„D E E EM LAN DER'. Woensdag 9 Mei 1917. BUITENLAND. N* 262 15"' Jaargang. FEUSLLETQgh Een Tooneel-voorstelling in een Limimrgsch dorp. AMERSFOORTS Hoofdredactie; MARIE VAN VERSENDAAu Mr. D, J. VAN SCHAARDENBURO. Uitgevers: VALKHOFP ft Co. ABONNEMENTSPRIJS. o maanden root Amersfoort.. f 1.86* Idem franco per poet1.8©. Per week (mot gratie verrekeriag tegen ongelukken) ©.18*. Wekelijktch bjjvoegael nD* HolUmdteh* Huitvrov» (onder redactie van Thérèae Hovon) per 8 mnd. 5© el». Wekelijkeeh bijvoegsel „WtrtldrevUt" per 8 mnd. 58 ctf. PRIJS DEK A L) VERTEN TIËN: Elko rogel meor0.15. Dionstaanbiedingen 16 regels.,©.5©. Groote letters naar plaatsruimte. Voor handel en bedrijf boat.aan zeor voordoolige bep&lingoa tot het herhtudd udvurU»eren in dit Blad, b(t abonnomont» Eene circulaire, bevattende de voorwaarden, wordt op aanvraag toegezonden. Bureaus UTRECHTSCHESTRAAT 46. Intercomm. Telefoonnummer 60. Frankrijk—Nederland. Wij ontvingen dezer dagen de eerste en tweede aflevering van „France-Hollande", maandblad voor de handhaving van de tra- •ditioneele vriendschap en voor de verdedi ging van de wederzij-dsche belangen der heide landen. De uitgave van dit maandblad Is een der eerste daden van %'n vereeniging van in Frankrijk gevestigde Nederlanders, welke rich tot taaie stelt Holland m Frankrijk en omgekeerd Frankrijk in Holland beter te leeren kennen en waardeeren. Men herinnert rich misschien dat kort geleden in ons land 'n zustervereeniging Nederland-Frankrijk opgericht is met hetzelfde doel. Met warme sympathie hebben wij van dit streven kennis genomen en gaarne schrijven wij 'n woord van aanbeveling. Het maandschrift dat wij hier voor ons 'hebben, behoort niet tot die lectuur waarmee wij nu reeds eenige jaren overstroomd wor den en welke ten doel heeft de eene partij dér oorlogvoerenden in hare blanke onschuld te verheerlijken en de andere in al hare dui velachtige boosheid aan de kaak te stellen. Evenmin hebben wij hier te doen met de everechtsche propaganda van de Telegraaf, welke door haar onwijs geschrijf onnoemelijk veel schade aan de zaak der geallieerden ge daan heeft. Juist daarom verheugen wij ons ^pozeer over het verschijnen van dit maandblad, om dat wij het beschouwen als 'n correctief te gen de Telegraaf. Heeft dit blad, om zich zelf bij de geallieerden aangenaam te maken, niet geschroomd ons volk en onze regeering in hun oogen verdacht en verachtelijk te maken, France-Hollande wil juist wijzen op wat bevorderlijk is voqr de goede verstand houding tusschen beide landen, de publieke opinie in Frankrijk weer te onzen gunste stemmen en omgekeerd m ons land de liefde voor de latijnsdhe cultuur aanwakkeren. Dat is 'n zeer goed werk. Want waarlijk, de Ireditioneele vriendschap voor Nederland heeft m Frankrijk 'n leelifke knauw gekre gen. Zou in vredestijd het Telegreaf-geschrijf weinig invloed gehad hebben, in deze we reldworsteling, nu aller aandacht op de kan sen van den oorlog gespannen is en elk ge luid argwaan wekt, vinden de meest onge gronde praatjes geloof erv wordt de neutrale (ook al is hij neutraal uit zucht tot eigenbe- fooud) üls 'n halve vijand beschoirwd. En in dien toestand, in die alleszins begrijpelijke oorlogspsychose werd niet begrepen dat de antipathie, welke de Tel. algemeen in den lande ondervond, ten onrechte door dat blad voorgesteld werd als ook geldende de zaak welke het meende te verdedigen. Dat was geenszins het geval. De bewondering voor Frankrijk en het Fransche volk is na wat zij in dezen oorlog gepraesteerd hebben er stellig niet minder op geworden in ons land. Moge het aan France-Hollande gegeven 2ijn alle misverstand tusschen de beide vol keren weg te nemen. Dat is voor beiden wenschelijk want 'n onverdiend wantrouwen jegens de Nederlanders zou 'n slagboom zijn voor de bevordering van den invloed der Fransche cultuur hier te lande. Politiek Overzicht. Rusland en de vredes* strooming. ra. De strijd, die is ontbrand over de nota, die de minister van buitenlandsche zaken Mil- joekow den Ten Mei aan zijne vertegen woordigers bij de met Rusland verbon den staten gezonden heeft, werpt een merkwaardig licht op de stemming, die nu in Rusland bovendrijft. De bedoeling van deze nota was onmiskenbaar; zij moest die nen tot geruststelling van de bondgenooten, dat Rusland hen niet zou afvallen. Uitdruk kelijk werd verklaard, dat het ineenvallen van het oude gebouw niet heeft geleid tot eene verminderde deelneming van Rusland aan den gemeenschappeÜjken strijd van alle geallieerden, maar dat integendeel de wil van het volk om den wereldstrijd tot aan de beslissende overwinning voort te zetten, zich nog heeft versterkt. Geheel in den geest, die uit deze nota spreekt, heeft Miljoekow 2ijn standpunt na der verdedigd in eene vergadering, die door de voorloopige regeering en de uitvoerende commissie van den arbeiders- en soldaten- raad gehouden is om te beraadslagen over 't geen moest worden gedaan naar aanleiding van den strijd, die de nota had doen losbar sten. Daarvan getuigt eene toespraak, die hij in eene pauze van die vergadering, van het balkon van het gebouw, waar men bijeen was, gehouden heeft tot de buiten wachtende menigte, waarin hij zeide: „Toen ik vernam, dat heden morgen betoogers vlaggen droe gen met het opschrift: „Weg met Miljoekow!" vreesde ik niet voor Miljoekow, maar voor Rusland. Ik stel mij voor, als dit opschrift de meening van de meerderheid der burgers weergeeft, hoe moet dan de toestand van Rusland zijn? Wat zullen de gezanten van on ze bondgenooten zeggen? Reeds heden zou den zij telegrammen tot hunne regeeringen richten, dat Rusland zijne bondgenooten ver raadt en zich beeft geschrapt van de lijst der verbonden staten. De voorloopige regeering kan zich niet op dit standpunt plaatsen. Ik verzeker, dat de voorloopige regeering en ik als minister van buitenlandsche zaken eene zoodanige houding zullen innemen, dat nie mand kan wagen Rusland te verwijten, dat het verraad heeft gepleegd. Nooit zal Rus land in een afzonderlijken vrede toestem men". Uit deze rede blijkt, dat in Rusland eene krachtige beweging moet zijn voor een af zonderlijken vrede. Anders toch zou het niet noodig geweest zijn, dat Miljoekow met zoo veel nadruk waarschuwde tegen de mogelijk heid, dat Rusland zich van zijne bondgenoo ten zou afscheiden en aan hen tot verrader zou worden. En verder blijkt uit hel besluit, dat genomen is in devergadering, die na deze rede werd voortgezet, dat Miljoekow zijne opvatting niet aan de vergadering heeft kunnen bijbrengen. Hij is daarmee in de min derheid gebleven, wqnt met 34 tegen 19 stemmen is eene verklaring vastgesteld, die eene uitlegging geeft van wat in de nota van 1 Mei is verkondigd. Het is van gewicht die uitlegging woordelijk ie lezen; zij luidt aldus: „Het is duidelijk, dat deze note, wanneer zij van eene beslissende overwinning spreekt, de oplossing op het oog heeft van de in de verklaring der voorloopige regee ring van 9 April vermelde vraagstukken, die in de volgende woorden uitgedrukt worden: De regeering beschouwt het als hare taak en haar plicht te verklaren, dat van heden af het vrije Rusland niet doelt op de be- heersching van andere volken, noch op de verovering van hunne nationale goederen, noch op de inbeslagneming van vreemde landen, maar op de bevestiging van een duurzamen vrede op den grondslag van de vrije ontwikkeling der natiën. Het Russische volk zoekt niet zijne uiterlijke macht op kos ten van andere volken te vergrooten; even min zoekt het de vernedering of knechting van wien ook. In naam van de hoogste be ginselen der gerechtigheid verbreekt het Russische volk de ketenen, die de Poolsche natie boeiden. Maar het zal niet dulden, dat het eigen vaderland uit den strijd vernederd of in zijne levenskracht ondermijnd te voor schijn komt." Met deze nadere uitlegging van hare be doeling is de nota eenstemmig door de voor loopige regeering aangenomen, en de uit voerende commissie, die de controle op de voorloopige regeering uitoefent, heeft daar mee het incident voor gesloten verklaard. Maar de groote raad van de arbeiders- en soldaten-afgevaardigden heeft op het besluit nog zijn stempel gedrukt door vaststelling van eene rescdutie, Waarin verklaard wordt, dat de nieuwe nota een einde maakt aan iedere uitiegging van de nota van I Mot, die deze nota zou willen opvatten in een met de belangen en de eischen van de re volutionaire democratie strijdigen zin. Men zal dus voortaan de nota van 1 Mei hebben op te vatten in den zin, die door de verklaring van 6 Mei aangegeven is. Wanneer in de nota gesproken wordt van „den wil van het volk, om den wereldstrijd tot aan de beslissende overwinning voort te zetten," dan moet dat zoodanig worden ver staan als de verklaring aangeeft, die den zin van deze woorden geheel heeft omgekeerd, want zij doelt niet op overwinning, maar op prijsgeven van de vruchten der overwin- inng. De oorlog, Berlijn, 8 Mei. (W. B) Officieel be richt. In de Middellandsche zee werden wederom 12 stoomschepen en 2 zeilsche pen, te zamen met ruim 30.000 ton vracht ruimte, in den grond geboord. B e r 1 ij n, 8 Mei. (W. B.) Officieel be richt. Volgens nieuw ingekomen berichten zijn wederom drie vijandelijke troepentransport- schepen tot zinken gebracht en wel: den 15den April ten oosten van Malta een geheel bezet vaartuig, door twee Ita- liaansche torpedojagers geconvooieerd, me tende 10.000 ton, met bestemming naar Egypte; den 20sten April ten westen van Gibral tar een Engelsch grijs geschilderd troepen transportschip, metende 12.000 ton, dat in Oostelijke richting voer; 4 Mei in de Jonische Zee het Italiaon- sche troepentvansportschip Lersco, 3935 ton, met soldaten aan boord van het 61ste regiment, dat ook van een torpedojager ver gezeld was. Washington, 8 Mei. (R.) Aarr het congres zal gevraagd worden een milliard dollars beschikbaar te stellen voor het bou wen van een groote Amerikaansche han delsvloot, ten einde het dreigende duikboot- gevaar te boven te komen. Over den strijd in het westen houden de lange telegrammen aan, maar zij bevatten nalezingen over den in vroegere dogen ge- voerden strijd. De berichten over het giste ren gebeurde doen zien, dot de strijd aan het afnemen is. Het avondbericht uit Berlijn meldt, dat zoowel bij Atrecht als aan de Aisne de strijdactie aanmerkelijk in kracht verminderd is, en voegt er bij, dat het regen achtig weer en betrokken lucht is. Het Parij-" sche avondcommuniqué komt hiermee over een; alleen wordt de mededeeling over het weder er in gemist. Maarschalk Haig gewaagt *in zijne be richten niet van Engelsche aanvallen, maar van Duitsche tegenaanvallen, die de her overing van Fresnoy tot uitkomst hadden. Op de andere fronten is niets belangrijks gebeurd. B e rl ij n, 8 Me i. (W. B.) Voormiddag- bericht uit het groote hoofdkwartier. In de maand April verloor de tegenstander 362 vliegtuigen en 29 kabelballons. Van de eersten werden 299 in den luchtstrijd neer geschoten. Wij verloren 74 vliegtuigen en 10 kabelballons. De afgeloopen maand toont de Duitsche luchtvaart op de volle hoogte van hun arbeidsvermogen. Terwijl onze af weermiddelen met succes aan het werk wa ren om de roekelooze vijandelijke bomaan vallen op den huiselijken grond af te weren, stelden de zware gevechten in de maand April de hoogste eischen aan de in het veld werkzame vliegers, kabelballons en afweer- kanonnen. In eene dagelijksche* innige sa menwerking toonden zij zich opgewassen tegen die eischen. Onze bombardement- eskaders vernielden gewichtige militaire in richtingen, onze luchtverkenning bracht be richten van veel waarde aan het legerbevel. De offervaardige arbeid van onze vliegers op het gevechtsveld ondersteunde de zware gevechten van de infanterie en de artillerie -op voorbeeldige wijze. P a r ij s, 8 Mei. (R.) AvondcommuniquA In het tijdperk van 1 tot 7 Mei zijn 25 Duitsche vliegtuigen neergeveld, welker ver nieling deugdelijk is geconstateerd. 51 wer den ernstig getroffen en kwamen binnen hunne liniën neer. Uit Londen vernemen wij, dat in Rome het bericht is verspreid, dat een in Miloan verschijnend blad uit Zurich heeft vernomen, dat eene poging is beproefd om op den Duit* schen keizer een aanslag te plegen. Drie re volverschoten zoifden zijn gelost op de auto, waarmee de keizer zich naar Berlijn begaf; -twee kogels hebben niet den keizer, mooi de auto gerankt- Berlijn, 8 Mei. (W. B.) De Fransche en Engelsche bladen hexhnlen hardnekkig de beschuldiging; dot de Duitsche troepen in het ontruimde gebied kunstschatten heb ben vernield en ontvreemd. Hiertegenover wordt het volgende officieel verklaard: Bij de voorbereiding tot verplautsing van het front nam de Duitsche legerleiding ook gcruimen tijcl tevoren maatregelen voor bet in veiligheid brengen der kunstschatten in het in gevaar gebrachte gebied. Uit de plaat sen, kerken en kasteden, die bij den door de militaire noodzakelijkheid geboden aan leg van een „vesting-glacis" voor de nieuwe stelling opgeofferd moesten worden, zijn de belangrijkste kunstwerken van allerlei aa d, vooral schilderijen, tapisserie, beeldhouw werk, meubels, alsmede de kostbaarste handschriften en boeken onder leiding van bevoegde deskundigen gered en in veilig heid gebracht. Hetzelfde is bij de aan en achter het front gelegen plaatsen geschied, die thans aan de Fronsohe en Engelsche granaten zijn bloot gesteld. Zoo zijn uit St. Quentip, dat thans met de grootste roekeloosheid door den vijand beschoten wordt, de schatten van het museum Le Cuyer, met name de onverge lijkelijke verzamelingen pastels en van Quentin de la Tour, en alle voornaamst® kunstwerken van het stedelijk museum weg gevoerd. Terwijl de granaten reeds op do stad vielen, hebben uit het voderland ont boden technici de bewonderenswaardige be schilderde ruiten der kathedraal geborgen. Eveneens is uit de verdere, in gevaar ge brachte of door den vijand bedreigde steden aan het geheele Fransche front in maanden- langen arbeid het meest woordevolle bezil der musea en bibliotheken met behulp der Fransche autoriteiten in veiligheid gebracht Uit een groot aantal, thans prijsgegeven of in gevaar gebrachte kasteelen, zijn met ven» bazend veel moeite de belangrijkste, kunst- historische schatten naar de achterhoede gebracht. Waar de eigenaars niet aanwezig waren, zijn de vernielde of tot vernieling gedoemde bouwwerken nog zorgvuldig op genomen, om ze ten minste voor de weteiw schap te betfaren. De wegvoering had plaats naar verschil» lervde, meer achterwaarts gelegen Franschg steden, waar de kunstwerken door deskie* digen onderhouden worden. Slechts aan hel kleine front in Lotharingen, waar geen ge- De oprechtste dankbaarheid is die, welke geen vormelijke woorden vindt om zich te uiten. door inr. L. II. J. Lamberts Hurrelbrinck. De» notaris in zwart gekleede jas over den bollenden huik, vriendelijk mij de hand rei kend, als hij mij ontwaart, met belangstelling .vragend naar den gezondheidstoestand van mijn vader en moeder, van m'n broers cn zusters, ooms en tantes onze familie heeft eenige landerijen bij Emüiikhoven, waarvan hij de pachten int onmiddellijk gevolgd door zijn vrouw en viertal dochters in regen- boogkleui ige japonnen; ook zij knikken mij toe met lachende monden, terwijl het doehle- ren-quartet ter sluiks welgevallige blikken werpt naar mijn vrienden; naast dezen, de 'dokter, plattelandsheelmeester van vóór de" wet \an 66, ook deftig, van zijn waardigheid hcwurt, met zachte vingeren strijkend langs de bakkebaarden, die lang neerhangen van het mager, tanig gezicht, ook al met ega en troost; de koster, dun, schraal kereltje met gladgeschoren kaken, naast zijn zoon, leerling op het seminarie van Rolduc, zijn hoogmoed, *ijn fiere trots, toekomstig priester, bleeke •chuehiere jongeling, aan wien door den pastoor verlof is gegeven om z'n aandacht te wijden aan zoo'n verheven, heilig stuk, als Genovcva: dat zou zijn zinnen niet streclen, z'n hartstochten niet opwekken, heeft zijn "WelEerwaarde zijn kerkedienaar verzekerd. ITij herinnert zich nog heel goed het stuk in zijn jeugd gezien le hebben, 't had toen ook op zijn gemoed een zaligen indruk gemaakt; 't was dus onnoodig, dat hij het nog vooraf las; hij heeft enkel als voorwaarde gesteld: direct, als het uit is, met vader naar huis, niet in de herberg komen daar worden wel eens grappen verteld, niet geschikt voor de ooren van ccn kuischen jongen, voor een tce- komstigen dienaar Gods, waarop hel kostertje eenigszins wrevelig heeft geantwoord: „det dat spraok es c kirkbook, det er dat ouch wel oet zich zeivers z'nc jong zou verbojc höbbe". Wjjders nog eenige boeren, eigen bouwers, ook met hunne vrouwen. Een hellespektakel van pralen, lachen cn schreeuwen in de heet broeiende verstikken de zaal, waarin geen enkel venster, waarin de versche lucht slechts door enkele in licl dak weggenomen pannen kan binnendringen. Eensklaps achter ons een razende ruzie; vloeken en scheldwoorden, elkander toege snauwd door den man, die ons de kaartjes lieeft verkocht en een bezoeker van den der den rang, die z'n pijp heeft opgestoken en dikke rookwolken z'n buurlui in de rood gloeiende gezichten blaast. „Wils le verdikkeme die piep oei doon Gra- dus? is ft nog neet werm genog hei," hoor ik den controleur hein tocbuldcren. „Woeveur nondedomme? Es me1 hei neet rou-ke maag, heijt geer et mèr moote aon- plakke; 't steit er neet, alzoe ich rouk cn veui 't euverigc kins le mich op m'ne ruk blooze." „Garde champieler, garde cliampieler," weer de stem van den kashouder, tol langen dikken kerel met blauwen kiel om dc schou ders en gobiesden uniformpet op het bolrond glimmend gezicht. „Allo de piep oet Gradus cn sobiel ouch", ook deze met norsch bevelende slem. „Doe, doe kins mich ouch/gestole were" lol den handhaver der wel; ,,'t 'steit mirgens, dat et verboje is, alzoe is et gepermitteerd". Deze juridische spitsvondigheid, deze op de redeneering a contrario berustende logika wordt echter niet gedeeld door hel gemeente hoofd naast mij, die thans ook opgestaan, sdhreeuwschetlert: „Zuls le de piep oet doon, Gradus?" „Jé... me... burgemeister... 'l steit toch n\tr- ges..." „Piep oet of de kins d'r nao finite, nao waal ich dich belaof höb, de'wils waal De weerspannige schijnt werkelijk te weten, waarnaar hij zou kunnen fluiten, als hij niet aan liet zóó vriendelijk tot hem gericht ver zoek gehoor geeft; met zijn vereelte vuurvaste vingertoppen dooit bij terstond den glim- inenden pijprand, klopslrooit den inhoud, assche en tabak, in zijn handpalm om dit mengsel met enkelen gooi te werpen in dc wijd-open mondholte, plaaglachend toeknik kend den garde champieler cn controleur: als hij dan niet rooken mag, zal hij toeh pruimen. „Tis mich loch get10) mil die vcrdulde bocreprijzcn, beroerd ongezekkelik vollek", fluistert dé burgemeester me toe Plots een doodelijke stilte; achler hel gor dijn, drie harde stooten cn tegelijk pieproll het gordijn omhoog. .\YaL Een groot vierkant hok, enkele meters breed cn diep; dc houten wanden, rood ge verfd met gouden streepomlijsting; de vloer bedekt met gerafeld, groenzwart gestreept tapijt; aan den achterwand iVi smal hoogc om lijsting twee ridderfiguren in harnassen, hei- wil bij mislukte poging om den zilverglans le penseelen; onder dc open helmen twee rondv zwarte vlekken in rose-roode cirkels. „Ouch van Willems, allemaal zien wirk, en dal lapt er mich in ëinc daag" weer mijn buurman. Op kleine verhevenheid twee bleekgroene fauteuils, de armleuningen tegen elkaar, waaruit hier cn daar dc wolte vlpkt. De meubel zien oet miene salon" alweer dezelfde. Ivcn zwaar dreunend geslnp van een zeslnl mannen met langharige blonde vezelpruiken en zwaar neerhangende knevels, schouders en rompen verborgen onder bordpapieren borstbêdekklngen omgekeerde cmmcriigu- ren \saaronder plompe boom-iilnbn nen in vaalroode gelapte tricols. Allen niet gebolde vuisten vast omklcm- inend lange pieken met gebogen punten, met uilzondering van den voorste, ongetwijfeld IInrold, den generaal van het Brabantscbe leger, die als teckcn van zijn hoogc waardig heid woest dreigend niet Turkschen sdbcl enkele malen dc lucht doorklieft. „Da s Pie van de meulc" hoor jk oen slem achler mij en dan begint Pie met vervaarlijk bulderende slem hel geheele leger, vereend in dc troonzaal*-an het koninklijk paleis, le ver tellen dal bij straks getuige is geweest van bet huwelijk van hun vorst en koning nipt liérlogihnc Genovcva van Somaliland. „Hoe is haar heerlijk wezen" vraagt ecu van Hel zestal krijgers, blijkbaar een dep hoofdlieden op het program vermeld, Arnolf of Roderik. „Beschrijf ons haar ^gestalt'' een ondet^ ongetwijfeld do tweede hopman, Roderik ot Arnulf. „Zij is gelijk ccn blanke duive" schett«% Harold „een schuchter maagdekijn; haaf haren zijn als zilverdraden, glanzend in hel* deren zonneschijn; haar oogen gelijk soffi** ren, haar wangen als tcere lentebloesem, haaf lippen als een garnaatsnoer, haar boezem a\j van asbest, haar leesrank als die ecnedf hinde, haar voeten gelijk die eener vee, haaf huid als het blankslc marber van Porpicrai zij is schoon als eene ster hoven allen uit schitterend, schoon als hel tintelend lich, waar zich het oog niet van kan afwenden, schoon als de dageraad in de Ardratiesc zee; zij if dc schoonste parel, welke onze geëerbiedigd* vors aan zijn kroon heef gehech..." „Knoiv knor. knor" de varkens op bet erf, onmiddel lijk gevolgd door bassend hondengeblaf cn schel kippengckakcl... maar stil galmt voort dc veldheer, „wat boort mijn oor... liefelijk# muziek" liet gelukt mijn vrienden en mi| met schier bövenmcnschclijke inspanning den? lach le smoren, die vol is in onze kelen; niet temin hebben generaal cn het 'geheele Bra bantscbe heir onze spotlende vroolijkheid ge zien boozc woedende blikken, die zij onf. toewerpen cn middelerwijl achter dc coulis sen, nu ook voor 't publiek hoorbaar, 't ge*» kras van en paar violen, 't snerpend neus geluid van een klarinet. Dc Limburger Iaat bij zeer veel woor den de eindletter t weg (Wordt vervolgd.}

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1917 | | pagina 1