Qooi3 de dJe(i§da Een heerlijke vacantio. Naar het Engelsch van N. C. U s h e r. HOOFDSTUK VII. Silbury-aan-Zee is één van dc heerlijkste ijacl plaat sen, <ls* men zich denken kan en de j loosens, die daar eiken zomer geweest waren, j Voolang zij zich herinnerden, konden zich :*iict voorstellen, dat cr aangenamer oord be- 'jrtond. Dc zeewind tooverde de rozen weer op 'Elsjes wangen terug en als zij met haar i hroerljes speelde en draafde, was zij hel gc- ;jtikkigste meisje ter wereld. De kinderen gingen eiken morgen baden, cji (Vader, die zelf een uitstekend zwemmer was, £vas hun leermeester. In hel begin was Elsje 1 fcen beetje bang en probeerde zij te zwemmen j'gnet haar voeten op den grond, wat natuurlijk ónmogelijk was. Haar vader nam haar daarop i'jècn eindje verder mee, waar het water die per was en hij zelf staan kon, maar Elsje niet. ■Hij hield haar bij haar ceintuur vast en leerde haar zoo zwemmen. In minder dan geen tijd Vond zij het een genot, hoewel zij natuurlijk oppaste zich niet te ver in zee tc wagen. Verder stonden er ezels langs het strand, \vaarop de kinderen mochten rijden. En wat jkonden ze loopen, terwijl de jongens en meis jes allerlei vreugdekreten slaakten! Silbury-aan-Zee had een mooie pier, waar jÖa.gelijks muzikanten speelden. Hier brachten 'de kinderen dikwijls heele middagen door, terwijl Moeder zat te lezen of te naaien en Vader een fietstochtje maakte. De tweelingen igaven minder om de muziek, doch er was iets anders, dat hun belangstelling wekte, n.l. het einde der piel", waar een steencn trap in zee daalde. Hier was het met vloed een opwin dend gezicht, de schuimende golven op de tre den tc hooren klotsen, om even later weer terug tc loopen en de steencn druipnat ach ter te laten. Het bovenste gedeelte van deze trap was voorzien van een ijzeren leuning, doch de onderste treden waren niet beschermd, zoodat Moeder Roosen den kinderen verboden had op dc onderste helft der trap te slaan, wanneer •de vloed opkwam. Nu hadden deze treden helaas juist de meeste aantrekkingskracht, •want hel water kwam nooit tol aan hel boven ste gedeelte en er bestond in hun oogen ïialuurlijk niets preltigcrs dan de golven ach terna tc loopen, als deze weg-ebden en gillend te vluchten, als zij weer terugkwamen. Zij herinnerden zich echter nog goed genoeg, wat de gevolgen waren geweest van Janlje's onge hoorzaamheid, dan dat zij het verbod durfden overtreden. Er waren echter een massa andere kinde ren, die deze opwindende sport beoefenden, terwijl Elsje en de tweelingen hen met benij dende blikken gadesloegen. Eens had Elsje 'de opmerking gemaakt, dat er met deze kin deren tocJi niets gebeurde, waarop Moeder antwoordde: „Ik zeg, dat jullie het niet doen moogt, en dal is voldoende." Zij lieten dc zaak hierna rusten, doch eindelijk brak cr een dag aan, w aarop cr iels voorviel, dal maar al te ?cer bewees, hoe verstandig Moeder's verbod geweest was. Op dien bevusfen dag was dc zee ruwer "dan gewoonlijk en het leven der klotsende golven was zóó groot, dat de kinderen hun eigen slem zijna niet konden verslaan. Dc gol ven sloegen nog wilder over de onderste tre den dan anders en de kinderen, die er speel den, moesten op hun uiterste l^oede zijn, om zich nog bijtijds uil dc voeten té maken. Plotseling klonk er een angstige kreet; een kleine jongen van ongeveer den zelfden leeftijd als de tweelingen, struikelde en werd door de golven gegrepen, doch hij verdween niet In dc diepte, daar hij zich met één hand aan een vooruitstekend stuk ijzer vastgreep én in die moeilijke houding bleef hangen. De kreet van den ongelukkigen jongen werd gesmoord door de zee, en daar er geen groot ftiensch In de nabijheid wras, zou hij naar alle Waarschijnlijkheid verdronken zijn, als Elsje ïiiet zoo'n groote tegenwoordigheid van geest aan den dag gelegd had. Zij stond juist "boven aan de trap te kijken, toen zij hel ongeluk be merkte. en holde naar beneden. Met"haar lin kerhand greep zij de uiterste spijl van het hek, terwijl zij zich over den kant lieenboog en nog juist met haar rechterhand den linker- ■arm van den ontstelden jongen kon pakken. Elsje was cclilcr niet hij machte hem op te trekken; het eenige wrat zij doen kon, Was hem stevig vasthouden, tot er hulp kwam opdagen en zelfs dit gelukte haar slechts met inspan ning barer uiterste krachten. Iedere nieuwe golf deed bovendien het water stijgen, zoodat de jongen steeds meer gevaar liep te verdrinken en dc voeten en de enkels van het moedige meisje, dat hem vasthield, heelemaal nat werden. Als haai* tengere arm ook maar $én seconde verslapte of haar vingers <len arm van het ventje loslieten, wras hij onher roepelijk verloren, want het water sloeg steeds woester tegen de trap aan. Den ver schrikten kinderen, die vol spanning en angst toekeken, leken deze oogenblikken een eeuwig heid. De inspanning was ontzettend. Zoo oud Als Elsje werd, zou zij nooit vergeten, \vat zij lil die enkele oogenblikken doormaakte. „O God," ging er. een gebed in haar op, „help mij toch!"' Door het geschreeuw der andere kinderen kwamen er spoedig menschen toeschieten, die ilen jongen uit zijn benarden toestand ver losten en toen Elsje eindelijk haar verstijfde Vingers kon losmaken, viel zij flauw. Haar moeder, die aan den anderen kant der pier had zitlen lezen, was nu ook naderbij ge komen en bracht haar dochtertje spoedig weer bij, hoewel zij den eersten tijd nog Zenuwachtig beefde. "Vanaf dit oogenblik echter werd Elsje de heldin van het dorpje. Vaders en moeders spraken haar op straat aan en de kinderen keken vol bewondering naar haar, terwijl mijnheer en mevrouw Fellow, de ouders van Hen jongen, dien zij gered had, geen woor den konden vinden om hun dankbaarheid te 1 loonen. Behalve dat zijn hand tamelijk gesolirymd .Was, kwam de kleine Dick Fellow er uiste kend af. Zijn ouders waren rijke lieden- die in Londen woonden; hij was hun eenig kind zij waren overtuigd, dat zij Elsje noo# hun schuld van dankbaarheid konden afdoen. Hoe J S>wergea. zij eindelijk iets bedachten, waarmee zij haar i Dwergen vormen geen afzonderlijk soort plezier konden doen, zulen wij in hel volgende van nvenschengeslacht, geen zoogenaamd ras. hoofdstuk hooren. 1 y\j zjjn afwijkingen of spelingen der natuur HOOFDSTUK VIII. j en komen niet alleen onder dc menschen, O,) den morgen na l.cl ongeluk, juist toen maar ook on<1" voor. Dwergen zijn de kinderen op hel punt wnr n naar het menschen, welke byzondor k cm z,,„ doch strand tc gaan, werd hel -visitekaartje van mc- «1 behoeven volstrekt niet gebrekkig te zijn vrouw Fellow binnengebracht. Dc jongens werden naar de aangrenzende kamer ge stuurd, terwijl Elsje met haar ouders me vrouw Fellow ontving. Deze was een vriendelijke 'dame, gaf vader en moeder een hand cn omhelsde Elsje har telijk. „Hoe zal ik je ooit genoeg kunnen bedanken, lieve kind, dat jc onzen Dick gered hebt? Het is ons eenig kind, en het zou ons 't hart ge broken hebben, als wij hem hadden moeten afstaan.'' „Elsje was blij, dat zij het doen kon," ant woordde 'oeder voor haar. „Dat doet niets af aan mijn dankbaarheid jegens haar, en ik kom eens vragen, of ik haar eenig genoegen mag aandoen, als een klein bewijs mijner erkentelijkheid?'' Vader en Moeder stelden deze woorden zeer op prijs en zeiden,"dat, hoewel Elsje niets an ders dan haar plicht had gedaan, en zij daar voor eigenlijk niet beloond hoefde te worden, zij toch wel een klein geschenk of genoegen mocht aannemen. Mevrouw Fellow nam nu Elsje's handen in de hare, keek in haar glimlachend gezichtje cn zei: „Kom Elsje, denk nu eens, dat er een tooverfec in de kamer was. "Wal zou je dan het liefste wenschen? Zeg het mij maar cn als je wensch ook maar eenigszins voor vervul ling vatbaar is, zal dal geschieden." In de eerste oogenblikken kon Elsje niet ant woorden. Zoo plotseling een wensch te mogen doen, die vervuld zou worden, was iets wat Met de dieren cn planten is hel cvenzoo ge steld. Er zijn b.v. paaiden in de Schotschc hooglanden, die bijzonder klein zijn, terwijl er zeer lage gewassen rijn, die op gebergten voorkomen. Van deze laatste worden in den tuinbouw onder de dwergen gerangschikt die boomen, waarvan dc stammen niet in de hoog te schieten, maar die zich even boven den wortel in takken vcrdeelen, doch zeer goede vruchten kunnen dragen. In het algemeen le veren eenige deelcn van den aardbodem men- sche, dieren en planten op, die, hoewel niet tot de eigenlijke dwergsoorten behoorende, zich toch door hun kleine gestalte en omvang van anderen onderscheiden, zooals b. v. de bewoners van Groenland, Lapland enz. De koude luchtstreken schijnen een der hoofdoor zaken van zulke ingekrompen gestalten te zijn. Zoo viel mij o. a. bij het beklimmen van den Broeken op, dat dc dennen, hoe hooger wij kwamen, steeds kleiner werden en eindelijk heelemaal verdwenen waren. De natuur behandelt de dwergen onder de menschen lang niet altijd stiefmoederlijk en er worden onder hen dikwijls personen aan getroffen, wier vernuft bijzonder sterk ont wikkeld is. Aan de noordsche hoven ontbrak het nog in de eerste helft der 18de eeuw nim mer aan kamerdwergen, die dikwijls levens de rol van hofnar vervulden. Behalve deze wezenlijk levende dwergen bestaan er denkbeeldige in de oude fabelleer, waar zij pygmeën genoemd werden en stof tot vele verdichte beschrijvingen van hun lot- zij niet dadelijk verwerken kon. Het maakte J S^vallen en daden geleverd hebben. Reeds haar sprakeloos. ,.Kom," zei haar nieuwe vriendin, terwijl zij de hand van het kind liefkoosde, „wat is je tievelingswensch?" Toen vond Elsje haar tongetje terug. „Naar Londen te gaan!" antwoordde rij. „Dat zal gebeuren, als Vader en Moeder het goed vinden", antwoordde mevrouw Fellow, blij, dat zij haar een genoegen kon verschaf fen. „Die wensch is al heel gemakkelijk tc ver vullen én dc fee had nog nooit zoo'n lichte taak!'' Hierop wendde mevrouw Fellow zich tot Elsje's ouders en ging voort: „Wij gaan tegen het einde der week weer terug naar Londen. Wilt u ons uw dochtertje een dag of wat af slaan? Ik meen van u gehoord tc hebben, dat de tijd van uw verblijf alhier ook nagenoeg verstreken is, zoodat ik haar niet van de zee lucht beroof. Staal u het alstublieft toe", zei zij dringend, toen zij eenige aarzeling op de ge zichten der ouders las. „Stelt u zich eens in mijn plaats, dan zult u begrijpen welk een vol doening het mij geven zal, haar wensch te vervullen.*' Vader en Moeder waren niet gemakkelijk over tc halen. Zij gaven hun kind niet gaarne aan vreemden mee cn wilden geen gunsten aannemen, doch Elsje's smeekend gezichtje en dc herinnering aan haar onzelfzuchtige keuze behaalden dc overhand. Zij konden het niet over hun hart verkrijgen haar dit zoo vurig gewensehte uitstapje voor den tweeden keer te laten missen. „Elsje is nog nooit alleen van huis geweest", zei Moeder eindelijk. „Zij is nog maar een eenvoudig, klein meisje. Ik weet niet, hoe zij het tusschen vreemden zal stellen. Haar leven tje is tot nu toe zoo rustig geweest". Mevrouw Fellow sloeg haar arm om Elsje's middel. „Je zou graag met mij mee willen gaan, nietwaar Elsje?'* Elsje keek haar moedor aan. „Als Moeder het goed vindt," antwoordde zij. Toen liakte Vader den knoop door. In do afgeloopen weken had hij verscheiden malen met mijnheer Fellow gesproken en te oor- deelen naar wat hij gezien en gehoord had, geloofde hij met een nobel man te doen te hebben, terwijl zijn echtgenoote een hoog staande vrouw was. Hij zei daarom op zijn korte, openhartige manier: „Daar uw voorstel Homerus maakte ze tot het voorwerp zijner zangen, en latere Griekschc en Romeinschc schrijvers gaven dc zonderlingste beschrijving van een volksstam uit dwergen samengesteld, wier woonplaatsen uit eierschalen bestonden, terwijl volgens dezelfde fabelachtige verhalen een leger dier pygmeën den ingeslapen Her- eules aanviel, en daartoe maatregelen namen, alsof zij een stad belegeren moesten. Maar de sterke Hercules ontwaakte, glimlachte over die kleine mannetjes, wikkelde hen in zijn leeuwenhuid en droeg zc aldus weg, In den geest dezer verdichting zijn in de achttiende eeuw de reizen van Gulliver door den vernuftigen Engelsclien schrijver Swift vervaardigd, waarin de hoofdpersoon de grap pigste tafereelen ophangt van zijn ontmoetin gen en aanrakingen met een dwergachtig volkje, aan hetwelk hij den naam van Lilliput ters gaf. Sinds dien tijd wordt deze naam ge bruikt voor alles, wat bijzonder klein is. Uit ile jcnKd van Florence Nightingale. Ieder, die wel eens van Florence Nightingale en haar opofferend leven onder de gewonde soldaten heeft gehoord, zal met belangstelling het volgende lezen, dat voorviel, toen zij nog een klein meisje was. Eenige baldadige Jongens hadden een prach- tigen herdershond, den trouwen makker van zijn meester, een ouden Schotschen herder, met steenen gegooid. Zij kwetsten het dier zóó herig aan den poot, dat het liggen bleef en men algemeen vreesde, dat de poot gebroken was. Er werd besloten, dat het maar 't best zou zijn het beest af te maken. Daar kwam Florence Nightingale, die den hond kende, op het gerucht van het ongeval toeloopen; zij knielde bij den hond neer, en streelde hem onder herhaald roepen van: „Cap, arme, brave Cap!" De hond, die door pijn verblind, zich voor allen, die hem nader den, gevaarlijk toonde, liet het kleine meisje rustig begaan en keek haar met zijn groote oogen goedig aan, terwijl zij zijn kop aaide. „Kan er iets voor hem gedaan worden?" vroeg zij. Dc predikant, die loevalilg daar ter plaatse was, bood zich toen aan, den poot nader te onderzoeken. Cap gromde hem aan en liet de tanden zien, maar de kleine Florence ging op den grond zoo bijzonder vriendelijk is, mevrouw Fellow, ritten, nam zijn kop op haar knieën en sprak mogen wij het niet afslaan en zullen wij het daarentegen met groote dankbaarheid voor ons doohtertje aannemen". Er werd nog over het ongeluk gesproken en mevrouw Eellow vertelde, dat de kinder juffrouw, aan wier verregaande onachtzaam heid het ongeval te wijten was, onmiddellijk haar ontslag had gekregen. Vóór de bezoekster vertrok stond het dus vast, dat Elsje's lang gekoesterde wensch nu toch verwezenlijkt zou worden en.haar vreug- do kende geen grenzen. De heele familie deel de daarin, ja, de tweelingen hadden niet op gewondener kunnen zijn, als zij zelf naar Lon den gingen. Toen Elsje's moeder dien avond naar boven ging om haar dochtertje, zooals zij dit eiken avond deed, een nachtkus te brengen, zei zij ernstig: „Vergeet nooit de les, die je vandaag geleerd hebt, lieve kind. Wie zich zelf vernedert, zal verhoogd worden. Door je eigen genoegen op tc geven, zul jc nu iets nog heerlijkers bereiken, dan hetgeen je opgaf en al gaat het in het leven niet altijd zoo, God beloont elke daad van ware opoffering met een gevoel van voldaanheid". (Slot volgt). Van alles wat. Een kunststukje. dat 'door velen onmogelijk zal geacht Wór den en dat toch niets anders dan een natuur kundige proef blijkt te zijn, bestaat hierin, dat men een fleschje aan een lucifer hangt, die los op de tafel ligt. met den kop een weinig over den rand uitstekende. Men neemt een gekurkt medicijnfleschje en knoopt een dun touwtje of eindje bindgaren om den hals. Nu maakt men de kurk onder den kop van den lucifer vast. Wanneer men nu het fleschje los laat, zal het tot ieders ver wondering blijven hangen. Wil je weten, hoe dit mogelijk is, vraag dan de verklaring ervan maar aan je onderwijzer, die je vertellen zal, dat een lichaam niet valt den hond geruststellend toe, zoodat hij tot be daren kwam en het onderzoek toeliet. „Nu," zei de predikant opstaande, „er is in 't geheel niets gebroken, maar de poot is ge kneusd en moest gestoomd worden, om de zwelling weg te nemen en ontsteking tc voor komen. „Wat is sloomen?" vroeg Florence. „Wel, dat is: cr doeken met heet water op leggen." „O, dat is heel gemakkelijk," zei het kind, „ik zal hier blijven en den armen Cap trouw sloomen. „Kom Jim," vervolgde zij tot den herdersjongen, „zoek gauw w at hout bij elkaar cn stook een vuurtje onder je ketel, dan kan ik er mee beginnen." „Maar beste meid," opperde de predikant, „ze zullen thuis niet weten, waar je blijft!" „Och, wilt u het even gaan zeggen?" vroeg zij vriendelijk. „En of mijn zuster mij van avond komt halen, dan zoit ze nog wat linnen of flanel mee kunnen brengen. Wilt u dat vra gen? Maar wacht u nog eventjes om mij het stoomen te wijzen, alstublieft." De predikant, meegesleept door den ijver van het kind, beloofde te zullen wachten tot het water kookte. Florence, naar doeken zoe kend, zag een ouden kiel van den schaapher der aan den muur hangen. Vlug begon zij dien in stukken te scheuren. „Wat zal Robert daar wel van zeggen?" vroeg de predikant. .,0, Moeder geeft hem wel een nieuwen kiel/'- antwoordde Florence vol vertrouwen. Zoo maakte Florence Nightingale haar eerste comprcs, en besteedde den ganschen mooien lentedag aan het verplegen van haar eersten patiënt, den hond van Robert, den schaapherder. Tegen den avond kwam Robert thuis, met een eindje touw in zijn hand, waar mee hij den hond uit zijn lijden wilde helpen. Hij was hoogst verbaasd, het kleine juffertje in zijn hut aan te treffen, en nog meer ver baasd en verheugd, toen zijn trouwe hond hem tegemoet kroop. „Lieve deugd," riep de man uit, „wat hebt u „Ja. hij wordt beier," riep Florence uit, „dat touw kun jc wel wegdoen, er is geen sprake'van dood maken. Kijfceens. ik zal je precies wijzen, hoe ik gedaan heb." En met groote bedrijvigheid legde zij hem het sloo men uit. „Ga daarmee nu den hcelen nacht door," zei zij, „dan is hij morgen weer heele maal beter." Kort daarna nam zij met veel ge- slrccl en klopjes op den kop, afscheid van Cap, en ging blij den weg naar huis op. En degenen die haar dankbaar nakeken, wisten niet, dat dit eenvoudige, kleine meisje de vrouw zou worden, wier roeping het was zieken cn gewonden van menig slagveld te verplegen, en dal in later jaren lalloozc man hen, die ver van huis aan hun wonden ster ven moesten, zich van hun peluw zouden op richten, om haar na te zien als, zij liun leger langs ging cn haar voetstappen te zegenen met hun stervende lippen. De dieren 0119 voorbeeld. Aan het waarnemen van hun levSn in den natuurstaat, danken wij den dieren ver scheidene uitvindingen en ontdekkingen. Deze „redeloozen" zijn door de trotsche heereivder schepping zelf vaak als voorbeeld genomen. Aldus R. Klein Paul In de „Gartenlaube". Zoo bijv. de paalworm. Deze heeft den reusachtigen tunnel, welke in Londen dicht onder dc bedding der Theems van den eenen oever naar den anderen leidt, helpen graven. De ingenieur Sir Marc Isambard Brunei liep al jarenlang met het idee rond, tot hen\ opeens door een paalworm het model voor het noodige werktuig aan de hand werd ge daan. De ingenieur stond op een goeden dag op een scheepswerf en keek naar een worm die een gat in 'een stuk hout boorde. Hij nam een vergrootglas en zag dat de worm een paar schelpen bezat, welke hij een draaiende voorwaartsch beweging gaf, zoo dat de deelen der schelp als een houtboor werkten, tegvijl de houtdeeltjes door een spleet en verder door het lichaam van het boorwerktuig naar den mond werden ge stuurd, van waar ze uitgeblazen werden. Deze waarneming leidde hem tot zijn plaA, waarmede hij in 1823 voor den dag kwart! en dat hij ook onder onnoemlijke bezwaren en hoewel elf maal het water in den tunned doorbrak, na zevenjarigen harden arbeid vol» looide1. Deze Theemstunnel, waarin thans een spoorbaan loopt, werd toenmaals vo een wereldwonder aangezien. De schoorsteenvegers zijn, naar men zegfj, bij de mormeldieren in de leer geweest. Zij schuiven zich met rug en knieën in d»ï hoogte en glijden omlaag als een kogel in een geweerloop. Ook in de geneeskunde danken we veio scheidene ontdekkingen aan dieren. Zoo moeten vroeger verschillende heils zame kruiden voor wonden op het eiland Kreta ontdekt zijn met behulp van wilda geiten, Bezoargeiten. De wortel van hel kweekgras is door een hond aan de gen#?s* middelen toegevoegd. Warme bronnen met geneeskracht voor wonden zijn herhaalde* lijk door wild, dat zijn wonden daar aai* wiesch, ontdekt. Dat schapen zout lekken ei% zieke koeien ijzerhoudend water zoeken if thans nog waar te nemen. Men ziet uit deze weinige voorbeelden, welke we genoemd hebben, dat menige uit* vinder en ontdekker thans onbekend onder de verstandige dieren rondloopt en evenals deze, zooals aan te toonen is, aan de men« schen menig goed denkbeeld hebben gegei ven, zoo zullen wij wellicht ook nog ver* scheidene nieuwe dingen van hen leeren^ wanneer wij hen eerst maar beter hebbêïl leeren begrijpen en verstaan. Niet de eerste, maar toch flink. Govert Jansr, een jongen van ongeveef zestien jaar, bevond zich in 1573 bij den slai op dc Zuiderzee op het admiraalschip van Cornciis Dlrkszoon. toen Jan Haring de vlag van het Spaansche admiraalschip had gerukt cn daarbij sneuvelde. Onmiddellijk sprong ook hij aan boord van den vijand en bracr hij de vlag behouden aan de zijnen, ■■i -■r? Voor de allergrootsten. Driesprongraadsel. Hier hebben iullie weer eens een driesprongraadeel. Je begint met: Het (2de regel 1 jds vakje van rechts) en dan spring je maar vroolijk verder. Goede reist in zon- V naar langs En a- ta- taal, be 't mos doopt vond- pljt Daalt het woud, Het licht goud Zich bed gle- langs me* zaoht straal ne- don, 6tam don- den vltfd. hot De graag non rood den go- dat gloeid den. Doet dennen Welks schui- ker- van go- ter groe- ken of te top- 8* op blin- Als- rus- ne als het had pen wanneer slechts het zwaartepunt behoorlijk niet hem uitgevoerd? van ochtend kon hij ondersteund wordt. '^en lid verroeren,': In het poppenhospitaal. Niemand b er zonder kwaal in het poppenhospitaal; dokter heeft de handen vol s- nu, hij is een knappe bol sa ook de zuster ts een kraan; dat zien jullie baar jyeJ aan] t Spreekuur wordt Heel druk bezocht, menig drankje wordt verkocht naast de deur, In d' apotheek; S straks ziet niemand hier meer bledf niemand heeft gebrek of pijn, dgar gij gllen beter zijn] - gêïwanns,

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1917 | | pagina 8