„DE EEMLANDER". Vrijdag 1 December 1916. BUITENLAND. De Koningin N-131. 15-* Jaargang. FEUILLETON. Hoofdredactie! MARIE VAN VERSENDAAL. Mr. D. VAN SCHAARDENBURO. Uitgever*: VALKHOFF Co ABONNEMENTSPRIJS: «.'*8 maanden voof Ameretoort f 1.30. Idem tranoo per poet Per week (met gratia verzekering tegen ongelukken) Ö.I3&. Afzonderlijke nummersO.«5. Wekeliikseh biivoegeel „D* RollnnJtckê Uuitvtouw (onder redactie van Thérèe# Hoven) per a mad. 30 cl». Wekeliikseh bijvoegsel „Pak mt me/* per 8 mn<L 53 Clü. Bureaut UTRECHTSCHESTRAAT 46. Intercomm. Telefoonnummer 60. PRIJS DER ADVERTENTIÉN i. f O.Nft. 0.15. - o.oo. \ran 1—regels Elke regel moer Dienstaanbiedingen 1—3 regels Groote lettors naar plaatsruimte. Voor handel en bodryf bestasn zeer voordoolige bepalingen tot het herhaald advorteereu m dit Blad, 'ojJ abonnoment. Eene circulaire, bevattende de voorwaarden, wordt on aanvraag toegezonden. De tooKomst der Vrijzinaige yartij te Amersfcort. n. Een fout al moeten wij de kiesvereeni ging aanrekenen. Reeds vroeger hebben wij daarop gewezen. Bij de canaidaatstellin- gen voor den gemeenteraad heeft zij steeds mannen weten te vinden, die voortreffelijke raadsleden zouden zijn. Maar lij zocht ze te veel uit één kring. Dat is 'n fout waarvoor de vrijzinnigen hier en elders herhaaldelijk leergeld betaald hebben, maar naar het schijnt nog niet voldoen de leergeld. De tijd dat die eene kring het intellect in pacht had is voorbij. Het vrij zinnig beginsel om alle klassen der maat schappij tot ontwikkeling te brengen, heeft rijke vruchten gedragen. Maar nu moet men ook met die resultaten rekening houden, 'n Raad van louter „heeren" is niet meer van onzen tijd. De „heeren" zijn volstrekt niet meer de eenigen, die voor het raadslidmaat schap geschikt zijn; de beste raadsleden komen volstrekt niet uitsluitend uit hun kring voort. Het volk heeft zich geëmanci peerd, voelt zich krachtig genoeg om ook mee te spreken bij de behartiging van het algemeen belang en hun belang in 't bizon der. Zij behoeven dat volstrekt niet meer over te laten aan 'n kring welke slechts 'n kleine minderheid der bevolking vormt; en zij wenschen dit dan ook niet meer te doen. Herhaaldelijk is nu reeds gebleken dat tal rijke kiezers, die van de sociaal-democrati sche theorieën volstrekt geen heil verwach ten, en er verre van zijn zich bij de s. d. a. p. aan te sluiten, niettemin aan socialistische candidaten hun stem geven, omdat zij ook vertegenwoordigers uit andere lagen der be volking in de besturen wenschen. Het komt ons voor dat de kiesvereeniging hiermee niet voldoende rekening gehouden heeft. Wij weten wel dat zij niet opzettelijk uitsluitend «„heeren" candideert, en geens zins anderen wil weren. Maar zij vraagt te vaak louter naar geschiktheid en bekwaam heid. Dat is wel juist, maar toch ook eenzij dig en ontaktisch. Er zijn reeds zooveel „heeren" in den raad, dat er gerust ook eens eenige anderen in kunnen, ook al mochten die anderen dan iets minder bekwaam ge acht worden dan de heeren-candidaten, die dan immers bij 'n volgende gelegenheid wel aan de beurt zullen komen. Nu weten wij ook wel, dat de kiesvereeni ging meer dan eens in deze richting gezocht heeft, doch niemand kon vinden, die ge schikt reacht v -d en bereid was. „Die geschikt geacht werd". Öch, men oordeelt zoo spoedig te vluchtig, 'n „Heer" heeft gewoonlijk 'n staat van dienst en al dus terstond 'n aanbeveling. De anderen daarentegen leiden 'n eenvoudig, onopge merkt bestaan; van hun geschiktheid kon dus nog weinig blijken. De heer-candidaat heeft 'n grooten voorsprong. Maar hij kan tegenvallen en valt ook vaak tegen, terwijl de ander slechts kan mee vallen. „En die bereid was." Zeker, het geldt tot verontschuldiging der kiesvereeniging dat de aanjezochten vaak niet bereid zijn. Uit schroom, uit gebrek aan zelfvertrouwen. Maar dan moet het bestuur zooveel overre dingskracht ontwikkelen, dat zij daar over heen stappen. Ziehier, wat wij meenden nog" eens te moeten zeggen in het belang der vrijzinnige partij. Dat er fouten begaan zijn het is toch duidelijk; vanwaar anders die tegen slag? Dat er dus iets verbeterd moet wor den hét preekt van zelf, wil men niet heelemaal ir. het gedrang komen. Wij heb- bij daarom "aar eens ronduit gesproken, wat o. i. gedaan kan worden om de schuit weer in de vaart Is krijgen. Wij zien de toekomst volstrekt niet duister in. De om standigheden juist die welke wij de voor- naemste oorzaken der malaise acht;en zijn veranderd. De raadsfractie, welke wij mede aansprakelijk s elden, is zóózeer van samensleliing veranderd, dat 'n betere ver standhouding tusschen haar en de kiesver eeniging voor de hand ligt. En daardoor zal in deze zelve 'n verlevendiging der belang stelling plaats hebben, terwijl zij ongetwij feld zich herzien en alles aanwenden zal om die belangstelling aan te wakkeren. Vrijzinnige kiesvereenigingen zijn ge woonlijk loome lichamen, welke moeielijk in beweging komen. Zij vergaderen zelden; en op die vergaderingen gebeurt weinig be langrijks. Als er niet toevallig 'n candidaat- stelling aan de orde is, komen er bitter wei nig leden. Wat zouden ze er ook doen? Luis teren naar 'n verslag dat klaagt over de ge ringe belangstelling en den droeven finan- tieelen toestand? Stemmen voor de herkie zing van periodiek aftredende raadsleden? Waarlijk de thuisblijvers hebben eigenlijk gelijk. Interessant zijn die vergaderingen al lerminst. Er wordt weinig vergaderd, om dat er zoo weinig leden komen; en er komen weinig leden, omdat er zoo weinig verga derd wordt. Dit schijnt ons de fouter wordt te wei nig vergaderd. Waren er wat meer vergade ringen, hoe slecht aanvankelijk ook bezocht, er zouden geleidelijk meer vraagstukken be sproken kunnen worden. Alles wat er in den raad aan de orde wam, zou ook daar een punt van bespreking kunnen uitmaken; over politieke en economische quaesties van algemeen 'belang moeten voordrachten gehouden worden; de propaganda der be ginselen diende telkenmale ter sprake te komen. Wij maken ons sterk dat bij dergelijke maandvergaderingen de groei van de be langstelling en de trouwere opkomst der le den gelijken tred zouden houden. Welaan dan, vrijzinnige kiesvereeniging van Amersfoort, geef gij den lande het voor beeld. Het terrein is geeffend, niets staat u in den weg: geen politieke of persoonlijke veeten, geen coteriegeest, geen eerzuchtige machtsbegeerte van den enkeling, die de kiesvereeniging tot 'n ladder voor zichzelf maakt en haar omstoot als hij op den muur is; maar algemeen de we. sch om door eer lijke samenwerking te geraken lot herove ring van het verloren terrein en verbreiding van de vrijzinnige beginselen, welke niet h:t belang van slechts één klasse of groep of groepje beoogen, doch dat van de geheeie gemeente. Het is zoo no o dig dat de vrijzinnigen zich hier weer eens ,aai. weren. De weinige, bovengenoemde :ijfers toonen reeds aan, dat er tusschen de vrijz. en de soc.-dem. 'n breede, vlotten, e groep kiezers is. Deze kie zers behooren niet tot de r. d. a. p., al st in den zij eenige malen hare candidaten; maar aan de vrijzinnigen staat het te zorgen, dat die groep niet in de lokkende armen der soc.-dem. vast omkneld wordt. De Eemb. zag de toekomst voor de vrij zinnigen somber in, omdat zij, nu ook de heer Rijkens vertrekt, geen leider meer heb ben. Wij mogen de Eemb. wel doen opmer ken dat de heer Rijkens sinds lang niet meer de leider der vrijzinnigen was; wel mis schien van de kleine raadsfractie, maar niet van de kiesve: nmiging en nog minder van de vrijzinnigen in het algemeen. Zijn ver trek kan dus aan de partij geen schade doenintegendeel, toen hij inderdaad nog „leider" was, ging het door de toenemende verdeeldheid er steeds hopeloozer met de partij uitzien. Dat moet iedereen die de Amersfoortsche politiek van eenige jaren geleden kent, toegeven. De noodzakelijkheid van leiders zien wij niet zoo in. We hebben zelfs zekere huivering voor leiders. Mannen van wie kracht en energie uitgaat zien wij zeer gaarne in de partij, maar mannen dié „leider" willen zijn, worden zoo spoedig partij-tirannetjes; ze treden autocratisch op en willen alles naar hun hcr.d zó'ten, zij zijn er niet meer voor de partij, maar de partij zou er moeten zijn voor hen; en daarvan zijn vrijzinnigen gewoonlijk slecht gediend. Wij moeten blijven de vrijzinnige partij en niet de partij van meneer A. of B., want don krijgt men onvermijdelijk daarnaast de partij van meneer C. of D. Wat men noodig heeft is dus niet „een leider", maar dat zijn mannen of vrouwen met warme liefde voor de vrijzinnige zaak, die bezieling weien te geven, niet zichzelf, maar den bloei der partij zoeken en de kies vereeniging maken niet tot 'n instrument in hun hand, maar tot 'n levend organisme, 'n haard van de vrijzinnige beginselen, 'n veveenigingspunt voor aiier, wier leus is „vrijheid en vooru'gan; Oc beqi**fsnis va:i keizer Frons Jeraf. We enen, 30 Nov. (Corr.-Bureau.) Met i vorstelijke eer en waardigheid werd de on-1 vergetelijke en beminde keizer Frans Jozef hedennamiddag nonr zijn laatste rustplaats geleid. De lijkstoet bestond uit vertegen woordigers van de regeeringen der bondge- nooten en bevriende staten en hunne legers, voorts uit leden van het Oostenrijksche en Hongcarsche parlement en deputaties van 1 het leger te velde, die het lijk grafwaarts volgden. Een sedert menschenheugenis nau- elijks aanschouwde menigte van honderd duizenden, die uit piëteit waren samenge stroomd, verleende de begrafenis niet alleen het karakter van een groot eerbetoon, maar stempelde haar tot een grootsche hulde aan den ontslapen monarch, waarbij de dank baarheid voor zijp. zegenrijken arbeid en de liefde zijner volkeren tot uiting kwamen. Onder een luisterrijk rouwceremonieel zet te zich de lijkstoet, bij prachtig weder, in beweging, terwijl het luiden der kerkklokken door de residentie weerklonk en ook door hetgansche land alle klokken beierden. Van uit de kapel in den Hof burg, die gedurende drie dagen door een groot aantal menschen was bezocht, om den vorst cle laatste eer te bewijzen, schreed de stoet naar de St.Stefa- nuskerk, om het lijk, nadat daar de inzege ning door den aartsbisschop van Weenen was verricht, naar de laatste rustplaats in den Capucijnergrafkelder te brengen. De wegliep voorbij den Hofburg langs de menigte, die zich in talrijke rijen achter het door militai ren en oudstrijders-vereenigingen gevormde cordon had geschaard, terwijl duizenden zich aan alle vensters van de langs den weg lig gende, rijk met rouwfloers getooide huizen hadden neergezet. Diep geschokt groette de onafzienbare schare met ortblooten hoofd# den voorbijrijdenden dooden keircr. De stoet trok langs het grootste le d van de Rir.gstras?e, een schepping van den ov: leden keizer, die met haar pvonkpnlcizen ge» tuigenis aflegt van de bevordering van kunst, industrie en handel door den overleden heerscher, vervolgens langs de 1 .">z Jo- seph-kade en de Rothen Turmstr.i se naai den Dom. In de Ringstrasse hadden zich de niet ac tieve stof alsmede officieren van het Wee» ner garnizoen in een lange rij van het Ma ria Theresiamonument tot het departement van corlog opgesteld om den voor immei csheidenden oppersten legeranm oi'.er d# laatste eer te bewijzen. In den met rouwfloers getouiden St. Stefa- nus-lom bevonden zich de leden van hef Keizerlijk Huis, mei de voor de bcjroïcnis- plechtigheid overgekomen verwanten en be vriende vorsten, voorts bijzondere gezanten, het corps diplomatique, de ministers, hol'be- ambten, geheimiaden, voorzitters en leden van de Oostenrijksche en Honganrschc par lementen en de burgemeesters en stelijke vertegenwoordigers van Weenen on Buda pest. Even voor dr e uur 's midcl; traden kei zer Karei en keizerin Zita bir.n- n. Spoedig daarop kwam de lijkstoet bij c'e kcrl: aan. Kardinaal-vorstaortsbisschop Piffl wachtte het lijk met een groot gevolg van geestelij ken voor het domportaal op. De kist werd van den lijkwagen getild en in de kerk gedragen, waar de kardinaal tot de inzegening overging. Nadat deze volttok- ken was zette de lijkstoet den tocht voort naar de Capucijner-kerk. Thans volgden onmiddellijk achter den lijkwagen keizer Karei en keizerin Zita, be vriende vorsten, de overige Vr' n van het Keizerlijk Huis met gevolg, de buitenland- sche bijzondere gezanten en officieren-depu» taties alsmede deputaties uit Oostenrijksche Hongearsche regimenten, die den naam van Frans Jozef droegen. Die allen deden den overleden monarch voor het laatst uitgelei de. In de Capucijner-kerk had no niaals een® inzegening plaats, waarna de kist door kei zer Karei, begeleid door den eersten opper* maarsohalk, vorst Montenuovo en twee vor stelijke kamerheeren, in den grafkelder werd gebracht, terwijl de overige leden van het Keizerlijke Huis en de gasten in diepe smart in het schip van de kerk achterbleven. Nadat de kist, overeenkomstig den wensch van den ontslapen monarch, tusschen de sarcophaag .wn keizerin T:V v»elh en die van Wees heer en meester van u zelf, en ver klaar u dan onderdaan van de menschheid. Roman van ANNA WAHLENBERG. Geautoriseerde vertaling door G. B. NORTAKKER. 32 „Het allermooiste Wat is dat, het aller mooiste O, waarom stoort hij mij Ij# had hem en alles bijna vergeten voor dat lieflijke. Nu moet ik mijn oogen wel weer openen. En daar buigt hij zich zoo vol verwachting naar mij over, alsof hij meent dat het iets is, dat hem zelf betreft. „Nu, zeg het dan, en blijf niet zoo geheim- «Innig zitten lachen." „Het allermooiste Ja, dat is dat ik nu bevrijd ben aan hem te denken. Mijn gedachten zijn vri], die zullen zich niet meer met hem bezighouden, die kunnen nu rus ten. O, deze heerlijke vrijheid en rust!" Sigfried# hand ligt in de mijn#, en zijn •ogen zoeken mijn oogen. Aq\ waarom doet hij datS lk wil mijn hand vrij hebben, om die over mijn oogen te leggen en weer t-e droomen Begrijpt hij mij niet meer, hij die mij altijd heeft begrepen? Begrijpt hij dan niet dat ik n r.oodig heb? Bovenal rust? XXV. Wat een weerf 't Scheelt niet veel of mijn parapluie waait uit mijn handen ofschoon ik ze met beide handen vasthoud. Een van beide, regen of wind, kan genoeg zijn, maar beide tegelijk wordt waarlijk wel wat veel. Ik kan geen twee steppen voor me uitzien, als ik tegen den wind in moet loopen en mij met de parapluie moet beschermen. God dank, nu .ben ik dadelijk thuis. „Goeden dag, Brita. Wees zoo vriendelij! me niet omver te loopen." „Frederik I Maar loop je aan dezen kant Dat de menschen ook niet behoorlijk rechts houden als het regenweer is in Stockholm, de stad van de smalle trottoirs „Pardon, maar ik liep werkelijk behoorlijk aan den onderen kant, maar toen ik jou za.r ben ik de straat overgestoken om te hooien hoe het met de portretten staat. Er zijn immers geen nieuwe in het kastje gekomen, zooals je beloofd had Hij ziet het dus na. 't Is dus waar, dat hij voorbij mijn deur pleegt te loopen. Maar haast heeft hij niet, daar hij omkeert om met mij terug te gaan. „Ja, zie je, 't valt me moeiiijk van de „kleine misses" afscheid te nemen." „Wal l Vindt je de Zweden minder knap Ben je niet vaderlandslievend „Ik denk het te worden. Zoowel Zweed- sche mannen als vrouwen zullen in mijn kastje komen. Maar ik stel het telkens uit, 't is zoo moeilijk te beslissen, wie men zal kiezen en wie men zal verwerpen." „Zal ik je helpen Meent hij het? Ik staar hem aan zonder een woord te zeggen. „Dan is 't het beste dadelijk naar boven te gaan, dan komen we ook uit dit ellendige regenweer. Je zult toch een armen stakker \ooi enkele oogenblikken niet een dak boven het hoofd weigeren? „Je bent dwaas 1" ik blijf staan en ga geen slap verder niet hem. „O, geneer jij je voor mij Bang, dat de menschen ons samen zullen zien? Ik dacht anders dat wij beiden verstandige menschen waren die boven domme praatjes verheven waren. En trouwens, is het wonderlijk als we elkaar treffen Al ben ik ook niet meer je man, daarom heb ik toch niet opgehou den je collega te ziin?" Wat kan hij op een luchtigen loon over het verleden spreken 1 Dat heeft dus niet veel vo-r hem beteekend, noch geluk of ongeluk. Nooit heeft hij de pijn zoo voelen branden en steken als ik. Nooit ben ik voor hem geweest, wat hij voor mij was. Nu, ^es te beter, 't Is goed dat te weten, dan dooft de gloed onder de asch des te vlugger, als er tenminste nog gloed is. Maar daar loopen we weer naast elkaar op straat. Hoe heeft hij dat gedaan gekregen, zon der dat ik het merkte? Nu zijn we bij mijn deur. „Nu, zal ik mee naar boven gaan Als ik niet ja zeg, denkt hij ook nog dat ik bang ben voor me zelf, dat mijn gevoelens nog niet dood zijn. Nee, ik moet hem too nen dat ik even onbevangen ben als hij. Bovendien kan het goed zijn om mij in onverschilligheid jegens hem te oefenen en hem als een volkomen vreemde te leeren zien. „Kom dan maar." Gelukkig zijn er geen menschen in de vestibule en op de trap. Een geluk, want dat gepraat is in elk geval niet aangenaam. Ik hoop, dat juffrouw Hall ook verdwenen is. 't Is immers over vier, en ze pleegt niet op mij te wachten als ik veel te laat thuis kom. Zoo, nu zijn we boven. Goddank, nie mand komt, juffrouw Hall heeft niet op mij gewacht, en vader heeft niets gehoord. Hij blijft zeker in zijn kamer zitten lot hij voor het eten geroepen wordt. We hebben dus r.og drie kwartier voor ons. Maar lang vóór dien tijd moet Frederik weg zijn. Ik wil hem niet langer dan een paar minuten hebben, dat is genoeg. „Ga nu bij de tafel zitten, dan zal ik de portretten opzoeken." Hij gaat niet zitten, hij loopt door de kamer en kijkt om zich heen. Wil hij weten of ik veranderingen heb aangebracht, iets nieuws heb aangesc' ft? Wat doet hij nu Hij staat voor de piano en neemt cle vaas in zijn handen. Denkt hij dat die nieuw is, die vaas die ik al zooveel jaren heb En nu bladert hij in de muziek, vraagt wat ik tegenwoordig speel en neuriet melo dieën, maar alleen oude bekend' o. Kent hij de moderne muziek niet Nu, als ik me onophoudelijk omkeer orn te zien wat hij doet, kan ik nooit de goede foto's vinden, hoe veel kartons ik ook om woel. Laat eens zien, welke kan ik toonen Die en die, en die, daar heb ik een heele hoop, maar dat is niet voldoende. Wat heeft hij nu weer beet? De papiersnijder, de hand niet het zwaard. Onze oude papiersnijder, waarmee we altijd de boeken en tijdschriften opensneden als- we 's avonds lazen. Hij onderzoekt den scherpen kant, of er ook nieuwe hakjes in gekomen zijn. En nu Wat zoekt hij nu Hij draait hel hoofd om. O, zoo, de geïllustreerde courant. Wat wil hij ermee Hij snijdt die open, zoo voorzich tig en langzaam, maar de opengesneden bla den kijkt hij niet in. O, het was alleen om den papiersnijdef te gebruiken. Kon hij het niet laten dien nog eens te probeeren .li vervolgd.)

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1916 | | pagina 1