r
f^loop <k D«u$d.
Flinke Bert.
Naar hat Engelse*
EDITH KBNYON.
Vrij bewerkt door C.
HOOFDSTUK VI.
a
het is mij slecht bekomen." En hij schudde
het hoofd. „Ziet ur Vader, een man moet
twee beenen hebben, als hij een stootje wil
kunnen velen. O, ik weet wat! Ik zal boe
ken schrijvendan kan ik stil blijven zitten
en mijn boeken kunnen rondgaan bij de
menschen en hun er op wijzen, wat zij doen
en laten moeten. Ik zou dan veilig buiten
hun bereik in een gemakkelijken stoel bij
de kachel kunnen zitten."
Zijn vader lachte. „Waar denk je dan
niet, dat als je op die manier de'menschen
met de pen bestrijdt, zelfs al is het om hun
het goede onder het oog te brengen, som-
toch ter verantwoording zullen
De sneeuwstorm.
De arme Bert kreeg een hevigen aanval mi8en
▼an rheumatische koorts, hetgeen niet te r<>ePen
verwonderen viel, nadat hij zoo lang in de „Maar zij zullen mij toch niet in een sloot
;|coude sloot gelegen had. En toen hl| einde- kunnen gooien," zei Bert, die nog te jong
lijk beter werd, had hij buien van groote was om te begrijpen, hoe het geschreven
jwikkelbaarheid, waartegen hij te vergeefs woord een fijn besnaarde ziel kan wonden,
•treed. Soms was hij zelfs gemelijk tegen „Welnu, je moet dus ijverig leerenden
fijn moeder, van wie hij meer den ooit hield heel knap worden, als je eenmaal schrijver
hoe vol liefde had zij hem opnieuw ver- wilt zijn," rei zijn vader, „want dan kun je
pleegd en dan vroeg hij haar ernstig om natuurlijk geen taalfouten meer maken."
Vergiffenis. Mevrouw Willis begreep, dat dit „Ja. ik zal mijn best doen. Vader, ant-
•lles een gevolg was van zijn ziekte en bleef woordde Bert ernstig.
•ltijd even geduldig. Toen hij beter werd, „Goed zoo, jongen» Maar nu moét ik naar
las zij hem dikwijls voor of speelde plano en het kantoor."
«ong voor hem. Nog long nadat mijnheer Willis hem al-
Bert vond, dat er geen tweede was als leen gelaten had, zat Bert in het glinsterend
Moeder en hij dacht meermalen op een dag: vuur te staren en te peinzen over zijn toe-
„Als ik groot ben, zal ik altijd alles doen-komst. Hij had nog maar een vrij vaag be-
om het haar naar den zin te maken en zal grip over het werk van een schrijver, maar
ik hard werken om allerlei dingen, die zij
graag heeft, voor haar te koopen." Hij was
namelijk tot de ontdekking gekomen, dat
zelfs zijn moeder zich niet alles kon ver
schaffen. Soms, als zijn ouders dachten, dat
hij sliep, praatten zij over verschillende din
gen, waaruit hij begreep, dat zij zuinig
moesten leven
Mijnheer Willes was advocaat, de eenige
Jn den naasten omtrek, maar in de laatste
jaren hadden veel aanzienlijke families om
verschillende redenen de omgeving verla
ten. Soms dacht hij, dat het beter zou zijn,
als hij zich in de een of andere groote stad
vestigde maar zijn vrouw en hij hielden
zóóveel van het buitenleven en hun kinde
ren waren er zóó gezond, dat zij daar nog
niet toe konden overgaan.
„Vader," zei Bert op zekeren dog, toen
hij wat mocht opzitten en zijn vader hem
gezelschap hield, „ik ben zoo bang, dat mijn
gebrekkigheid mij in den weg zal staan een
betrekking te bekleeden. En ik zou zoo
graag vooruit willen luimen en veel geld
verdienen voor Moeder ik weet wel, dat
u genoeg verdient, Vader," voegde hij er
haastig aan toe uit angst, dat zijn woorden
zijn vader zouden kwetsen, „maar denkt u
hiet, dat Moeder nog wel wat meer kon
gebruiken Zij heeft onlangs nog bedankt
voor het leesgezelschap en verleden zomer
het hittewagentje afgeschaft." Plotseling
zweeg hij echter verschrikt door de pijn
lijke uitdrukking op het gezicht van zijn
vader. Zijn woorden moesten hem onaange
naam aandoen. „Vader, u is toch niet
boos vroeg hij smeekend. „Het spijt me
zoo, dat ik dat zei."
„Nee mijn jongen, jk ben volstrekt niet
boos," antwoordde zijn vader, doch hij
zuchtte.
„Ik zei het alleen maar," ging Bert ver
ontschuldigend voort, „om u duidelijk te
maken, dat ik vooruit moet in de wereld en
dat zal zoo heel moeilijk gaan met mijn
ongelukkig been," stamelde hij.
„O, dat behoeft je geen beletsel te zijn,"
haastte zijn yader zich te zeggen,
ernstig wilt."
„Ja Vader, ik wil."
in ieder geval wilde hij de pen hanteeren
En wat zou Moeder trotsch zijn, als hij haar
zijn eerste bock gaf I
Toen Leo en Dora wat bij hem kwamen
zitten, verbaasde hij hen niet weinig door
hun zijn toekomstplannen te ontvouwen.
„Ik zou alleen verhalen schrijven, als ik
jou was," merkte Dora op, „niet van die
akelige, droge boeken."
„En er moeten veel avonturen in voorko
men," van Leo.
„En ze moeten heel tTeurig zijn," zei
Dora.
„Waarom?" riepen de jongens tegelijk
uit.
„De menschen moeten er bij huilen. Ik
vind een verhaal pas echt mooi. als ik er
hij moet huilen," lichtte het. kleine meisje
nader toe.
„Nee, lk houd heelemaal niet van treurige
verhalen," zei Leo, „je moet vroolijke var
halen schrijven, Bert, of die ten minste goed
afloopen."
„En ze niét te lang maken," merkte Dora
op. „Lange verhalen zijn meestal verve
lend."
„Ik vind juist, dat je ze lang moet
maken," zei Leo. ,,'t Eerste waarnaar ik kijk,
als ik een boek begin te lezen, is hoeveel
bladzijden het heeft."
„Ja, ik kan jullie niet allebei tevreden
stellen," antwoordde Bert. „Ik kan een ver
haal niet tegelijk treurig en vroolijk maken,
kort en lang. Maar," ging hij ernstig voort,
„ik wou, dat ik weer naar mijnheer Megson
mocht, want ik wilhard werken." En
hij vertelde Leo alles, wat zijn vader tegen
hem gezegd had.
Er zouden echter nog weken verloopen,
eer Bert in staat was zijn lessen te hervat
ten, want toen hij voldoende hersteld was
om den afstand naar mijnheer Megson af
te leggen, begon het te sneeuwen en nog
eens te sneeuwen, dagen a^^en stuk, ja
zelfs een heele week achter elkaar. De
sneeuw bleef minstens drie weken liggen,
vóór het begon te dooien en het was erg
als je-J^at en onaangenaam buiten. De sneeuw
was nog niet heelemaal verdwenen, of het
begon weer opnieuw. Het scheen wel, alsof
„Er zijn menschen geweest, die nog on- er nooit een einde aan den sneeuwstorm
gelukkiger verminkt waren dan jij," ging hij zou komen.
voort. „Heb je, nooit gehoord van mijnheer Dag aan dag keek Bert met bedroefde
Fawcett, onzen vorigen Directeur-Generaal blikken uit het raam, vurig verlangend weer
der Posterijen Hij was een dapper man. naar mijnheer Megson te kunnen gaan. Hij
Weet je wel, dat hij geheel blind was? Toen kreeg wel huiswerk op, maar het was toch
hij nog een jonge man was, had een onge- niet dèt. Het was een dagelijksche kwelling
Kik hem van zijn oogen beroofd. Op zekeren Leo met zijn dikke jas en stevige schoenen
dag ging hij op de jacht en trof hij zich aan, naar school te zien gaan, terwijl hi} dan
lelf in het gelaat, waardoor hij zóó verwond thuis kwam met opgewonden verhalen over
werd, dat hij zijn beide oogen moest mis- sneeuwbalwedstrijden, die hij met de andere
sen. Hij nam zich echter voor een zoo nut- jongens gehouden had. En als het niet
tig mogelijk leven te leiden en is daarin sneeuwde, en er alleen maar sneeuw op den
prachtig geslaagd. Eén voor één overwon grond lag, gingen Leo en zelfs Dora op den
hij alle moeilijkheden, totdat hij eindelijk grooten vijver, waar zij allen den vorigen
tot Directeur-Generaal der Posterijen be- winter zooveel plezier hadden gehad,
roemd werd. Hij was een held, Bert, een schaatsen rijden. Bert was nu van dit alles
*chte held. Zijn voorbeeld is een ernstige buitengesloten en moest steeds thuis blij-
öönsporing geweest voor andere blinden, ven.
het moedigde duizenden aan. i De arme jongen deed al zijn best zich
Bert's oogen schitterden. '„En kon hij, dapper te houden en de anderen met zijn
vóór hij dien dag op de jacht ging, werke- geknies niet te vervelen, maar soms, als hij
lijk even goed zien als ieder ander?" vroeg een tijdje alleen was, kon hij zijn verdriet
Mj. i niet langer verkroppen. Zou hij dan nooit
/Ja-meer plezier hebben zooals andere jongens
„En kon hij daarna heelemaal niet meer Zijn huiswerk, lezen en zelfs schaken met
I zijn moeder, begon hem te vervelen; hij
„Neen." vond de kleintjes kinderachtig en verlangde
„En. heeft hij werkelijk gezegd, dat hij nergens meer naar dan buiten hard rond te
*°en een nutt*É> leven wilde lei- kunren loopen en schaatsen te rijden zoo*
den als de andere jongens.
„Ik geloof wel, dat bij het zei, maar in Op zekeren dag, toen hij een deuntje zat
leder geval heeft hij het zich ernstig voor- te huilen, kwam zijn moeder onopgemerkt
genomen. de kamer binnen en legde haar zachte hand
Bert keek aandachtig naar zijn kunstbeen, op zijn verhit 'voorhoofd.
Toen zei hij vost besloten „Dat neem ik „Is het kruis zóó zwaar fluisterde zij.
#ne ook voor. Mijn gebrek zal mij niet be- Bert verborg zijn gezicht. „Ja," snikte hij.
letten een nuttig mensch te worden. Ik zal „Ik geloof," zei zijiv moeder, terwijl zij
trachten^ evenveel vah mijn leven te maken, naast hem ging zitten, „dat God wist wien
®ls°lbier aarzelde hij even. Hij het oplegde om het moedig te dragen.
„Zeg, met God's hulp', mijn jongen. Daar Hij wist, Bert, dat je een held wilde wor-
kunnen wij niet buiten. den, één van Zijn allergrootste helden en
„Met God s hulp," -herhaalde Bert eer
biedig.
„Vader,
•ven later.
„Wat zou je het liefste willen?"
wat zal ik worden vroeg hij
nu stelt Hij je daartoe in de gelegenheid." i
„Als het maar wat anders was," zuchtte
Bert, even opkijkend. „Ik zou zoo dolgraag
hard kunnen loopen en schaatsenrijden.
Moeder I O, ik geloof, dat er niets ergere
„Ik. kan nii niet in het leger gaan," en bestaat
Mj deed zijn best niet te zuchten; „en ik „Arme BertT zei mevrouw Willis en zij
«en ook geen dokter worden, want ik kan had zoo'n medelijden met hem, dat zij niets
ge*n rijtuig in- en uitstappen. Ook kan ik meer kon zeggen. Haar stem werd door
g«en predikant worden, want dan moet ik tranen verstikt.
•egger, wat de menschen doen en laten Bert voelde zich diep ellendig. Nu had
•U/»t*n. Dat heb ik eens geprobeerd; maar hij zijn moeder ook nog ongelukkig ge
maakt Dat zou een held nooit gedaan
hebben I
„Moeder, huilt u maor niet," zei hij, ter
wijl hij zijn armen om haar heen sloeg en
hoar lieve gezicht naar zich toe trok. „Huilt
u maar niet om mij.
Mevrouw Willis droogde haar tranen af.
„Herinner je je nog," vroeg zij, „dat toen
Jezus Zijn kruis droeg, Hij er bijna onder
bezweek en een zekere Simon van Cyrene,
die toevallig langs kwam, het kruis voor
Hem droeg Bert, je hebt mij vroeger eens
gezegd, dat jij het graag had willen dragen.
Welnu, deze harde beproeving, die je te
dragen h.bt, is een kruis, je door God op
gelegd."
Bert keek op, zijn oogen schitterden en
er kwam een gelukkige uitdrukking Op zijn
gezicht.
„Moeder, ik zal het kruisjnoedig dragen,"
zei hij.
„Een groot man heeft eens gezegd," ging
zijn moeder voort„Als gij het kruis moedig
draagt, zal het u eenmaal dragen I Begrijp je
dat, Bert Als je moedig ]e kruis draagt, zal
het te zijner tijd een steun voor je worden
in plaats van een belemmering, zooals het
nu is."
Mevrouw Willis werd even geroepen en
Bert dacht ernstig over haar woorden na,
vervuld als hij was van allerlei groote plan
nen. Hij had gedacht, dat zijn ongeluk hem
vernederd had, want nooit zou hij de uit
drukking van Tom Black's gezicht vergeten,
toen deze hem op den grond gegooid had,
noch den raedelijdenden blik van den jacht
opziener.
Hij zou door slechte menschen veracht en
door goede beklaagd worden. Maar nu had
den de woorden van zijn moeder hem an
ders geleerd zijn gebrek zou hem in de
o'ogen van anderen doen rijzen. O wat was
dat heerlijk I Hij mocht het kruis dragen.
Nu geen tranen meer, geen neerslachtige
buien I Hij moest het kruis moedig dragen.
„Bert," zei zijn moeder, toen zij even later
weer binnenkwam, „Tom Black zou je zoo
graag willen spreken."
Ontsnapping van cjen Hertog
I van Albany.
Koning Jacobus ID van Schotland was
jloor een sterrenwichelaar voorspeld gewor
den, dat er een leeuw in Schotland was, die
door jongere leeuwen gedood zou worden.
In de meening verkeerende, dat met dien
leeuw hij zelf, en met de jongere leeuwen
zijn broeders bedoeld werden, trachtte hij
zich van dezen te ontdoen en deed één
hunner, den graaf van Mar, in een bad ver
drinken, terwijl hij den anderen, den hertog
van Albany, in het kasteel van Edinburg
liet opsluiten.
De beroemde schrijver Walter Scott, die
in zijn geschiedenis van Schotland ook dit
voorval mededeelt, verhaalt het op de vol
gende wijze
Albany liep groot gevaar hetzelfde lot te
ondergaan als zijn broeder maar eenige
zijner vrienden hadden het voornemen op-,
gevat hem te bevrijden. Een kleine sloep
kwam op de reede van Leith, met wijn uit
Gascogne als lading, en twee halve oks
hoofden ervan werden naar den gevangen
prins gezonden. Zijn bewakers hadden toe
stemming gegeven, dat zij naar Albany's
kamer zouden worden gebracht en de prins,
die ze daar toen hij alleen was onder
zocht, vond in één der vaten een van was
gedraaiden bol, waarin een briefje verbor
gen was. Hij las daarin, dat het schuitje,
dat den wijn gebracht had, gereed lag om
hem op te nemen, als hij eenmaal op den
oeve' was. Men raadde hem verder aan
merdienaar liet den derden hetzelfde lot
alles te wagen, daar hij den volgenden dag
ontho. fd zou worden. Een groot, in elkaar
gerold eind touw vond hij in hetzelfde vat,
en met behulp daarvan zou het hem mis
schien gelukken, langs de hooge en stei'a
muren var. het kasteel af te dalen.
Zijn kamerdienaar, een trouw man, die de
gevangenis met hem deelde, beloofde hem
in de gevaarlijke onderneming bij te staan.
Het voornaamste was zich meester te-ma
ken van den officier der wacht. Met dit
voornemen noodigde Albany hem uit bij
hem te komen soupeeren, onder voorwend
sel hem van den goeden wijn te willen laten
proeven, dien men hem ten jjeschenke had
gegeven. De officier begaf zich, na wachten
te hebben geplaatst, waar hij gevaar kon
duchten, raar de kamer van den prins,
vergezeld door drie soldaten, en zette zich
met zijn gevangene aan tafel. Na het souper i
noodigde de prins hem uit een partij tric-
lac te spelen, en de officier in een hoek bij
het vuur gezeten fen onder den invloed van
den wijn,dien de kamerdienaar hem herhaal
delijk inschonk, begon slaperig te worden,
evenals de soldaten, die niet minder gul ont
haald waren. De hertog van Albany, een
krachtig man, wien de wanhoop nog krach
tiger maakte, meende,dat het gunstig oogen-
blik nu gekomen was en opstaande, trok hij
zijrr ponjaard, waarmee hij den officier zoo
danig trof, dat deze dood neerviel. Op de
zelfde wijze doodde hij twee der soldaten,
die machteloos waren van schrik en de ka-
ondergaan. Na de sleutels uit den zak des
officier gekregen te hebben, kwamen zij op
den buitenmuur en zochten daar een plekje
uit, waar zij buiten het gezicht der schild
wachten, zich konden laten afzakken.
De kamerdienaar zou het eerst langs het
touw naar beneden klimmen, maar hij be
merkte, dat het te kort was en viel van een
vrij aanzienlijke hoogte, zoodat hij zijn been
verwondde. Toch kon hij zijn meester nog
toeroepen, dat deze het touw langer moest
maken. Albany ging naar zijn kamer terug,
nam zijn beddelakens, scheurde die in ree-
pen en maakte daarmee het touw zooveel
langer als noodlg was.
Behouden op den grond gekomen, nam hij
zijn kamerdienaar op de schouders bracht
hem naar een veilige plaats, waar hij ver
borgen kon blijven, tot zijn been genezen
was, en begaf zich naar den oever, waar op
het afgesproken signaal de sloep hem kwam
opnemen en dadelijk koers naar Frankrijk
zette.
Des nachts hadden de wachten, die wis
ten, dat de officier met drie man in de kamer
van den prins was, nog geen argwaan, maar
toen zij bij het aanbreken van den dag het
touw bemerkten, dat langs den muur. hing,
vreesden zij het ergste en stormden de
kemer van den hertog binnen, waar zij de
lijken hunner makkers vonden.
Koning Jacobus was zeer verbaasd over
deze stoute ontsnapping en wilde er geen
geloof aan slaan vóór hij de plaats zelve
bezocht had.
Hoe de ziel van Tlsna Wati
In de bergrijst is gekomen.
(Een Javaansche sage).
Tisna Wati, de dochter van Batara Goe
roe, een <jer goden, woonde bij haar vader
in den goden-hemel. Nu was Tisna Wati
wel een heel mooi, maar ook een heel lastig
godinnetje, dat het in den goden-hemel
lang niet prettig vond Als ie soms neer
keek op de aarde en daar beneden haar de
menschen-wriemeling xag, zuchtte zij vaak
„Ach, was ik toch maar een gewoon ster
veling I" En was Batara Goeroe uitgegaan,
om oorlog te voeren tegen de b o e t as
en d a e m o n e n die de lucht onveilig
maakten, dan morde Tisna Wati, omdat zij
maar een godinnetje was en niet met vader
mee ten strijde kon trekken. Heel lastie en
danig uit haar humeur was dan Tisna Wati,
als haar vader uit den oorlog terugkwam.
Ze was stug en onvriendelijk, et} eens, toen
ze zelfs niet wilde spreken, begon dit Batara
Goeroe te vervelen. „Kom jij eens hier,"
sprak hij streng, „je gemor en je kuren be
ginnen me te vervelen. En graag zou ik je
naar de aarde zenden en een gewoon ster
veling van je maken, maar dat kan nu niet
meer, omdat je van het levenswater hebt
gedronken en dus onsterfelijk bent Daarom
heb ik er eens over nagedacht, en ik vind
het 't beste, dat je met een der jonge goden
gaat trouwen. Morgen ga ik er zelf op uit
en zoek een bruigom, die mij flink en streng
genoeg lijkt om jou je malle kuren af te
Ieeren."
,/k Weet al een bruigom, vader," riep het
godinnetje vroolijk.
„Wie is 't?" vroeg Batara Goeroe ver-
bcasd. „Toch geen jongo boeta, hoop ik.
Want ik wil beslist niet, dat je trouwt met
den zoon van een mijner grootste vijan
den..;."
„O, neen, vader, 't is heelemaal geen
boeta, en hij woont niet in de lucht en
opk niet in den goden-hemelhij woont hier
beneden op de aarde. Kijk, nu kunt u hem
juist zien. 't Is de knappe jonge man, die
het rijstveld omploegt, dat daar tegen den
heuvel ligt...."
„Maar dat Is een menschen-kind f" riep
Batara Goeroe boos uit. „Dat is een gewoon
sterveling, daar kan jij, ais goden-dochter
nooit mee trouwen."
„Maar ik w i 1 hem trouwen," schreeuwde
Tisna Wati stampvoetend, ,/k Wil niemand
anders trouwen dan hem. Hij zal mijn man
worden, al moest ik voor altijd den goden
hemel verlaten en een mensch worden, zoo
als hij."
„En ik zeg je, dat je hem niet trouwen
ruit," stoof Batara Goeroe op„liever ver
ander ik je in een rijsthalm. Maar je zult
zoo spoedig mogelijk een zoon der goden
trouwen, zoowaar ik Batara Goeroe heetl"
Toen ze haar vader, die anders zoo toe
gefelijk was. nu op eens zoo heel boos zag,
werd Tisna Wati bang. Ze vreesde dat het
met haar zou gaan, als met de vrouw van
Ery Wisnoe, de lieve Déwi Sri, die, omdat
ze ongehoorzaam was geweest, door Wis
noe, haar man, gedood was. En die, toen
ze onsterfelijk bleek te zijn, In de se»^
rijst was gestopt: en daarin zat nu u
tijd de lieve godin, Déwi Sri. Maar Tisr,.
Wati Vas niet zoo gedwee als de lieve r»
din. Neen, nooit wilde zij een goden-zoo,
trouwen, want ze hield alleen van den ;or,
gen. man, die het rijstveld daar benei;;!
omploegde.
Reeds den volgenden dag zou Batar,
Goeroe heengaan om een bruigom te zoj
ken, maar ziet, daar kwam, juist toen h
op weg wilde gaan. de tijding, dat
boeta sendaemonen weer de luci,
onveilig maakten, en weer moest Batar,
Goeroe ten strijde. „Als ik terugkom, brei,
ik je bruigom mee," zei hij tot zijn doet»
tertje.
Tisna Watt sprak: ,,'t Is goed, vader'
Maar ze wachtte zijn thuiskomst niet d
want nauwelijks was hij heengegaan, of
dragen op de vleugelen van den wind, dai.
de Tisna Wati op de aarde neer. De winj
bracht haar tot bij den heuvel,waar de jonri
man het rijstveld omploegde. Nu kan i
hem eerst goed zien, dacht ze, en tot
wachtte zij, geduldig op de heuvelhellin
gezeten, totdat de jonge man haar zou
merken. Nu, dat gebeurde al spoedig,
niet wetende, dat het een goden-docW
was, ging hij naar Tisna Wati en vroeg, v
ze hier op het omgeploegde veld zocht,
toen nu het meisje zei"mijn bruigom
toen begonnen zij beiden heel hard
lachen. En dat lachen was Tisna Wadi
ongeluk, omdat haar vroolijke stem do*
drong tot de plek, waar Batara Goeroe tega
de b o e t a's streed. Hoewel in het heelt
van den strijd, luisterde hij met beide oom
en keek daama van uit de lucht op de aari!
neer, waar hij zijn dochtertje zag en nsu
haar de jonge man, terwijl beiden nog 1
der lachten dan straks.
Razend van woede werd Batara Goeu
toen hij dit zag. Plotseling gaf hij den strijd
tegen de b o e t a's op en ook hij daalde oi
de aarde neèr. „Vooruit, mee terug naar da
goden-hemel," snauwde hij zijn dochter tot
Maar dat deed Tisna Wati niet. Ze hit!!
van den jongen man, en haar liefde
sterker dan Batara Goeroe's wil. Naar dtj
goden-hemel zou ze nooit terugkee'ren,
ze beslist, liever bleef ze op de aarde.
„Dan zal je er ook blijven," sprak Betsr
Goeroe woedend, maar niet als goden-doe!
ter en ook niet als mensch. Je zult
ri|st-aar worden en je ziel zal voortaan éh
zijn met deze Fegal M.En toen veranderd
hij haar 'in een rijst-aar.
„Juist als de arme Déwi-Sri," zuchtte na
even, vóórdat ze een rijst-aar was, het
den-dochtertje. En toen ze daar weldra e!
een slanke hel» In de versch omgeploegd
aarde stond, boog ze zich naar den jonct'
man en deze liefkoosde den halm met I
nen In zijn oogen. Toen Batara Goeroe 4
zag, kreeg hij berouw,/k Had ze toe
eigenlijk wel bij elkaar kunnen laten,"
pelde hij, „maar nu is er niets meer aan 9
veranderen, een rijst-aar moet ze blijven
want haar ziel zit nu in deze Fegal. Dod
die jongen zou ik ook wei In een rljst-w»
kunnen veranderen..
Dit deed Batara Goeroe nu ook, er m
zag hij hoe de twee halmen zich naar eiken
der toe bogen, als wilden zlf vertellen, ha
lief de een den ander had.
„Zoo Is het goed," sprak Batara Goe
en hij vloog terug naar den goden-hemel.
„En sinds dien dag," zeggen de Javanen
„zit nog altijd de ziel van Tisna Wati In dl!
bergrijst, zooals de ziel van Déwf Sri, Wit;
noe's echtgenoote, in de s a w a h -ri(st ril.'j
Maar waar de ziel is heengegaan tan del
jongen man, die óók in een rijst-aar is va
anderd, dat kunnen zij niet vertellen.
TANTB JOH.
reuzen der lucht
duivelen.
rijstveld tegen de heuvels, waar da bergiij<;
wordt verbouwd.
Een verrassing.
Mina kwam m» 't theegoed aan, -
maar bleef bij de deur al staan
"t blaadje trilde in haar Jiand,
de gelei schoof naar den kant.
Wat toch had die goede Miën
voor schrikwekkends wel gezier
zoo vnn streek al 's ochtends vro?g
kreeg ze soms geen slaap genoeg I
Kind'ren, neen, spot er niet mee
heel de kamer leek een zee
alles lag of dreef in 't nat,
niets was zonder drup of spat
Had het dan gelekt dien nacht
"k kan begrijpen, dat je 't dacht -
was de waterkraan soms stuk
neen, het was geen ongeluk. -
Maar Cato en Betsy Groen v
waren saSm aan „'t kamerdoen
als „verrassinkje" voor Mien
op het plaatje kan je 't zien-
HERMANN*!