„DE EEMLANDER".
Zaterdag 12 Mei 1917.
BINNENLAND.
N° 265 Tweede Blad,
15"® Jaargang.
KOLONIËN.
FEUILLETON.
Een Tooneel-voorstelling
in een Limhorgsch dorp.
Hoofdredactie:
MARIE VAN VERSENDAAu
Mr. D. J. VAN SCHAARDENBURO.
Uitgevers: VALKHOFF ft Co,
ABONNEMENTSPRIJS:
^er '6 maanden voor Amersfoort f 1,30.
Idem franco per post
Per week (met gratis verzekering tegen ongelukken) «0.1
Afionderlyko nummers 0.05.
Wekelijksoh bijvoegsel „D# Hollandse)* Huucfoutc" (onder
redactie van Thérèflö Hoven) per mnd. 50 cis.
Wekeliikeoh bijvoegsel WtreldrtvUe" per 8 mnd. 53 cUu
Bureau: UTRECHTSCHESTRAAT 46.
Intercomm. Telefoonnummer 66.
PRIJS DEK ADVERTENTIEN
Van 1—5 rebels f o.SO.
Elko rogel moor- O. XII.
Dionataanbiodingon 1—5 regols0.59.
Grooto letters naar plaatsruimte.
Voor handel 011 bedrijf bostaan zeer voordooligo bepalingen
tot hot herhaald advertooron in dit Blad, by abonnement,'
Bono oirculairo, bovattonde do voorwaarden, wordt op
aanvraag toegezonden.
Oost-lndlë
Gevallen in Djambi.
De correspondent van de N. R. Ct. te
Soerabaj seint, dat, naar verluidt, het aantal
aan onze zijde bij den opstand te Djambi
gevallen slachtoffers in het geheel bedragen
93, waarvan 70 regeringsambtenaren of
beam! n.
Kameroverzicht.
Tweede Kamer
Vergadering op 11 Mei 1917.
Verhooging der Onderwijzers-minima.
Aan de orde is het yoorstel van wet van
den heer Marchant c.s. tot wijziging van
art. 26 der wet tot regeling van het lager
onderwijs.
De heer Ter Laan (Haag S. D.) verde
digt het voorstel.
Hij herinnert aan zijn motie tot verhoo
ging der minima en merkt op, dat indien
daaraan was voldaan dit vo'orstel thans over
bodig zou zijn.
De heer y. d. M e u 1 e n (A. R.) staat
eenigszins sceptisch tegenover het voorstel.
Van de regeering schijnt geen medewer
king zijn te verkrijgen in dit opzicht. Het
uitvaren op hoop van zegen met zulk een
voorstel en met zulk een wind tegen, geeft
tpch maar weinig kans op succes. Spr. herin
nert daarbij aan het optreden van den minis
ter Treub als minister van financiën; dit is
het eenig nieuwe punt, maar brengt weinig
verschil.
Intusschen betreurt ook Spr. dezen gang
van zaken, daar hij een verbetering van sa
larissen zou toejuichen. Maar van dit voor
stel is niets le wachten, een gestie zonder
meer of wel is er wijziging in de houding
der regeering gekomen, zoo ja, dan zou
spr. door een amendement 't voorstel eenigs
zins willen wijzigen, want ook verbetering
der salarissein voor onderwijzers aan bij
zondere scholen is dringend noodzakelijk.
Spr. zou in 't algemeen de vier 5-jaarlijk-
sche verhoogingen van 50 op 100 wil
len brengen. Ten slotte vraagt hij welke re
geling men wil treffen voor gemeenten,
welke reeds boven het minimum zijn ge
gaan.
De heer v. d. Voort van Zijp (a.-r.)
zegt dat zijn voornaamste bezwaar is de al-
gemeene toekenning van 200 verhoo
ging. Meer voelt spreker voor het plan van
den heer De Meester, dat eenigermate re
kening hield met de werkelijke fir.antieele
positie der onderwijzers.
Het ir.eest urgent acht spreker verbeteiing
van salaris voor gehuwde onderwijzers te
platten lande.
Ook wijst hij op den nood der bijzondere
onderwijzers.
Hierna pauze.
Regeling van werkzaamheden.
Verschillende wetsontwerpen worden nog
van de agenda afgevoerd, ook het wetsont
werp tot samenvoeging der gemeenten Al
phen, Aarlanderveen en Oudshoorn.
Buiteniandschè verzekeraars en de
Successiewet.
Voortgegaan wordt met de behandeling
van het wetsontwerp tot het stellen van waar
borgen dat buitenlandsche verzekeraars de
hun bij dé successiewet opgelegde verplich
tingen zullen nakomen.
Aan de orde is art. 1.
Op een vraag van den heer De Savor-
nin Lobman antwoordt de Minister
van Financiën, dat verwerping yan art.
1 geen aanleiding voor hem zal zijn om den
voorzitter te vragen het wetsontwerp niet
verder af te doen. Alleen zal dan net ont
werp eenigszins gewijzigd moeten worden,
wil art. 87 der successiewet in werking kun
nen treden.
Art. 1 wordt met 30 tegen 25 stemmen
verworpen.
Bij art. 8 (strafbepalingen) spreekt de heer
D r i o n (v.-l.) en maakt bezwaar er tegen
dat deze bepaling ook geldt voor hen die
als bijverdienste af en toe als tusschenper-
soon optreedt.
De Minister ontraadt wijziging.
Vervolgens wordt het wetsontwerp z. h. st.
aangenomen.
Voortgezet worden de beraadslagingen
over het voorstel van wet van den heer
Marchant over de onderwijzers minima.
De'heer Van Wijnbergen (R. K.)
wil niet meewerken mef dit parade voorstel.
De kwestie is of er al dan niet geld is bo
vendien zouden de onderwijzers op deze
wijze niet doelmatiger worden geholpen.
Spr. wijdt dan eenige aandacht ook aan 'de
positie der onderwijzers van bijzondere
scholen. Verklaart de regeering het ont
werp echter niet onaannemelijk, dan zal spr.
er over stemmen.
De heer Rutgers (A. R.) merkt op dat
de positie der onderwijzers aan bijzondere
scholen allereerst verbeterd zal dienen te
worden. Een gelijke verhooging van sala
ris over de geheele linie handhaaft de be
staande ongelijkheid en onbillijkheid. Eerst
de gelijkstelling, dan de verhoogingen.
De heer De Jong (U. L.) merkt op dat
indien grootere verhoogingen worden ge
vraagd de regeering zulks zeker zou afwij
zen.
Men heeft hier te doen met een voor-
loopige regeling welke geen belemmering
kan zijn voor een afdoende verbetering der
onderwijzerssalarissen bij de pacificatie.
De heer De V i s s e r (C. H.) zegt dat
het er vóór alles op aan komt de onder
wijzers zoo spoedig mogelijk te verbeteren
in hun finantieele positie. Daarom kan hij
zich met 't ontwerp vereenigen maar spr.
stelde zijn handteekening er niet onder om
dat hij gezien de Kbuding der regeering de
onderwijzers niet nogmaals aan een teleur
stelling wil bloot stellen. Het is nu maar de
vraag welke houding de minister van finan
ciën thans zal aannemen en daarvan zal
dan ook spr.'s stem afhangen.
De heer Ketelaar (V. D.) meent dat
allen het er wel over eens zijn dat verbete
ring van de salarissen noodzakelijk is, ook
de rechterzijde. Spr. betwist als zou het een
parade ontwerp zijn. Het is geen ideaal ont
werp, dat kan ook niet. Eerder wordt het een
parade-voorstel indien men met amende
menten zou aankomen om nog grooter ver
hoogingen. Thans zou men althans eenige
verbetering kunnen verkrijgen. Laat de rech
terzijde thans ondergeschikte bezwaren ter
zijde stellen.
De heer Nolens (R.-K.) vraagt hoe of
dit voorstel, ingewilligd, is te beschouwen als
een motie of els een wetsvoorstel. In het
laatste geval moet men op goede gronden
kunnen verwachten dat de Regeering de
middelen kan verschaffen. Hierover dient
dan ook eerst wel degelijk zekerheid te be
staan aleer men zijn stem bepaalt.
De heer Smeer.ge (U. L.) wijst op de
urgentie van salarisverbetering, ook al blijft
daardoor de wanverhouding tusschen open
baar en bijzonder onderwijs bestaan.
De Min. van Bi n n en 1. Zaken ant
woordt dat het standpunt van hem in de
Kamer voldoende bekend lean zijn. De finan
tieele bezwaren hebben hem belet zelf tot
salarisverbetering een voorstel te doen ten
opzichte van dit initiatief-voorstel moet spre
ker zich zijn advies wel voorbehouden.
De heer Visser van IJ zendoorn
(V. L.) zegt, dat van een parade-paardje
hier geen sprake is. Het geldt hier geen
s'embusbelangen; het geldt het wel en wee
van den onderwijzer, wiens positie zoo drin
gend verbetering behoeft. Dit jnoest de rech
terzijde beseffen.
De heer Van der Molen (A. R.) re
pliceert, -waarop de heer Visser van
IJ z e n doorn antwoordt. Ook de heer
Nolen.s maakt nul* ëen korte opmerking
evenals de heeren M o n t Verloren,
W ij n b e r g e n en Ketelaar.
Hierna worden de discussies gesloten.
Dinsdag 'na de pauze zal over het wets
ontwerp worden gestemd.
De vergadering wordt verdaagd tot Dins
dag half twaalf.
Uit de Pers.
Bc crisis aan oorlog.
De Kamer-overzichtschrijver van H e j
Vaderland zegt:
De Minister van Oorlog is gevallen, om
dat zulks den heer Murchant heeft behaagd.
Hij wilde *in troebel water yisschen. We
iend dat rechts oen groep leden zich be
vindt, die den Minister liefst onmiddellijk
ziet verdwijnen (^ancur.e na het witte das
debat, waarbij de heer Duymaer zoo'n pi-
teus figuur sloeg?) heeft hij zijn motie, over
een détailquaestie, gehandhaafd, ondanks
het feit, dat de Minister vooruit heeft aan
gekondigd, dat hij ze als een motie van
wantrouwen in zijn beleid zou opvatten.
De heer Marchant heeft dus den front-
aanval geschuwd en de voorkeur gegeven
aan een rugsfoof. Om er wat mee te berei
ken De heer Van Raalte zei het zoo tref
fend voor de stemming om er mee te be
reiken dat er nu een crisis ontstaat,aan het
Departement van Oorlog, dat er tijd zal
verloren gaan met het zoeken van een op
volger voor den Generaal Bosboom cn dat
die opvolger, wegens den don vergevorder-
den tijd, niets anders zal kunnen doen dan
ook de londstormklasse 1908 te laten op
komen vóór de militie-lichting 1918.
Dit is althans zoo ongemeen waarschijn
lijk, dot reeds desweg de motie, welke is
aangenomen, veroordeeld moet worden nis
een mom, waarachter iets anders vcrboriyen
was. En „wat" behoeft men ,niet te vragen,
gezien de taal, die de leider der vrijzinnig-
democraten elders don in de Kamer tegen
den Minister vnn Oorlog heeft gevoerd.
Waartoe was die geheele motie noodig,
hoe was zij, zelfs in het stelsel van een heer
Merchant, verdedigbaar De heer Dc Geer
heeft in een korte redevoering, die tot de
alïferbeste mag gerekend worden, van die
in ons Parlement in de laatste jaren gehou
den zijn, juist ten duidelijkste doen uitko
men, dot er voor den heer Marchant geen
aanleiding bestond to'. deze uitspraak.
Dc heer Marchant had immers Vrijdag j.l.
al gezegd, dot zijne toenmalige motie alleen
ten-doel hod de Kamer gelegenheid te ge
ven zich over een zook uit te spreken. Men
behoort mij niet te vragen, of het een motie
van wantrouwen is aldus liet hij zich uit
het karakter der motie is geen ander dan
ditcene uitspraak, die den Minister leert
dat er een verschil tusschen de Kamer en
hem bestaat.'En nu is het aan den Minister
om uit te maken, of hij dat verschil zoo ge
wichtig acht, dat hij in de toekomst niet
meer met de Kamer zal kunnen samenwer
ken.
Welnu, na Vrijdag kende de Minister dot
verschil en kon hij de draagwijdte beoor-
deelen. Al wat de heer Marchant had ge
wild, was dus bereikt. Waarom was don
deze nieuwe motie noodig Dus nu plots
de Kamer een oordeel te laten uitspreken
over dot verschil Dus een motie von wan-
trcLwen
De heer Marchant heeft zich von dit vol
komen logisch, raok betoog, waarin zijn hou
ding erger werd veroordeeld don in de hef
tige verwijten, die hij van den heer Scha
per moest hooren in de middagzitting, of-
gemaakt met het woord „spitsvondighe
den", scherpzinnige vondsten.
Overigens heeft hij volgehouden, dat hij
maai' één doel beoogde, de landstormklasse
1908 een paar maanden later te loten op
komen. Maar wij zeiden reeds, hoe de heer
Van Raalte hem aantoonde, dat zulk
een doel toch hoogstwaarschijnlijk zou
worden gemist.
De houding der sociaal-democraten is
ook niet erg verklaarbaar. Ondanks het
feit, dat hun leider od interem, de h eer
Schaper het geheele spel zoo goed bleek te
doorzien, ondanks het feit, dat zij in 't al
gemeen met den Minister van Oorlog inge
nomen zijn en zijn beleid kunnen billijken,
hielpen zij mee hem te doen vallen I
Als dat politiek is, dan toch zeker wel
hoogst onverantwoordelijke, roekelooze,
waarvoor een ernstige partij zich zou moe
ten wachten.
De anti-revolutionairen stemden natuur
lijk voor de motie. De heer Marchant werkte
immers regelrecht voor hen. Hij sleepte
Duymoer's karretje. Maar de wijze, waarop
de heer Dc Monté Verloren de stemmeij
der anti-revolutionairen motiveerde, wol
toch wel wat erg weinig intelligent. Wij
hebben indertijd al gestemd tegen het ont<
werp om de militie-lichting 1908 vroege!
onder de wapenen te laten komen zeidc hij,
Maar dat ontwerp is toch aangenomen^
Maar onze bezworen blijven bestaan er,
daarom stemmen wij voor de motie. Dui
omdat de Minister uitvoering heeft gegeven
aan een wetsontwerp, dat door de Kamcl
is nungenomen.
Vfior de stemming heeft de Minister nog
een grootc redevoering gehouden. Daarin
heeft hij met klem van redenen .betoogd,
waarom hij zijn stelsel moest handhaven,
Deed hij anders, zooals de Kamer ven hem
had verlangd, dan zou ééne gaping van oiia
maanden in de oefening van nieuwe rpurw
schoppen ontstaan. Met zoer vele tcchnis. ha
details toonde dc Minister ook aan, dot hot
onmogelijk zoude zijn de voorbereidcr.da
arbeid voor het inlijven der 40.000 man
van de lichting T9I8 zoo tijdig uf te hebben,
dat aan cene opkomst vóór 20 Juli c.k. kon
worden geducht.
Wij kunnen die zaken ni t wel bcoord: e-
len. Wel geloovcn wij, dut de Minister zich,
hodde hij dat alles dc vorige week moegc*
deeld, jnisschien de aanneming der toen*
malige motie Marchant had kun: en be -pa
ren.
Er was nog een zeer sterk stuk in 's Mi
nisters rede: zijn opmerking, dat de heet
Marchant reeds 27 December 1916 uit do
Memorie van Antwoord bij het ontv rp tot
vervroegde opkomst van de militie-lichting
1918, precies had kunnen ten, in welke
volgorde de Minister de verschillende land
storm- en militicklassen wenschto op te roe
pen. Hij heeft er toen geen woord van ge
zegd cn is niet voor 31 Maort j.l. met zijn
vragen gekomen. Toen was echter de ge
heele ingewikkelde voorbereiding al zoo
goed als klaar.
Wij vonden deze argumentutie knap. De
heer Marchant wist er geen weg mee en
antwoordde slechts, dut wij zoo snel leven,
dat hij in Januari niet had kunnen voorzien,
wat er in Mei noodig zou zijn. Dat verwon
derde ons niet, de heer Marchant houdt er
allerminst een vooruitzienden blik op na.
Maar het was toch nog al stumperig, zich
daarop tc beroepen. Het ging om de vruag,
of de ouderen voor de jongeren zouden
moeten opkomen en geen enkele omstandi-
hcid kon verandering brengen in de beoor
deeling daarvan.
Het relletje is gelukt. De Minister had
vooraf medegedeeld, dat hij na aanneming
der motie vost en zeker zou aftreden. Hij
vroeg dan ook meteen na het votum de in
terpellatie Duys over het militair saluut vaij
de agenda af te voeren. De andere militaire
ontwerpen zou hij, in 's lands belong, nog
verdedigen.
De heeren Marchant en Duymaer van
Twist kunnen elkaar feliciteeren. Ons is het
echter niet duidelijk, hoe zij een opvolgef
zullen vinden, die hun beiden zal behagen.
Berichten.
De Staatscourant van 11 Mei bevat o.
de volgende Koninklijke besluiten:
benoemd bij de genietroepen tot reservé-
majoor de reserve-kapitein J. "Kooper van het
In onderworpenheid leert men 's men-
6chen waren aard niet kennen; eerst als hij
iVrij is, onthult hij ons z'n ware wezen.
door
©r. E. H. J. Lamberts H u r r e 1 b r i n c k.
„MaBus de kleermaker", achter mij.
„"Waarom zoo treurig, o schoonste bloem
"van Brabant," kraakt zijn stem, als scheu
rend linnen.
„O Ilasdrubal, goede vriend, trouwe raads
man, ik dcivk aan mijn gemaal, die op dit
oogenblik zeker den degen zwaait ramp en
verderf verspreidend te midden der vijanden
o, als hem zCl\en slechts niet tref het doo-
delijk repier."
«Het zoude ongetwijfeld een vloek des
Hemels zijn, een onherstelbaar verlies voor
hel dierbaaF vaderland."
„En ook voor mij, Hasdrubal."
.,0, gij zoudt gemakkelijk troos vinden, gij,
ten nog zoo jeugdige pas ontloken roos."
„Waar zoude ik zoodanige trous kunnen
rinden?''
„.Bij andere liefde, die uw hart begeert," en
lijn valschè Mefislo-oogen kijken haar ter
Üjde aan.
„Wat zegt gij... andere liefde... nooit zal ik
cen^anderen man kunnen liefhebben, als die
mij door God en den IIcmcl is geschonken
„Spreek zoo niet, Genoveva, gij verwondt
mij het harte."
„Wal bedoelt gij met deze woorden," en zij
kijkt hem aan met denzelfden duivelsbïik,
dien zij mij straks heeft toegeworpen.
Ilasdrubal is niet bevreesd of waarschijn
lijk is zijn liefde nog grooter dan zijn angst.
Met kleppergeweld vallen zijn beenderige
•knieën op den vloer cn terwijl hij wijd hoog
zijn arm uitsteekt, gilt hij met onlsluiniige
pathos: „Geuoveva, hoor mij aan, ik bemin u
als het lich mijner oogen: ik heb u lief met
den jeugdigen harstoch, welke de jongeling
koesier voor zijne pas verworven bruid; ik
aanbid u als een hooger wezen; overal ver
volg mij uw liefelijk beeld; over dag is mijn
ziel steeds vervuld, des nachts verschijnt gij
in mijne droomen als eene luisterende zonne;
ik word radeloos, krankzinnig, indien gij
mijne vurige liefde niet beantwoordt, indien
gij mijne bede niet verhoort."
„Waat 'n gemeinc duppeschurger zoe'n
canaille de zou's zeidie wie er durf zoe'n
loeder zoc'ne fiemeleer wie heet er de
courage in z'n prei", verschillende fluister
stemmen te midden van het vol ontzetting en
verbolgen woede verkeerend publiek.
De koningin heeft haar belager rustig kalm
aangehoord; zij heeft zonder hem in de rede
te vallen hem zijn lange vurige liefde laten
uitgalmen en als eindelijk zijn clause uit is,
als hij eindelijk zwijgt, staat zij woedend cp,
wijst naar de deur, snauwend hem toe: „Uit
mijn oogen aterling, gij Satan, gij gebraadsel
der Helle."
Deze lapsus linguae, deze verwarring tus
schen „braden" en „broeden" heeft weer
onzen luidruchtigen lachlust, weer der spe
lers woestcn toorn opgewekt.
De achter het voetlicht zoo even nog vijan
dige partijen slaan thans als trouwe bondgc-
nooten tegenover ons.
't Duurt echter niet lang die verzoening; na
enkele oogenblikken wendt de vorstin haar
boozen drift van ons af om die weer tc rich
ten op den gemeenen wellusteling.
„Ga, gebied ik u, verlaat onmiddellijk dit
vertrek of ik roep mijn page."
't Blijkt onnoodig dat roepen, de edelknaap
treedt reeds binnen.
Een ronde apelA waarin, gesloken een witte
veer op een in 't midden gespleten biet, waar
aan ter weerszijde twee binnenwaarts ge
kromde bananen die edelknaap.
„Ik wensch u den goeden morgen. Majes
teit," terwijl de biet diep vooroverhelt en de
veer schier het stof van het vloerkleed veegt...
„ihaar wal zie ik... gij schijnt -ontstemd... wie
is dc vermetele, die liet wagen durf den toorn
mijner gebiedster te verwekken?"
Ilasdrubal waclit niet af het bevel zijner
meesteres aan haren page om den laffen aan
rander de deur uit te gooien. Met krijschen-
den saterlach en krakende slem „ha is deze
dc uitverkorene uws harten, voor wien ik
wijken moet," vlucht hij, bij de deur nog even
liet spieringlijf omwringend, met opgeheven
vuist: „ik zal mij vleken en mijn vlaak zal
broedig zijn," ditmaal de geheel zaal bulde
rend, omdat het juist dè filou, dè gemeine
•zoekezuimer waor, dè zich zoe lielik hauw
versproke.
In de v i e r d e akte genieten wij dc bizon-
dere voldoening ons te kunnen overtuigen.
dat de beden der koningin verhoord zijn, dat
de vorst,-de generaal cn hel geheele Brabanl-
sclie leger ongedeerd uit den strijd zijn ge
komen: de zes krijgers met hunnen aanvoer
der staan weer vcTor ons in levenden lijve; in
liunne vuisten nog immer dezelfde lansen met
dezelfde omgebogen punten, hunne borsten
omhuld door dezelfde harnassen met dozclf-
de deuken.
Een verschrikkelijk tafereel, dat thans
volgt: „Ilasdrubal's wraak."
Iladamar heeft geloof geslagen aan den
laster van „dè gemeine baalenger"; hij be
schuldigt zijn vrouw van ontrouw met „den
biel" een vaag vermoeden in mij, dat dc
pastoor toch eene andere bewerking van
Genoveva heeft gezien.
Geen tranen, geen smeekingen, geen.dure
eeden van haar reine onschuld kunnen hem
vermurwen.
Hij jaagt haar weg als cene veile deerne,
niet waardig nog langer tc zetelen aan zijne
zijde op Brabant's troon, nog langer met liem
le dragen den scc-pter van het dierbaar vader
land en den liederlijke.» edelknaap zal hij
eerst laten radbraken cn vervolgens levend
villen als afschuwwekkend voorbeeld.
Een doodclijkc stille in dc zaal; niets
anders dan een luidruchtig snaterend neus-
gesnuit in groole kleurige zakdoeken, van lijd
lot tijd afgewisseld door een hoksnik van
teergevoelige bewonderaarster vol medelijden
cn deernis voor hel rampzalig slachtoffer van
„zoeveul bieslerei van dè schinnaos."
„Wie is 't noe Gos mcugelik, dal dc keuning
dal crapule kin gcluivc en neet z'n braaf
vrouw" de dochter van den notaris tot hare
moeder.
„Da's michi oucli te gclicrd" is het oordeel
van deze.
liet gelioclc publiek in extase vol delirium,
als eindelijk het gordijn zakt en allen hebben
zich geschaard aan de zijde van de ongeluk*'
lcige, wreed verstootene vrouw; een alge*
meen: „bravo, bravo vcur de lceuningin/L
enkele stemmen: „bravo Marianne "terwijl
de bocrenhandpalmen trachten elkaar tot
moes le slaan cn de voeten probeeren de
planken tot zaagsel te trappen; doldriftig^
bijvalsbetuigingen overlawaaicnd de varkens,
kippen, liond cn haan.
V ij f d e a k t e.
Dc koninklijke zetels, hel gerafelde vloer-'
kleed zijn verdwenen; de roode muren cn
deur groolcndcels verborgen achter in do
planken gestoken liooge versclie berkentok-
ken en hazelaars; alleen de k^pen der beide,
ridderfiguren zichtbaar, als Jjspietsl op de
kruinen der heesters; in het midden een ver-,
molmde doorgezaagde boomstam, waarop zit
Genoveva, thans in het „door de weekpakje"
van Marianne Lainers; slechts dc vlaspruik
cn vlecht <lc eenige heriitncring aan. hare
vroegere grootheid cn luister; naast haar een
schraal mager knaapje met gescheurd kiel
tje 't blijkt derhalve, dat Iladamar de gave
der helderziendheid bezat, toen bij bij het
afscheid nemen in de tweede akte zijne vrouyz
voorspelde, dat zij hem een zoon zou baren.
(Wordt vervolgd.J