„Als Vader er niets op legen heeft, lieb ik
ook geen bezwaren .indien je het wint.'
Elsje was op bet punt in haar handen te
Happen, maar hij de gedachte aan hel broertje
slaakte zij slechts een zucht van innige
vreugde.
„Wat zal ik werken! Iedere vrije minuut!
Wc hebben nog bijna zes maanden en in zes
maanden kun je een massa doen. Ik w i 1 den
prijs winnen, Moeder ik moet en ik zal
hel doen!''
E11 als er ooit een meisje was, dal meende
wat zij zei, heette dat meisje Elsje Roosen.
0OO13 de Ueogd.
Een heerlijke vaeantie.
Naar liet Engelsch van N. C. Us lier.
Vrij bewerkt door C. II.
HOOFDSTUK I.
Onder de vele dicht-bcvolklc fabriekssteden
«San Engeland neemt liet grijze, drukke Bur
chester een -voorname plaats in.- Winter en
*omcr hangt er een rookwolk over de stad en Tinrwiwrrr
tie ïnenschcn, die er wonen, zien zelden de ïiuurublLh li.
zon aiftlers dan door een sluier.
In de onmiddellijke nabijheid der fabrieken Elsje Roosen, zoo lc\cnsluslig en vroolijk als
flaan de kleine, armoedige huisjes der werk- 'zij zijn kon, was een klein moedertje voor
rlicden. Tusschen deze legen elkaar gedrongen haar drie broertjes: Jantje en Bob, de zes-
woningen ziel men bijna geen' groen, en als jarige tweelingen en kleinen Bert, die altijd
"èr al eens een enkele boom mag staan, is hel kraaide van plezier, zoodra liij haar stem
'.«(■en verschrompeld, zwarl-geworden diug, dat maar hoorde. Zij ging op de *neisjesscliool cn
tioor slof en rook bijna verstikt wordt. De kin- bracht de jongens icdcren dag naar hun
tieren, die op straat of in de miniatuurluintjes school, waar zij hen altijd weer haalde, als zij
jaehler de huizen spelen, schijnen er al niet «aai' huis ging.
^eel beter aan toe tc zijn. IIoc kunnen zij dit cn R°b waren levendige baasjes en het
bok, arme- slumperds, die dag en nacht slechts geduld van het oudere zusje werd dikwijls
jjcdorvcn lucht inademen cn nauwelijks weten door hen op de proef gesteld. Op weg naar en
.wat zonneschijn is! uit school moesten zij een heel drukke straal
Vcrder-op, dichter bifde open velden, staan oversteken, waar trams, auto's en allerlei ver
éfcetcrc huizen. Ze zijn niet zoo op elkaar ge-
rfbouwd, maar hebben kleine voortuintjes, ter-
'jjvijl de stralen breeder en beter verzorgd zijn.
ïsleclrische trams loopcu door de hoofdstra
ten, waar de winkelramen er vroolijk en aan
trekkelijk uitzien; toch hangen ook daar
grauwheid en rook.
Jullie zult stellig vinden, dal dit geen vroo-
voermiddelen elkander van alle kanten in
snelle vaart opvolgden. De jongens wisten,
dat zij nooit deze straal mochten oversjeken
zonder hun zusje een hand te geven, maar
juist omdat het niet mocht, trok hel hun slerk
aan.
„Denk er aan, dat je Elsje een hand geeft,
als je in de Veeneslraat komt," zei moeder
lijk oord is om over le lezen, maar Elsje iederen keer. „Als je het niet doet, word je
Roosen, die daar woonde, was het vroolijkste stellig overreden," en haar woorden zou-
3iieisje, dat je je maar denken kunt. Zij was den helaas bewaarheid worden,
het dertien-jarig dochtertje van den opzich- Kort na hetgeen we in het vorige hoofdstuk
ier van één der vele fabrieken en had nooit beschreven hebben, had hel 's nachts hard ge-
frgens anders gewoond dan in het grauwe, sneeuwd, waarop het overdag gedooid, maar
eentonige Burchester. Haar uiterlijk vormde in den volgenden nacht stevig gevroren had,
een scherpe tegenstelling met dat der meeste zoodat, toen de kinderen 's morgens naar
kinderen dezer stad, want haar wangen school gingen, de straten buitengewoon glad
waren rond en blozend, haar donkere oogen waren. De jongens waren opgewonden van
ïinteklen van gezondheid cn levenslust en plezier en gleden over den weg, heigeen Elsje
haar stem was even helder als die van een stilzwijgend toeliet, daar zij geen kans zag de
leeuwerik, welke zijn morgenlied zingt.
„Moeder, o Moeder!" riep Elsje, toen zij op
een Januaridag om twaalf uur uit school
'kwam en de deur van de keuken onstuimig
open gooide, ..Moeder, 'k heb zulk lieflijk
ïiieuws! 'k Ben zóó gelukkig, dat ik het u mjna
Sliet vertellen kan!"
Ilaar moeder keck op van hel schoteltje, dat
zij bezig was te maken. Haar slem klonk mat
Cn zij zag er moe uil.
bengels netjes naast zich te laten loopen.
Alles ging goed., totdat zij op liun terugweg
het drukke kruispunt bereikten, waarvan ik
zooeven vertelde. Hier bleef Elsje slilstaan en
weigerde verder te gaan, als de jongens zich
niet aan Moeder's woorden hielden.
„Kom Bobby; wees nu niet slout, Jantje, cn
geef me allebei een hand," zei Elsje overre
dend, maar het mocht niet halen.
Gedurende enkele minuten sprongen de ben-
„Stil kind, maak niet zoo'n leven! Ik heb gels uitdagend om hun zusje heen, maar zóó,
de jongens naar buiten gestuurd om het hier dal zij hen niet grijpen kon, toen, met een
rustig te hebben. Broertje is pas in slaap wilden kreet sprongen zij plotseling het trot-
gevallen cn ik moet nog zooveel doen voor toir af 0111 zonder haar over te steken. IIcl
hel eten. Doe jc goed af cn kohl me dan hel- scheen Elsje alsof haai* hart stilstond, want op
Ren." hetzelfde oogenblik kwam er een groolc
Elsje legde haar boeken voorzichtig op een vracHt-auto den hoek 0111. De mcnsclien op
stoel, deed de deur zacht dicht en kwam op straat gilden -san schrik, de auto weck nog
haar lecnen bij haar moeder terug. Zij -had zooveel mogelijk uit, doch het was reeds te
een hoogc kleur en haar lang, bruin haar hing laat een klein, blond jongenlje lag bewuste-
haar in 'l gezicht als een gevolg van de haast, I°°s midden op straat.
.waarmee zij naar liuis was gehold. Dit was hel eerste verdriet in Elsje's jonge
Mag ik 't u vertellen, als ik zachtjes praat, leven. Gedurende een hcclc week zweefde
Moeder?" haar broertje tusschen leven cn dood en wat
Terwijl haar móeder Elsje oen bak met zag hij er bleek, zwak en veranderd uit, toen
aardappelen toeschoof, knikte zij toestem- eindelijk de crisis voorbij was! In de dieplc
mend. van .haar teergevoelig harlje verweel Elsje
„Trek eerst je mantel uit cn zet jc hoed af zich liet ongeluk. Zij was slil en bedroefd en
0111 mij mei aardappelen schillen tc helpen, op zekeren dag vond haar moeder haar, bit-
Als je mij jc nieuws onder de hand kunt ver
tellen. ben ik bereid tc luisteren."
Elsje fronste haar voorhoofd.
„Moeder, waarom doet u dat tegenwoordig
toch allemaal zelf? Sinds Marie weg is, hebt u
hel altijd te druk om eens gezellig met mij
tc pralen. "Waarom neemt u geen ander
meisje?''
De vermoeide moeder zuchtto-crtvwillekeu-
tcr schreiende.
Toen het pijnlijke hoofdje een rustplaats"
tegen Moeders schouder had gevonden, snikte
Elsje haar verdriet uil.
„Moeder," zei zij, „als Jantje gestorven was,
zou hel mijn schuld zijn, omdat ik niet beter
op hem paste.''
„Nee, lieve kind, daarvan zou niemand je
beschuldigen. Vader en ik zijn overtuigd, dal
rig, terwijl zij antwoordde: „Dat kunnen we ons dochtertje het vertrouwen, dal wij in haar
niet betalen. Maar laten wc daar nu niet over stellen, niet beschaamd heeft."
spreken. Vertel mij liever jc nieuws.'' „Ja maar, Moeder, ik kan het mijzelf niet
Het wolkje verdween van Elsje's voorhoofd, vergeven, dat Jk hun handjes losgelaten heb.
door den vriendelijken toon van haar moeder, Als dat niet gebeurd was, zouden zij nooit ge
en zij begon een aardappel te schillen en probeerd hebben alleen over te steken."
meteen, tc vertellen. Haar tranen vielen nu bij slroomen neer cn
„Ik zal bij liet begin beginnen. Vanmorgen het kleine figuurtje schokte hevig van het
hadden wc teckenles cn die vind ijc altijd het
prettigst van alle lessen. Juffrouw Browning
is een schat cn alle meisjes zijn dol op haar."
Haar moeder glimlachte even; zij was ge
wend de lievelingsonderwijzeres tc liooren
prijzen.
snikken. Moeder streek haar haar glad, dal
over het betraande gezichtje hing.
„Elsje, kind, luister eens. God beschuldigt
ons nooit van iets, dal wij niet kunnen helpen,
tc meer als het onze oprechte wensch is, goed
I tc handelen. Hij neemt den wil voor de daad,
„Dal is geen nieuws, Elsje. Heb je me ander» als wij crnslig trachten, doch falen. Nu weet
niets lo vertellen?'' I God, en Vader en ik weten dat ook dat
„Ik kom er al aan I ons dochtertje niets vuriger wenschle dan
„Ga dan door mei aardappelen schillen,", goed op haar broertjes tc passen en God is
7ll haar moeder, want hel mes bewoog zich tevreden over haar, evenals wij dat zijn. Kom,
niet meer. 1-Iel begon weer, maar niet zoo vlug geef me nu een kus, cn droog je tranen af.'
•als de long van de kleine wcfkster. j liet snikken eindigde in een langen zucht
„Er komt hier in Juli een tentoonstelling, van verlichting.
Moeder, en één aldecling zal voor kinderen j „Moeder, meent u dat werkelijk?"
ónder zestien jaar zijn. Juffrouw Browning „Zeker, lieveling, en maak Moeder nu niet
rou het zoo aardig vinden, als er een tceke- j bedroefd door nog langer te tobben."
aiing van één barer leerlingen aangenomen j Hierna was Elsje gerustgesteld en werd zij
werd, cn wat denkt u, Moeder, dat zij weer het vroolijke meisje van vroeger.
beloofd heeft?Als het gebeurt wil zij dc Het duurde nog eenige lijd, vóór Jantje
•gelukkige in de vacantie een heclc week mee j weer lieelemaal heler-was; maar 0, w'at was
paar Londen nemen. Verbeeld u, Moeder, een het een heerlijke dag, toen hij voor 't eerst
hcelc weck! weer beneden kwam na het ongeluk! Vader,
„Maar wat gebeurt er, als de tcekeningen J die juist uit de fabriek thuis kwam, droeg-hem
van twee meisjes worden aangenomen?" fin zijn sterke armen naar dc huiskamer,
„Dan neemt zij degene mee, wier teekcriing want, ofschoon hij geen*armen of beenen ge-
tic beste is. En o, Moeder," het ernstige broken had, was hij inwendig gekneusd ge-
fc lemmet je bc^ftn le beven, alleen reeds bij dc j wecst cn was loopen liem streng verboden
gedachte aan zóó iels heerlijks „de meisjes door den doklcx. Het was een heele optocht;
zeggen allemaal, dal ik de gelukkige zal zijn,
•omdat ik altijd de hoogste punten voor teeke-
hen krijg.''
„Iloe kan juffrouw Browning dat bekosti
gen?" vroeg dc praclischc moeder.
„Juffrouw Browning doet dat eigenlijk niet,
•maar een rijke dame, die de kunst in
Burchester wil aanmoedigen.
Elsje's moeder was nu klaar met haar seho
Moeder ging voorop om een paar kussens in
een gemakkelijken sloel tc leggen, dan volgde
Vader met den patiënt en daarna kwamen
Elsje cn Bob, die allerlei kleinigheden voor
hem droegen.
Dc tafel was gedekt voor hel middagmaal
en toen Jantje in 2ijn sloel was aangescho
ven, ontdekte bij 'drie heerlijke verrassingen.
Aan den cenen kant stond een pot met vroege
leitje en begon haar oochterljc mei schillen tulpen, die Elsje van haar spaarduitjes voor
Ie helpen. "Weldra zeUc zij de aardappelen op hem gekocht had; aan den anderen kant een
cl"llï'- plak chocola van Bob en in het midden een
„Ik hoop, dat jij de gelukkige zult zijn,prachtig prentenboek, liet geschenk van
landje, maar reken er niet tc vast op." j Vader en Moeder. Nadat alles bewonderd cn
„U zou mc toch laten gaan, hè Moeder? 1 iedereen bedankt was, bracht Moeder het
Nettie Ilarpei heeft in de krant gelezen over j eten binnen; en toen het kleine gezelschap
bet Kristallen Paleis. Op avonden, dat er aan tafel zat, was hel een gelukkig maal, dal
Vuurwerk wordt afgestoken, is het cr net een allen weer verecnigde, want kleine Bert werd
Moeder?"' ^°U werkelijk mogen gaan, voor dezen keer in zijn wieg ook aaugesclio-
Ilet was ccn heel feest; cn Elsje, die voelde,
dat haar laatste greintje schuld verdwenen
was, had wel kunnen zingen van* plezier. Het
was echter nog maar een heel vermoeid jote-
genljik dat na hel elcn door zijn bezorgde
mot'/r weer naar bed werd gebracht.
Daar liet Woensdagmiddag was, kreeg Elsje
haai' leekening voor den dag. De ziekte van
haar broertje had haar veel tijd gekost, want
zij had Moeder natuurlijk meer moeten hel
pen dan gewoonlijk. Doch nu Jantje zooveel
beter was, wilde zij den verloren tijd weer
inhalen cn zich met dubbelen ijver «op het win
nen van den prijs, waarop zij haar hart gezet
had, toeleggen.
(Wordt vervolgd.)
VAX ALLES WAT.
Keizer RmloHs neus.
Keizer Rudolf I vanHabsburg, die als
vijand ook gestaan heeft tégenover Graaf
Willem II van Holland, was algemeen be
kend orn zijn vroomheid, zijn dopperheid,
zijn geleerdheid, en zijn bijzonder ^groo-
ten adelaarsneus. Toen hij in 1265 nog een
voudig Graaf van Habsburg was, moest hij
1 reeds tegen vele vijanden oorlog voeren.
Eén dezer vijanden was de graaf van Re
gensburg, die' in alle stilte een leger verza
melde om {teormee graaf Rudolf te overval
len. Hij was reeds in de nabijheid van Vrij
burg, waar Rudolf vertoefde, toen hij mid
den in het woud met zijn voornaamste edel
lieden den maaltijd gebruikte. Naar de ge
woonte van die dagen werd daarbij de wijn
duchtig aangesproken.
Onder het rondgaan van den beker riep
de Graaf van Regensburg op luiden toon
uit„Bij mijn trouwe, Edele Ridders, morgen
zullen we genoeg mannen verzameld heb
ben om den Grootneus van HabsbuTg. te ver
slaan."
Toevallig bevond zich niet ver van deze
plaats een onnoozele landman, die dezen
uitroep aanhoorde.
„Dat moet me toch zoo even een neus zijn,
waar zooveel volk voor noodig is om hem
te verslaan," vond de man en na zich even
bedacht te hebben, zei hij„Nu, dien neus
wil ik wel eens zien."
Het was meer geluk dan wijsheid, dat hij
naar Vrijburg ging en daar zelfs binnen het
slot toegelaten werd. Daar liep hij Graaf
Rudolf tegen het lijf.
De onnoozele bekeek den graaf een tijd
lang en zei toen „Ja, dat is een neus van
bélanghij telt wel voor vier. Maar om hem
te verslaan is toch geen geheel leger noo
dig, want dat kan ik alleen wel."
Graaf Rudolf, die eerst om den onnooze-
len boer gelachen had, werd nu opmerkzaam
en wist hem te doen vertellen, waarom hij
.naar Vrijburg gekomen was om zijn neus te
zien. Hierdoor werd de Graaf omtrent de,
plannen van zijn vijand ingelicht, verzamel
de zijn getrouwen en legde zich in een hin
derlaag.
De Graaf van Regensburg, die niet ver
moedde, dat de „Grootneus" alles wist, trok
bedaard verder, doch werd eensklaps over
vallen, waardoor hij op de vlucht sloeg.
Van een meeuw cn een kerkkraai.
De heer J. J. v. B. schrijft aan de N. Ct.:
Wat zij uitgekuurd had, pf gepoogd had
voor kwaad te stichten, weet ik niet, maar
in ieder geval was het in de gaten geloopen.
Hoog in de lucht werd zij de meeuw
uitgeleide gedaan door twee wiekende kerk-
kraaien. Dat 't hier werkelijk ernst was, dit
verrieden mij de woedende stooten, hu eens
van boven, dan weer van onderen of van
opzij, naar den zich wegspoedenden vijand
gericht. En 't was daarbij een herrie van be
lang, het drukke ka ka geroep der kauwtjes
gemengd met het onaangenaam schorre ge
schreeuw van de meeuw, welke laatste tel
kens al zwenkende, aan de steeds weer naar
haar gerichte uitvallen poogde te ontkomen.
Ten slotte kreeg zij het toch te benauwd,
zoodat zij nu de vlucht er duchtig begon in
te zetten, waarna zelfs de vlugge kerk-
kraaien haar niet langer konden bijhouden
en ten slotte aflieten.
De kerkkraaien, of wel kauwen, #schijnen
onder een bepaald gedeelte der vogelwereld
zoo'n beetje als ordebewaarders op te treden
want het is al door velen opgemerkt, dat zij
herhaaldelijk o.a. kleine vogeltjes tegen hun
belagers beschermen, natuurlijk indien deze
laatsten henzelf niet te veel in kracht over- j
treffen. Dit komt zeker voornamelijk door
dat de kerkkraai zoo'n gezellige vogel is,
waardoor zij zich dan tevens geroepen voelt
voor de zwakkeren in de bres te springen.
Want ook in gevangenschap is zij steeds een
trouw en daarbij schrander kameraad. Alleen
tegen de ekster moet zij het in slimheid af
leggen. Daar zag ik een grappig staaltje
van. Een ekster en een kauw twee ge
trouwe vrienden hadden samen een doo-
de musch t#* pakken, de kauw den romp en
de ekster een poot. Maar .natuurlijk wilde
ieder alles hebbemen zij rukten dus, elk
aan haar gedeelte,®Isof hun leven er van
afhing. De kraai, als veel sterkere, trok
daarbij de ekster telkens een eindje mee,
maar ten slotte scheurde de poot los en
tuimelde de teleurgestelde ekster met het
kleine stukje en de kraai met het groote
brok achteruit. Doch geen nood. Daar be
gint me de ekster, onder het uitstooten van
een luidruchtig overwinningsgesnater zulke
malle en dolle sprongen te maken, dat de
kauw haar gansch verbluft aanstaart. In haar
verbouwereerdheid laat zij haar aandeel
vallen en poogt nu de ekster den poot af
handig te maken. Doch dit lag juist in de be
doeling van de ekster. Deze grijpt snel als
de gedachte het door de kraai losgelaten,
groote brok en poetst daarmee ijlings de
plaat.
Een tamme aos.
Een vos vólkomen te temmen behoorde lot
dusver, zooal niet lol de onmogelijkheden, dan
toch tol de buitengewone zeldzaamheden.
Thans echter deelt luitenant v. Poeck in rle
„Deutsche Jagerzeitung" mee, dat hem hel
kunststuk gelukt is. In het voorjaar van 1915
maakte von Poeck óp een morgen vier, onge
veer zes weken oud zijnde, vossen buit. Daar
onder was cr ccn, te herkennen aan een wit
vlekje op het linker oor. die weldra veel toe
nadering toonde. Terwijl dc anderen schuw
wegkropen, kwam hij voedsel halen, liet zich
strcelen en liefkoozen. Het vosje verwierf dan
ook weldra dc genegenheid van- de hcele
compagnie, kreeg zijn plaats in de kamer
deelde hun maaltijden cn toen men hem
„kamcrziudelijk" gemaakt had, mocht hij
's nachts op het bed van zijn meester slapen.
Het dier liep verder vrij rond. Op een dag
was de vos verdwenen. Na acht dagen kwam
hij schuiver, maar goed doorvoed weer terug.
Verscheidene nieuwsgierigen kwamen in hel
kwartier om d^n tammen vos te zien. Hel
arme dier kwam treurig aan zijn eind. Voor
civiel had hij groote angst. Zijn meester nam
hem mee naar Königsberg en kwam eens in
civiel lliuis. De vos herkende zijn baas niet,
sprong van de derde verdieping uit het venster
en brak de ruggegraat.
-
Verscheurende dieren lu Gelderland
Het zal wel weinigen bekend zijn, dat er in
den achterhoek van Gelderland een Ilagen-
beck's dierenpark in )icl klein is. Wij zagen
een reeks afbeeldingen in De Natuur, bij een
artikel van II. J. van Balen, waarin hij vertelt
van den Nederlandschen Hagebeck, den heer
J. Burgers en zijn verzameliiig, waaraan zelfs
leeuwen en leeuwinnen niet ontbreken.
De heer Burgers schijnt een echt dieren
liefhebber le zijn, die weel, wat dc beesten in
hun gevangen staat toekomt, want hel zijn
geen hokdieren; zij loopen ook niet op een
planken of steenen grondje van enkele v er-
kante meters oppervlakte, maar hebben de
beschikking over ruime rennen, stukken wei
land, afgezet door stevig ijzergaas, aan alle
kanten omringd^door boscli en struikgewas.
En voor dc beesten, die behoefte hebben aan
klauteren en klimmen, lieeft hij in de open
lucht kunstmatige rotsen cn gezellige holwo-
ningen laten bouwen door de houten' wanden
met lagen en blokken van cement; waarop
allerlei grillige uitsteeksels, klompen steen cn
richels zijn gemetseld. Op ccn van dc'foto's
'in hel blad zien we ccn manenscbaap boven
op zoo'n fantastisch bouwsel slaan cn de heer
Van Balen was er ooggetuige van, hoe hel
dier 't een genot vond om vlug zijn huis op/ en
af te klauteren.
De heer Burgers is zijn verzameling met
pluimvee begonnen cn heeft die langzamer
hand uitgebreid, zoodat hij nu over een aller
aardigste collectie beschikt, waarvan parti
culieren, bestuurders van gemeentelijke her
tenkampen cn plantsoenen-hem van tijd tot
tijd wat afkoopen.
Er zijn eenden, pauwen, fazanten in soor
ten en wel uitsluitend <3c duurdere, zooals
goud-, zilver- cn diamantfazanten, konings-
fazanteu, fazanlhoencn, ringfazanten, Mon-
goolsclie en bonte fazanten; behalve de toch
ook al schitterend mooie gewone pauwen, loo
pen er Javaansclie cn andere zeldzame pau
wen. In een grooten vijver en in allerlei kleine
bijvijverljes plassen <le eenden en ganzen rond
vlugge siereenden duik- en krooneenden,
groote ganzen, Nijlganzen, Canadeesche of
zwanenganzen, pijlstaarten cn verder zijn er
dan nog een flamingo, een paar buizerds, een
schollevaar. Er is ook een gier, de aas-. Alpen-
ganzen- of witkopgier, ccn groot, krachtig,
maar" afzichtelijk beest, dat wel zes pond
rauw vleesch per dag ópeet.
In een ruime ren zijn een tiental kleine
vogels ondergebracht: patrijzen, kemphanen
en Californischc kuifkwarlels, die, al is 'dc
combinatie wat vreemd, elkaar goed schijnen
te verdragen.
Natuurlijk zal in«l»cr het meeste hetaug ia
stellen, welke sroote dieren er in hei dieren
park le zien zijn.
In de eerste plaats Yindt men er het reeds
genoemde manenschaap; herten en- aanver
wante dieren zijn er in verschillende soorten.
Behalve reecn en damherten loopen cr een
viertal Engelsch-Indische antilopen rond.
Naast een paar mooie edelherten en een
zebpe hebben een tweetal Japansche hertet
hun verblijf; eenige Nijlgau-antilopcrT deciel
hun ren met een jongen kameel.
Een jonge bison vaneen jaar oud kijkt dc
bezoekers grimmig aan, maar men vergeel
zijn angst bij de lama's, die er met hun lange
nekken, verschrikt-eigenwijs uitzien.
Verder zijn er nog eenige oude cn jonge
Russische wolveh, een vos, een wild zwijn en
een das.
brie leeuwen en een beer zijn de aanwinst
van den laatsten tijd. Die hebben dan ook
nog geen verblijfplaats in de open lucht ca
moeten in hun hokken wachten tot die ge
bouwd zijn.
(Ilbld.)
De hoeveelheden te raden, die iemand
in twee verschillende handen heeft.
Men geeft iemand 9 penningen en ven.
zoekt hem die over de rechter- en linker,
hand te verdeelen, zonder dat één der an.
deren het zien kan.
Dan laat men hem het volgende doen:
lo. Vermenigvuldig het aantal in de recK<
terhand met 2.
2o. Vermenigvuldig het aantal in de lin
kerhand met 3.
3o. Tel de beide producten op.
4o. Deel deze som door 2.
5o. Trek van het laatste 11 af.
öo. Vermenigvuldig de rest met 5 en tel
er 3 bij op.
Nu kan men dadelijk bepalen in welk»
hand het even aantal penningen en in welks
het oneven aantal is.
No. 5 en no. 6 dienen alleen om den gene,
die dit kunstje wil nagaan, op een dwaalweg
te brengen, daar zij er volstrekt niet bij noo
dig zijn.
of bij de deeling (No. 4) de uitkomst een ge
heel getal is of niet.
Zijn de oneven geldstukken in dé rechter,
hand, dan is zulks mogelijk, anders komt er
een breuk uit.
B. v.de negen penningen zijn verdeeld In
3 en 6. Veronderstel, dat de ander het on
even getal 3 In de rechterhand houdt, dan
komeo er 6 in de linker.
Nu krijgt men
rechter oneven 2X3 6
linker even 3 X 6 18
Samen 242 12 (heel getal).
Waren de 6 In de rechterhand gebracht
en de 3 in de linker, dan zou men krijgen!
rechter even 2X6
linker oneven 3X3:
12
9
21:2 lOJ-i (breuk). j
Had men de negen muntstukken verdeeld
in 5 en 4, dan komt eveneens In de t
rechter oneven 2 X 5 10
linker even 3 X 4 12
22:2 11 (heel getal),
rechter even 2X4=8 .J
linker oneven 3X5 15
23:2 II(breuk).
Evenzoo is het bij het verdoelen vw\ 4t
penningen In 1 en 8, 2 en 7 stuks. --*1
f
V
Gefopt.
Door C. H.
„Zes, Piel, ik weet een plekje,
„W aar Juffie ons niet vindt,
„Ik hoorde liaar al roepen:
„Naar bed, Ans, PieL gezwindl
,/t Is in het oude schuurtje,
„Daar zoekt z' ons stellig niet.
„Laat ons er samen heengaan.
„Kom gauw den lioek om, Piet.''
Het tweetal zit gedoken
In 'l hoekje van dc schuur,
Zij hooren Juffie naad'ren,
Ze is al bij den muur.
„Kom Ans en Piet," roept Juffie,
„Waar zitten jullie weer?
„Je laat mij altijd zoeken,
„In één week al drie keer.
„Wacht, Trees heeft wat vergeten:
„De schuurdeur is niet dicht;
„Ik. zal haar eerst maar sluiten,
,,'k Verzuim het anders licht.''
Het tweetal durft niet kikken,
Bang, dat het zich verraadt;
De deur is al gesloten.
Ja, nu is het te laat^
Want Juffie blijft niet wachten,
Zij gaal steeds verder weg, f
,,'k Geloof," zegt Ans na 'n poosje,
„Ze is in huis al, zeg!"
Ja, Ans heeft goed geraden,
Juf geeft het zoeken op.
„Leuk," denkt ze bij zich zelve,
„Dat ik hen beidjes fop.''-
Och, och, wat duurt het tijden,
Eer 't tweetal wordt ontzet,
En Piet en Ans verlangen
Zoo vrees'lijk erg naar bed!
Ze roepen, huilen, smeeken,
Het helpt in 't eerst geen zier, J
Maar dan zet Juf het deurtje
Voorzichtig op een kier.
„O, kleine, domme kleuters,
Zegt zij en lacht hen uit,
„Wie van ons driecn^js nu
„De allergrootste guit?
„Kom mee naar jullie bedjes,
„Je ligt er spoedig in,
„Want 'k denk zoo, in versloppen
-Heb je .vooreerst geeh