„D E E EM LAN DER'.
Woensdag 9 Mei 1917.
BUITENLAND.
N* 262
15"' Jaargang.
FEUSLLETQgh
Een Tooneel-voorstelling
in een Limimrgsch dorp.
AMERSFOORTS
Hoofdredactie;
MARIE VAN VERSENDAAu
Mr. D, J. VAN SCHAARDENBURO.
Uitgevers: VALKHOFP ft Co.
ABONNEMENTSPRIJS.
o maanden root Amersfoort.. f 1.86*
Idem franco per poet1.8©.
Per week (mot gratie verrekeriag tegen ongelukken) ©.18*.
Wekelijktch bjjvoegael nD* HolUmdteh* Huitvrov» (onder
redactie van Thérèae Hovon) per 8 mnd. 5© el».
Wekelijkeeh bijvoegsel „WtrtldrevUt" per 8 mnd. 58 ctf.
PRIJS DEK A L) VERTEN TIËN:
Elko rogel meor0.15.
Dionstaanbiedingen 16 regels.,©.5©.
Groote letters naar plaatsruimte.
Voor handel en bedrijf boat.aan zeor voordoolige bep&lingoa
tot het herhtudd udvurU»eren in dit Blad, b(t abonnomont»
Eene circulaire, bevattende de voorwaarden, wordt op
aanvraag toegezonden.
Bureaus UTRECHTSCHESTRAAT 46.
Intercomm. Telefoonnummer 60.
Frankrijk—Nederland.
Wij ontvingen dezer dagen de eerste en
tweede aflevering van „France-Hollande",
maandblad voor de handhaving van de tra-
•ditioneele vriendschap en voor de verdedi
ging van de wederzij-dsche belangen der
heide landen.
De uitgave van dit maandblad Is een der
eerste daden van %'n vereeniging van in
Frankrijk gevestigde Nederlanders, welke
rich tot taaie stelt Holland m Frankrijk en
omgekeerd Frankrijk in Holland beter te
leeren kennen en waardeeren. Men herinnert
rich misschien dat kort geleden in ons land
'n zustervereeniging Nederland-Frankrijk
opgericht is met hetzelfde doel.
Met warme sympathie hebben wij van dit
streven kennis genomen en gaarne schrijven
wij 'n woord van aanbeveling.
Het maandschrift dat wij hier voor ons
'hebben, behoort niet tot die lectuur waarmee
wij nu reeds eenige jaren overstroomd wor
den en welke ten doel heeft de eene partij
dér oorlogvoerenden in hare blanke onschuld
te verheerlijken en de andere in al hare dui
velachtige boosheid aan de kaak te stellen.
Evenmin hebben wij hier te doen met de
everechtsche propaganda van de Telegraaf,
welke door haar onwijs geschrijf onnoemelijk
veel schade aan de zaak der geallieerden ge
daan heeft.
Juist daarom verheugen wij ons ^pozeer
over het verschijnen van dit maandblad, om
dat wij het beschouwen als 'n correctief te
gen de Telegraaf. Heeft dit blad, om zich
zelf bij de geallieerden aangenaam te maken,
niet geschroomd ons volk en onze regeering
in hun oogen verdacht en verachtelijk te
maken, France-Hollande wil juist wijzen op
wat bevorderlijk is voqr de goede verstand
houding tusschen beide landen, de publieke
opinie in Frankrijk weer te onzen gunste
stemmen en omgekeerd m ons land de liefde
voor de latijnsdhe cultuur aanwakkeren.
Dat is 'n zeer goed werk. Want waarlijk,
de Ireditioneele vriendschap voor Nederland
heeft m Frankrijk 'n leelifke knauw gekre
gen. Zou in vredestijd het Telegreaf-geschrijf
weinig invloed gehad hebben, in deze we
reldworsteling, nu aller aandacht op de kan
sen van den oorlog gespannen is en elk ge
luid argwaan wekt, vinden de meest onge
gronde praatjes geloof erv wordt de neutrale
(ook al is hij neutraal uit zucht tot eigenbe-
fooud) üls 'n halve vijand beschoirwd. En in
dien toestand, in die alleszins begrijpelijke
oorlogspsychose werd niet begrepen dat de
antipathie, welke de Tel. algemeen in den
lande ondervond, ten onrechte door dat blad
voorgesteld werd als ook geldende de zaak
welke het meende te verdedigen. Dat was
geenszins het geval. De bewondering voor
Frankrijk en het Fransche volk is na wat
zij in dezen oorlog gepraesteerd hebben er
stellig niet minder op geworden in ons land.
Moge het aan France-Hollande gegeven
2ijn alle misverstand tusschen de beide vol
keren weg te nemen. Dat is voor beiden
wenschelijk want 'n onverdiend wantrouwen
jegens de Nederlanders zou 'n slagboom zijn
voor de bevordering van den invloed der
Fransche cultuur hier te lande.
Politiek Overzicht.
Rusland en de vredes*
strooming.
ra.
De strijd, die is ontbrand over de nota, die
de minister van buitenlandsche zaken Mil-
joekow den Ten Mei aan zijne vertegen
woordigers bij de met Rusland verbon
den staten gezonden heeft, werpt een
merkwaardig licht op de stemming, die nu
in Rusland bovendrijft. De bedoeling van
deze nota was onmiskenbaar; zij moest die
nen tot geruststelling van de bondgenooten,
dat Rusland hen niet zou afvallen. Uitdruk
kelijk werd verklaard, dat het ineenvallen
van het oude gebouw niet heeft geleid tot
eene verminderde deelneming van Rusland
aan den gemeenschappeÜjken strijd van alle
geallieerden, maar dat integendeel de wil
van het volk om den wereldstrijd tot aan de
beslissende overwinning voort te zetten, zich
nog heeft versterkt.
Geheel in den geest, die uit deze nota
spreekt, heeft Miljoekow 2ijn standpunt na
der verdedigd in eene vergadering, die door
de voorloopige regeering en de uitvoerende
commissie van den arbeiders- en soldaten-
raad gehouden is om te beraadslagen over
't geen moest worden gedaan naar aanleiding
van den strijd, die de nota had doen losbar
sten. Daarvan getuigt eene toespraak, die
hij in eene pauze van die vergadering, van
het balkon van het gebouw, waar men bijeen
was, gehouden heeft tot de buiten wachtende
menigte, waarin hij zeide: „Toen ik vernam,
dat heden morgen betoogers vlaggen droe
gen met het opschrift: „Weg met Miljoekow!"
vreesde ik niet voor Miljoekow, maar voor
Rusland. Ik stel mij voor, als dit opschrift
de meening van de meerderheid der burgers
weergeeft, hoe moet dan de toestand van
Rusland zijn? Wat zullen de gezanten van on
ze bondgenooten zeggen? Reeds heden zou
den zij telegrammen tot hunne regeeringen
richten, dat Rusland zijne bondgenooten ver
raadt en zich beeft geschrapt van de lijst der
verbonden staten. De voorloopige regeering
kan zich niet op dit standpunt plaatsen. Ik
verzeker, dat de voorloopige regeering en ik
als minister van buitenlandsche zaken eene
zoodanige houding zullen innemen, dat nie
mand kan wagen Rusland te verwijten, dat
het verraad heeft gepleegd. Nooit zal Rus
land in een afzonderlijken vrede toestem
men".
Uit deze rede blijkt, dat in Rusland eene
krachtige beweging moet zijn voor een af
zonderlijken vrede. Anders toch zou het niet
noodig geweest zijn, dat Miljoekow met zoo
veel nadruk waarschuwde tegen de mogelijk
heid, dat Rusland zich van zijne bondgenoo
ten zou afscheiden en aan hen tot verrader
zou worden. En verder blijkt uit hel besluit,
dat genomen is in devergadering, die na
deze rede werd voortgezet, dat Miljoekow
zijne opvatting niet aan de vergadering heeft
kunnen bijbrengen. Hij is daarmee in de min
derheid gebleven, wqnt met 34 tegen 19
stemmen is eene verklaring vastgesteld, die
eene uitlegging geeft van wat in de nota van
1 Mei is verkondigd. Het is van gewicht die
uitlegging woordelijk ie lezen; zij luidt aldus:
„Het is duidelijk, dat deze note, wanneer
zij van eene beslissende overwinning
spreekt, de oplossing op het oog heeft van
de in de verklaring der voorloopige regee
ring van 9 April vermelde vraagstukken, die
in de volgende woorden uitgedrukt worden:
De regeering beschouwt het als hare taak
en haar plicht te verklaren, dat van heden
af het vrije Rusland niet doelt op de be-
heersching van andere volken, noch op de
verovering van hunne nationale goederen,
noch op de inbeslagneming van vreemde
landen, maar op de bevestiging van een
duurzamen vrede op den grondslag van de
vrije ontwikkeling der natiën. Het Russische
volk zoekt niet zijne uiterlijke macht op kos
ten van andere volken te vergrooten; even
min zoekt het de vernedering of knechting
van wien ook. In naam van de hoogste be
ginselen der gerechtigheid verbreekt het
Russische volk de ketenen, die de Poolsche
natie boeiden. Maar het zal niet dulden, dat
het eigen vaderland uit den strijd vernederd
of in zijne levenskracht ondermijnd te voor
schijn komt."
Met deze nadere uitlegging van hare be
doeling is de nota eenstemmig door de voor
loopige regeering aangenomen, en de uit
voerende commissie, die de controle op de
voorloopige regeering uitoefent, heeft daar
mee het incident voor gesloten verklaard.
Maar de groote raad van de arbeiders- en
soldaten-afgevaardigden heeft op het besluit
nog zijn stempel gedrukt door vaststelling
van eene rescdutie, Waarin verklaard wordt,
dat de nieuwe nota een einde maakt aan
iedere uitiegging van de nota van I Mot,
die deze nota zou willen opvatten in een
met de belangen en de eischen van de re
volutionaire democratie strijdigen zin.
Men zal dus voortaan de nota van 1 Mei
hebben op te vatten in den zin, die door
de verklaring van 6 Mei aangegeven is.
Wanneer in de nota gesproken wordt van
„den wil van het volk, om den wereldstrijd
tot aan de beslissende overwinning voort te
zetten," dan moet dat zoodanig worden ver
staan als de verklaring aangeeft, die den zin
van deze woorden geheel heeft omgekeerd,
want zij doelt niet op overwinning, maar op
prijsgeven van de vruchten der overwin-
inng.
De oorlog,
Berlijn, 8 Mei. (W. B) Officieel be
richt. In de Middellandsche zee werden
wederom 12 stoomschepen en 2 zeilsche
pen, te zamen met ruim 30.000 ton vracht
ruimte, in den grond geboord.
B e r 1 ij n, 8 Mei. (W. B.) Officieel be
richt.
Volgens nieuw ingekomen berichten zijn
wederom drie vijandelijke troepentransport-
schepen tot zinken gebracht en wel:
den 15den April ten oosten van Malta
een geheel bezet vaartuig, door twee Ita-
liaansche torpedojagers geconvooieerd, me
tende 10.000 ton, met bestemming naar
Egypte;
den 20sten April ten westen van Gibral
tar een Engelsch grijs geschilderd troepen
transportschip, metende 12.000 ton, dat in
Oostelijke richting voer;
4 Mei in de Jonische Zee het Italiaon-
sche troepentvansportschip Lersco, 3935
ton, met soldaten aan boord van het 61ste
regiment, dat ook van een torpedojager ver
gezeld was.
Washington, 8 Mei. (R.) Aarr het
congres zal gevraagd worden een milliard
dollars beschikbaar te stellen voor het bou
wen van een groote Amerikaansche han
delsvloot, ten einde het dreigende duikboot-
gevaar te boven te komen.
Over den strijd in het westen houden de
lange telegrammen aan, maar zij bevatten
nalezingen over den in vroegere dogen ge-
voerden strijd. De berichten over het giste
ren gebeurde doen zien, dot de strijd aan het
afnemen is. Het avondbericht uit Berlijn
meldt, dat zoowel bij Atrecht als aan de
Aisne de strijdactie aanmerkelijk in kracht
verminderd is, en voegt er bij, dat het regen
achtig weer en betrokken lucht is. Het Parij-"
sche avondcommuniqué komt hiermee over
een; alleen wordt de mededeeling over het
weder er in gemist.
Maarschalk Haig gewaagt *in zijne be
richten niet van Engelsche aanvallen, maar
van Duitsche tegenaanvallen, die de her
overing van Fresnoy tot uitkomst hadden.
Op de andere fronten is niets belangrijks
gebeurd.
B e rl ij n, 8 Me i. (W. B.) Voormiddag-
bericht uit het groote hoofdkwartier.
In de maand April verloor de tegenstander
362 vliegtuigen en 29 kabelballons. Van de
eersten werden 299 in den luchtstrijd neer
geschoten. Wij verloren 74 vliegtuigen en
10 kabelballons. De afgeloopen maand toont
de Duitsche luchtvaart op de volle hoogte
van hun arbeidsvermogen. Terwijl onze af
weermiddelen met succes aan het werk wa
ren om de roekelooze vijandelijke bomaan
vallen op den huiselijken grond af te weren,
stelden de zware gevechten in de maand
April de hoogste eischen aan de in het veld
werkzame vliegers, kabelballons en afweer-
kanonnen. In eene dagelijksche* innige sa
menwerking toonden zij zich opgewassen
tegen die eischen. Onze bombardement-
eskaders vernielden gewichtige militaire in
richtingen, onze luchtverkenning bracht be
richten van veel waarde aan het legerbevel.
De offervaardige arbeid van onze vliegers
op het gevechtsveld ondersteunde de zware
gevechten van de infanterie en de artillerie
-op voorbeeldige wijze.
P a r ij s, 8 Mei. (R.) AvondcommuniquA
In het tijdperk van 1 tot 7 Mei zijn 25
Duitsche vliegtuigen neergeveld, welker ver
nieling deugdelijk is geconstateerd. 51 wer
den ernstig getroffen en kwamen binnen
hunne liniën neer.
Uit Londen vernemen wij, dat in Rome
het bericht is verspreid, dat een in Miloan
verschijnend blad uit Zurich heeft vernomen,
dat eene poging is beproefd om op den Duit*
schen keizer een aanslag te plegen. Drie re
volverschoten zoifden zijn gelost op de auto,
waarmee de keizer zich naar Berlijn begaf;
-twee kogels hebben niet den keizer, mooi de
auto gerankt-
Berlijn, 8 Mei. (W. B.) De Fransche
en Engelsche bladen hexhnlen hardnekkig
de beschuldiging; dot de Duitsche troepen
in het ontruimde gebied kunstschatten heb
ben vernield en ontvreemd. Hiertegenover
wordt het volgende officieel verklaard:
Bij de voorbereiding tot verplautsing van
het front nam de Duitsche legerleiding ook
gcruimen tijcl tevoren maatregelen voor bet
in veiligheid brengen der kunstschatten in
het in gevaar gebrachte gebied. Uit de plaat
sen, kerken en kasteden, die bij den door
de militaire noodzakelijkheid geboden aan
leg van een „vesting-glacis" voor de nieuwe
stelling opgeofferd moesten worden, zijn de
belangrijkste kunstwerken van allerlei aa d,
vooral schilderijen, tapisserie, beeldhouw
werk, meubels, alsmede de kostbaarste
handschriften en boeken onder leiding van
bevoegde deskundigen gered en in veilig
heid gebracht.
Hetzelfde is bij de aan en achter het front
gelegen plaatsen geschied, die thans aan de
Fronsohe en Engelsche granaten zijn bloot
gesteld. Zoo zijn uit St. Quentip, dat thans
met de grootste roekeloosheid door den
vijand beschoten wordt, de schatten van het
museum Le Cuyer, met name de onverge
lijkelijke verzamelingen pastels en van
Quentin de la Tour, en alle voornaamst®
kunstwerken van het stedelijk museum weg
gevoerd. Terwijl de granaten reeds op do
stad vielen, hebben uit het voderland ont
boden technici de bewonderenswaardige be
schilderde ruiten der kathedraal geborgen.
Eveneens is uit de verdere, in gevaar ge
brachte of door den vijand bedreigde steden
aan het geheele Fransche front in maanden-
langen arbeid het meest woordevolle bezil
der musea en bibliotheken met behulp der
Fransche autoriteiten in veiligheid gebracht
Uit een groot aantal, thans prijsgegeven of
in gevaar gebrachte kasteelen, zijn met ven»
bazend veel moeite de belangrijkste, kunst-
historische schatten naar de achterhoede
gebracht. Waar de eigenaars niet aanwezig
waren, zijn de vernielde of tot vernieling
gedoemde bouwwerken nog zorgvuldig op
genomen, om ze ten minste voor de weteiw
schap te betfaren.
De wegvoering had plaats naar verschil»
lervde, meer achterwaarts gelegen Franschg
steden, waar de kunstwerken door deskie*
digen onderhouden worden. Slechts aan hel
kleine front in Lotharingen, waar geen ge-
De oprechtste dankbaarheid is die, welke
geen vormelijke woorden vindt om zich te
uiten.
door
inr. L. II. J. Lamberts Hurrelbrinck.
De» notaris in zwart gekleede jas over den
bollenden huik, vriendelijk mij de hand rei
kend, als hij mij ontwaart, met belangstelling
.vragend naar den gezondheidstoestand van
mijn vader en moeder, van m'n broers cn
zusters, ooms en tantes onze familie heeft
eenige landerijen bij Emüiikhoven, waarvan
hij de pachten int onmiddellijk gevolgd
door zijn vrouw en viertal dochters in regen-
boogkleui ige japonnen; ook zij knikken mij
toe met lachende monden, terwijl het doehle-
ren-quartet ter sluiks welgevallige blikken
werpt naar mijn vrienden; naast dezen, de
'dokter, plattelandsheelmeester van vóór de"
wet \an 66, ook deftig, van zijn waardigheid
hcwurt, met zachte vingeren strijkend langs
de bakkebaarden, die lang neerhangen van het
mager, tanig gezicht, ook al met ega en
troost; de koster, dun, schraal kereltje met
gladgeschoren kaken, naast zijn zoon, leerling
op het seminarie van Rolduc, zijn hoogmoed,
*ijn fiere trots, toekomstig priester, bleeke
•chuehiere jongeling, aan wien door den
pastoor verlof is gegeven om z'n aandacht te
wijden aan zoo'n verheven, heilig stuk, als
Genovcva: dat zou zijn zinnen niet streclen,
z'n hartstochten niet opwekken, heeft zijn
"WelEerwaarde zijn kerkedienaar verzekerd.
ITij herinnert zich nog heel goed het stuk in
zijn jeugd gezien le hebben, 't had toen ook
op zijn gemoed een zaligen indruk gemaakt;
't was dus onnoodig, dat hij het nog vooraf
las; hij heeft enkel als voorwaarde gesteld:
direct, als het uit is, met vader naar huis,
niet in de herberg komen daar worden wel
eens grappen verteld, niet geschikt voor de
ooren van ccn kuischen jongen, voor een tce-
komstigen dienaar Gods, waarop hel kostertje
eenigszins wrevelig heeft geantwoord: „det
dat spraok es c kirkbook, det er dat ouch wel
oet zich zeivers z'nc jong zou verbojc höbbe".
Wjjders nog eenige boeren, eigen bouwers,
ook met hunne vrouwen.
Een hellespektakel van pralen, lachen cn
schreeuwen in de heet broeiende verstikken
de zaal, waarin geen enkel venster, waarin
de versche lucht slechts door enkele in licl
dak weggenomen pannen kan binnendringen.
Eensklaps achter ons een razende ruzie;
vloeken en scheldwoorden, elkander toege
snauwd door den man, die ons de kaartjes
lieeft verkocht en een bezoeker van den der
den rang, die z'n pijp heeft opgestoken en
dikke rookwolken z'n buurlui in de rood
gloeiende gezichten blaast.
„Wils le verdikkeme die piep oei doon Gra-
dus? is ft nog neet werm genog hei," hoor ik
den controleur hein tocbuldcren.
„Woeveur nondedomme? Es me1 hei neet
rou-ke maag, heijt geer et mèr moote aon-
plakke; 't steit er neet, alzoe ich rouk cn veui
't euverigc kins le mich op m'ne ruk blooze."
„Garde champieler, garde cliampieler,"
weer de stem van den kashouder, tol langen
dikken kerel met blauwen kiel om dc schou
ders en gobiesden uniformpet op het bolrond
glimmend gezicht.
„Allo de piep oet Gradus cn sobiel ouch",
ook deze met norsch bevelende slem.
„Doe, doe kins mich ouch/gestole were" lol
den handhaver der wel; ,,'t 'steit mirgens, dat
et verboje is, alzoe is et gepermitteerd".
Deze juridische spitsvondigheid, deze op
de redeneering a contrario berustende logika
wordt echter niet gedeeld door hel gemeente
hoofd naast mij, die thans ook opgestaan,
sdhreeuwschetlert: „Zuls le de piep oet doon,
Gradus?"
„Jé... me... burgemeister... 'l steit toch n\tr-
ges..."
„Piep oet of de kins d'r nao finite, nao waal
ich dich belaof höb, de'wils waal
De weerspannige schijnt werkelijk te weten,
waarnaar hij zou kunnen fluiten, als hij niet
aan liet zóó vriendelijk tot hem gericht ver
zoek gehoor geeft; met zijn vereelte vuurvaste
vingertoppen dooit bij terstond den glim-
inenden pijprand, klopslrooit den inhoud,
assche en tabak, in zijn handpalm om dit
mengsel met enkelen gooi te werpen in dc
wijd-open mondholte, plaaglachend toeknik
kend den garde champieler cn controleur: als
hij dan niet rooken mag, zal hij toeh pruimen.
„Tis mich loch get10) mil die vcrdulde
bocreprijzcn, beroerd ongezekkelik vollek",
fluistert dé burgemeester me toe
Plots een doodelijke stilte; achler hel gor
dijn, drie harde stooten cn tegelijk pieproll
het gordijn omhoog.
.\YaL
Een groot vierkant hok, enkele meters
breed cn diep; dc houten wanden, rood ge
verfd met gouden streepomlijsting; de vloer
bedekt met gerafeld, groenzwart gestreept
tapijt; aan den achterwand iVi smal hoogc om
lijsting twee ridderfiguren in harnassen, hei-
wil bij mislukte poging om den zilverglans
le penseelen; onder dc open helmen twee
rondv zwarte vlekken in rose-roode cirkels.
„Ouch van Willems, allemaal zien wirk, en
dal lapt er mich in ëinc daag" weer mijn
buurman.
Op kleine verhevenheid twee bleekgroene
fauteuils, de armleuningen tegen elkaar,
waaruit hier cn daar dc wolte vlpkt.
De meubel zien oet miene salon" alweer
dezelfde.
Ivcn zwaar dreunend geslnp van een zeslnl
mannen met langharige blonde vezelpruiken
en zwaar neerhangende knevels, schouders
en rompen verborgen onder bordpapieren
borstbêdekklngen omgekeerde cmmcriigu-
ren \saaronder plompe boom-iilnbn nen in
vaalroode gelapte tricols.
Allen niet gebolde vuisten vast omklcm-
inend lange pieken met gebogen punten, met
uilzondering van den voorste, ongetwijfeld
IInrold, den generaal van het Brabantscbe
leger, die als teckcn van zijn hoogc waardig
heid woest dreigend niet Turkschen sdbcl
enkele malen dc lucht doorklieft.
„Da s Pie van de meulc" hoor jk oen slem
achler mij en dan begint Pie met vervaarlijk
bulderende slem hel geheele leger, vereend in
dc troonzaal*-an het koninklijk paleis, le ver
tellen dal bij straks getuige is geweest van
bet huwelijk van hun vorst en koning nipt
liérlogihnc Genovcva van Somaliland.
„Hoe is haar heerlijk wezen" vraagt ecu
van Hel zestal krijgers, blijkbaar een dep
hoofdlieden op het program vermeld, Arnolf
of Roderik.
„Beschrijf ons haar ^gestalt'' een ondet^
ongetwijfeld do tweede hopman, Roderik ot
Arnulf.
„Zij is gelijk ccn blanke duive" schett«%
Harold „een schuchter maagdekijn; haaf
haren zijn als zilverdraden, glanzend in hel*
deren zonneschijn; haar oogen gelijk soffi**
ren, haar wangen als tcere lentebloesem, haaf
lippen als een garnaatsnoer, haar boezem a\j
van asbest, haar leesrank als die ecnedf
hinde, haar voeten gelijk die eener vee, haaf
huid als het blankslc marber van Porpicrai
zij is schoon als eene ster hoven allen uit
schitterend, schoon als hel tintelend lich, waar
zich het oog niet van kan afwenden, schoon
als de dageraad in de Ardratiesc zee; zij if
dc schoonste parel, welke onze geëerbiedigd*
vors aan zijn kroon heef gehech..." „Knoiv
knor. knor" de varkens op bet erf, onmiddel
lijk gevolgd door bassend hondengeblaf cn
schel kippengckakcl... maar stil galmt voort
dc veldheer, „wat boort mijn oor... liefelijk#
muziek" liet gelukt mijn vrienden en mi|
met schier bövenmcnschclijke inspanning den?
lach le smoren, die vol is in onze kelen; niet
temin hebben generaal cn het 'geheele Bra
bantscbe heir onze spotlende vroolijkheid ge
zien boozc woedende blikken, die zij onf.
toewerpen cn middelerwijl achter dc coulis
sen, nu ook voor 't publiek hoorbaar, 't ge*»
kras van en paar violen, 't snerpend neus
geluid van een klarinet.
Dc Limburger Iaat bij zeer veel woor
den de eindletter t weg
(Wordt vervolgd.}