r
J J-% Jf! /k ^en ^ad er *e^ens nieuwe bijgeplant en er monster zette zich non den weefstoel en zong meer weven Icon. Toch liet men hem ziin Dlnots- I
V®! O OP Cl C XI Cu P U" de heerlijkste spijzen naest (rozet. En nu was met treurigen stent, al wevende het volgende je in den hoek behouden Wie weel hoeveel I n°ornfime gr<x>te soort uit den omtrek van
Jvoor den vierden keer het feest der dooden aan- liedje: - geluk hij ons nog brengt,""lachte Li-Oion". 8fkomsti€- doch sedert ook in da
Een heerlijke vecantie.
Naar het Engelsch vain N. C. USHER.
Vrij bewerkt door C. H.
HOOFDSTUK IX.
/Slot).
,rIk zing het schoonste bruiloftslied,
Dat ooit een bruigom zong.
En met mijn klauwen spin ik hier
Den bruidschat voor Li-Chong.
Verlaten leef ik, in den nacht.
Als leelijk monster voort.
Geen is er, die mifn tTanen ziet,
Mijn droeve zongen hoort."
Li-Chong was zoo geschrikt, dat ze geen
acht sloeg op het tweede en het derde vers, dat
het monster zong. In haar angst riep ze alle
goden tegelijk aan, om haar van het dier tc
verlossen. Zou dit hoor bruigom worden, dacht
ze. Maar dat kon toch niet. Zoon vieze reuzen-
padl Bah! Ze rilde er van! En vreemd, toch
j gebroken en weer was Li-Chong naar het graf
van haar pleegmoeder gegaan en had er haar
offers van spijzen en bloemen gebracht en ge- 1
beden tot Fo.
't Was dien dog heel warm geweest en Li-
Chong, die zelf bijna niets gegeten had om toch
maar ruim te kunnen offeren, voelde zich moe
en zwak, toen ze van het grof terug kwam. Ze
De dagen, <He nu volgen, werden nog k°d «lfa geen kracht om den doek of te weven,
6 j j t_ l. i die den volgenden dog gereed moest znn. Luste-
Ban bet strand doorgebracht en toen einde- loos lifrecn op haar oude mot en door
lijk de dag aanbrak, waarop Elsje haar lieve- pcinsde zij OTer haar gestorven pleegmoeder en
ïingsw&nsch in vervulling zag gaan en zij ov#>r <jen doek, dien zij nog moest afweven en
door mijnheer en mevrouw Fellow meege- zoo peinzend sliep ze in. En m dien slaap
nomen weed naar Londen, was het kind in droomde zij van een jongen man met vreemde,
de wolken. Ik zou wel een hoofdstuk kunnen droeve oogen die bij den weefstoel stond en tot 2e medelijden met het vreeseli]ke die,
vullen met de beschrijving van al de heer- haar sprak: „Li-&ong, je goedheid, braafheid da, mo( zu)ke droeve cn menschelijke stem het
en vlijt zuUen beloond worden. Want weet, dat 20nf En wccr keek ze naar we_
vende dier, dat, toen de doek gereed was, deze
weer neerlegde onder den weefstoel en toen
weer op even vreemde wijze verdween als het
gekomen was.
Nauwelijks was de dag aangebroken, of Li-
j A Tocn Li-Cbong den volgenden morgen frisch Chong stond op en keek onder den weefstoel.
heerlijkheden, maakte een reisje mee in het cn geheel uitgerust ontwaakte, lachte zij om En weer vond ze daar een doek, nog schooner
„Groote Wiel en zag Londen in vogel- baar vreemden droom. Nog lachend stond zij en fijner dan de anderen.
vluohr, maakte een toertje in de „Montagne op, leende wat thee en een handje vol rijst bij fj)je doeken zijn véél te mooi voor mij,"
tusse", ging naar Hydepark en voerde er de buren cn ging toen vlug aan 't weven, opdat sprak ze bij zich zelve. „Ik zal ze naar den koop-
de musschen, naair het Kristallen Paleis en de doek nog vó<5r den middag zou gereed zijn. man brengen; wat die mij er voor geeft, zal
IQcr er vuurwerk, bracht een bezoek aan het de koopman voor wien zij weefde, was mjjn bruidschat zijn. Maar wie trouwt er met
wassen-beeldenspel van Tussaud, aan den "?n ^"igr "Is wreed Geen verzuim, hoe klein mij, de arme Li-Chong? En met het monstcrach-
Tower il rmden s nolitieke oevaiuwnisl en °ok" 287 hl> d°0r dc vm7<?rs en hlJ «Mch,e- d»| tig-lcelijke dier wil ik niet trouwen!" Nog eens
aan rlan H orenhiin war. r „".„own Har dc doeken op den door hem aangegeven tijd keek zc noar de mooie doeken, vouwde ze net-
den Dierentuin, want er «tg geen da„ I0udcn gerCed zijn. Heel den morgen werkte nu ;n c<,n helderwit papier en ging er mee de
voorbij, of haar vnenden hadden een plan- f.i-Chong ijverig door, ze gunde zich nauwelijks but uit. Zonder er bij te denken liep ze weer
jtetje beraamd. den tijd haar rijst te eten en toen ze met het bet theelond over en daar stond weer de jonge
„Nu Ekje", zei mevrouw Fellow, toen zij werk gereed was, ging ze op weg naar den man met (je vreemde, droeve oogen. „Ga je je
lien laatsten middag zaten thee te drinken, koopman. Die woonde wel twee uur ver en om bruidschat wegbrengen, Li-Chong?" vroeg hij
ris het een prettige week geweest?" geen tijd te verliezen, nam ze den weg door het spottend. „Nu, veel zal je er niet voor krijgen!"
Elsje's hart was zóó- vol, dat zij geen theeland, die wel de korste, maar ook de ver- cn toen beerde hij haar den rug toe.
- moeiendste was. en waar de zon fel brandde, fcn ri.-jj
lfikheden dar hoofdstad. c
t' i j i- tv achter deze hut een schat hgt begraven. En hebt
kor' d| "tendehjlAetd van m jnheer scW nden dan%u,rgc ook spoedig
«n mevrouw Fellow evenaren, die alles de- N.n brui?,m vinden -Tocn de jon„e man di(Imd
den wat zij maar konden om hun jeugdige gezegd, keek hij Li-Chong nog vreemder en nog
gast genoegen te doen. Zij werd meegeno- droever aan en ging toen heen.
men nbar de tentoonstelling en al haar
Li-Chong liep door zonder te antwoorden,
op dot theeland stond, tot Li-Chong s verbazing 2e was boos, denkende dat hij haar bespotte,
si.-, i jonge man, die juist zulke vreemde, droeve 2oo bereikte ze het huis van den koopman, maar
Mijnheer reilow, die naast haar zat, riam QOg€n bad, als de jongen, die zij in haar droom
woorden kon vinden, doch haar oogen zei
den genoeg.
haar hand in de zijne en drukte die hartelijk, bad" gezien. En zoo vreemd cn droef vond Li-
Bet kind had zijn genegenheid verworven. -Chong nu weer die oogen, dat ze bleef stil staan
Hij had altijd verlangd naar een dochtertje en keek. al maar keek naar die oogen.
en Elsje, met haar nadenkende, bruine De jonge man. die dit merkte, lachte en
oogen en haar vriendelijke manieren had vroeg: „Waarom kijk je mij zoo aan, Li-Chong?
zich een plaatsje in zijn hart veroverd. k»j
j v j i vondt ge reeds den schat, re bruidschat*
J" ouders Je k<mden missen, wouden ovcr dezc '0Jnverwachte vraas
toen ze het papier opende om er de doeken uit
te nemen, vond ze niets dan een paar indigo-
Li-Chong.
En geluk bracht naar het scheen de oude
weefstoel, want geen gelukkiger menschenpaar
dan Li-Chong, de weefster, on Tjo What Sing,
die zijn eigen land bebouwde, bestond er in heel
het Chincesche rijk, zegt het sprookje.
Tante Joh.
Van alles wat.
Oplossing Tan het drlesprongraadsel
alt liet Torlg* nunimei.
Het avondzonlicht doopt in goud
De groene toppen van het woud.
En langs den dennenstam gegleden.
Welks donkerrood den schuinen straal
Doet blinken a!s gegloeid metaal,
Daalt het langs 't mosbed naar beneden.
Alsof het op 'dat zacht tapijt
Zich gTaag ter ruste had gevlijd.
Reuzen.
Onder reuzen verstaat men personen, die
evenals de dwergen van de gewone men
schelijke lengte afwijken, met dait verschil,
dat reuzen veel grooter zijn dan het gemid'
delde, terwijl dwergen ver onder het gemid
delde blijven. Zoo moeten dan volgens ge
loofwaardige getuigen in sommige noorde
lijk gelegen landen van Eiuopa en even
eens in Patagonië menschen voorkomen,
die veel grooter zijn dan de gemiddelde
mensch. In de oude wereld moeten ook
reeds menschen van een buitengewone
lengde bestaan hebben. Oude oorkonden be
vatten verhalen van reuzen en hef gebeente,
dat nu en dan in de aarde ontdekt wordt,
spreekt dikwijls van reusachtige dieren,
welke uit een voorwereld afkomstig zijn,
doch thans niet meer levend bestaan. Reus
achtige boomen en planten daarentegen
komen nog steeds voor op sommige punten
En bijna fluisterend voegde hij er bij: „En <Jroom! Morgen sla ik je tot brandhout!'
blauwe, katoenen lappen. Bijna schreiend van van den aardbol, voornamelijk in de heete
booskcid liep ze naar haar hut terug, daar wierp luchtstreken,
ze het papier met dc lappen naar den ouden
weefstoel en zei: „'t Was* alles een bedriegelijke
hunnebedden of grafheuvels, welke
langs de kusten der Oostoee en ook in ons
wij je gaarne als ons dochtertje willen aan
nemen", zei hij, „maar ik begrijp, dat zij
Li-Chong de doeken vallen, raapte ze weer ver
legen op en liep toen, zonder iets meer te dur-
geen afstand zouden willen doen van hun ve„ zeggen, zoo vlug ze kon het theeland af.
Dien d„jr zat Li-Chong- niet aan haar weef- vaderland (denk aan Drente) worden gevon-
stoel, ze wilde slapen en vannocht zou ze weer danken hun oorsprong aan een vroe-
sterke thee drinken cn waken. En tocn de nacht ?er reuzengeslacht, waarmee die gewesten
aanbrak, stond ze van haar matje op en ging in lang vervlogen eeuwen, bevolkt waren,
eenïg meisje. Ik hoop echter, dat zij je
ieder jaar zullen toestaan een tijdje bij ons
te komen. Zou je dat wel willen, lieve kind?"
„Ja mijnheer^ dolgraagl" antwoordde
Elsje stralend van vreugde. „Ik kan u en
mevrouw niet genoeg bedanken voor al uw
vriendelijkheid; zoo oud als ik word, zal ik
die nooit vergeten!"
Het was met gemengde gevoelens, dat
Eerst tocn ze bijna het huis van den koopman
had bereikt, stond ze ademloos stil en dacht ze
over haar vreemde ontmoeting na. ..Was de
droom dan geen droom", mompelt zij; „stond
hij werkelijk in mijn hut bij den weefstoel.
heel dicht bij den weefstoel zitten, zc wilde het
monster wat van dichtbij zien, misschien was
het beest dan zoo héél leelijk niet
Daar opende zich juist weer de grond en da
paddenkop verscheen. En nu zag Li-Chong, dat
deze kop oogen had, even droef en even vreemd,
Kom, zc zou maar vlug de doeken brengen en van jongen man^ dje haar in den
dan naar huis terug keerenf Maar nooit was verschenen en die zij reeds twee
ging ze weer over dat theeland! keeren op het theeland had ontmoet. Eadroe-
De wreede. gierige koopman scheen dag j^j^h deze oogen ook nu weer Li-Otong
Dit toonen vooral de eigenaardige aanleg
en inrichting dier graven, die door zulke
zware steenblokken ingesloten en gedekt
zijn, als alleen door buitengewoon groote en
sterke menschen vervoerd en op elkander
gestapeld kunnen worden. De inhoud dier
graven wijst eveneens op een grijze oudheid,
want zij bevatten meestal urnen, steenen rin
gen, offermessen, strijdbijlen en dergelijke
Damascns.
Deze aloude stad in Syrië ligt in een heer
lijke en vruchtbare vlakto. Zij bezit omtrent
200 moskeeën, verschillende Christelijke
kerken en ook eenige kloosters.
De stad en haar omstreken zijn vanwege
de natuurvoortbrengselen en de nijverheids
takken zeer merkwaardig. Tot de eerste be-
hooren de Damasceensche pruimen, een
voor het eerst sinds Li-Chong hem kende, tevre- Qan en de groote bek van den reuzen-padden- voorwerpen, uit den heidensöhen tijd afkom-
Elsje huiswaarts keerde. Al de Londensche den. Hij maakte geen aan- of opmerkingen en kop opcnde zi<^ en sprak weer met dezelfde sticr
genoegens beletten haar niet, weer naar huis betaalde hooger prijs dan hij gewend was. Dat droeve, zachte stem, als waarmee hij het lied, j' r*;,Pn v*n Gulliver
te verlangen. Wat had zij Vader en Moeder, vond Li-Chong al heel vreemd. Maar ze dacht had gezonffcr M 'Chong, ik weef van nacht 1 Ir\d* g™° l win
Jen en Bob veel te vertellen! Hoewel haar er niet lang over na en ging naar huis terug. geen doek^ 2ijde. ik w°eef cr van bleeko wordt, als tegenhanger van ^^hreven
trein een sneltrein was ring hii haar nog Vóórdat de zon onderging wilde ze gaan gra- manestrnlen, zonnegoud en tranen! En dezen 'dwergvolkje, even geestig g
veel te lonrrzaam ven achter de hut* Zc wilde zien' °f ar°°m doek zuJt Se niet ku™cn verkoopenl Maar als een andere landstreek door hem bezochte
v-Ja aan hrtrimnt werkelijkheid of slechts een droom was ge- ge mijn brujd dan ?al weer schoone reusachtige bewoners, bij welke hij, wegens
m j e v p weest. De woorden, die de jonge man op het doeken van zijde en gouddraad kunnen weven. zijn. betrekkelijk kleine gestatteevenveel
de rookwolk, welke boven öurene er ing; tbee]Qnd tot haar gesproken had, beduidden j?a ajs ge mijn vrouw zijt, en ge volgt me naar erbazing wekte, als bij de dwergen wegens
daarna kwamen de hooge schoorsteenen In jmrners niets! mijn paleis, waar ge zplt regeeren als een kei- zi:ne bun bijna onmogelijke grootte,
zicht en eindelijk het bekende station, yaar 2oo ging Li-Chong aan t b-iiten e.i aon zerin, waar ge uw eigen draagstoel zult hebben
Vftder, Moede«r en de jongens al op haar graven achter de hut. t Was maar een klein z;jderi kleederen zult dragen, don eerst zal
Stonden te wachten. Toen de trein stilhield, plekje, waar zij* graven kon, maar toch was ze jk ophouden bedroefd te zijnl
was Elsje met één sprong in Vaders ar- er PQS mee gereed, toen reeds de maan aan den Li-Chong begon nu medelijden te krijgen met
men, daarop werd zij doodde anderen ver- hemel stond Ze had ook heclemool geen schat het arme dier en om het te ^o^en, zei ze
«roll-rvmd nr+ titjic van haar rrp.ha<^o reis gevonden, alleen een ouden, half vergonen weef- vriendelijk: „Je moet met zoo bedroefd zijn,
welLomd. Dit was van.J8fr geheele relS stoel, dien ie meenam naar de hut en daor neer- mijn nrJ, die';. Kom ,,;cr ffcrust iederen nacht
het allerprettigste oogen-bliA. zette in een hoek, om hem den volgenden dag cn weef cr je scll00ne zijden weefsels op den
Toen nj thurs kwamen, zong de theeketel aIs brandhout te gebruiken. Tot lairt in den 0„den weefstoci. En als je geen booze geest zijt,
cn stonden Elsje s lievelingsbloemen op avon(j gjng zo nu aan het weven van nieuwe dan nu dan wij „^<4^ later wel
tafel. Haar tongetjes was voortdurend in be- doeken; ze wilde den tijd, dien ze met graven j0 vrouw Uorden. Maar naar je paleis wil ik
weging en wat waren de jongens blij met verloren had, inhalen. En eerst toen de olie uit je njej volgen. T< Wil niet de hut verlaten,
de geschenken, die zij voor hen in de mooie de lamp was opgebrand, ging ze op haar matje waar jk gelukkig ben. Tc Heb ook geen draag-
Londensche winkels gekocht had! Er was «Sf^n. Nauwelijks was ze ingedommeld, toen noodi„
mijn voeten zijn niet door wind-
juist een brief van mijnheer Cisrzon geko- een vreeselijk 'even in den hoek weer ze den len misvormd;'ze zijn sterk en ik kan er op
1 Pl-io, m Ao ouden weefstoel had neergezet, haar deed ont- loopen, uren ver. En m mijn kleed van indigo-
men, -.-annn Vader, Moeder en Elsje in de wakcn^ Haar tocn ze opstond en gin? zien, van- blauw l-otoen voel ik mij gelukkiger dan menig-
volgende week ten eten werden gevraag WQar dit ieVen kwam, was het doodstil. een/ ^ie zijden gewaden draagt. Neen, een
daar hij gaarne de kleine heldin van oil-. f/rtWas natuurlijk weer een droom," mompel- arme weefster wil ik blijven en hier in deze hut
bury wilde zien. de ze en ging weer liggen. Weldra was ze vast wj] rustig mijn doeken weven. Maar jij
Den volgenden Dinsdag zou zij naar d© jn slaap en sliep ze nu rustig door tot den vol- m0ogt bij mij blijven, mijn arm dier. Je zult op
Normaalschool gaan, zoodat zij haar boeken genden morgen. „Jou leeb'jk oud ding," zei ze den 0uden weefstoel je zijden weefsels tooveren,
en verdere benoodigd'heden in orde moest toen lachend tegen den ouden weefstoel. „Je want tooverweefsels zijn het, die jij weeft
brengen Het nieuwe dienstmeisje was ge- zuït ströks een heerlijk vuurtje worden. Op jou En nooit, nooit zal ik je van hier verjagen, altijd
komen, en nu had Moeder den tijd haar "1 potje rijst koken!" Mear toen ze het zo] ik iief „oor je rijn, omdat je eenzaam bent,
A oude ding wilde stukslaan, vond ze op de plek, ZOoals ik
oo ntertje te epen nve e 1 i waar het dien nacht had gestaan, een prachti- ^n wilt ge mij nu ook niet volgen Li-Chong?"
he er ooekenkast en het ophangen van doek liggen, geweven uit de fijnste zijde, vroeg de ru niet meer droeve stem.
eenige mooie platen, alle geschenken van do€b zdó zacht en zóó licht en met zulke Li-Chong, die terwijl zij sprak, niet meer noar
haar Londensche vrienden. - grillige figuren er in geweven, met goden en bet dier had gekeken, zag nu op en daar
Zoo eindigde dus deze heerlijke vacantie draken en vreemde bloemen, dat zelfs de keize- zag ze njet meer den half uit den grond geko-
en toen Elsje den eersten dag naar de Nor- rin ze wel zou kunnen dragen. Li-Chong begreep men paddenkop, maar een jongen man, den-
maalschool ging, had zij zich ernstig voor- er niets van, ze draaide den doek om en om, zelfden, die henr in den droom was verschenen
eer,omen al haar krachten in' te spannen om en toen zeg ze ook de woorden die in een der cn op het theeland had ontmoet. Maar nu had
K m" L..r r,.r,nn'c nrïic w-.ftrdi<T tV too- hoeken waren geweven: „Werp geen oude din- hii geen vreemde, droeve oogen meer en vroo-
numheer Curzon S prijs waardig te too- Li^Choixg; ze kunn€n je een bruid„ ^\]onk nu ook de stem, waarmee hij zijn vraag
schat geven. Schooner doeken nog dan die, zal herhaalde* „Wilt ge mij nu nog niet volgen
t je bruigom voor je weveriF naar mijn paleis, lieve Li-Chong?" En nu begon
O© Olid© weefstoel. „Neen, oud meubel," lachte weer het meisje, bij het verbaasde meisje te vertellen, hoe de
,p Ir* rv I Zldt n'et verbrand worden. Als jij zulke boschgod hem had gestraft, omdat hij eens bij
en sproo je ui ine.; prachtige doeken kunt weven, wil ik je niet mis- ongeluk een Tengu (bosch-daemon) had gedood.
Li-Chong was een arm meisje. Ze liep bloots- sen." En toen bekeek ze nog eens den zijden Toen had de boschgod gezegd: „Over dag zult
zoets en aan haar kleeren van indigo-blauw doek, zette den ouden weefstoel weer in den ge een mcnsch blijven, maar 's nachts zult ge
katoen was geen enkel versiersel. Ze droeg ook hoek en ging nu zelf aan het weven. monsterachtig gedrocht zijn. Ver van je huis
geen zilveren armbanden en geen ronde, zilve- ",/k Wil toch eens zien, hoe een weefstoel zon- zult ge arm en verlaten rondzwerven. En hier
ren rirvgen om haar enkels. Ja, zelfs haar voetjes der weefster zulke mooie doeken kan weven," hebt ge een ouden weefstoel, waarop, alleen gij,
had men niet mismaakt, en dat was wel een mompelde Li-Chong ,toen ze -zich dien avond de mooiste doeken zult kunnen weven. En als
teeken, dat Li-Chong heel arm was en wel nooit op haar matje neerlegde. „Hij zal van nacht wel ge door dezen weefstoel een vrouw kunt vinden,
in een draagstoel zou zitten, zooals de deftige weer een doek wevenl En daarom blijf ik wak- die goed, braaf en vlijtig is en even eenzaam
Chineesche dames met hun mismaakte voeten, ker!" els gij en die je, ondanks je leelijkheid, bij zich
Li-Chong wist zelfs niet eens, wie haar ouders Maar toen Li-Chong een poosje met wijd- duldt, niet uit zelfzucht, maar alleen uit oprecht
waren, die hadden haar, zooals dagelijks in open oogen had liggen kijken, en er nog altijd medelijden, dan eerst zult ge uit de betoovering
China gebeurt, toen ze nog héél klein was, neer- niets gebeurde, overviel haar de slaap, heel on- verlost zijn."
gelegd aan den weg, alleen omdat ze een n^'sje gemerkt sloten zich haar oogleden enzrEi\ die vrouw heb ik nu gevonden, lieve Li«
En weer lag er den volgenden morgen, toen Chong", zei vroolijk de jonge man. „En nu mag
ze onder den weefstoel keek, een prachtig gewe- ik weer naar mijn eigen huis terugkeeren. Ge
ven doek, nog fijner en zachter jdan de vorige, gaat nu toch met mij mede, Li-Chong?
m met nog grilliger figuren er in geweven. Docb Li-Chong schudde haar hoofdje en kee
„Nu wil ik van nacht toch wakker blijven," met tranen in haar oogen den jongen man aan.
mompelde zij; „nu moet ik de weefster zien, kan niet van hier gaan, zei ze zacht.
En Li-Chong had het altijd goed.gehad bij de die hier in 't holst van den nacht op den ouden wil geen rijkdom. 'k^JC'il blijven weven m
örme, brave weefster, die haar ook het weven weefstoel komt weven!" oude hut, waar ik altijd gelukkig was. En er,
bad geleerd. En toen zij een groot en heel han- En om goed wakker te kunnen blijven, dronk dicht bij, rust mijn lieve pleegmoeder, k l oet
dig meisje en een ijverig weefster was gewor- Li-Chong dien avond drie koppen heel sterke zorgen voor de bloemen, die ik op haar gral ne
den, toen eerst vertelde haar de pleegmoeder, thee en at geen rijst. En dien nacht kwam geen geplant
die reeds oud en zwak werd, dat zij een vonde- slaap haar oogleden toedrukken. Met groote, „Dan blijf ik ook hier," antwoordde Tjo w nat
iinge was. En nu was kort geleden de oude wijd-geopende oogen lag ze op haar matje. Sing, zoo heette de jonge man.
weefster gestorven, maar O-Chong was de oude steeds turend naor den ouden weefstoel, waarop En zoo trouwde nu Li-Chong met Tjo ia
hut blijven bewonen en daar weefde zij nu even juist de maan scheen. Nadat ze zoo een uur Sing en zij droeg een bruidskleed, gemaakt uit
toen boor pleegmoeder nog leefde. had liggen kijken, zag ze op eens een afzichte- de zijden weefsels, die ze ook weer onder en
ie jaren lag reeds de oude weefster te lijk gedrocht uit den grond komen- 't Had den ouden weefstoel terug vond. M®ör het ui
fusten onder de bloemen, die het eenvoudige kop van een reuzenpad, het lichaam van een was met de betoovering van Tjo What bing,
gia versierden. Drie jaren lang had Li-Chong hond, klauwen als een havik, en een langen, nu was ook de oude weefstoel weer een ou
eze bloemen verzorgd en op het feest der doo- breeden, met schubben bedekten staart. En dat vermolmd ding geworden, waarop men niets
zuidelijke landen van Europa overgeplant j
voorts de Damasceensche druiven, die aan'
den boom gedroogd worden, terwijl men da
steel inkerft en dte de beste en grootat*
rozijnen opleveren, en eindelijk de Damas
ceensche rozen, wier stam acht tot tien voel
hoog wordt en die bijzonder aangenaarix
ruiken, waardoor zij den naam van muskaat
rozen hebben verworven.
Van den fabriek matigen arbeid, waarmede
de bewoners van Damascus zich reeds in
overoude tijden bezig hielden, verdienen In
de eerste plaats melding de zoogenaamde
Damasceensche klingen, uit samengesmob
ten ijzer- en staalstaven vervaardigd en voor
geweerloopen, maar inzonderheid voor sa
bels en degens bestemd. Het doel der be
werking is om aan het staal een fraaier aan
zien te geven en de toriheid te vermeerde
ren, zonder de hardheid en veerkracht ervan
te benadeelen. De Damasceensche klingen
onderscheiden zich verder bijzonder daarin,
dat zij fijn gepolijst, met vlammen bewerkt
en met gouden of zHveren figuren Ingelegd
zijn.
Dergelijke arbeid werd reeds door d«
Egyptenaren gedurende de Grieksche en
Romeinsche heerschappij met goed gevolg
verricht. In latere tijden ging die kunst tot
de Levant over en vond ook haar beoefe
naars in Frankrijk, fnnar haar voortbrengse
len behielden tot heden den naam von ge-
damasceerd, omdat zij in de middeleeuwen
hoofdzakelijk te Damascus uitnemend goed
geleverd werden. In Duitschland eindelijk'
heeft men zich evenzeer toegelegd op de
vervaardiging van voortreffelijk werk van
dien aard en nog tegenwoordig heeft de
fabriek te Sob'ngen daaraan haar vermaard
heid te danken.
In de tweede plaats bestaat er een nnder
voortbrengsel van Damasceenschen oor
sprong, dat meer dan degen- of sabelklingen
u misschien onder de oogen zal komen en
den oorsprong in den daaraan gegeven
naam van damast verraadt. In deze fijne,
kunstig geweven stof zijn mooi bewerkte
takken bloemen en andere figuren aange
bracht. Aanvankelijk had men alleen zijden
damastlater werd het eohter ook uit linnen
en wol samengesteld. In de nieuwere tijden
hebben ook Italianen en Nederlanders da
mast voortgebracht en eveneens hebben
Franschen en Duitschers zich erop toege
legd.
De Beaumarcliala.
Van den dichter De Beaumarchai», die d(
zoon van een horlogemaker was, wordt he{
volgende verhaald, waaruit blijkt, hoe gees
tig hij de onbeschaamdheid te straffen wist,
Toen een hoveling, wiens kleeding zeer ele
gant en naar den laatsten smaak was, hem
eens te Versailles ontmoette, kreeg hij lust
den zoon van den horlogemaker te vernede
ren en vroeg hem, of hij het uurwerk, dat hij
hem toonde, eens wilde nazien, daar het niet
geregeld liep. „Gaarne", zei de Beaumar-
chais, „maar weet, dat ik in dat vak zeer
onhandig ben." De hoveling hield aon en
niet zoodra had De Beaumarchais het uui>
werk in handen, of hij liet het op den stee
nen vloer vallen, waardoor het in duizend
stukken sprong.
„Heb ik het u niet gezegd", riep hij uit!
„ik ben niet geschikt voor dat vak en daar
om heeft mijn vader het mij niet laten lee«
ren l"
was en nergens toe diende. En toen ze daa&i
zoo arm en verlaten lag, was er een brave w®Jf-
ster voorbij gekomen. Deze had medelijden rrtjpt
het kleme, schreiende meisje en had haar m^- en met nog grilliger figuren er in geweven,
genomen naar haar hut en de kleine verzorgd,
alsof het haar eigen kindje was.
Als 4 niet wil vlotten.
Voor moeders j'aardag heeft elk kind
een mooi gedioht geleerd;
ook Lydia, maar och, hoe naar,
al daad'lijk gaat 't verkeerd.
De lusjes fluisteren haar in,
broer Paul beweegt zijn mond,
maar Lydia b 1 ij f t in de war
en kijkt verlegen rond.
Wel lieve kind, zegt moeder dan,
kom gauw bij mij op schoot;
klein Maxje schikt wat voor je op;
je beni nog niets te groot.
En zet je knusjes dicht bij mij,
dan lees je 't wenschje voor,
of, als je dat vervelend vindt,
dan zeg je 't aan mijn oor.
Deez' ééne zin is mal genoegt
„God zeeg'ne moeder-mijn" t
laat, Lydia, dit voor vamdaag
je wensch voor moeder zijnl
HERMANN*,