„DE EEMLANDER". Zaterdag 12 Mei 1917. BINNENLAND. N° 265 Tweede Blad, 15"® Jaargang. KOLONIËN. FEUILLETON. Een Tooneel-voorstelling in een Limhorgsch dorp. Hoofdredactie: MARIE VAN VERSENDAAu Mr. D. J. VAN SCHAARDENBURO. Uitgevers: VALKHOFF ft Co, ABONNEMENTSPRIJS: ^er '6 maanden voor Amersfoort f 1,30. Idem franco per post Per week (met gratis verzekering tegen ongelukken) «0.1 Afionderlyko nummers 0.05. Wekelijksoh bijvoegsel „D# Hollandse)* Huucfoutc" (onder redactie van Thérèflö Hoven) per mnd. 50 cis. Wekeliikeoh bijvoegsel WtreldrtvUe" per 8 mnd. 53 cUu Bureau: UTRECHTSCHESTRAAT 46. Intercomm. Telefoonnummer 66. PRIJS DEK ADVERTENTIEN Van 1—5 rebels f o.SO. Elko rogel moor- O. XII. Dionataanbiodingon 1—5 regols0.59. Grooto letters naar plaatsruimte. Voor handel 011 bedrijf bostaan zeer voordooligo bepalingen tot hot herhaald advertooron in dit Blad, by abonnement,' Bono oirculairo, bovattonde do voorwaarden, wordt op aanvraag toegezonden. Oost-lndlë Gevallen in Djambi. De correspondent van de N. R. Ct. te Soerabaj seint, dat, naar verluidt, het aantal aan onze zijde bij den opstand te Djambi gevallen slachtoffers in het geheel bedragen 93, waarvan 70 regeringsambtenaren of beam! n. Kameroverzicht. Tweede Kamer Vergadering op 11 Mei 1917. Verhooging der Onderwijzers-minima. Aan de orde is het yoorstel van wet van den heer Marchant c.s. tot wijziging van art. 26 der wet tot regeling van het lager onderwijs. De heer Ter Laan (Haag S. D.) verde digt het voorstel. Hij herinnert aan zijn motie tot verhoo ging der minima en merkt op, dat indien daaraan was voldaan dit vo'orstel thans over bodig zou zijn. De heer y. d. M e u 1 e n (A. R.) staat eenigszins sceptisch tegenover het voorstel. Van de regeering schijnt geen medewer king zijn te verkrijgen in dit opzicht. Het uitvaren op hoop van zegen met zulk een voorstel en met zulk een wind tegen, geeft tpch maar weinig kans op succes. Spr. herin nert daarbij aan het optreden van den minis ter Treub als minister van financiën; dit is het eenig nieuwe punt, maar brengt weinig verschil. Intusschen betreurt ook Spr. dezen gang van zaken, daar hij een verbetering van sa larissen zou toejuichen. Maar van dit voor stel is niets le wachten, een gestie zonder meer of wel is er wijziging in de houding der regeering gekomen, zoo ja, dan zou spr. door een amendement 't voorstel eenigs zins willen wijzigen, want ook verbetering der salarissein voor onderwijzers aan bij zondere scholen is dringend noodzakelijk. Spr. zou in 't algemeen de vier 5-jaarlijk- sche verhoogingen van 50 op 100 wil len brengen. Ten slotte vraagt hij welke re geling men wil treffen voor gemeenten, welke reeds boven het minimum zijn ge gaan. De heer v. d. Voort van Zijp (a.-r.) zegt dat zijn voornaamste bezwaar is de al- gemeene toekenning van 200 verhoo ging. Meer voelt spreker voor het plan van den heer De Meester, dat eenigermate re kening hield met de werkelijke fir.antieele positie der onderwijzers. Het ir.eest urgent acht spreker verbeteiing van salaris voor gehuwde onderwijzers te platten lande. Ook wijst hij op den nood der bijzondere onderwijzers. Hierna pauze. Regeling van werkzaamheden. Verschillende wetsontwerpen worden nog van de agenda afgevoerd, ook het wetsont werp tot samenvoeging der gemeenten Al phen, Aarlanderveen en Oudshoorn. Buiteniandschè verzekeraars en de Successiewet. Voortgegaan wordt met de behandeling van het wetsontwerp tot het stellen van waar borgen dat buitenlandsche verzekeraars de hun bij dé successiewet opgelegde verplich tingen zullen nakomen. Aan de orde is art. 1. Op een vraag van den heer De Savor- nin Lobman antwoordt de Minister van Financiën, dat verwerping yan art. 1 geen aanleiding voor hem zal zijn om den voorzitter te vragen het wetsontwerp niet verder af te doen. Alleen zal dan net ont werp eenigszins gewijzigd moeten worden, wil art. 87 der successiewet in werking kun nen treden. Art. 1 wordt met 30 tegen 25 stemmen verworpen. Bij art. 8 (strafbepalingen) spreekt de heer D r i o n (v.-l.) en maakt bezwaar er tegen dat deze bepaling ook geldt voor hen die als bijverdienste af en toe als tusschenper- soon optreedt. De Minister ontraadt wijziging. Vervolgens wordt het wetsontwerp z. h. st. aangenomen. Voortgezet worden de beraadslagingen over het voorstel van wet van den heer Marchant over de onderwijzers minima. De'heer Van Wijnbergen (R. K.) wil niet meewerken mef dit parade voorstel. De kwestie is of er al dan niet geld is bo vendien zouden de onderwijzers op deze wijze niet doelmatiger worden geholpen. Spr. wijdt dan eenige aandacht ook aan 'de positie der onderwijzers van bijzondere scholen. Verklaart de regeering het ont werp echter niet onaannemelijk, dan zal spr. er over stemmen. De heer Rutgers (A. R.) merkt op dat de positie der onderwijzers aan bijzondere scholen allereerst verbeterd zal dienen te worden. Een gelijke verhooging van sala ris over de geheele linie handhaaft de be staande ongelijkheid en onbillijkheid. Eerst de gelijkstelling, dan de verhoogingen. De heer De Jong (U. L.) merkt op dat indien grootere verhoogingen worden ge vraagd de regeering zulks zeker zou afwij zen. Men heeft hier te doen met een voor- loopige regeling welke geen belemmering kan zijn voor een afdoende verbetering der onderwijzerssalarissen bij de pacificatie. De heer De V i s s e r (C. H.) zegt dat het er vóór alles op aan komt de onder wijzers zoo spoedig mogelijk te verbeteren in hun finantieele positie. Daarom kan hij zich met 't ontwerp vereenigen maar spr. stelde zijn handteekening er niet onder om dat hij gezien de Kbuding der regeering de onderwijzers niet nogmaals aan een teleur stelling wil bloot stellen. Het is nu maar de vraag welke houding de minister van finan ciën thans zal aannemen en daarvan zal dan ook spr.'s stem afhangen. De heer Ketelaar (V. D.) meent dat allen het er wel over eens zijn dat verbete ring van de salarissen noodzakelijk is, ook de rechterzijde. Spr. betwist als zou het een parade ontwerp zijn. Het is geen ideaal ont werp, dat kan ook niet. Eerder wordt het een parade-voorstel indien men met amende menten zou aankomen om nog grooter ver hoogingen. Thans zou men althans eenige verbetering kunnen verkrijgen. Laat de rech terzijde thans ondergeschikte bezwaren ter zijde stellen. De heer Nolens (R.-K.) vraagt hoe of dit voorstel, ingewilligd, is te beschouwen als een motie of els een wetsvoorstel. In het laatste geval moet men op goede gronden kunnen verwachten dat de Regeering de middelen kan verschaffen. Hierover dient dan ook eerst wel degelijk zekerheid te be staan aleer men zijn stem bepaalt. De heer Smeer.ge (U. L.) wijst op de urgentie van salarisverbetering, ook al blijft daardoor de wanverhouding tusschen open baar en bijzonder onderwijs bestaan. De Min. van Bi n n en 1. Zaken ant woordt dat het standpunt van hem in de Kamer voldoende bekend lean zijn. De finan tieele bezwaren hebben hem belet zelf tot salarisverbetering een voorstel te doen ten opzichte van dit initiatief-voorstel moet spre ker zich zijn advies wel voorbehouden. De heer Visser van IJ zendoorn (V. L.) zegt, dat van een parade-paardje hier geen sprake is. Het geldt hier geen s'embusbelangen; het geldt het wel en wee van den onderwijzer, wiens positie zoo drin gend verbetering behoeft. Dit jnoest de rech terzijde beseffen. De heer Van der Molen (A. R.) re pliceert, -waarop de heer Visser van IJ z e n doorn antwoordt. Ook de heer Nolen.s maakt nul* ëen korte opmerking evenals de heeren M o n t Verloren, W ij n b e r g e n en Ketelaar. Hierna worden de discussies gesloten. Dinsdag 'na de pauze zal over het wets ontwerp worden gestemd. De vergadering wordt verdaagd tot Dins dag half twaalf. Uit de Pers. Bc crisis aan oorlog. De Kamer-overzichtschrijver van H e j Vaderland zegt: De Minister van Oorlog is gevallen, om dat zulks den heer Murchant heeft behaagd. Hij wilde *in troebel water yisschen. We iend dat rechts oen groep leden zich be vindt, die den Minister liefst onmiddellijk ziet verdwijnen (^ancur.e na het witte das debat, waarbij de heer Duymaer zoo'n pi- teus figuur sloeg?) heeft hij zijn motie, over een détailquaestie, gehandhaafd, ondanks het feit, dat de Minister vooruit heeft aan gekondigd, dat hij ze als een motie van wantrouwen in zijn beleid zou opvatten. De heer Marchant heeft dus den front- aanval geschuwd en de voorkeur gegeven aan een rugsfoof. Om er wat mee te berei ken De heer Van Raalte zei het zoo tref fend voor de stemming om er mee te be reiken dat er nu een crisis ontstaat,aan het Departement van Oorlog, dat er tijd zal verloren gaan met het zoeken van een op volger voor den Generaal Bosboom cn dat die opvolger, wegens den don vergevorder- den tijd, niets anders zal kunnen doen dan ook de londstormklasse 1908 te laten op komen vóór de militie-lichting 1918. Dit is althans zoo ongemeen waarschijn lijk, dot reeds desweg de motie, welke is aangenomen, veroordeeld moet worden nis een mom, waarachter iets anders vcrboriyen was. En „wat" behoeft men ,niet te vragen, gezien de taal, die de leider der vrijzinnig- democraten elders don in de Kamer tegen den Minister vnn Oorlog heeft gevoerd. Waartoe was die geheele motie noodig, hoe was zij, zelfs in het stelsel van een heer Merchant, verdedigbaar De heer Dc Geer heeft in een korte redevoering, die tot de alïferbeste mag gerekend worden, van die in ons Parlement in de laatste jaren gehou den zijn, juist ten duidelijkste doen uitko men, dot er voor den heer Marchant geen aanleiding bestond to'. deze uitspraak. Dc heer Marchant had immers Vrijdag j.l. al gezegd, dot zijne toenmalige motie alleen ten-doel hod de Kamer gelegenheid te ge ven zich over een zook uit te spreken. Men behoort mij niet te vragen, of het een motie van wantrouwen is aldus liet hij zich uit het karakter der motie is geen ander dan ditcene uitspraak, die den Minister leert dat er een verschil tusschen de Kamer en hem bestaat.'En nu is het aan den Minister om uit te maken, of hij dat verschil zoo ge wichtig acht, dat hij in de toekomst niet meer met de Kamer zal kunnen samenwer ken. Welnu, na Vrijdag kende de Minister dot verschil en kon hij de draagwijdte beoor- deelen. Al wat de heer Marchant had ge wild, was dus bereikt. Waarom was don deze nieuwe motie noodig Dus nu plots de Kamer een oordeel te laten uitspreken over dot verschil Dus een motie von wan- trcLwen De heer Marchant heeft zich von dit vol komen logisch, raok betoog, waarin zijn hou ding erger werd veroordeeld don in de hef tige verwijten, die hij van den heer Scha per moest hooren in de middagzitting, of- gemaakt met het woord „spitsvondighe den", scherpzinnige vondsten. Overigens heeft hij volgehouden, dat hij maai' één doel beoogde, de landstormklasse 1908 een paar maanden later te loten op komen. Maar wij zeiden reeds, hoe de heer Van Raalte hem aantoonde, dat zulk een doel toch hoogstwaarschijnlijk zou worden gemist. De houding der sociaal-democraten is ook niet erg verklaarbaar. Ondanks het feit, dat hun leider od interem, de h eer Schaper het geheele spel zoo goed bleek te doorzien, ondanks het feit, dat zij in 't al gemeen met den Minister van Oorlog inge nomen zijn en zijn beleid kunnen billijken, hielpen zij mee hem te doen vallen I Als dat politiek is, dan toch zeker wel hoogst onverantwoordelijke, roekelooze, waarvoor een ernstige partij zich zou moe ten wachten. De anti-revolutionairen stemden natuur lijk voor de motie. De heer Marchant werkte immers regelrecht voor hen. Hij sleepte Duymoer's karretje. Maar de wijze, waarop de heer Dc Monté Verloren de stemmeij der anti-revolutionairen motiveerde, wol toch wel wat erg weinig intelligent. Wij hebben indertijd al gestemd tegen het ont< werp om de militie-lichting 1908 vroege! onder de wapenen te laten komen zeidc hij, Maar dat ontwerp is toch aangenomen^ Maar onze bezworen blijven bestaan er, daarom stemmen wij voor de motie. Dui omdat de Minister uitvoering heeft gegeven aan een wetsontwerp, dat door de Kamcl is nungenomen. Vfior de stemming heeft de Minister nog een grootc redevoering gehouden. Daarin heeft hij met klem van redenen .betoogd, waarom hij zijn stelsel moest handhaven, Deed hij anders, zooals de Kamer ven hem had verlangd, dan zou ééne gaping van oiia maanden in de oefening van nieuwe rpurw schoppen ontstaan. Met zoer vele tcchnis. ha details toonde dc Minister ook aan, dot hot onmogelijk zoude zijn de voorbereidcr.da arbeid voor het inlijven der 40.000 man van de lichting T9I8 zoo tijdig uf te hebben, dat aan cene opkomst vóór 20 Juli c.k. kon worden geducht. Wij kunnen die zaken ni t wel bcoord: e- len. Wel geloovcn wij, dut de Minister zich, hodde hij dat alles dc vorige week moegc* deeld, jnisschien de aanneming der toen* malige motie Marchant had kun: en be -pa ren. Er was nog een zeer sterk stuk in 's Mi nisters rede: zijn opmerking, dat de heet Marchant reeds 27 December 1916 uit do Memorie van Antwoord bij het ontv rp tot vervroegde opkomst van de militie-lichting 1918, precies had kunnen ten, in welke volgorde de Minister de verschillende land storm- en militicklassen wenschto op te roe pen. Hij heeft er toen geen woord van ge zegd cn is niet voor 31 Maort j.l. met zijn vragen gekomen. Toen was echter de ge heele ingewikkelde voorbereiding al zoo goed als klaar. Wij vonden deze argumentutie knap. De heer Marchant wist er geen weg mee en antwoordde slechts, dut wij zoo snel leven, dat hij in Januari niet had kunnen voorzien, wat er in Mei noodig zou zijn. Dat verwon derde ons niet, de heer Marchant houdt er allerminst een vooruitzienden blik op na. Maar het was toch nog al stumperig, zich daarop tc beroepen. Het ging om de vruag, of de ouderen voor de jongeren zouden moeten opkomen en geen enkele omstandi- hcid kon verandering brengen in de beoor deeling daarvan. Het relletje is gelukt. De Minister had vooraf medegedeeld, dat hij na aanneming der motie vost en zeker zou aftreden. Hij vroeg dan ook meteen na het votum de in terpellatie Duys over het militair saluut vaij de agenda af te voeren. De andere militaire ontwerpen zou hij, in 's lands belong, nog verdedigen. De heeren Marchant en Duymaer van Twist kunnen elkaar feliciteeren. Ons is het echter niet duidelijk, hoe zij een opvolgef zullen vinden, die hun beiden zal behagen. Berichten. De Staatscourant van 11 Mei bevat o. de volgende Koninklijke besluiten: benoemd bij de genietroepen tot reservé- majoor de reserve-kapitein J. "Kooper van het In onderworpenheid leert men 's men- 6chen waren aard niet kennen; eerst als hij iVrij is, onthult hij ons z'n ware wezen. door ©r. E. H. J. Lamberts H u r r e 1 b r i n c k. „MaBus de kleermaker", achter mij. „"Waarom zoo treurig, o schoonste bloem "van Brabant," kraakt zijn stem, als scheu rend linnen. „O Ilasdrubal, goede vriend, trouwe raads man, ik dcivk aan mijn gemaal, die op dit oogenblik zeker den degen zwaait ramp en verderf verspreidend te midden der vijanden o, als hem zCl\en slechts niet tref het doo- delijk repier." «Het zoude ongetwijfeld een vloek des Hemels zijn, een onherstelbaar verlies voor hel dierbaaF vaderland." „En ook voor mij, Hasdrubal." .,0, gij zoudt gemakkelijk troos vinden, gij, ten nog zoo jeugdige pas ontloken roos." „Waar zoude ik zoodanige trous kunnen rinden?'' „.Bij andere liefde, die uw hart begeert," en lijn valschè Mefislo-oogen kijken haar ter Üjde aan. „Wat zegt gij... andere liefde... nooit zal ik cen^anderen man kunnen liefhebben, als die mij door God en den IIcmcl is geschonken „Spreek zoo niet, Genoveva, gij verwondt mij het harte." „Wal bedoelt gij met deze woorden," en zij kijkt hem aan met denzelfden duivelsbïik, dien zij mij straks heeft toegeworpen. Ilasdrubal is niet bevreesd of waarschijn lijk is zijn liefde nog grooter dan zijn angst. Met kleppergeweld vallen zijn beenderige •knieën op den vloer cn terwijl hij wijd hoog zijn arm uitsteekt, gilt hij met onlsluiniige pathos: „Geuoveva, hoor mij aan, ik bemin u als het lich mijner oogen: ik heb u lief met den jeugdigen harstoch, welke de jongeling koesier voor zijne pas verworven bruid; ik aanbid u als een hooger wezen; overal ver volg mij uw liefelijk beeld; over dag is mijn ziel steeds vervuld, des nachts verschijnt gij in mijne droomen als eene luisterende zonne; ik word radeloos, krankzinnig, indien gij mijne vurige liefde niet beantwoordt, indien gij mijne bede niet verhoort." „Waat 'n gemeinc duppeschurger zoe'n canaille de zou's zeidie wie er durf zoe'n loeder zoc'ne fiemeleer wie heet er de courage in z'n prei", verschillende fluister stemmen te midden van het vol ontzetting en verbolgen woede verkeerend publiek. De koningin heeft haar belager rustig kalm aangehoord; zij heeft zonder hem in de rede te vallen hem zijn lange vurige liefde laten uitgalmen en als eindelijk zijn clause uit is, als hij eindelijk zwijgt, staat zij woedend cp, wijst naar de deur, snauwend hem toe: „Uit mijn oogen aterling, gij Satan, gij gebraadsel der Helle." Deze lapsus linguae, deze verwarring tus schen „braden" en „broeden" heeft weer onzen luidruchtigen lachlust, weer der spe lers woestcn toorn opgewekt. De achter het voetlicht zoo even nog vijan dige partijen slaan thans als trouwe bondgc- nooten tegenover ons. 't Duurt echter niet lang die verzoening; na enkele oogenblikken wendt de vorstin haar boozen drift van ons af om die weer tc rich ten op den gemeenen wellusteling. „Ga, gebied ik u, verlaat onmiddellijk dit vertrek of ik roep mijn page." 't Blijkt onnoodig dat roepen, de edelknaap treedt reeds binnen. Een ronde apelA waarin, gesloken een witte veer op een in 't midden gespleten biet, waar aan ter weerszijde twee binnenwaarts ge kromde bananen die edelknaap. „Ik wensch u den goeden morgen. Majes teit," terwijl de biet diep vooroverhelt en de veer schier het stof van het vloerkleed veegt... „ihaar wal zie ik... gij schijnt -ontstemd... wie is dc vermetele, die liet wagen durf den toorn mijner gebiedster te verwekken?" Ilasdrubal waclit niet af het bevel zijner meesteres aan haren page om den laffen aan rander de deur uit te gooien. Met krijschen- den saterlach en krakende slem „ha is deze dc uitverkorene uws harten, voor wien ik wijken moet," vlucht hij, bij de deur nog even liet spieringlijf omwringend, met opgeheven vuist: „ik zal mij vleken en mijn vlaak zal broedig zijn," ditmaal de geheel zaal bulde rend, omdat het juist dè filou, dè gemeine •zoekezuimer waor, dè zich zoe lielik hauw versproke. In de v i e r d e akte genieten wij dc bizon- dere voldoening ons te kunnen overtuigen. dat de beden der koningin verhoord zijn, dat de vorst,-de generaal cn hel geheele Brabanl- sclie leger ongedeerd uit den strijd zijn ge komen: de zes krijgers met hunnen aanvoer der staan weer vcTor ons in levenden lijve; in liunne vuisten nog immer dezelfde lansen met dezelfde omgebogen punten, hunne borsten omhuld door dezelfde harnassen met dozclf- de deuken. Een verschrikkelijk tafereel, dat thans volgt: „Ilasdrubal's wraak." Iladamar heeft geloof geslagen aan den laster van „dè gemeine baalenger"; hij be schuldigt zijn vrouw van ontrouw met „den biel" een vaag vermoeden in mij, dat dc pastoor toch eene andere bewerking van Genoveva heeft gezien. Geen tranen, geen smeekingen, geen.dure eeden van haar reine onschuld kunnen hem vermurwen. Hij jaagt haar weg als cene veile deerne, niet waardig nog langer tc zetelen aan zijne zijde op Brabant's troon, nog langer met liem le dragen den scc-pter van het dierbaar vader land en den liederlijke.» edelknaap zal hij eerst laten radbraken cn vervolgens levend villen als afschuwwekkend voorbeeld. Een doodclijkc stille in dc zaal; niets anders dan een luidruchtig snaterend neus- gesnuit in groole kleurige zakdoeken, van lijd lot tijd afgewisseld door een hoksnik van teergevoelige bewonderaarster vol medelijden cn deernis voor hel rampzalig slachtoffer van „zoeveul bieslerei van dè schinnaos." „Wie is 't noe Gos mcugelik, dal dc keuning dal crapule kin gcluivc en neet z'n braaf vrouw" de dochter van den notaris tot hare moeder. „Da's michi oucli te gclicrd" is het oordeel van deze. liet gelioclc publiek in extase vol delirium, als eindelijk het gordijn zakt en allen hebben zich geschaard aan de zijde van de ongeluk*' lcige, wreed verstootene vrouw; een alge* meen: „bravo, bravo vcur de lceuningin/L enkele stemmen: „bravo Marianne "terwijl de bocrenhandpalmen trachten elkaar tot moes le slaan cn de voeten probeeren de planken tot zaagsel te trappen; doldriftig^ bijvalsbetuigingen overlawaaicnd de varkens, kippen, liond cn haan. V ij f d e a k t e. Dc koninklijke zetels, hel gerafelde vloer-' kleed zijn verdwenen; de roode muren cn deur groolcndcels verborgen achter in do planken gestoken liooge versclie berkentok- ken en hazelaars; alleen de k^pen der beide, ridderfiguren zichtbaar, als Jjspietsl op de kruinen der heesters; in het midden een ver-, molmde doorgezaagde boomstam, waarop zit Genoveva, thans in het „door de weekpakje" van Marianne Lainers; slechts dc vlaspruik cn vlecht <lc eenige heriitncring aan. hare vroegere grootheid cn luister; naast haar een schraal mager knaapje met gescheurd kiel tje 't blijkt derhalve, dat Iladamar de gave der helderziendheid bezat, toen bij bij het afscheid nemen in de tweede akte zijne vrouyz voorspelde, dat zij hem een zoon zou baren. (Wordt vervolgd.J

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1917 | | pagina 5