DE EEMLANDER". Zaterdag 28 April 1917. BINNENLAND. ZONNEWEELDE. N° 253 TweetSe Blad. ,M 63 JU FEUILLETON. 15,,c Jaargang. tós Hoofdredactie: MARIE VAN VERSENDAAl. Mr. D. J. VAN SCHAAKDENBURQ. 1» Uitgevers: VALKHOFF ft Co. ABONNEMENTSPBIJS: Per maanden voor Amersfoortf 1.30, Ideïn franco per post Per week (met grati6 verzekering tegen ongelukken) - 0.1JJ6. Afzonderlijke nummers- 0.05» Wekelyksch bijvoegsel „D# HoUottdsché Huitvroii*" (onder redactie van Thérèae Hoven) per 3 mnd. 50 ets. Wekelijksoh bijvoegsel „Wereldrevtie" per 8 mnd. 53 ets. Bureau: UTRECHTSCH ESTRAAT 46. Intercomm. Telefoonnummer 66. PKUS DEK ADVEKTENTIEN Van L—6 rogels..M Elko rogol meer Dionsta.mbiedingon 15 regels., j* Grooto lottors naar plaaleruitnto. Voor Handel on bodrijl bostaan «cr vooidooligo bepalingen tot het herhaald advortooron in dit Blad, bu tfxmnemeat. .hono circulairo, bevattonde de voonvaordou, wordt on aaurraag toogozonden. f O.HO. 0.15. - 0.50. Kameroverzicht. Eerste Kamer. Vergadering op Vrijdag 27 April 1917. Regeling der Werkzaamheden. De heer v. d. Feltz (V. D.) vraagt de be- Kendeling van de zoo belangrijke kwestie 'der Grondwetsherziening uit te stellen tot 14 Mei, opdat er voldoende gelegenheid zij zich voor te bereiden. De Voorzitter meent, dat er tijd te over is geweest de kwestie der Grondwets herziening onder oogen te zien. Ook heeft de minister den wensch te kfennen gegeven, dat deze zaak voor 20 Mei zou worden afge daan. De Indische begrooting kan nog niet in behandeling komen, daar het eindverslag er nog niet is. De heer Reekers (R. K.) ondersteunt het voorstel van den heer v. d. Feltz. De heer V a n N i e r o p (U. L.) vindt het een bezwaar, dat men als 14 Mei de behan deling der Grondwetsherziening zou aan vangen, men dan midden in de behandeling naar huis zou moeten met het oog op de Pinksteren. Hij ondersteunt dus het voorstel van den voorzitter. De heer v. d. F el t z repliceert. Het voorstel van den voorzitter om 8 Mei weder bijeen te komen, wordt in stemming gebracht. De stemmen staken. De Voorzitter zegt, dat nu opnieuw zal worden gestemd op een volgende verga dering, welke wordt bepaald op 14 Mei, des middags te half drie. (Gelach). Financieele begTOoting. Aan de orde is voortzelting van de be handeling van Hoofdstuk VDB (Financiën) der Staatsbegrooting voor 1917. De heer Von Sw.aay (R. K.l v enscht, dat als een belastingplichtige kan aantoo- nen, dat zijn werkelijk inkomen niet hooger is dan volgens de wet kan worden gecon stateerd, hij niet tot een hooger bedrag zal worden aangeslagen. Hij betoogt dot de artt. 12 en 14 van de wet er toe leiden dat in de Rijksinkomsten belasting veel te hooge aanslagen worden gedaan. Dé Minister vanFinanciën wijst er op in verband met de gepasseerde mi- nisterieele crisis zijn houding omtrent de ouderdomsrente niet is veranderd, maar wel zijn de omstandigheden veranderd, nu deze materie onder Waterstaat is komen te be- hooren, gelijk gisteren ook door den minis ter van Binnenl. Zaken fs betoogd. De ouderdomsrente is thans in de Tweede Kamer in behandeling geweest, wordt zij ook hier aangenomen, dan wacht de inwer kingtreding der wet op een nader te be palen dag en deze zal niet daar zijn alvorens de middelen tot dekking zullen zijn gevon den. Dan zal Spr. dus op behandeling der pensioensbelasting moeten aandringen. Een ander verschil brachten de omstandigheden Haarmee, dat spreker thans niet meer de ver antwoording draagt voor de afdeeling arbei dersverzekering. Verder de sprekers beantwoordend, zegt Spr. o. m. dat nivelleering der duinen hem de slechtste werkverschaffing toeschijnt, welke men zich denken kan, indien daar aan niet-grondwerkers zouden moeten wor den te werk gesteld. Wat de leeningen betreft merkt spreker op dat de vergelijking tusschen de Nederland- sche en Indische leéningen niet opgaat: deze laatsten toch waren veel lager. Een volgen de staatsleening zal weer hooger moeten zijn en dan kan de z.g. stok achter de deur niet gemist worden. Verder wordt meegedeeld dat een daar toe samengestelde Commissie in opdracht heeft advies uit te brengen over de beste wijze van in- en uitvoering van het plan der Verzekerings-maatschappijen aan den Staat te brengen. Tevens is hun gelegenheid ge geven, hun principieele bezweren te berde te brengen. De heer Schuurman is de eenige die aan de hand der statistische gegevens kon uitmaken welk bedrag dit monopolisee- ren ongeveer aan den Staat kon brengen en hij is daarover gehoord en gaf de cij fers aan. Spr. gelooft dat hij zijn verwach tingen geenszins te hoog heeft gespannen. Verder legt spreker er dan nadruk op, dat hij van verschillende zijden, met name van verzekeringsmaatschappijen, bewijzen van instemming heeft ontvangen, met het voor genomen plan. Spr. leest dan twee brieven, welke hij juist had ontvangen voor. Het al gemeen wordt geacht er mee te zijn gebaat, zelfs nveande men dat reeds eerder tot mo nopoliseering had moeten worden overge gaan. Men kan hierbij natuurlijk zorgen voor een behoorlijken overgang. Bovendien zou dan wel eens kunnen uitkomen, dat er nog wel een en ander mankeert aan de eelden van. oer. u-. v'o*ou-uiieie maatschap pijen, wanneer deze aan den Staat moet wor den overgedaan. Spr. geeft dan nóg enkele nadere uiteenzettingen van de plannen te dezer zake, daarbij opmerkend dat indien zou blijken dat de voordeelen voor den Staat al te gering zouden zijn, men hiertoe niet zal overgaan. Spr. is echter van het tegendeel overtuigd. Als de zaak goed wordt aange pakt, kan even groote propaganda worden gemaakt, maar de zaak moet stellig niet amb telijk worden ingericht. De heer Franssen (R.-K.) replideert. Hierna pauze. In de middagvergadering spreekt de heer Van der Hoeven (C. H.) nog over de plannen van den Minister inzake de verze- kerings maatschappijen welke plannen hij bestrijdt. De heer Van Swaay (R. K.) repliceert waarna de Minister van Financiën dupü ceerl. Vervolgens wordt het ontwerp z. h. s. aan genomen. Aangenomen worden verschillende ont werpen. Aangenomen worden eveneens de wets ontwerpen tot heffing van opcenten op de inkomstenbelasting en op de vermogensbe lasting over het jaar 1917—1918 en de be grooting van het leeningfonds 1914 voor het dienstjaar 1917 alsmede de verhooging der begrooting van'hf t staatswinstbedrijf voor 1917. De heer Franken (A. R.) dringt aan op een algeheele herziening der salarissen bij de spoorwegen. De heer van W i c h e n (R. K.) wijst op de groote belangen die betrokken zijn bij de quaestie van de Beersche Maas. Voorts be spreekt hij de Landbouw-ongevallen verze kering en bepleit regeling bij de wet. Spr. vraagt den Minister een en ander nader te willen overwegen. De h"er Bergs ma (U. L.) dringt aan op verbetering vun eenige stations. Men zorge dat voorbereidende maatregelen wor den genomen opdat indien de tijden verbe teren di urmede spoedig kan worden aange vangen. Voorts bepleit spr. aparte regeling voor l.cl rijwielverkeer en wijst op het ge vaar van het verblindend licht van te krach tige auto- ol motorlampen. Het verkeer op wegen verkeert in een anarchistischen toestand waardoor de veilig heid weinig verzekerd is te meer waar het snel vervoer zoo is toegenomen. De heer van Holten tot Echten (U. I..) bespreekt den onregelmatigen trei nenloop doch meent dat de bestaande te kortkomingen niet zijn te wijten aan de di rectie ot het personeel doch aan de buiten gewone omstandigheden en de uitbreiding van het vervoer. Het vervoer van rijwielen, een lastig bagage object, neemt eveneens steeds toe en werkt snelinlanding op de sta tions allerminst in de hand. Voorts is het slechte stookmrtieriaal aanleiding tot veel ongerief vooral bij zware goederentreinen. Inkrimping van bet verkeer acht spr. ge- jvut v <ri iiuugtiis Vui.'Go tarieven maor 'door maatregelen ter beper king vast te stellen. De Min. v. Waterstaat zegt dat een opheffing van de Beersche overlaat ve-, le kosten zou vergen daar de Maasdijken dan onmiddellijk moeten worden verhoogd. Intusschen worden toch reeds voorbereidin gen getroffen. Spr. ontkent echter dat het Rijk ten deze verplichtingen heeft. Een en ander dient aan belanghebbenden overgela ten. Wat wegen en bet verkeer betreft, moet veel rekening gehouden worden met plaat selijke toestanden. Spr. is voor het aanbren gen van smalle rijwielpaden langs de wegen. De aanleg van tramwegen wordt op niet breede wegen niet toegestaan, de wegen moeten eerst verbreed worden en aan dat standpunt zal Spr. vasthouden. Enkele klei nere zaken zal Spr. in nadere overweging npmen. De nieuwe districts-ingenieurs bij het spoorwegtoezicht moest Spr. wel op hoo- gere tractementen aannemen dan de ande re, daar hij anders geen geschikte krachten kon krijgen. Ook de minister meent dat de vertragin gen bij de spoorwegen aan de omstandig heden zijn te wijten. Met het oog op kolen- besparing is voorts de snelheid van den treinenloop bepaald van 75 a 80 K.M. op 65 K.M. Verhooging van de spoorwegtarie ven is niet te vreezen. De Regeering kan en zal zulks beletten. De begrooting wordt zonder hoofdelijke stemming aangenomen. Vervolgens worden aangenomen de vol gende wetsontwerpen: vaststelling der be grooting van posterijen, telegrafie en tele phone voor 1917: onteigening voor den aanleg van een spoorweg van 's Gravenha- ge over Voorburg naar Leiden; verhooging en aanvulling der begrooting van het staats- vissohershevenbedrijf te IJmuiden voor 1916; verschillende ontwerpen ter tege moetkoming aan de duurte oan ambtenaren en beambten en eenige naturalisatie-ont werpen. Ten slotte komt in behandeling het wets ontwerp tot wijziging van de Beroepswet De heer Van Baste Batenburg (R.-K.) maakt enkele opmerkingen en juicht de wijziging toe. Hij meent dat men daartoe zelf seerder had moeten overgaan. Na beantwoording door den minister van justitie wordt het wetsontwerp z. h. st. aan genomen. Hierna wordt de vergadering verdaagd tot 14 Mei te half drie. Berichten. De Staatscourant van 27 April bevat o. a. de volgende Kon. besluiten benoemd tot lid van den voogdijraad te Utrecht Jhr. Mr. B. C. de Savornin Lobman, hoogleeraar aande rijks-universiteit te Utrecht, wonende aldaar; eervol ontslagen uit den zeedienst, onder toekenning van pensioen, wegens onge- - J'ljL.'J r.Mv«V <Je4;»piteirr-hrifeivant fer /.cc H. E. baron van Asbeck, en de luitenant ter zee lc kl. S. W. Boeke bevorderd tot luitenant ter zee le klasse F. H. A. Greve, en tQt luitenunt ter zee lekl. die der 2e kl. T. L. Kruijs en J. S. C. Olivier, met ingang van 1 Mei 1917 le eervol ontheven uit zijne tegenwoor dige werkzaamstelling en in verband daar mede overgeplaatst bij her 3de reg. vest.-art. de luitenant-kolonel van den staf der artille rie J. C. Logger, hoofd der IVde afd. van het depart, van Oorlog; 2o. aangewezen tot hoofd der IVde afd. van het depart- van Oorlog en in verband daarmede overgeplaatst bij den staf der artil lerie, de majoor H. J- Furstner, van het 2de reg. veld-art., gedetacheerd bij voornoemd departement; met iftgang van 1 Mei 1917, aan den ma joor-kwartiermeester N. Feis, van het dienst vak der militaire administratie, op zijne aan vrage, op grond dat hij in verband met zijnen leeftijd voor de waarneming van den mili tairen dienst niet meer ten volle geschikt is, onder toekenning van pensioen, een eervol ontslag iuit den militairen dienst verleend; met afwijking voor zooveel noodig van de bestaande organisation, benoemd, met in gang van 1 Mei 1917 lo bij het dienstvak der militaire admi nistratie, bij het personeel der kwartiermeesters, tot majoor-kwartiermeester de kapitein-kwartier-, meester W. C. N. we Vries, toegevoegd aan den hoofdintendant; tot kapitein-kwartier meester de eerste-luitenonts-kwartiermees-* ters J. \V. Henderson, \V. B. Slotboom, J. J. Mac-Kenzie en H. Eggink, onderscheidenlijk werkzaam bij de Cadettenschool, van f\et re giment jagers, van het 17e reg. infanterie en vun het 20ste regiment infanterie, gede tacheerd bij hel depart, van oorlog; 2o bij het reserve-personeel der land macht, bij de landweer, tot reseive-kapitein- kwartiermeester, de reserve-eersle-luitenant- kwartiermeester D. van Teijons van het 34sto bataljon landweer-infanterie; de tweede luitenant A. J. de Lange; van het 1ste regiment infanterie, ter zake van tijdelijke ongesteldheid, op non-acliviteit ge stold; met ingang m 1 Mei 1917 oan den re serve-kapitein M. L. Pliester. van het 3de bot. landweer-infanterie, ter zake van ongeschikt heid voor de verdere waarneming van den militairen dienst tengevolge van lichaams gebreken, eervol ontslag uit den militairen dienst verleend; aan den tijdelijk officier van gezondheid der 2de klasse A. N. C. Beck, van het per soneel van den Geneeskundigen Dienst der landmacht, op hei daartoe door hem gedaan verzoek, terzake van ongeschiktheid voor de verdere waarneming van den militairen dienst, wegens lichaamsgebreken, een eer vol ontslag urt dien dienst verleend; aan den kapitein der infanterie. W. H. L. Vogel, op het daartoe door hem gedaan ver- dheqtei.tr van de nrrfffTarfre gymnnsTtekscIiuut, H. M. de Koningin-Moe de* .heeft cene bijdrage geschonken ten behoeve van het pensioenfonds der leden van het Residentie orkest. De minister van Koloniën, mr. Pleyte, is uit Zwitserland te Den Haag teruggekeerd en heeft zijn ambtsbezigheden aan het departement hervat. I I o f van Arbitrage. Met ingang van 1 Mei is door den Raad van Beheer van het Permanente Hof van Arbitrage benoemd tot eersten secretaris aan het Internationaal Bureau van genoemd Hof, Mr. C. Cromme- lin, gezantschapssecretaris in disponibiliteit. Bij Koninklijk besluit is aan den reserve- kapitein G. S. Donker, van hel 14de bataljon landweer-infanterie, op zijne aanvrage, ter zake van ongeschiktheid voor de verdere waarneming van den militairen dienst, we-» gens lichaamsgebreken, en alzoo krachtens de artt. 36, punt 4o., en 37 der wet voor het reserve-personeel der landmacht 1905, een eervol ontslag uit den militairen dienst ver» leeqd. Wij zijn het gelukkigst wanneer wij ons het minst bewust zijn van ons lot. ROMAN VAN OLGA WOHLBRÜCK met autorisatie r/ertaald door Mevr. I. P. WESSELINK- VAN ROSSUM. 101 - - En op dit oogenblik voelde zij voor liet eerst, hoe dierbaar haar den naam was ge worden, die zij met bijna neerbuigende goed heid had gedragen. Zij greep naar de hand van Taysen. „Ik zal met mijn zoon spreken ik ben niet bang voor den trap ik kom wel naar bene den. Mendcl en de knecht zullen mij hel pen - Wij zullen aan Gerhard schrijven. Ilij moet terugkomen. Onmiddellijk moet hij terugkomen." „Dat helpt niets 1" zei Taysen. „Ik ga hem zelf halen." Hei hoofd der oude vrouw viel op zijn arm, haar verwelkte lippen raakten zijn huid. „Mijn zoon heeft steeds veel van u gehou den mijnheer von Taysen -veel veel." Zij kon niet meer spreken. Zij duwde hem jran zich, zi*)hl cn als vroeg *ij om vergeving. Gerhard Oberwall slenterde door de stralen van Arles. Door de nauwe, bergachtige stra ten, die met puntige slccncn geplaveid waren en waarover jonge, mooie meisjes zoo beval lig trippelden cn vrouwen zoo voorzichtig wiegend liepen. Hij wist nu weer, vanwaar zijn moeder den wiegenden, waardigen gang had zoo lie pen bier alle gehuwde vrouwen de oude zoowel als de jonge, en hij wist nu pok, waarom Mcmère en grootje er van hielden op de witte stoep te zitten. Alle vrouwen in Arles zalen op de schitterend witte sloepen van haar liuis, als de zon niet langer verzen gend heet brandde. Paar- zalen zij en babbel den, naAiden, breiden en vertelden elkaar liefdesgeschiedenissen, giechelden, praatte over dood en geboorten, neurieden een lied cn kusten de kinderen. En achter haar bolder den dc witte gordijnen in den zachlcn avond wind cn voor haar de wille borstdoeken over de zwarte uitgesneden, keurslijfjes. Eiken avond drentelde hij zoo door de straten en-zijn "oogen spiedden in dc donkere kamers, waar ijverige, jonge naaisters aan lange tafels zaten en verlangend naar buiten keken naar dc roserooden avondhemel. Men kende hem reeds, men knikte liem toe, men lachte tegen hem met glinsterende tanden. Men sprak"van hem als van „den jongen lieer Vidal", omdat hij in het huis der Yidals woonde, dat aan het Kanaal lag. En ais 's avonds de muziek op den Boulevard speel de, dan wierp dc een of de andere hem op liet balkon een takje olijven toe of een bloem, of ook wel een klein kiezelsteentje, waar oen haar omheen was gebonden, een lang, zwart haar. En hij wierp lachend kleine, gebrande noten terug, de krakende cacavelos, uit den groöten herdershoed, die hem als kolfje dien de. En op zekeren dag stond Madlon cr cn ving de noten met beide liandcn op. Zij stond daar en lachte, cn verwijderde zich niet van de plek, cn wierp noot voor noot naar hem terug in zijn gezicht, midden in zijn ge zicht, zoodat de scherpe ruwe schaal hein trof als dc prik \a\\ een speld op" zijn wan gen, zijn slapen, zijn voorhoofd. „Kom," riep hij. „Kom!" Zij lachte, schudde het hoofd en liep weg. En nu zocht hij haar; hij zocht haar in de warme, nauwe straatjes, onder de lachende, babbelende mensclien 's avonds, voor de muziekkapel, voor de dicht, bezette caïé's op den Boulevard... Hij had niet meer aan haar gedachl, cn niet eens met zijn wimpers getrild, toen zij plotseling voor hem had gestaan, met haar bruine, fluweelzachte wangen, met haar vurige, donkere oogen. Alleen, dal hij haar niet terug zag op dien avond cn ook op den volgenden en daarop volgenden niet dal ergerde hem. Hij m o e s-l aan haar denken Hij moest haar terug zien. Ilij schreef aan Lou. Bijna lecder. Dc dok- Ier had liem rust voorgeschreven. Ilij was ook nog onder behandeling. Maar tot zoo ver ging alles good. Zij moest heel stil cn rustig op hem wachten; maar zij moest niet naar dc siad komen. Dc hitte was er no erger'dan buiten en dc dampen uit het water, van hel Kanaal, dat glad en vuil over dc sleencn siepelde, waren werkelijk ongezond. Het was een briefkaart. Mémère had ze het allereerst gelezen cn. cr met mevrouw Vidal over gesproken. „Ilij heeft groot gelijk", zei mémère. „Een man kan niel aan den leiband van zijn vrouw loopen", zei mevrouw Vidal Lou wendde de oogen van dc vrouwen af cn liep naar haar kamer. Zij wilde hem •zeggen, dal de moerassen van dc Camargue hun giftigen adem lot hier in haar kamer brachten, cn ook liici-/dc ziekte kiemen-in dc lucht zaten. Dc professor kon zich. ternauwernood meer uil zijn kamer naar builen slecpen met zijn verbonden oogen. ,De Camarguekoorls", zei bij Maar toen zij de pen opnam, viel haar hand willoos in haar scliool. Misschien hadden dc dames Vidal gelijk. Misschien was hel beter, dat zij „rustig en stil wachtte", was het beter, dat zij zich niet aan hem opdrong als een verlaten gclic/de. Eu zij hing groote handdoeken, gedrenkt in eau dc cologne, voor haar romen, cn ging daarna weer bij hel bed van'den ouden man beneden zitten en gaf hem stilletjes aspijin tabletten legen dc koorts, die zijn broze lede maten deed trillen cn zij drüppcldc stilletjes rozewraler in dc halt uitgebhtschtc oogen. Maar mevrouw Vidal zat in de donkere woonkamer ^or een smal, dik kantoorboek cn diklccrde liaar dochter fluisterend den omzet'van hcL laatste half jaar, de opbrengst vair de kudden paarden en van dc laatste stierenfokkerij uit dc Camargue. Dc oogen der beide wouwen straalden toen zij zich neerzetten om le .middagmalen en meYrouwr Vidal zei, dat men de moeras sen van dc Camargue met hun beetje koorts wel op den koop lo ckon nemen, als dc wei den zooveel opbrachten... Maar mémère wist, dal de lucht in Arles gezonder was, dan die op haar landgoed; zij wist, dat Gerhard nu alleeu wilde zijn. En zij schreef hem met haar kinderlijk schrift! ,",ZoOk maar verstrooiing, mijn lieveling. Blijf in dc stad. zoolang het je bevalt. Je kleino vrouw wordt bij ons wel verzorgd." Gerhard herademde, toen hij dezen korten brief kreeg. Als een kleine jongen kon liij nu rondslenteren en de onzinnigste dingen uit-» halen. Wat begreep zijp lieve, ^oedg, mooie moeder hem goed lioc goed voelde zij, wat hij noodig had: Vrijheid vrijheidl En dc jonge heer Vidal wierp cacavelos van zijn balkon, ving bloemen op en kleine kiezolsleencn, cn zocht Madlón de bruine zonuewarme Madlon, met de vurige oogen. Op een Zondag vond hij liaar, op een heel witten, zengenden zonnczondag. Onder dui zenden mensclien vond hij haar boven, bijna geheel boven op dc hoogste treden van dc open arena, waar op het gele zand de Earandolc werd gedanst door in het wil gc- kleede kinderen* cn later met gekleurde linten en roodc kokarden versierde jonge stieren allerlei dolle sprongen maakten, als betaalde landelijke lorrero's cn jongelieden uil dc rijen toeschouwers met roodc doeken voor hen sprongen en naar dc kokarden grepen. Heel boven stond zij bruin cn slank, met glinsterende tanden cn schitterende oogen. En hel was, alsof het blauw des hemels haar om gaf, alsof dc gouden, glinsterende zonnestra len liaar omhulden. „Madlon", riep hij, „Madlon." Zijn kreet werd overstemd door den jubel en het gelach der menigte, het gelrappel en handgeklap van deze uitgelaten, vreugde dronken menschcn. (Wordt vervolgd.)

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1917 | | pagina 5