„DE EEMLANDER".
Vrijdag 15 December 1916.
BIJITF.NLAND."
JDe Koningin.
FEUILLETON.
N- 143.
15"* Jaargang.
H nMiwturtlii MAR,E VAN VERSENDAAL.
noofarMactMt Mr D j VAN SCHAARDENBURa
Uitgevers: VALKHOFP Co.
ABONNEMENTSPRIJS:
'*jg 8 mundM too* Amersfoort f 1«80«
Idem I ran co per post
Por week (met gratie verzekering togen ongelukkon) 0.12».
Afzonderlijke nummers0.05.
WekeHikeeb bijvoegsel nD* BolUindteh* Buiêvrou* (onder
redactie vod Thérèae Hoven) por 3 mnd. ÖO els.
tTekelijkseh btivoogsol ,/Wj m# mor" por 8 mnd. 52 Cl8.
Bureaui UTRECHTSCH ESTRAAT 46.
Intercomm. Telefoonnummer 56.
o. is.
o.no.
PK IJ 8 DEE AD VERTENTIEN
V»n t—5 recels O.NO
Elko regol meer
Dionstaanbiodingon 1Srogola..
Grooto leitors nnar plauUruimte.
Voor handel en beJryi bestaan r-.oor voord ooi ig» bepalingen
tot het horhftAld ndverloeron ui dit Blad, by abonnement.
Eene oirculairo, bevatlondo de voorwaarden, wordt op
aanvraag toogozondon.
Kennisgeving.
LANDSTORMKEURING.
Joarklasse 1917.
Do burgemeester van Amersfoort brengt ter
kennis van belanghebbenden, dat de dienstplich
tigen bij den Landstorm der jasrklosse 1917 ge
legenheid hebben zich aan eene keuring te on
derwerpen bij den Keuringsraad, die zitting
houdt op Woensdag 27 December 1916, 's voor-
middags QM uur, in het gebouw „Ons Huis",
Kortegracht no. 3 te Amersfoort voor alle inge-
sdirevenen, voorkomende op het keuringsregis-
ter.
Het welbegrepen eigenbelang van de land-
otormplichtigen maakt het zeer wenschelijk, dat
aij zich voor deze keuring aanmelden, o.a. om
dat zij, in geval zij ongeschikt mochten blijken
jtadat zij in werkelijken dienst zijn gekomen en
alsdan weder huiswaarts worden gezonden, hier
van moeilijkheden kunnen ondervinden ten aan
zien van hun maatschappelijke- of studiebe-
langen.
Onderwerpen zij zich aan een onderzoek bij
den Keuringsraad en blijkt daarbij voldoende
ven ongeschiktheid, dan worden zij terstond van
den dienstplicht bij den Landstorm ontslagen en
sta on zij niet meer bloot aan de kans om als
Landstormplichtige in werkelijken dienst te wor
den geroepen.
Wenscht een landstormplichtige bij een an
deren keuringsraad het onderzoek te ondergaan,
dor kan de Voorzitter van eerstbedoelden Keu
ringsraad hem daartoe op zijn verzoek toestem
ming verleenen.
Nader zal worden bepaald, wanneer de land-
stormplichtigen van de jaarklasse 1917 in wer
kelijken diénst moeten komen, doch dat vermoe
delijk in het begin van Februari 1917 met hunne
indienststelling een aanvang zal worden gemaakt
Amersfoort, den 13. December 1916.
Pordemeester voornoemd,
VAN P*NOWIJCK.
Het vredesaanbod.
Sofia, 14 Dec. (Buig. Ag.) De koning
heeft het volgende legerbevel, gedateerd 13
'Dec., tot zijne troepen gericht:
„Sinds vijftien maanden strijdt gij om de
«enheid van het Bulgaarsche volk te verwe
zenlijken. Dank zij uw toewijding en uw dap
perheid zijn alle vijanden, die onze nationale
eenheid in den weg stonden, overwonnen.
JAIe Bulgaarsche landen staan thans onder
de bescherming van de zegevierende Bul
gaarsche legers.
Doordrongen van het besef der behaalde
overwinningen hebben wij, vorsten der ver
bonden staten, aan onze vijanden vredes
voorstellen gedon. De naaste toekomst zal
-i o fop - r
der -
of ,Jo7e stap, zoover in
o*">
door de vijanden wordt gewaardeerd.
In afwachting daarvan moeten wij den
strijd echter met Gods hulp blijven voortzet
ten en nieuwe overwinningen op de tegen
standers blijven behalen, tot dezen begrepen
hebben dat hun werk, het onderwerpen van
vreemd grondgebied Gods steun ontbeert.
Leve het hereenigd Bulgarije!"
Weenen, 14 Dec. (W. B.) De nota,
door minister Burian gericht tot den nun
tius te Weenen, luidt als volgt:
„Diep bedroefd over het bloedige schouw
spel, dat Europa sinds meer dan twee jaren
toont, heeft de Heilige Vader zich er niet
alleen toe kunnen bepalen het lijden van de
tallooze slachtoffers van de groote botsing
te lenigen, hij heeft ook elke gelegenheid
aangegrepen om den wensch en de hoop te
kennen te geven, dat het oogenblik komen
zou, waarop de oorlogvoerende mogendhe
den aan den moorddadigen strijd een einde
zouden maken. De bekende grootmoedige
gezindheid van Zijne Heiligheid geeft de
verbonden regeeringen aanleiding om den
Heiligen Stoel in kennis te stellen van den
stap die de regeeringen der vier bondge-
nooten heden gedaan hebben, met het doel
de wereld den vreda terug te geven.
De vier bondgenooten, die zich in den
uitgebroken strijd niet hebben laten leiden
door veroveringsplannen (laendergier) en
die geen ander doel hadden dan de verde
diging van hun grondgebied en van hun na
tionale ontwikkeling, zijn van meening, dat
de oorlog thans in een stadium gekomen is,
waar de vereenigde inspanning hunner vij
anden het kwaad, dat de mensohheid lijdt,
slechts kan verergeren, maar, naar het zich
laat aanzien, niet verhinderen kan, dat de
bondgenooten zich voor de toekomst de
waarborgen verschaffen, die zij aan het suc
ces hunner dappere legers te danken heb
ben.
Geleid door den wensch, de verantwoor
delijkheid voor het voortzetten van den oor
log niet op zich te Iaden, nu zij den mili
tairen toestand met kalmte en vertrouwen
kunnen beschouwen, en vastbesloten om
alles wat in hun macht staat te doen, ten
einde een van nu af nutteloos bloedvergie
ten te doen ophouden, hebben de vier ver
bonden mogendheden hun tegenstanders
aangeboden onderhandelingen te openen,
waar zij hun vredesvoorstellen zouden me
debrengen.
Zij willen hopen, dat bij de beoordeeling
dezer voorstellen rekening gehouden zal
worden met den door de militaire operaties
in het leven geroepen toestand, en dat hun
r-KM-f —1
slag voor het sluiten ven den vrede te die
nen.
Overtuigd, dat deze bedoeling in het hart
van den Heiligen Vader weerklank zal '.in
den, zou de keizerlijke en koninklijke regee
ring den Apostolischen Stoel zeer veel dank
verplicht zijn, als hen aan dit initiatief, en
daardoor aan het vredeswerk, den machti
gen steun van zijn hoog gezag zou willen
verleenen.
Londen, 14 Dec. (R.) Met betrekking
tot liet vredesvoorstel zeide de minister Bo-
nar Law: Bij de toelichting yan het vorige
rredietvoorstel sprak Asquith deze woorden:
Zij, de geallieerden, eischen, dat er zal zijn
eene behoorlijke herstelling voor het ver
leden en eene behoorlijke zekerheid voor de
toekomst." (Luide instemming). Dat is nog
de politiek en dat is nog het vaste voorne
men van Z. M.'s regeering. (Hernieuwde
langdurige teekenen van instemming).
Washington, 14 Dec. (R.) De Duit-
sche nota is thans in handen van president
Wilson. Men verwacht, dat deze onmiddel
lijk naar de oorlogvoerende mogendheden
zal doorgezonden worden.
Parij s, 13 Dec. (Havas.) Minister-pre
sident Briand heeft in de Kamer de volgen
de verklaring afgelegd over het vredes-aan-
bod van Duiischland:
Nadat Duitschlcnd zijn overwinning heelt
geproclameerd, terwijl het nog pogingen
doet om die te bevechten, zendt het ons in
den tusschentijd eenïge woorden, over wel
ke ik mij moet uitspieken. (Toejuichingen.)
Gij hebt Bet'hmann's rede gelezen. Over
den tekst, dien ik niet heb, kan ik geen offi
cieele meening hebben. Het is echter niet
twijfelachtig, of in de tegenwoordige omstan
digheden zij, wier bemiddeling woriit ge
vraagd, een taak zullen aanvaarden, welke
veler vertrouwen moet verontrusten. Later
zal ik officieel de juiste weloverwogen rnee-
ning der geallieerden bekend maken, maar
nu reeds rust op mij de plicht, mijn vader
land te waarschuwen tegen een mogelijke
vergiftiging (levendige toejuichingen.)
Wanneer een land tot de tanden is ge
wapend, zijn gehele burgerbevolking mobi
liseert op gevaar zijn handel te ruineeren
en zijn haardsteden te ontwrichten, terwijl
alle ketels witgloeiend staan om zijn oor
logsbehoeften te vermeerderen, wanneer
zulk een land de bevolking der bezette ge
bieden, tegen alle volksrechten in, voor
zich zelf laat arbeiden, dan zou ik zeer
schuldig zijn, indien ik mijn land niet toe
riep: „Opgepasd Wees op uw hoede!" (le-
r1- vr ';-c t'-'
Men stelt ons thans voor, over vrede tc
onderhandelen, op een oogenblik dat België,
Servië en tien departementen van Frankrijk
door den vijand zijn bezet.
Met vage woorden, die plechtig klinken,
tracht men het geweten en de harten te ver
ontrusten in de landen die rouwen om zoo
vele dootlen (toejuichingen.)
Wat hooren we in de redevoering van
den kanselier? Om te beginnen weer dezelf
de phrase, die moet dienen om de neutralen
te misleiden en het Duitsche volk zelf: „Wij
zijn het niet, die dezen vreeselijken oorlog
gewild hebben! De oorlog is ons opgedron
gen."
Daarop is voor de honderdste maal mijn
antwoord: „Neen! Gij zijt de aanvaller ge
weest, wat ge ook zeggen moge. De feiten
zijn daar om het te bewijzen. Het bloed
komt over uw hoofd, niet over het onze! (le
vendige toejuichingen). Ik heb het recht te
zeggen dat dit een grove valstrik is.
Bethmarn heeft gezegd: „Wij willen on
zen volkeren alle middelen geven die zij
wenschen om tot bloei te geraken" maar
aan de andere volkeren biedt hij als een
aalmoes aan, goed te vinden, dat zij niet
vernietigd worden.
Na de Marne, na Verdun, ?s het dat wat
men Frankrijk, het roemrijk Frankrijk, dar
pal staat, aanbiedt (Toejuichingen.) Over
een dergelijk stuk moet men denken en na
gaan welk doel het najaagt.
Van deze tribune af heb ik het recht te
zeggen: „Het is een manoeuvre, op touw
gezet, om verdeeldheid onder de geallieer
den te zaaien, om de gemoederen in ver
warring te brengen en de volkeren te demo
ralise eren."
De Fransche republiek zal onder deze om
standigheden niet minder doen dan de Con-
vntie. (Algemeene toejuichingen.)
Tweede telegram. De Kamer heeft
met 314 tgen 165 stemmen haar vertrouwen
in de regeering uitgedrukt.
Bern, 14 Dec. (W. B.) Brizon bracht
in de Fransche Kamerzitting van gisteren
ook het geheime verdrag met Rusland over
het bezit von Konstantinoper en den Bospo
rus ter sprake en merkte op: Nu weet men in
Frankrijk waarvoor de Fransche soldaten
hun bloed geven.
Verder zeide Brizon: Frankrijk is door de
Marne, de 7ser en Verdun gered; zijn ge
bied is zekergesteld. Daarom roep ik: „Leve
Frankrijk! Weg met den oorlog!"
Op de hevige protesten op een groot aan
tal banken antwoordde hij: „Ik roep: Leve
Frankrijk!" en gij protesteert. Wanneer ik
~r!Q r-:crb doe ik het omd',t ik sedert
lang de overtuiging koester, dat geen duim
breedte Fransche grond bedreigd is. Gij ech-
ter zendt telkens weer nieuwe duizenden in
den dood.
Rome, 14 Dec. (Stefani.) Aan het cind«
van de zitting antwoordde de minister voi%
buitenlandsche zaken onder groote belang
stelling van de leden op eene vraag vnn den
afgevaardigde Baslini. Hij zeide:
Inderdaad heeft de Zwitsersche gezant mij
de nota overhandigd van de Duitsche regce-
ring en hare drie bondgenooten, waarin
wordt voorgesteld, dat vredesonderhandelin
gen zullen worden aangeknoopt. De Zwitser-
sche gezant voegde daaraan toe, dat hij deze
mededeeling deed in zijne kwaliteit van ver
tegenwoordiger der Duitsche belangen in
Italië en dat het niet zijn voornemen was in
eenig opzicht eene bemiddelingsrol te verw
vullen; hij bracht eenvoudig de nota over.
Ik heb hierop geantwoord, dat ik acte nam
van zijne mededeelingen en hem d ivo'or
dank betuigde.
In antwoord op de mij gedane vre kon
ik aanstonds verklaren, dat er in de nota
geen enkele duidelijke aanwijzing is betref
fende de voorwaarden, waarop men zou
trachten vredesonderhandelingen aan te
knoopen. De vertaalde tekst van de nota
werd medegedeeld door het Stefani-agent*
schap. In den oorspronkelijken Pronschen
tekst zijn de zinsneden, die zinspelen op de
vredesvoorwaarden, de volgende: „De vier
verbonden staten stellen voor terstond in
vredesonderhandelingen te treden. Zij zijn
overtuigd, dat de voorstellen, die zij er zou
den brengen en die er op zouden doelen het
bestaan, de eer en de vrije ontwikkeling van
hunne volken te verzekeren, geschikt zouden
zijn om de grondslagen voor het herstel van
een duurzamen vrede te verzekeren.
Dat is alles. Voor het overige gaat het
over redeneeringen omtrent den oorlog.
Ik heb aan den Zwitserschen gezant
degedeeld, dat ik mij natuurlijk, na mijne
ambfgenooten geraadpleegd te hebben, met
de andere geallieerde regeeringen in ver
binding moest stellen over het antwoord op
deze nota, die eveneens door de vier vijan
delijke mogendheden gezamenlijk werd op
gesteld.
Ik zou den afgevaardigde, die mij de vraag
heeft gedaan en anderen, zoo zij er het plan
toe hebben, willen verzoeken deze discussie
niet voort te zetten, (algemeene instemming)
en wel om de volgende reden:
Bij een zoo teer onderwerp is het van zeer
veel gewicht, dat de geallieerden volmaakt
eensgezind hande^n. niet alleen, wat de kern
de zaak aannaai, ^preekt van zeil
Niemand kiest het slecht, als hij het dui
delijk ziet, maar verlokt, als ware er een
grooter goed bij, wordt hij door het slechte
gevangen.
Roman van
ANNA WAHLENBERG.
Geautoriseerde vertaling door
G. B. NORTAKKER.
48
Met welk een waardigheid beweegt zij zich
Zij had die waardigheid al toen ze nog assis
tente bij ons was. Maar die was toen in knop,
du is ze in volle bloei, een bewuste, van zich
ïelf zekere mevrouwe-waardigheidl Een ge
kwetste mevrouwe-waardigheid. Ik ben het,
die haar cenig onrecht heb aangedaan. Zij
gunt me immers geen blik. Ze richt zich
lier op. terwijl ze mij voorbij gaat en de deur
binnentreedt.
Zoo, nu zijn we alleen.
Maar het volt haar zeker moeilijk tc begin
gen. Ze staat daar, en kijkt me aan alsof ze me
jriide verpletteren, alleen door haar blik.
„Je heb! me iets te zeggen?"
Be wh ttn zaak-weten, die ik recht heb
-«Hen. Wnnr is FrederikT
„Frederik, dat behoorde jij beter te weten
dan ik."
„Ja, natuurlijk behoorde ik dat. Maar daar
ik het niet weet, kom ik hier. Een week ge
leden vertrok hij naar Duved. Maar ik heb
geen enkelen brief daar vandaan gekregen,
en dien ik zelf daar heen gezopden heb. is
teruggekomen als onbestelbaar. Waar is hij?"
„Een week geleden? Is hij al een week gele
den vertrokken?"
„Ja, ik was zelf aan den trein en zag hem
vertrekken. Maar waar is hij nu?"
Hij was al op weg, maar kon niet verder
gaan. Kon niet vóór dat hi} met mij had ge
sproken. Is hij dan zoo als tevoren mij ge
volgd, zonder dat Ik het wist? Heeft hij met
zich zelf gestreden tot hij de begeerte naar
boven te gaan, niet langer kon weerstaan?
„Jij weet waar hij is. Annie heeft juffrouw
Hall getroffen, die vertelde dat hij bij jou is
geweest. "Waar is hij?"
Zij weet het, wat zal er nu gebeuren?
„Als jij het niet wilt zeggen, ga ik naar juf
frouw Hall. Misschien kan zij eenigc inlichtin
gen geven."
„Nee, ga niet, Dagny. Zij weet niets meer
dan ik. En ik weet niet waar hij is, maar dat
hij hier is geweest, is waar. Gister morgen."
Roode vlammen stijgen op in haar gezicht.
Ja, dat is hard te hooren, arme Dagny, dat hij
bij mij komt en niet bij jou. Maar wat heeft
ze dan in al die jaren geloofd? Heeft zij zich
verbeeld, dat hij haar werkelijk lief had?
„En waar is hij nu?"
„Ik heb je gezegd, dat ik het niet wist. Hij
zei dat hij naar J&msland wilde reizen, mis
schien gisteren. Waarschijnlijk heeft hij het
wel gedaan."
Welk een yerbittering in haar blik. In haar
samengcklc-mde lippen, in baar hand, die ze
om den leunig van een stoel knelt.
„Ik weet heel goed, dat bij niet op reis is
gegaan. Jij houdt hem legen. Jc wilt hem van
mij nemen, maar dat gelukt je niet. Geloof dal
niet. Ik heb nooit getracht hem van je te ne
men; hij was het die bij mij kwam en jij die
hem van je stiet Ik vorderde niets, vroeg
niets. Jij was het. die hem versmaade. Maar
nu ik hem eenmaal heb wil ik hem ook vast
houden, want hij is van mij en ik ben zijn
echte, wettelijke vrouw!"
Zij, zijn echte vrouw! Zijn wettelijke vrouw!
Deze popachtige, mooie, allcdaagsche, ouder-
welsche huisvrouw, die geen eigen gedachten
heeft, geen belangstelling builen haar buis-
houding en koffie-vlsite, die haar man aanbidt
omdat hij een man is, en toevallig op haar
weg is gekomen! Zij. zijn echte vrouw, of
schoon hij haar niet lief heeft. Hemel, ik stik!
Help me. dat ik niet iets vreesclijks zeg, waar
van ik later berouw heb. Laat ik naar haar
kijken, zooals ze daar slaat en bijna mijn stoel
breekt. Zij walgt mc in haar imponeerende
pronk! Versierd met echte veeren en omcir
keld door een dikke boa. Zij, zijn echte
vrouw! Nee, dat is te erg. Zij moet eens begrij
pen wat ik ben voor hem en wie ik ben.
„Weet je, Dagny, wat men zou doen als de
koning van bet schaakspel zijn koningin ver
loor?"
„Nee, maar dat kan me ook niets schelen."
„Men zou hem een nieuwe geven, een klosje
garen of zoo iets. het eerste het beste dat men
in de handen kreeg en er op schrijven „ko
ningin". Maar als dan de oorspronkelijke ko
ningin, zij, die van dezelfde stof is als de ko
ning, weer teruggevonden wordt, wat doet men
das? BliiXt dan hei klosje garen voortdurend
koningin, omdat het er op geschreven staat?
Of wie is dan de echte koningin?"
„Je meent, dat
Zij begrijpt bet nog niet. Haar blik is zoo
onzeker.
„Ben jijde teruggevondene?'*
Ik behoef niet te antwoorden, een knik is
voldoende.
„En ik? Ik zou niet langer meetellen?
Weggeworpen als rommel?"
Is zij van plan zich op mij te storten? Haar
oogen nuilen uit, haar handen triLlen en bal
len zich
Nee, o nee, een furie is ze niet.
„Maar je moet niet denken, dat ik me op
die manier laat behandelen. Ik ben niet van
de straat opgeraapt, iemand <lic genomen en
weggeworpen lean worden, naar believen.
Ik ben zijn wettelijke vrouw."
„Ja, zeker, de wettelijke vrouw, de laatste.
Jij hebt het opschrift. Maar de vraag rijst of
een opschrift het gewichtigst is."
Ben ik wreed? Arme Dagny, zoo stom staat
ze daar met trillende lippen, 't Is of ik een
wezen mishandel, dat zich niet kan verdedi
gen. De vlammen verdwijnen van haar ge
zicht. Nu is ze bleek. Maar haar oogen trek
ken samen op een listige wijze.
„Is het Frederik, die dat verzonnen heeft
van die koningin, en dat opschrift?"
„Hij, hoe kan je dat denken?"
„Nee, want hij heeft ook nooit zijn belofte
gebroken, die hij in de kerk gegeven heeft,
mij te eeren en lief te hebben als zijn wette
lijke echtgenoote. En hij heeft nooit anders
getoond dan dat hij van mij hield."
Noodt anders getoond! Slaapt ze? Gaat
ze dan blind en doof door dc wereld? Begeert
ze niets anders dan zelf te mogen aanbidden?,
Ja, aan de bescheidenen behoort het hemel
rijk. 't Gelukkigst is hij, die het minst begeert.
Maar waarom komt ze dan hier met haar
klachten? Begint ze te ontwaken? Mistrouwt
ze mij. Alles is mijn schuld. Ik lok haar man
van haar weg. Ik ben de verleidster cn een
slechte vrouw die den man van een ander in
haar strikken vangt.
't Begin werkelijk grappig tc worden.
„Overigens heb ik altijd gehoord, dal een
huwelijk geen echt huwelijk is vóór er een
kind is. Ik heb ccn kind, wie is dan de
echte vrouw, jij of ik?"
Zij een hulpeloos wezen? Nee, klauwen
heeft ze, die iemand in het hart kunnen won-*
den.
„En nooit verlaat Frederik zijn kleine
Signe. Geloof dat niet. Builen haar kan hij
niet leven."
Zij heeft gelijk Ik weet het immers. Ik
heb gehoord hoe hij over zijn kléin meisje
sprak. Hij zou naar haar verlangen cn geen
rust hebben. Heel zijn ziel zou bij haar zijn,
bij het kind, dal hem roept, het kind, dat ik
hem niet heb kunnen geven. Dat roept luider
dan ik.
„Ja. wees kalm, Dagny, ik denk er niet aan
te trachten hem aan haar te ontnemen.''
„En denk niet dat ik haar opgeef, 't Is mij»
kind, en nooit zou ze binnen zijn deur komen
als er Iemand anders woonde dan Ik!'
God, als ze toch wilde zwijgen! Ik kan haaf
slem niet hooren, die suist In mijn ooren al»
een mes op glas. Maar ze praat door, altijd
door, hoewel ik haar nauwelijks een woord
tot antwoord geef.
(Wordt vervolgd.J