DE EEMLANDER".
Zaterdag 28 April 1917.
BINNENLAND.
ZONNEWEELDE.
N° 253 TweetSe Blad.
,M 63 JU
FEUILLETON.
15,,c Jaargang.
tós
Hoofdredactie:
MARIE VAN VERSENDAAl.
Mr. D. J. VAN SCHAAKDENBURQ.
1»
Uitgevers: VALKHOFF ft Co.
ABONNEMENTSPBIJS:
Per maanden voor Amersfoortf 1.30,
Ideïn franco per post
Per week (met grati6 verzekering tegen ongelukken) - 0.1JJ6.
Afzonderlijke nummers- 0.05»
Wekelyksch bijvoegsel „D# HoUottdsché Huitvroii*" (onder
redactie van Thérèae Hoven) per 3 mnd. 50 ets.
Wekelijksoh bijvoegsel „Wereldrevtie" per 8 mnd. 53 ets.
Bureau: UTRECHTSCH ESTRAAT 46.
Intercomm. Telefoonnummer 66.
PKUS DEK ADVEKTENTIEN
Van L—6 rogels..M
Elko rogol meer
Dionsta.mbiedingon 15 regels., j*
Grooto lottors naar plaaleruitnto.
Voor Handel on bodrijl bostaan «cr vooidooligo bepalingen
tot het herhaald advortooron in dit Blad, bu tfxmnemeat.
.hono circulairo, bevattonde de voonvaordou, wordt on
aaurraag toogozonden.
f O.HO.
0.15.
- 0.50.
Kameroverzicht.
Eerste Kamer.
Vergadering op Vrijdag 27 April 1917.
Regeling der Werkzaamheden.
De heer v. d. Feltz (V. D.) vraagt de be-
Kendeling van de zoo belangrijke kwestie
'der Grondwetsherziening uit te stellen tot
14 Mei, opdat er voldoende gelegenheid zij
zich voor te bereiden.
De Voorzitter meent, dat er tijd te
over is geweest de kwestie der Grondwets
herziening onder oogen te zien. Ook heeft
de minister den wensch te kfennen gegeven,
dat deze zaak voor 20 Mei zou worden afge
daan. De Indische begrooting kan nog niet
in behandeling komen, daar het eindverslag
er nog niet is.
De heer Reekers (R. K.) ondersteunt
het voorstel van den heer v. d. Feltz.
De heer V a n N i e r o p (U. L.) vindt het
een bezwaar, dat men als 14 Mei de behan
deling der Grondwetsherziening zou aan
vangen, men dan midden in de behandeling
naar huis zou moeten met het oog op de
Pinksteren. Hij ondersteunt dus het voorstel
van den voorzitter.
De heer v. d. F el t z repliceert.
Het voorstel van den voorzitter om 8 Mei
weder bijeen te komen, wordt in stemming
gebracht.
De stemmen staken.
De Voorzitter zegt, dat nu opnieuw
zal worden gestemd op een volgende verga
dering, welke wordt bepaald op 14 Mei, des
middags te half drie. (Gelach).
Financieele begTOoting.
Aan de orde is voortzelting van de be
handeling van Hoofdstuk VDB (Financiën)
der Staatsbegrooting voor 1917.
De heer Von Sw.aay (R. K.l v enscht,
dat als een belastingplichtige kan aantoo-
nen, dat zijn werkelijk inkomen niet hooger
is dan volgens de wet kan worden gecon
stateerd, hij niet tot een hooger bedrag zal
worden aangeslagen.
Hij betoogt dot de artt. 12 en 14 van de
wet er toe leiden dat in de Rijksinkomsten
belasting veel te hooge aanslagen worden
gedaan.
Dé Minister vanFinanciën wijst
er op in verband met de gepasseerde mi-
nisterieele crisis zijn houding omtrent de
ouderdomsrente niet is veranderd, maar wel
zijn de omstandigheden veranderd, nu deze
materie onder Waterstaat is komen te be-
hooren, gelijk gisteren ook door den minis
ter van Binnenl. Zaken fs betoogd.
De ouderdomsrente is thans in de Tweede
Kamer in behandeling geweest, wordt zij
ook hier aangenomen, dan wacht de inwer
kingtreding der wet op een nader te be
palen dag en deze zal niet daar zijn alvorens
de middelen tot dekking zullen zijn gevon
den. Dan zal Spr. dus op behandeling der
pensioensbelasting moeten aandringen. Een
ander verschil brachten de omstandigheden
Haarmee, dat spreker thans niet meer de ver
antwoording draagt voor de afdeeling arbei
dersverzekering.
Verder de sprekers beantwoordend, zegt
Spr. o. m. dat nivelleering der duinen hem
de slechtste werkverschaffing toeschijnt,
welke men zich denken kan, indien daar
aan niet-grondwerkers zouden moeten wor
den te werk gesteld.
Wat de leeningen betreft merkt spreker op
dat de vergelijking tusschen de Nederland-
sche en Indische leéningen niet opgaat: deze
laatsten toch waren veel lager. Een volgen
de staatsleening zal weer hooger moeten zijn
en dan kan de z.g. stok achter de deur niet
gemist worden.
Verder wordt meegedeeld dat een daar
toe samengestelde Commissie in opdracht
heeft advies uit te brengen over de beste
wijze van in- en uitvoering van het plan der
Verzekerings-maatschappijen aan den Staat
te brengen. Tevens is hun gelegenheid ge
geven, hun principieele bezweren te berde
te brengen. De heer Schuurman is de eenige
die aan de hand der statistische gegevens
kon uitmaken welk bedrag dit monopolisee-
ren ongeveer aan den Staat kon brengen
en hij is daarover gehoord en gaf de cij
fers aan. Spr. gelooft dat hij zijn verwach
tingen geenszins te hoog heeft gespannen.
Verder legt spreker er dan nadruk op, dat
hij van verschillende zijden, met name van
verzekeringsmaatschappijen, bewijzen van
instemming heeft ontvangen, met het voor
genomen plan. Spr. leest dan twee brieven,
welke hij juist had ontvangen voor. Het al
gemeen wordt geacht er mee te zijn gebaat,
zelfs nveande men dat reeds eerder tot mo
nopoliseering had moeten worden overge
gaan. Men kan hierbij natuurlijk zorgen voor
een behoorlijken overgang. Bovendien zou
dan wel eens kunnen uitkomen, dat er nog
wel een en ander mankeert aan de eelden
van. oer. u-. v'o*ou-uiieie maatschap
pijen, wanneer deze aan den Staat moet wor
den overgedaan. Spr. geeft dan nóg enkele
nadere uiteenzettingen van de plannen te
dezer zake, daarbij opmerkend dat indien
zou blijken dat de voordeelen voor den Staat
al te gering zouden zijn, men hiertoe niet zal
overgaan. Spr. is echter van het tegendeel
overtuigd. Als de zaak goed wordt aange
pakt, kan even groote propaganda worden
gemaakt, maar de zaak moet stellig niet amb
telijk worden ingericht.
De heer Franssen (R.-K.) replideert.
Hierna pauze.
In de middagvergadering spreekt de heer
Van der Hoeven (C. H.) nog over de
plannen van den Minister inzake de verze-
kerings maatschappijen welke plannen hij
bestrijdt.
De heer Van Swaay (R. K.) repliceert
waarna de Minister van Financiën dupü
ceerl.
Vervolgens wordt het ontwerp z. h. s. aan
genomen.
Aangenomen worden verschillende ont
werpen.
Aangenomen worden eveneens de wets
ontwerpen tot heffing van opcenten op de
inkomstenbelasting en op de vermogensbe
lasting over het jaar 1917—1918 en de be
grooting van het leeningfonds 1914 voor het
dienstjaar 1917 alsmede de verhooging der
begrooting van'hf t staatswinstbedrijf voor
1917.
De heer Franken (A. R.) dringt aan op
een algeheele herziening der salarissen bij
de spoorwegen.
De heer van W i c h e n (R. K.) wijst op
de groote belangen die betrokken zijn bij de
quaestie van de Beersche Maas. Voorts be
spreekt hij de Landbouw-ongevallen verze
kering en bepleit regeling bij de wet. Spr.
vraagt den Minister een en ander nader te
willen overwegen.
De h"er Bergs ma (U. L.) dringt aan
op verbetering vun eenige stations. Men
zorge dat voorbereidende maatregelen wor
den genomen opdat indien de tijden verbe
teren di urmede spoedig kan worden aange
vangen. Voorts bepleit spr. aparte regeling
voor l.cl rijwielverkeer en wijst op het ge
vaar van het verblindend licht van te krach
tige auto- ol motorlampen.
Het verkeer op wegen verkeert in een
anarchistischen toestand waardoor de veilig
heid weinig verzekerd is te meer waar het
snel vervoer zoo is toegenomen.
De heer van Holten tot Echten
(U. I..) bespreekt den onregelmatigen trei
nenloop doch meent dat de bestaande te
kortkomingen niet zijn te wijten aan de di
rectie ot het personeel doch aan de buiten
gewone omstandigheden en de uitbreiding
van het vervoer. Het vervoer van rijwielen,
een lastig bagage object, neemt eveneens
steeds toe en werkt snelinlanding op de sta
tions allerminst in de hand. Voorts is het
slechte stookmrtieriaal aanleiding tot veel
ongerief vooral bij zware goederentreinen.
Inkrimping van bet verkeer acht spr. ge-
jvut v <ri iiuugtiis Vui.'Go
tarieven maor 'door maatregelen ter beper
king vast te stellen.
De Min. v. Waterstaat zegt dat
een opheffing van de Beersche overlaat ve-,
le kosten zou vergen daar de Maasdijken
dan onmiddellijk moeten worden verhoogd.
Intusschen worden toch reeds voorbereidin
gen getroffen. Spr. ontkent echter dat het
Rijk ten deze verplichtingen heeft. Een en
ander dient aan belanghebbenden overgela
ten.
Wat wegen en bet verkeer betreft, moet
veel rekening gehouden worden met plaat
selijke toestanden. Spr. is voor het aanbren
gen van smalle rijwielpaden langs de wegen.
De aanleg van tramwegen wordt op niet
breede wegen niet toegestaan, de wegen
moeten eerst verbreed worden en aan dat
standpunt zal Spr. vasthouden. Enkele klei
nere zaken zal Spr. in nadere overweging
npmen. De nieuwe districts-ingenieurs bij
het spoorwegtoezicht moest Spr. wel op hoo-
gere tractementen aannemen dan de ande
re, daar hij anders geen geschikte krachten
kon krijgen.
Ook de minister meent dat de vertragin
gen bij de spoorwegen aan de omstandig
heden zijn te wijten. Met het oog op kolen-
besparing is voorts de snelheid van den
treinenloop bepaald van 75 a 80 K.M. op
65 K.M. Verhooging van de spoorwegtarie
ven is niet te vreezen. De Regeering kan en
zal zulks beletten.
De begrooting wordt zonder hoofdelijke
stemming aangenomen.
Vervolgens worden aangenomen de vol
gende wetsontwerpen: vaststelling der be
grooting van posterijen, telegrafie en tele
phone voor 1917: onteigening voor den
aanleg van een spoorweg van 's Gravenha-
ge over Voorburg naar Leiden; verhooging
en aanvulling der begrooting van het staats-
vissohershevenbedrijf te IJmuiden voor
1916; verschillende ontwerpen ter tege
moetkoming aan de duurte oan ambtenaren
en beambten en eenige naturalisatie-ont
werpen.
Ten slotte komt in behandeling het wets
ontwerp tot wijziging van de Beroepswet
De heer Van Baste Batenburg
(R.-K.) maakt enkele opmerkingen en juicht
de wijziging toe. Hij meent dat men daartoe
zelf seerder had moeten overgaan.
Na beantwoording door den minister van
justitie wordt het wetsontwerp z. h. st. aan
genomen.
Hierna wordt de vergadering verdaagd tot
14 Mei te half drie.
Berichten.
De Staatscourant van 27 April bevat
o. a. de volgende Kon. besluiten
benoemd tot lid van den voogdijraad te
Utrecht Jhr. Mr. B. C. de Savornin Lobman,
hoogleeraar aande rijks-universiteit te
Utrecht, wonende aldaar;
eervol ontslagen uit den zeedienst, onder
toekenning van pensioen, wegens onge-
- J'ljL.'J r.Mv«V
<Je4;»piteirr-hrifeivant fer /.cc H. E. baron van
Asbeck, en de luitenant ter zee lc kl. S. W.
Boeke
bevorderd tot luitenant ter zee le klasse
F. H. A. Greve, en tQt luitenunt ter zee lekl.
die der 2e kl. T. L. Kruijs en J. S. C. Olivier,
met ingang van 1 Mei 1917
le eervol ontheven uit zijne tegenwoor
dige werkzaamstelling en in verband daar
mede overgeplaatst bij her 3de reg. vest.-art.
de luitenant-kolonel van den staf der artille
rie J. C. Logger, hoofd der IVde afd. van het
depart, van Oorlog;
2o. aangewezen tot hoofd der IVde afd.
van het depart- van Oorlog en in verband
daarmede overgeplaatst bij den staf der artil
lerie, de majoor H. J- Furstner, van het 2de
reg. veld-art., gedetacheerd bij voornoemd
departement;
met iftgang van 1 Mei 1917, aan den ma
joor-kwartiermeester N. Feis, van het dienst
vak der militaire administratie, op zijne aan
vrage, op grond dat hij in verband met zijnen
leeftijd voor de waarneming van den mili
tairen dienst niet meer ten volle geschikt is,
onder toekenning van pensioen, een eervol
ontslag iuit den militairen dienst verleend;
met afwijking voor zooveel noodig van de
bestaande organisation, benoemd, met in
gang van 1 Mei 1917
lo bij het dienstvak der militaire admi
nistratie,
bij het personeel der kwartiermeesters, tot
majoor-kwartiermeester de kapitein-kwartier-,
meester W. C. N. we Vries, toegevoegd aan
den hoofdintendant; tot kapitein-kwartier
meester de eerste-luitenonts-kwartiermees-*
ters J. \V. Henderson, \V. B. Slotboom, J. J.
Mac-Kenzie en H. Eggink, onderscheidenlijk
werkzaam bij de Cadettenschool, van f\et re
giment jagers, van het 17e reg. infanterie
en vun het 20ste regiment infanterie, gede
tacheerd bij hel depart, van oorlog;
2o bij het reserve-personeel der land
macht, bij de landweer, tot reseive-kapitein-
kwartiermeester, de reserve-eersle-luitenant-
kwartiermeester D. van Teijons van het 34sto
bataljon landweer-infanterie;
de tweede luitenant A. J. de Lange; van
het 1ste regiment infanterie, ter zake van
tijdelijke ongesteldheid, op non-acliviteit ge
stold;
met ingang m 1 Mei 1917 oan den re
serve-kapitein M. L. Pliester. van het 3de bot.
landweer-infanterie, ter zake van ongeschikt
heid voor de verdere waarneming van den
militairen dienst tengevolge van lichaams
gebreken, eervol ontslag uit den militairen
dienst verleend;
aan den tijdelijk officier van gezondheid
der 2de klasse A. N. C. Beck, van het per
soneel van den Geneeskundigen Dienst der
landmacht, op hei daartoe door hem gedaan
verzoek, terzake van ongeschiktheid voor de
verdere waarneming van den militairen
dienst, wegens lichaamsgebreken, een eer
vol ontslag urt dien dienst verleend;
aan den kapitein der infanterie. W. H. L.
Vogel, op het daartoe door hem gedaan ver-
dheqtei.tr van de nrrfffTarfre gymnnsTtekscIiuut,
H. M. de Koningin-Moe de* .heeft cene
bijdrage geschonken ten behoeve van het
pensioenfonds der leden van het Residentie
orkest.
De minister van Koloniën,
mr. Pleyte, is uit Zwitserland te Den Haag
teruggekeerd en heeft zijn ambtsbezigheden
aan het departement hervat.
I I o f van Arbitrage. Met ingang
van 1 Mei is door den Raad van Beheer van
het Permanente Hof van Arbitrage benoemd
tot eersten secretaris aan het Internationaal
Bureau van genoemd Hof, Mr. C. Cromme-
lin, gezantschapssecretaris in disponibiliteit.
Bij Koninklijk besluit is aan den reserve-
kapitein G. S. Donker, van hel 14de bataljon
landweer-infanterie, op zijne aanvrage, ter
zake van ongeschiktheid voor de verdere
waarneming van den militairen dienst, we-»
gens lichaamsgebreken, en alzoo krachtens
de artt. 36, punt 4o., en 37 der wet voor het
reserve-personeel der landmacht 1905, een
eervol ontslag uit den militairen dienst ver»
leeqd.
Wij zijn het gelukkigst wanneer wij ons het
minst bewust zijn van ons lot.
ROMAN VAN
OLGA WOHLBRÜCK
met autorisatie r/ertaald
door
Mevr. I. P. WESSELINK- VAN ROSSUM.
101 - -
En op dit oogenblik voelde zij voor liet
eerst, hoe dierbaar haar den naam was ge
worden, die zij met bijna neerbuigende goed
heid had gedragen.
Zij greep naar de hand van Taysen.
„Ik zal met mijn zoon spreken ik ben niet
bang voor den trap ik kom wel naar bene
den. Mendcl en de knecht zullen mij hel
pen - Wij zullen aan Gerhard schrijven. Ilij
moet terugkomen. Onmiddellijk moet hij
terugkomen."
„Dat helpt niets 1" zei Taysen. „Ik ga hem
zelf halen."
Hei hoofd der oude vrouw viel op zijn arm,
haar verwelkte lippen raakten zijn huid.
„Mijn zoon heeft steeds veel van u gehou
den mijnheer von Taysen -veel veel."
Zij kon niet meer spreken. Zij duwde hem
jran zich, zi*)hl cn als vroeg *ij om vergeving.
Gerhard Oberwall slenterde door de stralen
van Arles. Door de nauwe, bergachtige stra
ten, die met puntige slccncn geplaveid waren
en waarover jonge, mooie meisjes zoo beval
lig trippelden cn vrouwen zoo voorzichtig
wiegend liepen.
Hij wist nu weer, vanwaar zijn moeder den
wiegenden, waardigen gang had zoo lie
pen bier alle gehuwde vrouwen de oude
zoowel als de jonge, en hij wist nu pok,
waarom Mcmère en grootje er van hielden
op de witte stoep te zitten. Alle vrouwen in
Arles zalen op de schitterend witte sloepen
van haar liuis, als de zon niet langer verzen
gend heet brandde. Paar- zalen zij en babbel
den, naAiden, breiden en vertelden elkaar
liefdesgeschiedenissen, giechelden, praatte
over dood en geboorten, neurieden een lied cn
kusten de kinderen. En achter haar bolder
den dc witte gordijnen in den zachlcn avond
wind cn voor haar de wille borstdoeken over
de zwarte uitgesneden, keurslijfjes.
Eiken avond drentelde hij zoo door de
straten en-zijn "oogen spiedden in dc donkere
kamers, waar ijverige, jonge naaisters aan
lange tafels zaten en verlangend naar buiten
keken naar dc roserooden avondhemel. Men
kende hem reeds, men knikte liem toe, men
lachte tegen hem met glinsterende tanden.
Men sprak"van hem als van „den jongen lieer
Vidal", omdat hij in het huis der Yidals
woonde, dat aan het Kanaal lag. En ais
's avonds de muziek op den Boulevard speel
de, dan wierp dc een of de andere hem op
liet balkon een takje olijven toe of een bloem,
of ook wel een klein kiezelsteentje, waar oen
haar omheen was gebonden, een lang, zwart
haar. En hij wierp lachend kleine, gebrande
noten terug, de krakende cacavelos, uit den
groöten herdershoed, die hem als kolfje dien
de.
En op zekeren dag stond Madlon cr cn ving
de noten met beide liandcn op. Zij stond daar
en lachte, cn verwijderde zich niet van de
plek, cn wierp noot voor noot naar hem
terug in zijn gezicht, midden in zijn ge
zicht, zoodat de scherpe ruwe schaal hein
trof als dc prik \a\\ een speld op" zijn wan
gen, zijn slapen, zijn voorhoofd.
„Kom," riep hij. „Kom!"
Zij lachte, schudde het hoofd en liep weg.
En nu zocht hij haar; hij zocht haar in de
warme, nauwe straatjes, onder de lachende,
babbelende mensclien 's avonds, voor de
muziekkapel, voor de dicht, bezette caïé's op
den Boulevard...
Hij had niet meer aan haar gedachl, cn
niet eens met zijn wimpers getrild, toen zij
plotseling voor hem had gestaan, met haar
bruine, fluweelzachte wangen, met haar
vurige, donkere oogen. Alleen, dal hij haar
niet terug zag op dien avond cn ook op den
volgenden en daarop volgenden niet dal
ergerde hem. Hij m o e s-l aan haar denken
Hij moest haar terug zien.
Ilij schreef aan Lou. Bijna lecder. Dc dok-
Ier had liem rust voorgeschreven. Ilij was
ook nog onder behandeling. Maar tot zoo
ver ging alles good. Zij moest heel stil cn
rustig op hem wachten; maar zij moest niet
naar dc siad komen. Dc hitte was er no
erger'dan buiten en dc dampen uit het water,
van hel Kanaal, dat glad en vuil over dc
sleencn siepelde, waren werkelijk ongezond.
Het was een briefkaart. Mémère had ze
het allereerst gelezen cn. cr met mevrouw
Vidal over gesproken.
„Ilij heeft groot gelijk", zei mémère.
„Een man kan niel aan den leiband van
zijn vrouw loopen", zei mevrouw Vidal
Lou wendde de oogen van dc vrouwen af
cn liep naar haar kamer.
Zij wilde hem •zeggen, dal de moerassen van
dc Camargue hun giftigen adem lot hier in
haar kamer brachten, cn ook liici-/dc ziekte
kiemen-in dc lucht zaten. Dc professor kon
zich. ternauwernood meer uil zijn kamer naar
builen slecpen met zijn verbonden oogen.
,De Camarguekoorls", zei bij
Maar toen zij de pen opnam, viel haar hand
willoos in haar scliool. Misschien hadden dc
dames Vidal gelijk. Misschien was hel beter,
dat zij „rustig en stil wachtte", was het beter,
dat zij zich niet aan hem opdrong als een
verlaten gclic/de.
Eu zij hing groote handdoeken, gedrenkt in
eau dc cologne, voor haar romen, cn ging
daarna weer bij hel bed van'den ouden man
beneden zitten en gaf hem stilletjes aspijin
tabletten legen dc koorts, die zijn broze lede
maten deed trillen cn zij drüppcldc stilletjes
rozewraler in dc halt uitgebhtschtc oogen.
Maar mevrouw Vidal zat in de donkere
woonkamer ^or een smal, dik kantoorboek
cn diklccrde liaar dochter fluisterend den
omzet'van hcL laatste half jaar, de opbrengst
vair de kudden paarden en van dc laatste
stierenfokkerij uit dc Camargue.
Dc oogen der beide wouwen straalden
toen zij zich neerzetten om le .middagmalen
en meYrouwr Vidal zei, dat men de moeras
sen van dc Camargue met hun beetje koorts
wel op den koop lo ckon nemen, als dc wei
den zooveel opbrachten...
Maar mémère wist, dal de lucht in Arles
gezonder was, dan die op haar landgoed; zij
wist, dat Gerhard nu alleeu wilde zijn. En
zij schreef hem met haar kinderlijk schrift!
,",ZoOk maar verstrooiing, mijn lieveling.
Blijf in dc stad. zoolang het je bevalt. Je kleino
vrouw wordt bij ons wel verzorgd."
Gerhard herademde, toen hij dezen korten
brief kreeg. Als een kleine jongen kon liij nu
rondslenteren en de onzinnigste dingen uit-»
halen. Wat begreep zijp lieve, ^oedg, mooie
moeder hem goed lioc goed voelde zij, wat
hij noodig had: Vrijheid vrijheidl
En dc jonge heer Vidal wierp cacavelos
van zijn balkon, ving bloemen op en kleine
kiezolsleencn, cn zocht Madlón de bruine
zonuewarme Madlon, met de vurige oogen.
Op een Zondag vond hij liaar, op een heel
witten, zengenden zonnczondag. Onder dui
zenden mensclien vond hij haar boven,
bijna geheel boven op dc hoogste treden van
dc open arena, waar op het gele zand de
Earandolc werd gedanst door in het wil gc-
kleede kinderen* cn later met gekleurde linten
en roodc kokarden versierde jonge stieren
allerlei dolle sprongen maakten, als betaalde
landelijke lorrero's cn jongelieden uil dc rijen
toeschouwers met roodc doeken voor hen
sprongen en naar dc kokarden grepen.
Heel boven stond zij bruin cn slank, met
glinsterende tanden cn schitterende oogen. En
hel was, alsof het blauw des hemels haar om
gaf, alsof dc gouden, glinsterende zonnestra
len liaar omhulden.
„Madlon", riep hij, „Madlon."
Zijn kreet werd overstemd door den jubel
en het gelach der menigte, het gelrappel en
handgeklap van deze uitgelaten, vreugde
dronken menschcn.
(Wordt vervolgd.)