Qooi3 de dJe(i§da
Een heerlijke vacantio.
Naar het Engelsch van N. C. U s h e r.
HOOFDSTUK VII.
Silbury-aan-Zee is één van dc heerlijkste
ijacl plaat sen, <ls* men zich denken kan en de j
loosens, die daar eiken zomer geweest waren, j
Voolang zij zich herinnerden, konden zich
:*iict voorstellen, dat cr aangenamer oord be-
'jrtond.
Dc zeewind tooverde de rozen weer op
'Elsjes wangen terug en als zij met haar
i hroerljes speelde en draafde, was zij hel gc-
;jtikkigste meisje ter wereld.
De kinderen gingen eiken morgen baden, cji
(Vader, die zelf een uitstekend zwemmer was,
£vas hun leermeester. In hel begin was Elsje
1 fcen beetje bang en probeerde zij te zwemmen
j'gnet haar voeten op den grond, wat natuurlijk
ónmogelijk was. Haar vader nam haar daarop
i'jècn eindje verder mee, waar het water die
per was en hij zelf staan kon, maar Elsje niet.
■Hij hield haar bij haar ceintuur vast en leerde
haar zoo zwemmen. In minder dan geen tijd
Vond zij het een genot, hoewel zij natuurlijk
oppaste zich niet te ver in zee tc wagen.
Verder stonden er ezels langs het strand,
\vaarop de kinderen mochten rijden. En wat
jkonden ze loopen, terwijl de jongens en meis
jes allerlei vreugdekreten slaakten!
Silbury-aan-Zee had een mooie pier, waar
jÖa.gelijks muzikanten speelden. Hier brachten
'de kinderen dikwijls heele middagen door,
terwijl Moeder zat te lezen of te naaien en
Vader een fietstochtje maakte. De tweelingen
igaven minder om de muziek, doch er was iets
anders, dat hun belangstelling wekte, n.l. het
einde der piel", waar een steencn trap in zee
daalde. Hier was het met vloed een opwin
dend gezicht, de schuimende golven op de tre
den tc hooren klotsen, om even later weer
terug tc loopen en de steencn druipnat ach
ter te laten.
Het bovenste gedeelte van deze trap was
voorzien van een ijzeren leuning, doch de
onderste treden waren niet beschermd, zoodat
Moeder Roosen den kinderen verboden had op
dc onderste helft der trap te slaan, wanneer
•de vloed opkwam. Nu hadden deze treden
helaas juist de meeste aantrekkingskracht,
•want hel water kwam nooit tol aan hel boven
ste gedeelte en er bestond in hun oogen
ïialuurlijk niets preltigcrs dan de golven ach
terna tc loopen, als deze weg-ebden en gillend
te vluchten, als zij weer terugkwamen. Zij
herinnerden zich echter nog goed genoeg, wat
de gevolgen waren geweest van Janlje's onge
hoorzaamheid, dan dat zij het verbod durfden
overtreden.
Er waren echter een massa andere kinde
ren, die deze opwindende sport beoefenden,
terwijl Elsje en de tweelingen hen met benij
dende blikken gadesloegen. Eens had Elsje
'de opmerking gemaakt, dat er met deze kin
deren tocJi niets gebeurde, waarop Moeder
antwoordde: „Ik zeg, dat jullie het niet doen
moogt, en dal is voldoende." Zij lieten dc zaak
hierna rusten, doch eindelijk brak cr een dag
aan, w aarop cr iels voorviel, dal maar al te
?cer bewees, hoe verstandig Moeder's verbod
geweest was.
Op dien bevusfen dag was dc zee ruwer
"dan gewoonlijk en het leven der klotsende
golven was zóó groot, dat de kinderen hun
eigen slem zijna niet konden verslaan. Dc gol
ven sloegen nog wilder over de onderste tre
den dan anders en de kinderen, die er speel
den, moesten op hun uiterste l^oede zijn, om
zich nog bijtijds uil dc voeten té maken.
Plotseling klonk er een angstige kreet; een
kleine jongen van ongeveer den zelfden leeftijd
als de tweelingen, struikelde en werd door de
golven gegrepen, doch hij verdween niet In
dc diepte, daar hij zich met één hand aan een
vooruitstekend stuk ijzer vastgreep én in die
moeilijke houding bleef hangen.
De kreet van den ongelukkigen jongen werd
gesmoord door de zee, en daar er geen groot
ftiensch In de nabijheid wras, zou hij naar alle
Waarschijnlijkheid verdronken zijn, als Elsje
ïiiet zoo'n groote tegenwoordigheid van geest
aan den dag gelegd had. Zij stond juist "boven
aan de trap te kijken, toen zij hel ongeluk be
merkte. en holde naar beneden. Met"haar lin
kerhand greep zij de uiterste spijl van het
hek, terwijl zij zich over den kant lieenboog
en nog juist met haar rechterhand den linker-
■arm van den ontstelden jongen kon pakken.
Elsje was cclilcr niet hij machte hem op te
trekken; het eenige wrat zij doen kon, Was hem
stevig vasthouden, tot er hulp kwam opdagen
en zelfs dit gelukte haar slechts met inspan
ning barer uiterste krachten. Iedere nieuwe
golf deed bovendien het water stijgen,
zoodat de jongen steeds meer gevaar liep te
verdrinken en dc voeten en de enkels van het
moedige meisje, dat hem vasthield, heelemaal
nat werden. Als haai* tengere arm ook maar
$én seconde verslapte of haar vingers <len
arm van het ventje loslieten, wras hij onher
roepelijk verloren, want het water sloeg
steeds woester tegen de trap aan. Den ver
schrikten kinderen, die vol spanning en angst
toekeken, leken deze oogenblikken een eeuwig
heid. De inspanning was ontzettend. Zoo oud
Als Elsje werd, zou zij nooit vergeten, \vat zij
lil die enkele oogenblikken doormaakte.
„O God," ging er. een gebed in haar op,
„help mij toch!"'
Door het geschreeuw der andere kinderen
kwamen er spoedig menschen toeschieten, die
ilen jongen uit zijn benarden toestand ver
losten en toen Elsje eindelijk haar verstijfde
Vingers kon losmaken, viel zij flauw.
Haar moeder, die aan den anderen kant der
pier had zitlen lezen, was nu ook naderbij ge
komen en bracht haar dochtertje spoedig
weer bij, hoewel zij den eersten tijd nog
Zenuwachtig beefde.
"Vanaf dit oogenblik echter werd Elsje de
heldin van het dorpje. Vaders en moeders
spraken haar op straat aan en de kinderen
keken vol bewondering naar haar, terwijl
mijnheer en mevrouw Fellow, de ouders van
Hen jongen, dien zij gered had, geen woor
den konden vinden om hun dankbaarheid te 1
loonen.
Behalve dat zijn hand tamelijk gesolirymd
.Was, kwam de kleine Dick Fellow er uiste
kend af. Zijn ouders waren rijke lieden- die
in Londen woonden; hij was hun eenig kind
zij waren overtuigd, dat zij Elsje noo# hun
schuld van dankbaarheid konden afdoen. Hoe J S>wergea.
zij eindelijk iets bedachten, waarmee zij haar i Dwergen vormen geen afzonderlijk soort
plezier konden doen, zulen wij in hel volgende van nvenschengeslacht, geen zoogenaamd ras.
hoofdstuk hooren. 1 y\j zjjn afwijkingen of spelingen der natuur
HOOFDSTUK VIII. j en komen niet alleen onder dc menschen,
O,) den morgen na l.cl ongeluk, juist toen maar ook on<1" voor. Dwergen zijn
de kinderen op hel punt wnr n naar het menschen, welke byzondor k cm z,,„ doch
strand tc gaan, werd hel -visitekaartje van mc- «1 behoeven volstrekt niet gebrekkig te zijn
vrouw Fellow binnengebracht. Dc jongens
werden naar de aangrenzende kamer ge
stuurd, terwijl Elsje met haar ouders me
vrouw Fellow ontving.
Deze was een vriendelijke 'dame, gaf vader
en moeder een hand cn omhelsde Elsje har
telijk.
„Hoe zal ik je ooit genoeg kunnen bedanken,
lieve kind, dat jc onzen Dick gered hebt? Het
is ons eenig kind, en het zou ons 't hart ge
broken hebben, als wij hem hadden moeten
afstaan.''
„Elsje was blij, dat zij het doen kon," ant
woordde 'oeder voor haar.
„Dat doet niets af aan mijn dankbaarheid
jegens haar, en ik kom eens vragen, of ik haar
eenig genoegen mag aandoen, als een klein
bewijs mijner erkentelijkheid?''
Vader en Moeder stelden deze woorden zeer
op prijs en zeiden,"dat, hoewel Elsje niets an
ders dan haar plicht had gedaan, en zij daar
voor eigenlijk niet beloond hoefde te worden,
zij toch wel een klein geschenk of genoegen
mocht aannemen.
Mevrouw Fellow nam nu Elsje's handen in
de hare, keek in haar glimlachend gezichtje
cn zei: „Kom Elsje, denk nu eens, dat er een
tooverfec in de kamer was. "Wal zou je dan
het liefste wenschen? Zeg het mij maar cn als
je wensch ook maar eenigszins voor vervul
ling vatbaar is, zal dal geschieden."
In de eerste oogenblikken kon Elsje niet ant
woorden. Zoo plotseling een wensch te mogen
doen, die vervuld zou worden, was iets wat
Met de dieren cn planten is hel cvenzoo ge
steld. Er zijn b.v. paaiden in de Schotschc
hooglanden, die bijzonder klein zijn, terwijl
er zeer lage gewassen rijn, die op gebergten
voorkomen. Van deze laatste worden in den
tuinbouw onder de dwergen gerangschikt die
boomen, waarvan dc stammen niet in de hoog
te schieten, maar die zich even boven den
wortel in takken vcrdeelen, doch zeer goede
vruchten kunnen dragen. In het algemeen le
veren eenige deelcn van den aardbodem men-
sche, dieren en planten op, die, hoewel niet
tot de eigenlijke dwergsoorten behoorende,
zich toch door hun kleine gestalte en omvang
van anderen onderscheiden, zooals b. v. de
bewoners van Groenland, Lapland enz. De
koude luchtstreken schijnen een der hoofdoor
zaken van zulke ingekrompen gestalten te zijn.
Zoo viel mij o. a. bij het beklimmen van den
Broeken op, dat dc dennen, hoe hooger wij
kwamen, steeds kleiner werden en eindelijk
heelemaal verdwenen waren.
De natuur behandelt de dwergen onder de
menschen lang niet altijd stiefmoederlijk en
er worden onder hen dikwijls personen aan
getroffen, wier vernuft bijzonder sterk ont
wikkeld is. Aan de noordsche hoven ontbrak
het nog in de eerste helft der 18de eeuw nim
mer aan kamerdwergen, die dikwijls levens
de rol van hofnar vervulden.
Behalve deze wezenlijk levende dwergen
bestaan er denkbeeldige in de oude fabelleer,
waar zij pygmeën genoemd werden en stof
tot vele verdichte beschrijvingen van hun lot-
zij niet dadelijk verwerken kon. Het maakte J S^vallen en daden geleverd hebben. Reeds
haar sprakeloos.
,.Kom," zei haar nieuwe vriendin, terwijl zij
de hand van het kind liefkoosde, „wat is je
tievelingswensch?"
Toen vond Elsje haar tongetje terug.
„Naar Londen te gaan!" antwoordde rij.
„Dat zal gebeuren, als Vader en Moeder het
goed vinden", antwoordde mevrouw Fellow,
blij, dat zij haar een genoegen kon verschaf
fen. „Die wensch is al heel gemakkelijk tc ver
vullen én dc fee had nog nooit zoo'n lichte
taak!''
Hierop wendde mevrouw Fellow zich tot
Elsje's ouders en ging voort: „Wij gaan tegen
het einde der week weer terug naar Londen.
Wilt u ons uw dochtertje een dag of wat af
slaan? Ik meen van u gehoord tc hebben, dat
de tijd van uw verblijf alhier ook nagenoeg
verstreken is, zoodat ik haar niet van de zee
lucht beroof. Staal u het alstublieft toe", zei zij
dringend, toen zij eenige aarzeling op de ge
zichten der ouders las. „Stelt u zich eens in
mijn plaats, dan zult u begrijpen welk een vol
doening het mij geven zal, haar wensch te
vervullen.*'
Vader en Moeder waren niet gemakkelijk
over tc halen. Zij gaven hun kind niet gaarne
aan vreemden mee cn wilden geen gunsten
aannemen, doch Elsje's smeekend gezichtje
en dc herinnering aan haar onzelfzuchtige
keuze behaalden dc overhand. Zij konden het
niet over hun hart verkrijgen haar dit zoo
vurig gewensehte uitstapje voor den tweeden
keer te laten missen.
„Elsje is nog nooit alleen van huis geweest",
zei Moeder eindelijk. „Zij is nog maar een
eenvoudig, klein meisje. Ik weet niet, hoe zij
het tusschen vreemden zal stellen. Haar leven
tje is tot nu toe zoo rustig geweest".
Mevrouw Fellow sloeg haar arm om Elsje's
middel. „Je zou graag met mij mee willen
gaan, nietwaar Elsje?'*
Elsje keek haar moedor aan.
„Als Moeder het goed vindt," antwoordde
zij.
Toen liakte Vader den knoop door. In do
afgeloopen weken had hij verscheiden malen
met mijnheer Fellow gesproken en te oor-
deelen naar wat hij gezien en gehoord had,
geloofde hij met een nobel man te doen te
hebben, terwijl zijn echtgenoote een hoog
staande vrouw was. Hij zei daarom op zijn
korte, openhartige manier: „Daar uw voorstel
Homerus maakte ze tot het voorwerp zijner
zangen, en latere Griekschc en Romeinschc
schrijvers gaven dc zonderlingste beschrijving
van een volksstam uit dwergen samengesteld,
wier woonplaatsen uit eierschalen bestonden,
terwijl volgens dezelfde fabelachtige verhalen
een leger dier pygmeën den ingeslapen Her-
eules aanviel, en daartoe maatregelen namen,
alsof zij een stad belegeren moesten. Maar de
sterke Hercules ontwaakte, glimlachte over
die kleine mannetjes, wikkelde hen in zijn
leeuwenhuid en droeg zc aldus weg,
In den geest dezer verdichting zijn in de
achttiende eeuw de reizen van Gulliver door
den vernuftigen Engelsclien schrijver Swift
vervaardigd, waarin de hoofdpersoon de grap
pigste tafereelen ophangt van zijn ontmoetin
gen en aanrakingen met een dwergachtig
volkje, aan hetwelk hij den naam van Lilliput
ters gaf. Sinds dien tijd wordt deze naam ge
bruikt voor alles, wat bijzonder klein is.
Uit ile jcnKd van Florence
Nightingale.
Ieder, die wel eens van Florence Nightingale
en haar opofferend leven onder de gewonde
soldaten heeft gehoord, zal met belangstelling
het volgende lezen, dat voorviel, toen zij nog
een klein meisje was.
Eenige baldadige Jongens hadden een prach-
tigen herdershond, den trouwen makker van
zijn meester, een ouden Schotschen herder,
met steenen gegooid. Zij kwetsten het dier zóó
herig aan den poot, dat het liggen bleef en
men algemeen vreesde, dat de poot gebroken
was. Er werd besloten, dat het maar 't best
zou zijn het beest af te maken.
Daar kwam Florence Nightingale, die den
hond kende, op het gerucht van het ongeval
toeloopen; zij knielde bij den hond neer, en
streelde hem onder herhaald roepen van:
„Cap, arme, brave Cap!" De hond, die door
pijn verblind, zich voor allen, die hem nader
den, gevaarlijk toonde, liet het kleine meisje
rustig begaan en keek haar met zijn groote
oogen goedig aan, terwijl zij zijn kop aaide.
„Kan er iets voor hem gedaan worden?"
vroeg zij. Dc predikant, die loevalilg daar ter
plaatse was, bood zich toen aan, den poot
nader te onderzoeken.
Cap gromde hem aan en liet de tanden zien,
maar de kleine Florence ging op den grond
zoo bijzonder vriendelijk is, mevrouw Fellow, ritten, nam zijn kop op haar knieën en sprak
mogen wij het niet afslaan en zullen wij het
daarentegen met groote dankbaarheid voor
ons doohtertje aannemen".
Er werd nog over het ongeluk gesproken
en mevrouw Eellow vertelde, dat de kinder
juffrouw, aan wier verregaande onachtzaam
heid het ongeval te wijten was, onmiddellijk
haar ontslag had gekregen.
Vóór de bezoekster vertrok stond het dus
vast, dat Elsje's lang gekoesterde wensch nu
toch verwezenlijkt zou worden en.haar vreug-
do kende geen grenzen. De heele familie deel
de daarin, ja, de tweelingen hadden niet op
gewondener kunnen zijn, als zij zelf naar Lon
den gingen.
Toen Elsje's moeder dien avond naar
boven ging om haar dochtertje, zooals zij
dit eiken avond deed, een nachtkus te brengen,
zei zij ernstig: „Vergeet nooit de les, die je
vandaag geleerd hebt, lieve kind. Wie zich
zelf vernedert, zal verhoogd worden. Door je
eigen genoegen op tc geven, zul jc nu iets nog
heerlijkers bereiken, dan hetgeen je opgaf en
al gaat het in het leven niet altijd zoo, God
beloont elke daad van ware opoffering met
een gevoel van voldaanheid".
(Slot volgt).
Van alles wat.
Een kunststukje.
dat 'door velen onmogelijk zal geacht Wór
den en dat toch niets anders dan een natuur
kundige proef blijkt te zijn, bestaat hierin, dat
men een fleschje aan een lucifer hangt, die los
op de tafel ligt. met den kop een weinig over
den rand uitstekende.
Men neemt een gekurkt medicijnfleschje en
knoopt een dun touwtje of eindje bindgaren
om den hals. Nu maakt men de kurk onder
den kop van den lucifer vast. Wanneer men
nu het fleschje los laat, zal het tot ieders ver
wondering blijven hangen.
Wil je weten, hoe dit mogelijk is, vraag dan
de verklaring ervan maar aan je onderwijzer,
die je vertellen zal, dat een lichaam niet valt
den hond geruststellend toe, zoodat hij tot be
daren kwam en het onderzoek toeliet.
„Nu," zei de predikant opstaande, „er is in
't geheel niets gebroken, maar de poot is ge
kneusd en moest gestoomd worden, om de
zwelling weg te nemen en ontsteking tc voor
komen.
„Wat is sloomen?" vroeg Florence.
„Wel, dat is: cr doeken met heet water op
leggen."
„O, dat is heel gemakkelijk," zei het kind,
„ik zal hier blijven en den armen Cap trouw
sloomen. „Kom Jim," vervolgde zij tot den
herdersjongen, „zoek gauw w at hout bij elkaar
cn stook een vuurtje onder je ketel, dan kan
ik er mee beginnen."
„Maar beste meid," opperde de predikant,
„ze zullen thuis niet weten, waar je blijft!"
„Och, wilt u het even gaan zeggen?" vroeg
zij vriendelijk. „En of mijn zuster mij van
avond komt halen, dan zoit ze nog wat linnen
of flanel mee kunnen brengen. Wilt u dat vra
gen? Maar wacht u nog eventjes om mij het
stoomen te wijzen, alstublieft."
De predikant, meegesleept door den ijver
van het kind, beloofde te zullen wachten tot
het water kookte. Florence, naar doeken zoe
kend, zag een ouden kiel van den schaapher
der aan den muur hangen. Vlug begon zij dien
in stukken te scheuren.
„Wat zal Robert daar wel van zeggen?"
vroeg de predikant.
.,0, Moeder geeft hem wel een nieuwen kiel/'-
antwoordde Florence vol vertrouwen.
Zoo maakte Florence Nightingale haar
eerste comprcs, en besteedde den ganschen
mooien lentedag aan het verplegen van haar
eersten patiënt, den hond van Robert, den
schaapherder. Tegen den avond kwam Robert
thuis, met een eindje touw in zijn hand, waar
mee hij den hond uit zijn lijden wilde helpen.
Hij was hoogst verbaasd, het kleine juffertje
in zijn hut aan te treffen, en nog meer ver
baasd en verheugd, toen zijn trouwe hond
hem tegemoet kroop.
„Lieve deugd," riep de man uit, „wat hebt u
„Ja. hij wordt beier," riep Florence uit,
„dat touw kun jc wel wegdoen, er is geen
sprake'van dood maken. Kijfceens. ik zal je
precies wijzen, hoe ik gedaan heb." En met
groote bedrijvigheid legde zij hem het sloo
men uit. „Ga daarmee nu den hcelen nacht
door," zei zij, „dan is hij morgen weer heele
maal beter." Kort daarna nam zij met veel ge-
slrccl en klopjes op den kop, afscheid van
Cap, en ging blij den weg naar huis op.
En degenen die haar dankbaar nakeken,
wisten niet, dat dit eenvoudige, kleine meisje
de vrouw zou worden, wier roeping het was
zieken cn gewonden van menig slagveld te
verplegen, en dal in later jaren lalloozc man
hen, die ver van huis aan hun wonden ster
ven moesten, zich van hun peluw zouden op
richten, om haar na te zien als, zij liun leger
langs ging cn haar voetstappen te zegenen
met hun stervende lippen.
De dieren 0119 voorbeeld.
Aan het waarnemen van hun levSn in den
natuurstaat, danken wij den dieren ver
scheidene uitvindingen en ontdekkingen.
Deze „redeloozen" zijn door de trotsche
heereivder schepping zelf vaak als voorbeeld
genomen.
Aldus R. Klein Paul In de „Gartenlaube".
Zoo bijv. de paalworm. Deze heeft den
reusachtigen tunnel, welke in Londen dicht
onder dc bedding der Theems van den
eenen oever naar den anderen leidt, helpen
graven.
De ingenieur Sir Marc Isambard Brunei
liep al jarenlang met het idee rond, tot hen\
opeens door een paalworm het model voor
het noodige werktuig aan de hand werd ge
daan. De ingenieur stond op een goeden
dag op een scheepswerf en keek naar een
worm die een gat in 'een stuk hout boorde.
Hij nam een vergrootglas en zag dat de
worm een paar schelpen bezat, welke hij een
draaiende voorwaartsch beweging gaf, zoo
dat de deelen der schelp als een houtboor
werkten, tegvijl de houtdeeltjes door een
spleet en verder door het lichaam van het
boorwerktuig naar den mond werden ge
stuurd, van waar ze uitgeblazen werden.
Deze waarneming leidde hem tot zijn plaA,
waarmede hij in 1823 voor den dag kwart!
en dat hij ook onder onnoemlijke bezwaren
en hoewel elf maal het water in den tunned
doorbrak, na zevenjarigen harden arbeid vol»
looide1. Deze Theemstunnel, waarin thans
een spoorbaan loopt, werd toenmaals vo
een wereldwonder aangezien.
De schoorsteenvegers zijn, naar men zegfj,
bij de mormeldieren in de leer geweest. Zij
schuiven zich met rug en knieën in d»ï
hoogte en glijden omlaag als een kogel in
een geweerloop.
Ook in de geneeskunde danken we veio
scheidene ontdekkingen aan dieren.
Zoo moeten vroeger verschillende heils
zame kruiden voor wonden op het eiland
Kreta ontdekt zijn met behulp van wilda
geiten, Bezoargeiten. De wortel van hel
kweekgras is door een hond aan de gen#?s*
middelen toegevoegd. Warme bronnen met
geneeskracht voor wonden zijn herhaalde*
lijk door wild, dat zijn wonden daar aai*
wiesch, ontdekt. Dat schapen zout lekken ei%
zieke koeien ijzerhoudend water zoeken if
thans nog waar te nemen.
Men ziet uit deze weinige voorbeelden,
welke we genoemd hebben, dat menige uit*
vinder en ontdekker thans onbekend onder
de verstandige dieren rondloopt en evenals
deze, zooals aan te toonen is, aan de men«
schen menig goed denkbeeld hebben gegei
ven, zoo zullen wij wellicht ook nog ver*
scheidene nieuwe dingen van hen leeren^
wanneer wij hen eerst maar beter hebbêïl
leeren begrijpen en verstaan.
Niet de eerste, maar toch flink.
Govert Jansr, een jongen van ongeveef
zestien jaar, bevond zich in 1573 bij den slai
op dc Zuiderzee op het admiraalschip van
Cornciis Dlrkszoon. toen Jan Haring de vlag
van het Spaansche admiraalschip had gerukt
cn daarbij sneuvelde. Onmiddellijk sprong
ook hij aan boord van den vijand en bracr
hij de vlag behouden aan de zijnen,
■■i
-■r?
Voor de allergrootsten.
Driesprongraadsel.
Hier hebben iullie weer eens een driesprongraadeel. Je begint met: Het (2de regel 1
jds vakje van rechts) en dan spring je maar vroolijk verder. Goede reist
in
zon-
V
naar
langs
En
a-
ta-
taal,
be
't mos
doopt
vond-
pljt
Daalt
het
woud,
Het
licht
goud
Zich
bed
gle-
langs
me*
zaoht
straal
ne-
don,
6tam
don-
den
vltfd.
hot
De
graag
non
rood
den
go-
dat
gloeid
den.
Doet
dennen
Welks
schui-
ker-
van
go-
ter
groe-
ken
of
te
top-
8*
op
blin-
Als-
rus-
ne
als
het
had
pen
wanneer slechts het zwaartepunt behoorlijk niet hem uitgevoerd? van ochtend kon hij
ondersteund wordt. '^en lid verroeren,':
In het poppenhospitaal.
Niemand b er zonder kwaal
in het poppenhospitaal;
dokter heeft de handen vol
s- nu, hij is een knappe bol sa
ook de zuster ts een kraan;
dat zien jullie baar jyeJ aan]
t Spreekuur wordt Heel druk bezocht,
menig drankje wordt verkocht
naast de deur, In d' apotheek; S
straks ziet niemand hier meer bledf
niemand heeft gebrek of pijn,
dgar gij gllen beter zijn]
- gêïwanns,