N* 162
15d- Jaargang»
„D E EEMLANDE R".
ABONN EM ENTSPBIJ3:
Woensdag 10 januari 1917.
Dt. Bierens de Haan koos als onderwerp
van zijn gesprek voor de lezers van „Een
heid" de beteekenis van het wijsgee» ig
denken voor de kuituur.
FEUILLETON.
ZONNEWEELDE
Hoofd redactie i
MARIE VAN VERSENDAAL.
Mr. D. VAN SCHAARDENBURa
Uitgevers: VALKHOFF Co.
£#r 8 ma&nden voor Amersfoort 1.60,
Idem franco per post.. -1«60#
Per week (met gratie verzekering te«en ongelukken)* 0.13».
Afzonderlek© nummers 0.415.
Wekelijkaeb bijvoegsel nDê Hollandsché Huisvrou* (onder
redactie van Thérèae Hoven) per 8 mud. 50 da.
Wekeliikseb by voegsel ,/Wr «w mee" per 8 mnd. 52 cis.
Bureaus UTRECHTSCH ESTRAAT 46.
Intercomm. Telefoonnummer 66.
PRIJS DER ADVEBIEN'ÜIÈN
Van 1-5 f 0.8O.
Elk» re*»! meor.0.13.
Dienstaanbiedingen 1—5 regelsO.60.
Qroote letters naar plaatsruimte.
Voor handel en bedrijf beetaan zeer voerdeelige bepaltugen
tot het herhaald adverteeron iu dit Blad, bH abonnement.
Een® ciroulaire, bevattende de voorwaarden, wordt op
aanvraag toegezonden.
Internationale school voor
Wijsbegeerte.
Naast de perspectief-teekenlng van den
architect de Bazel, willen wij van een in
terview, dat dr. J. D. Bierens de Haan, de
hoofdleider van den derden vacantiecursus
In 1916, toestond aan mr. T. R. Wittemans
ter publicatie in „Eenheid" een overdruk
geven, omdat dit interview de kern van phi
losofie en ook de taak der Internationale
School voor Wijsbegeerte zoo juist in het
licht stelt:
Onze kuituur, aldus begon hij, heeft
eene danige behoefte aan leiding, alsof wij
nu pas bezig waren een kuituur te vormen.
Bestaat er eigenlijk wel eene kuituur tegen
woordig? Vroeger bestond er eene kuituur
zonder dat men het wist; nu wordt er veel
over kuituur gesproken, en men komt tot het
besef dat wij geen kuituur meer hebben. Men
denkt dan spoedig aan de middeleeuwen
deze vergelijking ligt voor de handhet
blijkt ons dat in de middeleeuwen de kerk
heeft gegeven, wat zij niet meer geven kan,
een innerlijke bevrediging voor het per
soonlijke leven en tegelijk eene leiding voor
de kuituur. In onzen tijd ontbreken juist die
dingen waardoor de kuituur tot eenheid
komt.
H^t Protestantisme heeft dien innerlijken
bewedigingszin van het leven gegeven, wat
voor de Katholieken de middeleeuwen de
den; althans het heeft gestreefd aan de
menschheid dien innerlijken vrede te geven,
buiten de Scholastiek (dogmatiek, verzoe
ningsoffer, drievuldigheidstheorie), die niet
fneri bevredigt. Doch het Protestantisme
verzuimde die andere behoefte te voldoen
eene leiding aan de kuituur te geven. In de
XlXe eeuw, heeft de wetenschap, in het b.j-
zonder de natuurwetenschap, die laatste
taak overgenomen, zoodat wij in een natuur
wetenschappelijke periode zijn gekomen
wij hebben eene uitwendige en techn'sche
beschaving gekregen, maar den eenheids
vorm voor het geestesleven verloren.
Nu ontwaakt opeens de behoefte hiernaar.
Het geslacht van onze ouders en groot
ouders was tevreden met hetgeen de tijd
meebrachthet kerkelijke leven en de maat
schappelijke zeden; de winsten die de na
tuurwetenschap aan de beschaving mee
brachten voor den stoffelijken vooruitgang
der wereld, gaven hun voldoening.
Nu is er behoefte aan begrip van den
grond van het leven. Men is niet meer vol
daan met den bloei van het natuurleven. Dp
kunst en de letterkunde droegen in de XlXe
eeuw het teeken van de veruitwendiging van
bet leven, maar was geheel vreemd acn
mystiekde schilderkunst was zonder idea
lisme. Nu wordt wel gezocht naar eenheid
Jn gedachten; deze straalt door alles heen,
voornamelijk in de schilderkunst en de let-
Nrkunde.
Het is dus niet gewaagd de voorspeiling
te maken, dat er eene macht zal komen, die
de vereischte der innerlijke bevrediging en
eene nieuwe algemeene kuituur aan de
menschheid zal geven. De kerk kan dit niet
doen, want zij is op den achtergrond geka-
men Eene tweeërlei taak moet door die
nieuwe macht gegeven wordeneenheid in
de kuituur, en eenen nieuwen zin aan de
wetenschap. Dit laatste is ook niet het m.nst
noodig; tegenwoordig wil men alleen den
praktischen kant en de technische volma
king van het leven achtervolgenmaar ais
de wetenschap een onderdeel wordt der phi-
losofie, als het gaat niet om de praktijk, maar
om de idee, dan krijgt zij eene hoog ere
strekking. Zoo verlangt ook de wetenschap
naar eene hoogere kuituur en de nieuwe
macht zal aan haar onderzoek een hoogeren
zin geven.
Welke macht kan dat nu zijn? De wijsbe
geerte. Deze macht heeft eene groote taak
voor de toekomst en is reeds aan het werk.
Zij mag echter niet een schoolschen vorm
hebben, maar wel een vrijen vorm in den zin
van beschouwelijkheiddan is het zeker dot
levensbegrip en levensbeschouwing meer
voldoening zullen ontvangen.
Is uw gevolgtrekking niet voorbarig,
vToeg ik. Er is geen modern land, waar meer
philosofen hebben geleefd, dan Duitsch-
land, en hoe heeft dit land in deze tijden niet
getoond te staan aan de tegenpool der ware
kuituur I
Duitschlarvd was nog niet tot het algemeen
goed der wijsbegeerte gekomen. Daar was
enke! een philosofisch werk van een kléinen
kring: Duitschland was nog pas aan den
dageraad der voorspelling van wat later ko
men zou. Alleen de invloed van Nietzsche
was tot de massa doorgedrongen, maar dat
was eene omgekeerde philosofiebij hem
heeft de natuur de gedachte overrompeld
Een edele adelaar kan geen hooi vreten
als een grof rund.
ROMAN VAN
OLGA WOHLBROCK
met autorisatie vertaald
door
Mevr. I. P. WESSELINK-VAN ROSSUM.
12
„De man wil beslist zijn rekening betaald
(hebben, Haasje. Wanneer zal ik hem terug
laten komen
„Een dezer dagen, Phientje Papa krijgt
een massa geld. Je weet toch, de Amerikaan
met de dertig duizend mark. Mama zegt, die
betaalt dadelijk. Reken maar eens uit, Phien
tje, wat noodig is. Mama moet dadelijk tien
duizend mark geven. Dan is alles weer zoo-
per in orde, en hebben wij vier weken rust."
De herinnering aan de scène in het atelier
kwam weer boven. Heete tranen welden op
In haar oogen.
„Dat zondig vele geld en vier weken rust.
►-Wat «ouden wij met dat geld niet gedaan
kebben in de Derfflingerstrasse nietwaar,
■rijn Muisje Neen neen niemand kan
mij van de rijken wat wijsmaken. Die heb
ben het minste."
Boos stond zij op, liep steunend op den
rand van de tafel er om heen, streek de
breede Iersche kant in den tafellooper glad.
„Zulke kant behoort aan een bruidskleed
en niet onder een soepterrine," bromde zij.
Twee knechts en het kamermeisje liepen
door elkaar,- sleepten glazen en zilver aan,
deden de ramen open. Lou verdeelde tafel-
kaartjes volgens een beschikking van een
mooien, ivoren tafelwijzer, die de vorstin
naar beneden had gestuurd. Toen werden
de ramen weer dicht gedaan, de lichten aan
het plafond uitgedraaid, de flessohen roode
wijn in gewarmde doeken binnengebracht
en de zilveren ijsemmer met den witten wijn
gereed gezet.
De voorbereidselen voor het "geïmprovi
seerde kleine diner" waren gereed.
Lou kon zich gaan kleeden. Nauwelijks
had zij haar haren opgestoken, of mevrouw
Sina liet vragen, of de juffrouw „eindelijk"
nog niet klaar was.
De kamenier gunde zich ternauwernood
den tijd om de haken van de taille te slui
ten. Mevrouw was vandaag zoo ongeduldig.
Lou zond het meisje weg, zocht alles zelf
bijeen, droogde haastig haar handen, sloeg
de lichtblauwe, dunne sjaal om het décolleté
van haar eenvoudig licht japonnetje en be
gaf zich naar de kamer van haar vader.
„Bent u klaar, Papa X'
Een dichte walm van cigarettenrpok
kwam haer tegemoet, toen tij de deur
opende.
Hörselkamp liep met de armen op den
do wil van den enkeling, de brute macht is
wereldbeginsel geworden. In de natuur over
weldigt het een het anderezoodat als
Nietzsche den wil als grondgedachte neemt,
dan werpt hij de philosofie om. De Duitsche
philosofie had dus nog geen ware kuituur
gevormdalleen in Novalis was wel uiting
van een diepere levensbezinning.
Dat er tegenwoordig een behoefte be-
siaat aan levensbeschouwing, blijkt ook in
de kunst, die niet meer voldaan Is door hef
spontane weergeven van het bruisende, de
9?nsatie van het leven, zooals een Breitner,
zonder bezinning tot de diepere waarde van
het leven. Het beschouwelijke, waarvoor 30
jaar geleden minachting bestond, begint \n
de nieuwe kunst door te dringen.
De studie van de psychologie als karok-
teistudie die tegenwoordig in zwang is, de
studie van de kinderziel, de studie der voor
zaten en van de volksziel, alles brengt naar
bezinning en zelfkennis. De zuivere weten
schap is op het tweede plan geraakt; de
geestelijke wetenschap is aan de spits ge
treden. Wie dat overweegt begrijpt dat de
wijsbegeerte bezig is terrein te veroveren;
dat wij te gemoet mogen zien een tijd waar
in zij de houding der kuituur zal overnemen
en Innerlijke bevrediging geven.
Denkt u dan dat de wijsbegeerte haar
invloed zal uitbreiden niet alleen bij een
klein aantal ontwikkelden? Zelfs dezen heb
ben ook behoefte aan godsdienst en vragen
concrete antwoorden omtrent wereldschep
ping of leiding, het voortleven der ziel,
reïncarnatie, enz.
Als de philosofie tot innerlijke levens
beschouwing leidt, wordt zij ook religieus
en strekt tot vereering: zij wil zich ook be
zinnen op den inhoud van onzen geest, en
in contact komen met de wereldkrachten.
Wat is de kern van philosofie
Dat de mensch in zijn denken de aan-
rug op en neer. Hij keek niet om naar zijn
dochter, toen zij binnenkwamzij bleef ver
legen bij de deur staan.
„Wat is er tooh, Papa
Hij antwoordde niet, wierp de cigarette
in een wijden boog in een asrihbak, die op
zijn schrijftafel stond.
De kamer was donker, alleen de kleine
lamp op de schrijftafel ver-spreidde een
lichtkring op het bruine zeil. Een open brief
lag verkreukeld op de zwart juchtleeren
map. Van verre herkende Lou den firma
naam van den agent, die aan haar vader
het marmer leverde.
Haar hart stond stil.
„Hoeveel is het, Papa
„Twintig duizend f"
Zij herhaalde met stokkenden adem
„Twintig 'duizend
Zij snelde naar de tafel en boog zich over
de rekening.
Hörselkamp zag hoe bleek zij werd. On
zeker streek hij door zijn grijsachtig haar.
„Maar de kerel liegt het toch. Mama heeft
hem voor drie maanden al vijf duizend be
taald van de buste van mevrouw von Beurt.
Je weet toch je waart er zelf bij."
Lou streek met de vingers over de voch
tige slapen.
„Ja zeker ik weet het."
Zij wist nu waar de vier duizend mark
vandaan kwamen, die zij den bontwerker
als afbetaling had gebracht op een menie!
van sabelbont, dien Mama zich zelf als
Kerstgeschenk had vereerd.
„U moet u nog kleeden, papa," zei zij
zachte
wezlgheid ziet van de goddelijke idee, en
dus in heel het wereldgebeuren eene ver
werkelijking van de goddelijke wet: het Is
het beleven van het goddelijke in ons. Phi
losofie is eenheidsdenken en ligt aan den
grond van godsdienst en theosofie; zij leert
ons de wereld beschouwen onder het ge
zichtspunt van de eeuwigheid; in verband
daarmede vindt men er in eene gemoeds-
beviredigende gedachte, zooals de kerk In de
middeleeuwen gaf.
Wanneer de kerk nog een invloed wil uit
oefenen, en recht van bestaan wil behouden,
moet zij zich geheel wijzigen. Zij berust nog
te veel op de gedachte van he* Oude Testa
ment, dat God enkel eene macht buiten ons
Is. Het Is de principieele fout geweest van
het Protestantime, den mensch als een zon
dig wezen tegenover God te beschouwen;
daarmede is het eenheidsbegrip afgesneden,
en worden God en de wereld tegenover el
kaar gesteld. Wij moeten God zoeken in den
mensch en in het collectieve leven der
menschheid; wij moeten onze goddelijke ik
heid beschouwen boven onze persoonlijk
heid. Dit eenheidsbesef moet de religie
doortrekken, om zt tot nieuw leven te ver
wekken.
Het is deze eenheidsgedachte welke haar
invloed over geheel de kuituur moet doen
gelden; zij moet haar uiting zoeken in kunst
en zelfs in de staatkunde. De politiek moet
de richting op van het idee van Plato, dat
de staatslieden philosofen moeten zijn,
(zooals-in het Oosten het geval is). De op-
portunrteitspolitiek moet verdwijnen voor
eene politiek, die van philosofische gedach
ten doordrongen is; dat zal de taak zijn der
nieuwe generatie. Ik verwacht dus van den
philosofischen geest, dat hij zijnen invloed
zal uitoefenen op de staatkundige beschou
wingen, op de theorie van recht in het
samenleven, en zelfs dat eenmaal de volks
vertegenwoordiging er blijken van zal geverr^
hoe utopisch deze gedachten ook nog mogen)
schijnen.
De philosofie zal nog een ander groot ding
doen: den band leggen tusschen de men-
schen onderling; zij zal inzonderheid een
gemeenschappelijk terrein doen ontstaan»
waarop de wetenschappen elkander zullen
verstaan. Tegenwoordig is de wetenschap
gericht naar speciaal onderzoek; toch heeft
alle denken dezelfde grondslagen; de be
langstelling voor die grondslagen brengt de
menschen tol bezinning en tot elkaar. In de
overpeinzing omtrent die grondgedachte, no»
deren personen elkaar, die door manischaj*
pelijke of politieke kloven zijn verdeeld.
Er is echter scholing noodig om het wij*
geerig denken in te voeren, en meer vasten
vorm aan de roeping van het beschouwelijk#
te geven. Er zijn in de philosofie groot*
denkers, die de wijsgeerige leiding der kmfc'
tuur in handen hebben; zij wekken op toi
persoonlijk en zelfstandig denken, want fni
de wijsbegeerte mag geen school gevormd
worden; de leidende figuren mogen alleen
sfeer van denken aangeven, waarin men zichl
kan begeven. Het wijsgeerlg denken wordt
niet uitgedrukt in formules, die worden na
gezegd. Men moet beginnen zich in te den*
ken in het gedachtenleven der voornaamste!
wijsgeeren; er is eene gemeenschap, eeno
wijsgeerige traditie, die door ieder moei
voortgezet worden. Leiding en zelfbeheer-
sching zijn beide noodig. Voor die taak lijkt
mij eene instelling, zooals de „Internatio
nale School voor Wijsbegeerte te Amers
foort", zeer dienstig; waar gestreefd wordt
om denkers te brengen in het wijsgeerige-
gedachtenleven, zoowel voor innerlijke
levensbevrediging als voor leiding der kui
tuur, kan uit deze school veel goeds voor»
komen. J
Hörselkamp streek zich met den duim
onder zijn kin.
„Tot daar zit het mij; tot daar. Ze hangen
me de keel uit, die vervloekte feesten, de
heele rompslomp in het huis. Ik heb genoeg
van el die opgesierde en geblankette vrou
wen, van wie ik suikerpoppetjes moet ma
ken, omdat zij het niet kunnen dulden als
ik haar weergaf, zooals zij zijn. Ik heb er
genoeg van eiken avond in mijn eigen huis
voor de dames en heeren den dienstwilligen
dienaar te spelen, ze zoolang mijn wijn in
te schenken, totdat zij mij in de roes als
aalmoes een bestelling doen.'
Hij liep naar de schrijftafel toe en sloeg
met de vuist op den rand.
„Ik doe er niet meer aan mee, hoor je.
Ik pnk mijn boeltje b'j elkaar, en dan kun
nen jelui mif zoeken. D n kan mevrouw, de
vorstin, haar feesten geven en jij kunt zien
een man in je netten te krijgen
Luid schreeuwde hij de woorden uit, met
de heeschheid in zijn stem, die zich telkens
bij elke heftige opwinding liet hooien.
Lou boo; het hoofd en trok met koude
ingors ren de einden van haar sjaal. Zij
kende die uhbr.rotir.gen. Die rufcfcn aan haar
zenuwen, drukten op haar hart, zoodat het
haar te moede was als een vogel, dien men
den hals di hi?;nijpt Maar zij wist als de
storm wo ïev i d was dan bleef toch
alles bij het om e. Zij wist he de vciat zou
nog twee, ciri- maal op de tafel ner.» o.n,
den zou zij zelf opstaan en hesn toevoc.on
"onze gasten zullen dadelijk komen," en zij
wist dat hij het volgende oogenblik om den
knecht zou hellen, om tien minuten later
in rok en witte das naast zijn mooie vrouw,
de gasten te ontvangen.
Zij wist, dat hij de gepoederde en geblan
kette vrouwen met de hem tegenover vrou
wen nog steeds ei ene teederheid, de hand
zou kussen. Zij kende dat opflikkeren van
zijn stralend blauwe oogen, als bekoorlijk#
vleierijen van bloedroode lippen kwamen,
zij zou ook heden weer zijn blikken zien, die
in den loop van den avond, steeds warmer
en vaker naar zijn vrouw ploohten te gaan,
in bewondering en wnardeering voor haaf
schoonheid.
Zij kende de loome dagen, die op zulke
avonden volgden, het gemis aan lust tol
ernstigen arbeid, do beuzelachtige uren in
de gemeenschappelijke woonvertrekken, hel
droomerm rooken op het rustbed in het ate
lier.
Zij kende ook de onverschillige oogen
Van haar vader, als zij op het podium de
voorgeschreven houding aonr.am. Het wal
alsof zijn oogen zich weer aan haar moesten
gewennen, alsof zijn geheele wezen weef
door haar moest herinnerd worden aan d#
strenge kunst, waarvan hij in vurige zinne-
roes vervreemd was. Tot dan eindelijk alle#
in hem weer ontwaakte, wat zij in hem be
wonderde en waar zij zoo trotsdh op was.
Zoo zou het vandaag weer zijn, gelijk hel
altijd gegaan was.
(Wordt vervolgd.}