ck
De „gouden" griffel.
door Hcrmanna.
Jansje had een griffel, met een goudpapier
tje cr om geplakt, mee naar school .gebracht:
een gouden griffel!
Riek zat naast haar en moest er telkens
haar kijken.
„Ilè," zei ze zachtjes, onder 't sommen
maken, „laat mij er 's even wee schrijven!"
tJMcl zoo'n mooie gouden griffel, dacht Rick,
gnoesten dc sommen wel keurig op dc lel
-komen.
„Ben je mal,'* fluisterde Jans terug cn
maaide met haar elleboog, „hij schrijft veel
'te lekker; 'k houd 'm z e 1 f."
Van dat oogenblik af had Riek maar één
5vcnschfcen gouden griffel te hebben.
Zij vroeg er thuis dadelijk ogj.
„Nee, nee, wees jij nog maar tevreden met
|c gewone griffels," zci'mocdcr.
Riek keek teleurgesteld op haar bord. Ze
zag dan ook 't knipoogje niet, dat moeder aan
Krijs en KobuS gaf en wist niet, dat cr in moe
ders kast al een doosje mooie griffels klaar
stond: roode, blauwe, grocn-gespikkclde, o,
.van allerlei kleuren; ook ecu paar gouden
.waren er bij. Dat doosje zou zij dc volgende
Week op haar* jaardag krijgen.
Had Riek 'l maar geweien, dan zou zij wel
geduldig hebben gewacht. Maar moeder kon
'l haar toch niet vertellen; verrassingen be-
hooren bij een jaardag; als je cr al vooruit
over praat, is dc aardigheid er af.
's Middags bcgoh Rick weer tegen Jans over
ïle griffel of ze 'm alsjeblieft eventjes
mocht probecren, enkel maar probeeren, voor
dat dc juffrouw kwam.
Jansje<wou er niets van weten.
Alleen maar- even in mijn hand houden
dan?" Riek vroeg het steeds dringender.
Jansjc schudde van neen. Ze scheen er nu
juist plezier in te krijgen erg gewichtig met
haar griffel tc doen.
midden in 't prettigste spelen, kon 'l stemme
tje van binnen haar aan haar ongehoorzaam
heid komen herinneren. Wat kreeg zc dan
ccn allerakeligst gevoel!
Riek wou soms, dal moeder er maar alles
van wist, maar dón weer verbeeldde zij zich,
dat zc cr toch maar niet zóó over beginnen
kon. Och nee, dat ging niet cn>- moeder
behoefde cr ook eigenlijk niets van tc
ing zij -vóór hel muizenbedje lillen cn zong 1,uiten loopen en zoolang het hlokk
ribt trnno.» ,1.. nnnzin. Vlul
met tranen in dc oogen:
„A*ch, wat is hel leven hard,
Onder enkel vreemde muizen
Heb ik veel verdriet cn smart"
„Kindcrs, wat is dat voor ccn lied!'
de oude grootmoeder uit. „Nee, dat gaal zoo
oketouw lui-|
<len, lot dc brandweer ons tc liulp komt."
Snel renden allen weg.
Spitsje deed twee sprongen cn was reeds
dc gevaarlijke plek voorbij' cn boven op dc
trap. Spekgraag volgde liaar, nog even zeng
den dc vlammen zijn vel, maar' Spitsje likte
riep hem gauw cn het deed geen pijn meer.
Van alles wat.
Het behekste kwartje.
Mui laat zich door iemaud uit het "gezeV
*Kli> een kwartje geven. Terwijl men onder,
zoekt welk jaartal er op slaat, bevestigd me»
liet onopgemerkt met was aan een paarden-
- - 'laar' (lal lneI1 over de schouders hangen
tón, twee, drie, knabbelden zij ccn gat in Reeft. N'u legt men liet geldstuk met dc lin.
weten. Zij had God immers dadelijk, dien niet, je zou dc kleintjes hcelemaal van streek dc vermolmde kelderdeur - één, twee, dri£ Verhand op dc buitenzijde van de rechter
tinrclntt r,0 ..7 vorttiffonic (.avrnni)* mnnr lllóKCIl. 1.,,,1
eersten avond al, vergiffenis gevraagd: meer
kon ze cr niet aan doen.
maken.'
„Zing toch iels vroolijks,
gebood de mui-
Dat 'l hoofdzakelijk uil angst voor ontdek- zenvader. Maar dat kon Spitsje niet.
Jcing geweest was, dat ze gebeden had en zei lóón zei Spekgraag, de oudste van de mui-
daarbij jfanecr vrees voor straf, dan berouw zenjongens, die liet kleine Spitsje in haar wit
over haar ongehoorzaamheid gevoeld had, velletje toch wel lief vond: „Kom maar mee,
daaraan dacht Riek niet. En loch was 't zoo dan zal ik je Eriöa wijzen, maar je moet muis
stil zijn.''
Nu dat zou Spitsje zeker. Zij kropen door
Zoo sukkelde Riek voort tot aan haar jaar- cen klein gaatje en kwamen in ccn grootcn,
geweest, en dóórdoor ook was haar hartje er
niet door verruimd geworden.
dag.
Toen ze 's morgens beneden kwam, zag ze
haar present: een doos vol mooie griffels!
Allerlei kleuren schitterden haar tegen; óók
goud!'
Moeder stond cr hij, met zoo'n blijden glans
op haar lief gezicht.
Toen kon Rick 't niet langer uithouden, lot
moeders grooten schrik en verbazing van dc
jongens, barstte zc in snikken uit en zoo, tegen
moeder aangeleund, biechtte ze op
'l Was ccn triestig begin van cen jaardag,
maar ioch ook een goed begin, vond moeder
cn Rick voelde wel, dat moeder gelijk had
cen goed begin, al kostte 't haar ook veel
tranen.
Dc allermooiste gouden griffel uit dc nieuwe
doös ging mee naar school, voor Jansje. Dat
moest, van moeder.
Jans keek verrast cn stopte 'm gauw in haar
doos.
Jansje's vroegere pronkstuk, dat er nu erg
leelijk uitzag haast al 'l goud was er af
werd uit z'n gevangenis bevrijd en om twaalf
uur mee naar huis genomen. Moeder wou 'm
voor Riek bewaren.
Verruimd en verlicht zag Riek de griffel in
moeders la verdwijnen, blij, dat ze er nu niet
meer over in onrust behoefde te zijn en voo r-
donkeren kelder. Daar lagen allerlei flesschen,
kool, rapen, kaas, worst cn nog veel meer lek
kere dingen. In den hoek bij dc trap waren
takkebosscn opgestapeld
„Kom heel dicht bij me en schrik niet," zei
de vriendelijke Spekgraag. Daar viel ccn helle
lichtstraal in den kelder en op dc trap stond
cen vrouw, die zoo dik was als cen regenton
en «cn vriendelijk, rood gezicht had. Zij hield
ccn kaars in dc hand.
„Is dat Erica?" fluisterde Spitsje verschrikt.
„Nee, domme meid, dat is Pietje, die stelt
de vallen voor ons."
Klap, klapr deed de dikke Pietje met de val
len, dan hing zij cr voorzichtig kleine stukjes
kropen zij er door cn waren vlak vóór Erica's
kamer. Spitsje klom tot bij het sleutelgat, zij
keek ndbr binnen ja, daar lag Erica rustig
te slapen, dc maan scheen helder in dc
kamer.
Spekgraag knabbelde cn knabbelde aan liet
sleutelgat, dat de tanden hem pijn deden.
„Gauw, Spitsje," riep hij, „jij bent zoo klein
en slank, dat je er makkelijk door kunt." Ik
loop door dit kleine luikje naar buiten. Bij den
lantaarnpaal vinden wij elkaar terug, 't Ga je
goed!"
,/t Ga je goed!" En weg was Spitsje. Pre
cies op Erica's bed sprong zij cn trok even
aan een blonde krul.
Erica werd wakker, ging rccht-op in haar
hed zitten en riep: „Moeder, verbeeldt u eens,
ik droomde, dat cr een wit muisje in mijn bed
was, dat met mijn krullen speelde."
Nu werden ook dc ouders in de aangrenzen
de kamer wakker en dc "vader zei: „Wal ruikt
het branderig; hel schijnt uit den kelder te
komen!"
Toen ontdekten zij, dal cr brand was.- Zij
trokken haastig eenige kleedingstukken aan
spek in, zcttc-dc vallen weer neer cn zei: „Nou, dc vader droeg dc kleine Erica naar het
als dat niet helpt, dan weet ik niet wat jullie ^uis ynn buren.
wilt!" Daarop ging zij met dc kaars naar ^n plotseling begon de klok te luiden en alle
boven de trap kraakte onder haar zwaar 'menschen tc wekken. Deze schoten snel toe
gewicht en alles was weer stil. om den brand te helpen blusschen.
„Voorzichtig," riep Spekgraag, „daar komt Erica zal bij de buren met groote belang-
ze. Hoor je die lichte pasjes zoo loopt zij stelling toe te kijken. Dc ramen stonden open
alleen maar Erica, onze lieve vriendin, voor en plotseling sprong haar iets op dc hand, een
haar gaan we allen door 't vuur." allerliefst, klein wit muisje, dat zich tegen
Daar knarste de deur in haar hengsels baar aan nestelde.
Toen riep zij uit: „Och, kijk toch eens, wat
t m 1I al blij, omdat dat gewicht niet meer op haar
„.ie mag er met eens naar kijken,' riep ze J VT. n
hartje drukte. Nu had God l haar óók verge-
plagerig uit, deed de griffcldoos dicht cn
drukte haar hand stevig op 't deksel.
„Waarom koop je cr zelf geen?"
Riek schudde 't hoofd. Z^o'n gouden griffel
zou wel vreeselijk duur zijn, dacht ze; daar
om had moeder er haar zeker geen willen
geven.
„Weet je wat? Plotseling trok Jans haar
hand terug en deed de doos open.
„Je mag 'm van m ij koopen, voor drie cen
ten."
Rick wist niet wat ze hoorde. Meende Jans
'dal?
„Och nee," zei ze ongeloovig.
„Ja; voor drie cénlen, heusch waar, dau
mag je 'm!'»
„Hè!" Rick's oogen glinsterden- zc zuchtte
ven, dat voelde ze wót goed! 't Was nu wel
echt „bcrouw"'geweest.
Het witte muisje.
Sprookje uit het Duitsch van Ina Krah.
Xaverleld door C. H.
In de stad was het marktdag geweest. Alle
kramen waren reeds afgebroken en de herfst
wind hield in het schemeruur flink huis op het
groote marktplein, waar stroo en papier tel
kens opwarrelden.
In een hoek, bij een lantaarnpaal, lag cen
bosje vlas. Niemand wist, wie het daar neer
gegooid had of van wie het was; het lag daar
van plezier cn stak haar hand al naar de grif- nat van den regen cn blijkbaar vergeten,
tel uit. Vlug sloeg Jans 't deksel dicht. Rick's j Plotseling kwam er beweging in en hoorde
vingers waren cr bijna onder bekneld ge- men een klagend piepen; een klein muisje
^eest* kroop er uit te voorschijn. Het was geen alle-
'n lief muisje! Precies zoo één als ik in mijn
droom gezien heb, Moeder, hel mag toch altijd
bij mij blijven?"
Haar moeder vond het goed en verheugde
zich cr over, dat Erica van plezier haar
schrik vergat.
Buiten, bij den lantaarnpaal op het plein,
zat de muizenfamilie op Spitsje te wacElen.
Zij prezen haar als om strijd en besloten
allen bijzonder lief tegen haar te zijn. i
Intüsschcn was de brand spoedig gebluscbt
en bepaalde hij zich gelukkig alleen tot de
I takkebosscn en het stroo in den kelder.
I „Ziezoo," zei de muizenvadcr, „komen jullie
nu maar weer mee, want de brand is ge'
blusch. Grootvader krijgt hier maar rheu-
matick."
Spekgraag was erg bedroefd cn huilde tra
nen met tuiten. Grootmoeder zei: „Dansen en
boog-springen is het nuttigste, wat er op de
wereld bestaat, maar in mijn jeugd was alles
„Nee, eerst de centen!"
,,'k Breng zc morgen mee," beloofde Riek.
Toen de woorden er uit waren, schoot
haar te binnen, dat ze volstrekt niet „kwan
selen" mocht van moeder. Wat koopen of vcr-
koopen op school of op straat van 'kinderen
onder elkaar, o, daar had moeder zoo'n hekel
aan. Rick had haai' dan ook moeten beloven
er nooit aan mee tc doen.
Riek h a d dit beloofd.
Maar 't was al zoo lang geleden; misschien
dacht moeder er nu wel anders over. In ieder
geval, Riek had 't nu eenmaal aan Jans ge
zegd; daaraan was niets meer te verhelpen.
Den volgenden morgen haalde Rick, even
voordat ze naar school zou gaan, drie centen
uit 't doosje, dat ze in haar kastje mocht be
waren. Elke week kreeg ze er twee van moe
der; die werden opgespaard ora cr met dc
jaardagen thuis kleine presentjes voor te kun
nen koopen. Over vier weken zou moeder
jarig zijn; toch jammer eigenlijk nu drie van
dal kleine hoopje af te nemen!
Even aarzelde Rick, met de centen in haar
hand.
„Kind> kom toch, 't is hoog tijd voor school!"
werd, er aan de trap geroepen.
Toen gooide Riek gauw haar kastje dicht,
Stopte de centen diep in den zak van haar jurk
Cn holde naar beneden.
Dc koop was gesloten: Jans had de drie cen
ten, Riek de griffel. Gek, zc was er nu
niet eens zoo blij mee! Als je 'm goed bekeek,
zog je, dat 't goud er hier en daan al wat af
was cn je schreef er niet eens zooveel pret
tiger mee dan met je gewone griffel; eigenlijk
zelfs minder prettig,.cr kwamen lee-
■lijke krassen van op de lei, die je er met de
spons en 't zcemenlapje niet meer uit kon krij
gen.
't Huilen stpnd Rick aan 't eind vau den
ochtend nader dan 't lachen, maar ze durfde
toch niets zeggen.
Onder in haar koker kreeg dc gouden grif
fel een plaatsje en het stukje gomelastiek werd
er nog als cen kussentje extra bovenop ge
duwd.
Zóó, nu kon niemand de gouden griffel
jien, zelfs niet als de koker open was.
Landerig slenterde Rick naar huis.
daagsch grijs muisje, doch een allerliefst
diertje met een wit velletje cn roode oogjes,
die verschrikt de wereld inkeken.
Toen het die wereld heel groot cn zich zelf
eenzaam en verlaten vond, piepte het zóó kla
gend, dat een steen er bijna medelijden mee
zou krijgen.
Dat hoorde een muizenfamilie, die hun ge
zellige woning hadden onder in een kelder
van een huis aan het marktplein en daar de
avond reeds gevallen was, zei de muizemnoe-
der: „Komt kinderen, laten we eens gaan
kijken, of wc misschien ook helpen kunnen,
want dal is menschen- en muizenplicht."
Zoo vonden zij dus het arme, kleine muisje,
omringden het met hun allen en vroegen het,
waar het vandaan kwam en wat het van plan
was tc beginnen.
„Ach," snikte het muisje, „ze hebben mij
vergelen; het was zoo'n beste man, die baas
van mij! Hij had een groote kraam en wc had
den het zoo goed, wc kregen allerlei lekkere
hapjés van de kinderen, die naar ons kwamen
kijken."
„Hoe heet je?" vroeg de muizenvader.
„Lief Witje," antwoordde het muisje ver
legen.
„Wat een kinderachtige naam," zei de oude
grootmoeder en zij trok een bedenkelijk ge-1
zicht, „we zullen je „Spitsje" noemen."
„Kun je nootjes kraken?" vroeg de muizen-
vader cn hij krabde zich achter de ooren.
Nee, dat kon zij niet; ze had ze altijd, ge
kraakt gekregen.
„Kun je bedden opmaken?" vroeg de mui
zenmoeder, terwijl zij heel streng keek.
Nee, dat kon ze ook niet.
„Maar mijn moeder was de beste danseres
en boog-springster, dat heb ik van haar ge
leerd," zei Spitsje zacht, „als ik u daarmee ge
noegen kan doen?"
„Over je moeder praten we niet," zei de
muizengrootmoedcr, „want wc zijn een heel
nette familie, en dansen en boog-springen is
niets voor ons."
Nu werd het arme muisje nog verlegener.
„Ken je Erica?" vroegen de kleine muisjes
bij-de-hand.
Ach nee, zij keilde zelfs niet eens Erica en
zou maar het liefst in den grond gekropen
Nieuwe zorg. Kobus zou puntjes voor haar zijn.
Blij pen. Op ieder-ander oogenblik zou 'Riek I ~„Jc lijkt mc wel dom," zei nu de goedige
loon aanbod dankbaar hebben aangenomen^muizengrootvader, die al bijna heelemaal
Nu zocht ze uitvluchten en vloog eindelijk blind was, „maar dat hindert niet. Ik geloof,
met haar koker naar boven, om vóór alle din-1 dat je een goed hart hebt cn je mag eiken dag
gen de gouden griffel cr uil le halen. Ze stopte
'm in haar'kastje onder haar goed. Toen pas
mocht Kobus de andere griffels van puntjes
voorzien.
een eindje met mij gaan wandelen dat zul i
je toch wel kunnen je mag bij ons blijven." j
Zoo namen zij het kleine ding mee naar hun
cen gcelroodc lichtstraal en op dc trap
stond Erica.
Nee, de muisjes hadden niets tc veel ge
zegd; ze was allerliefst, Erica. Ze had cen
witte jurk aan en had lange, blonde krullen,
die met een blauw lint samen waren gebon
den.
Als een elfje huppelde zij de trap af, hield
haar lantaarn in de hoogte en keek ora zich
heen.
„Voorzichtig!" fluisterde Spekgraag opge
wonden, terwijl hij Spitsje zoo'n duw gaf, dat
zij bijna onder een roode kool vloog.
Wat deed Erica in den kelder?
I Wip, wij, nam zij het spek uit de vallen,
en legde het op den grond, opdat cr
geen muisje in zou komen. „Arme, lieve
diertjes", zei zij, „dat zou toch jammer
zijn! Nu zal de dikke Piet er morgen wel niets
van begrijpen, hoe jullie liet aanlegt om wel
het spek op te peuzelen, maar niet in den val
Ite ^01ri^n' anders. Je zusjes zullen het stellig lecren,
Zacht liep zij de trap weer op en verdween t want men moet met zijn tijd meegaan." Na
door de deur. deze lange redevoering waè zij heel moe en
I „Heb ik opk maar e^n woord "te veel gc-sliep zij spoedig in. Spekgraag echter droom-
zegd?" vroeg Spekgraag, terwijl hij van het de den heelen nacht van Spitsje en Erica en
spek begon te smullen. „Kom, eet gauw, voor- lekkere melk en suiker,
i dat vacWF komt, jou gun ik het werkelijk."
Maar Spitsje zei, dat zij van spek altijd,
maagpijn kreeg, het speet haar erg, cn of
Spekgraag 't haar niet kwalijk wilde nemen.
I Toen zij terugkwamen vertelde Spekgraag
hun wederwaardigheden, maar de muizen-
vader rook het spek, werd boos, dat zij niets
hadden meegebracht en stuurde hen voor
straf dadelijk naar bed.
i Midden in den nacht werd de oude muizen-
grootmoeder, die altijd heel dun-slaperig was,
I wakker door een knetterend geluid. Wat was
dat!? Brandde er licht in den kelder? Alles
was verlicht. O, ze droomde misschien maar!
Grootmoeder keek eens door een gaatje; i
waarlijk in den hoek brandden de takke-
bosschcn, die Pietje altijd in kleine stukken
hakte. Zeker was deze onvoorzichtig met haar
kaars geweest; er lag ook veel stroo in de
buurt, dat gemakkelijk vlam zou vatten. Daar
kwam de muizenvadcr ook al aan. „Wordt i
I wakker, wordt wakker! Brand! Brand!" riep
hij.
j Nu kwam de liccle muizenfamilie er aan,
dc meesten waren nog slaperig en dc kleintjes
huilden en piepten.
„Kalmte is dc eerste burgerplicht!" beval de
muizenvader. „Wij moeten Erica redden, dat
is hoofdzaak."
„Erica, Erica!" jammerden alle muizen.
i„De eerste deur rechts boven aan de trap is
Erica's kamer Wie durft er?"
Het bleek echter, dat allen bang waren om
langs het vuur de trap op te springen, alleen
klagen en piepen dat konden ze allemaal.
„Ik' ben het hoofd van het gezin," zei de
muizenvader, „dat zien jullie toch in."
I „Ja, ja," riepen allen.
„En ik ben bijna blind," zei de arme, oude
grootvader bevend.
„Laat grootmoeder gaan," stelde cen klein,
1 wijsneuzig muizenmeisje voor.
I „Ik?" vroeg grootmoeder. „Dat kunnen jul
lie toch niet meenen, zoo'n oudé vrouw 1"
I „Ik 'kan niet van de kleintjes weg!" riep j
moeder, terwijl zij uit wanhoop haar pootjes
wrong.
En de kleintjes jammerden: „Nee, nee, moe
der mag niet gaan."
„Erica, Erica!" piepte Spekgraag opnieuw,
cn allen vonden, dat hun vriendinnetje gered
moest worden.
„Ga jij dan, Spekgraag," riepen de zusjes
door elkaar.
„Heb je altijd niet gezegd, dat jc voor Erica
beveelt het met den tooverslaf, dien men in de
linkerhand houdt, een wandeling tc gaan
maken, 't geen dadelijk geschiedt, wanneer
men met den linkerarm de noodige bewegin
gen maakt. Beweegt men den staf links op
waarts, dan vliegt het schijnbaar behekste
geldstuk naar boven. Laat men de linkerhand
weer dalen en de rechter hellen, dan loopt
het geldstuk naar de toppen der vingers enz<
Vóór men het geldstuk teruggeeft, zorgt men,
terwijl men nogmaals het jaartal bekijkt, om
le laten zien, dat het steeds hetzelfde geweest
is, dat men het goed zuivert van dc wps. die
er aangekomen is.
De kracht van onzen adem.
Wanneer ik u zeg, dat gc best een dik bock'
omver kunt blazen, zult ge dat waarschijnlijk
niet gclooven. En toch is dit zoo.
Maak van vloeipapier, boterhampapier is
ook best, een zakje in den vorm van cen
grootcn sigarenzak. Zoo'n gewoon sigaren*
zakje heb je wel eens opgeblazen en dan mefc
een harden slag er op, doen springen.
Nu, -den grootcn zak pakt ge op dezelfde
manier beet, als ge dien wilt volblazen.
Maar nu het boek. Neem maar een dikke
dictionnaire of zoo iets. Leg den zak op dc
tafel, zóó dat het open einde een beetje over
den rand steekt. Zet dan op den zak het dikke
boek. Pak vervolgens dat open einde tusschen
duim en wijsvinger net als wanneer gc een
sigarenzakje wilt opblazen en blaas er nu mefc
kracht in. Spoedig vult zich de zak met lucht,
de dikke dictionnaire begint le hellen cry
wordt door het papieren zakje, dat hoe lan
ger hoe voller komt, omver geworpen.
Kóolmees-bijcndlef.
In De Levende Natuur vertelt een lezen
Den 27en Jan. 1917 kwam ik bij een iemke*
te Liempde (N.-Brabant), juist toen hij bezig
was de vlieggaten zijner korven te voorzien
van houten pennen. Hij vertelde mij, dat hij
juist een koolmees, op een der korven
hamerende, had verrast, welke vogel een
uit het vlieggat komende bij wegsnapte.
Deze vogel wordt dan ook „de Jaiemees"
genoemd. De koolmees gaat bij het vlieggat
op den korf zitten en hamert met zijn sna
vel zoolang, tot hij daarbinnen onder de
bijen onrust verwekt, welke diertjes den
naar buiten komen om door den vogel te
worden weggepikt.
Buiten lag een laagje sneeuw, het zonne-
tje scheen lekker op de korven, hoewel het
fiink vroor. Voor den korf in de sneeuw
vonden v/ij nog verscheidene doode bijen,
welke, na het verlaten van den korf, ver
kleumd waren neergeploft, daar bij zulk een
lage temperatuur een bij niet kan vliegen.
Ook Brehm beschrijft een dergelijke wan
daad van de koolmees.
^2
Sprookjesvertellen.
Zus kon mooi vertellen,
o, wel honderd uit,
van Rikct, Roodkapje,
cn van Ezelshuid.
Den gelaarsden Kater,
Hans cn Duimelijn,
Asschepoes en wat er
rncej; voor sprookjes zijn,
Moeders boek vol platen
had ze op haar schoot;
die mocht Jan bekijken
óf hij ook genoot!
Dwergjes, heksen, elfjes,
zag hij allemaal,
en vroeg telkens gretig
naar een nieuw «verhaal.
warm, stevig nest, en daar zat nu het witte j door het vuur zou gaan? Nu cr werkelijk ge-
't Gaf niets dan narigheid, 't bezit van die muisje lusschcn alle' grijze muizen-kinderen in j vaar dreigt, merken we eens, wat een pocher
'gouden griffel. Moeder had 'dc wasch gedaan als cen prinsesje. Het dacht aan haar lieve
cn zou voor elk kind dc stapeltjes netjes op
bergen. Riek holde vóór moeder uit, naar
jboven gauw onder 't hoopje goed gegrab
beld, de griffel gepakt Waar er mee
heen? Wacht, in een van haar schoenen.
Maar toen Gijs 's avonds dc schoenen zou
moeder en de lekkere melk, de witte suiker en
al het goede, dat het gehad had. De harde
korrels, die de muizenmoeder haar toeschoof,
wilden haar maar niet smaken.
„Laat liaar maar," zei de grootvader. „Hon
ger is de beste saus, laat haar maar," cn dc
poetsen, moest Riek er weer cen ander plaatsje kleine muisjes trokken gezichten legen haar,
'ivoor zoeken en zoo ging 't maar door. 't Eind hel arme Spitsje, dat voor niets in de wereld
,Van de zaak was, dat zc de griffek mee naar
school nam en achter in haar lessenaar stopte.
eTocft had ze rust.
gebruikt kon worden
De inuizenmoedcr bracht 'de kleinsten naar
bed en zei: „Kom hier zitten en zing zo in
Rust? Ja, dat dacht ze soms scheen 'l ook, slaap dat zul jc toch wel kunnen."
jij bent.'
Plotseling trad Spitsje naai' voren.
„Ik zal gaan," zei zij, „dan doe ik toch nog
iets nuttigs in de wereld. Ik heb immers lce-
ren dansen en boog-springen."
„Ja, ja," riepen nu alle kinderen, „laat
Spitsje gaan, die kan het beste springen!"
En de oude grootmoeder zei geroerd:
„Ik zag dadelijk, dat zij een goed hart heeft
al mijn kleinkinderen moeten leeren dan
sen cn boog-springen!"
„Ik ga mee," riep Spekgraag
Laten Spitsje cn Spekgraag gaan", zei de
Eind'lijk werd het bedtijd;
willig en gedwee
(ging ons Jantje slapen,
maar het boek moest mee.
W aUcs weer was als eewoon, maar op eens,' Eu daar het een gehoorzaam muisje was,muizenvader. „wij anderen zullen vlus naar
Gauw was Jan in Droomland
en. wie vond hij daar?
a 1 de sprookjesluidje*
vredig bij elkaar 1
Hermann