zijn portret....
Ja, ik wil me zelf op de proef stellen en
zijn trekken zien.
Dat is immers ook een ontmoeting.
In het schrijfbureau, rechts in de middel
ste lade moet het liggen. In drie jaar heb
ik het niet gezien. Wel neb ik het couvert
in mijn hand gehouden. O, zoo vele keerenf
maar het niet geopend, 'k Heb het niet
gekund, niet gewild. Bang. Bang dat het
verlangen en de liefde nog heviger zouden
oplaaien als ik het weer terugzag.
Daar onder de papieren, in een hoek. Ja,
daar is het, nu houd ik het in mijn hand.
Zal ik er naar kijken? Of zal ik het niet
doen
Bang Nog steeds bang Zou hij nu nog
eenigen invloed op mij hebben
Och, dat is immers belachelijk. Ik moet
lachen over me zelf.
Zie zoo, nu trek ik het uit het couvert
alleen het dunne vloeipapier bedekt het por
tret nog, dat er doorschijnt, en dat er uit te
voorschijn komt, langzaam maar onweer
staanbaar als bewoog het zich zelf, en was
het niet mijn hand, die het eruit trekt.
Zijn oogen 1
Ze stralen me tegen, blij en teeder, ze
waren immers op mij gerichtmij zocht zijn
blik. Hij wist immers dat ik er was, verbor
gen onder het zwarte doek, dat mijn oogen
de zijne ontmoetten, ofschoon hij ze niet
zag. In zijn blik ligt zijn liefde voor mij,
vereeuwigd. Altijd lachend en stralend, ik
voel ze rondom mij, ze is niet dood 1
O, Frederik, Frederik, mijn geliefde....
Weg met het portret, diep verstoppen tus-
schen de papieren in de lade.
Zie zoo, nu is het weg. Op een goeden
dag zal ik het verscheuren, de stukjes ver
branden, zoodot er niets overblijft om over
te fantaseeren. Ik moest naar de waarschu
wing geluisterd hebben, naar het gevoel
van angst, en het hebben laten liggen waar
het was.
Wat ben ik dwaas, dat ik me niet kleed.
Papa zal al lang wachten met het onbijt. Nu
moet ik mij haasten.
Wat overviel me toch Als ik nu aan hem
denk, ben ik volkomen kalm. Het portret is
immers van den vroegeren Frederik? Toen
ik het bekeek, was mijn vroeger ik een
oogenblik uit den dood herrezen. Maar nu
ben ik weer terug in het werkelijke leven in
mijn veranderden vorm en weet heel goed,
dat Frederik ook een nieuwen vorm heeft
gekregen, dien hij veel eerder heeft aange
nomen den ik den mijnen.
Ik kan hem voor me zien zooals hij daar
zijn apparaten probeert, en zijn berekenin
gen maakt.
O, wat wensch ik hem spoedig op straat
te ontmoeten. Ik ben zeker, dat hij een
embonpoint heeft gekregen, en ik zal
bepaald tegen hem knikken en er vriende
lijk en kameraadschappelijk uitzien.
En dan zal ik werken. Den menschen iels
nieuws toonen, hen frappeeren. Ze van mij
doen spreken.
Er is wel iets anders in de wereld dan
liefde. Die is immers goed beschouwd
slechts een jeugdperiode, die men ont
groeit. Hoe vele dagen staat de boom in
bloei Tien, hoogstens twaalf. En daarna is
de taak immers niet geëindigd? Hij draagt
vruchten, zuigt soppen uit den grond, groeit,
vertakt zich, verhoogt zijn waarde, en ver
heft zich ten hemel.
Men leeft niet slechts om te bloeien, en
voor de liefde.
Er zijn nog wel andere dingen in het
leven dan de liefde.
XXIÏÏ
Iemand die mij groet.
„O, Sigfried."
Is dat een toevallige ontmoeting, of liep
hij hier te wachten Hij weet, dat ik in deze
straat op dezen tijd van den dag loop.
„Ik moet tegenwoordig zijn bij het leggen
van den eersten steen van de nieuwe kerk,
maar dat heeft nog den tijd. Ik kan nog wel
een eindje met je oploopen."
„Best, dat is prettig."
Ja, zijn gezelschap is altijd prettig. Met
hem te praten is als een frissche wind
rondom je te voelen, nieuwe belichting op
zaken en menschen. En dat vleiende en
behagelijke, niet behandeld te worden als een
naar hulde hengelende vrouw maar als
een gelijkwaardige kameraad, tot wie men
vrij en ongedwongen kan spreken met do
zekerh. 1 begrepen te worden f....
We zijn afgeweken zonder dat ik het
gemerkt heb, we loopen in mijn vroegere
straat, dicht bij mijn oud thuis. Heeft Sig
fried het ook niet gemerkt, doch is hij deza
straat ingeslagen uit verstrooidheid, geheel
verdiept in ons gesprek, gelijk ik zelf OI
heeft hij met opzet mijn schreden hierheeni
geleid? Wil hij zien of ik nu voorbij mijn
oud thuis kan gaan zonder onrust te too
nen? Hij weet wel, dat ik vroeger altijd dez®
buurt vermeed. Wil hij zien of ik heb leeren
vergelen, of ik genezen ben
(Wordt vervolgd.)