BIJITEN LANDT" Strijdende- Zielen. 15"® Jaargang. ir 2 m „DE E EM LAN DER'. Donderdag 14 Juni 1917. Mr. W. H. de Beaufort. FEUILLETON. MARIE VAN VERSENDAAu n»OToreaectiei Mr D J VAN scHAARDENBURO. ABONNEMENTSPRIJS: PRIJS DER ADVERTENTIEN Idem tranco per post.. m «laL.!.'. Per week Wekeljjksch bijvoegsol „Dt Hollandse}is Huisvrouw' donder redactie van Thérèse Hoven) per 3 mnd. 50 ets. Wekeliiksch bijvoegsel „Wcreldrecüe" por 3 mnd. 52 Ct«. Bureau: UTRECHïSCH ESTRAAT 46. lntercomm. Telefoonnummer 66. Dienstaanbiedingen 1—1> regels.. O.Stf. Urooto lettors naar plaatsruimte. Voor handel en bodrql bestaan zoor voordoolige bepalingen tot het herhaald adverteorou in dit Blad, bij abonnement. Eene circulaire, bevattende de voorwaardeu, wordt op aanvraag toegezonden. Wiet thuisblijven! De verleiding is groot voor de kiezers om morgen niet naar de stembus te gaan. Waar om zouden wij het ons ontveinzen? Men acht de oppositie-candidaten niet ge vaarlijk, den strijd niet serieus en de zege van mr. W. H. de Beaufort niet twijfelach tig- Alles goed en wel, maar deze overwegin gen rechtvaardigen nog niet het besluit om thuis te blijven. Het moet den oppositiepartijen, den revo lutionairen zoowel als den behoudzuchtigen, heiden gelijkelijk noodlottig voor land en volk, duidelijk gemaakt worden dat hun aan hang uiterst gering is en hun stem, in hoe veel toonaarden deze moge klinken, geen ge hoor vindt onder de kiezers. Dan kan het 'n dubbel fiasco worden èn voor de candidaten èn voor hun negatieve -programma's. In plaats van 'n kreet van pro test zullen zij aan ons volk ontlok* hebben het overtuigende bewijs van instemming met en het vertrouwen in het wijs beleid van de regeering. Niets is gevaarlijker dan de redenatie: onze candidaat komt er toch wel. Als ieder een zoo denkt en daarnaar handelt, komt de candidaat er juist niet. En dan moeten wij ook dit wel bedenken, dal, al moge er van de S. D. P. en het Co mité van Actie tegen de Grondwetsherzie ning weinig invloed uitgaan, er toch altijd 'n aantal ontevreden elementen zijn die niet verder kijken dan hun neus lang is en de regeering hoogst kwalijk nemen dat zij niet altijd doet zooals zij dat zouden wenschen, of zooals met hun belangen strookt. In deze ongewone tijden staande voor 'n ongewone taak, heeft de- regeering natuur lijk meer dan eens maatregelen genomen of nagelaten, welke achteraf bleken niet noodig of juist wel noodig geweest te zijn. Dat wil natuurlijk niet zeggen, dat telkens 8ls 'n individu zich critiek op de regeering veroorlooft, de regeering inderdaad ge dwaald heeft en de betweter het altijd bij het rechte eind had, maar wij kunnen ons toch wel voorstellen dat sommigen, vooral als zij op de een of andere wijze bij het ge val betrokken waren of zich door de grap penmakers van de Telegraaf goed het hoofd op hol hebben laten brengen, alle dingen op hun kop zien, de regeering langzamer hand zijn gaan beschouwen als ten eenen- male niet berekend voor haar taak en de woordvoerders van het politieke onverstand als de redders des vaderlands inhalen Al dezulken zullen allioht, ook al staan zij in de meeste opzichten vierkant tegen over hem, hun stem morgen uitbrengen op een oppositiecandidaat.' Op die wijze zijn misschien wel 'n paar honderd stemmen bij elkaar te schomme len maar het zou toch te zot zijn als in 'n district met 12000 kiezers het aftredend lid ten val gebracht kon worden door 'n handje vol heterogene menschen „negatieven" 20U men hen kunnen noemen, want men hoort alleen maar wat zij niet willen, nooit wat zij w e 1 willen. Dat weten zij waarschijn lijk zelf niet. In het manifest dat voor den heer Baerveldt verspreid wordt, komt men er dan ook rond voor uit, dat van hem niet de geringste opbouwende kracht in de Ka mer te vreezen zal zijn, het is er alleen om te doen „om aan ontevredenheid uiting te geven". Prosit! Daar komt men niet veel verder mee Er behoeven geen zieken naar de stem bus gesleept, geen onwilligen opgehaald, geen afwezigen uit Groningen of Zeeland ontboden te wordenmaar ieder die er toe in staat is, loope morgen even naar het stembureau en brenge zijn stem uit op Het zijn niet slechts de vrijzinnigen, op wie de plicht rust de herkiezing van mr. de Beaufort te waarborgen. Hij is niet de can didaat der vrijzinnige partijen, doch van alle politieke partijen die de Grondwets herziening hielpen tot stand komen. De aanval van de oppositie is dan ook niet gericht tegen de persoon van den can didaat al zou deze toch het slachtoffer worden doch tegen de Grondwetsherzie ning. De socialisten hebben jaar en dag voor wat thans door" deze herziening verwezen lijkt wordt, gestreden. Op hen rust dus zeer zeker de plicht deze laatste poging om die herziening te doen mislukken, te helpen ver ijdelen. Maar ook rechts mag niet volstaan met zich afzijdig te houden. Zij dienen <je her kiezing van mr. de Beaufort evenzeer te hel pen bevorderen als de vrijzinnigen in an dere districten de herkiezing van de recht- sche aftredenden. De besturen hebben, voor zoover wij weten, hun kiezers niet opgewekt om naar de stembus te gaan, ongetwijfeld verwacht ten zij dat dezen zulks als van zelf sprekend beschouwen. Politiek Overzicht Spanje en de wereidstrijd. De jongste regeeringskrisis in Spanje is te beschouwen als eene voortzetting van.de krisis, die eenige Weken geleden heerschle. Toen is graaf Romanones afgetreden als hoofd van de regeering, omdat hij voor zich tot de overtuiging gekomen was, dat Spanje zijne onzijdigheid moest prijsgeven en moest varen in het zog van de Entente. Aangezien die meening niet werd gedeeld door de meerderheid van zijne ambtgenoo- ten en ook niet door een groot deel van de openbare meening, meende hij niet in de regeering te kunnen blijven. Sedert is de strijd om Spanje's houding in den wereidstrijd verder gegaan. Een nieuwe krisis is uitgebroken, die tot uitkomst heeft gehad, dat ip plaats van de liberalen in Spanje de conservatieven aan het hoofd van de regeering zijn gekomen. De nieuwe regeerders hebben tot dusver bekend ge staan als voorstanders van Spanje's onzij digheid. Dit geeft op zich zelf aanleiding tot de opvatting, dat ook ditmaal de krisis is opgelost in den zin van de neutralisten. Die opvatting vindt nader nog steun, wanneer men bedenkt, dat tof de krachtigste voor standers van de onzijdigheidspolitiek be hoort don Antonio Maura, de staatsman, die vroeger gedurende vele jaren de leider van de conservatieve partij is geweest. Om redenen, die met de binnenlondsche poli tiek samen hingen, heeft hij die positie prijs gegeven; maar hij is gebleven een man van groot gezag, naar wiens stem gaarne ge luisterd wordt in de zaken, die zich boven de engere partijpolitiek verheffen. Deze staatsman heeft in de krisisdagen, waarin Romanones zich genoopt voelde, tot heen gaan, in eene vergadering te Madrid zijne inzichten met groote vrijmoedigheid en- gezet. Men zal wel niet mistasten in de mee ning, dat in deze rede is uitgedrukt de op vatting, die het richtsnoer aangeeft voor de houding van de nieuwe Spaansche regee ring in deze zaak. Daarom is het van ge wicht van die rede kennis te nemen. In de eerste plaats werd door den spre ker nadruk gelegd op het nadeel, dat de oor log berokkent aan de onzijdigen. De blok kade tusschen de oorlogvoerenden komt eene verstikking van de neutralen nabij. Naarmate de oorlog zich heeft uitgebreid, is de benadeeling van de onzijdigen steeds grooter geworden. Maar dat is het gevolg van iedere blokkade. „Wij onzijdigen, heb ben ons niet vereenigd, en daarom zijn wij heden zwak. Dat is nu de toestand. Wij zijn zwak, zoo zwak, dat wij de onbedoelde uit werkingen moeten verdragen die een ge volg zijn van den oorlog. Maar om dezelfde reden, waarom wij ons in het lot van de zwakken moeten schikken, mogen wij ons niet vernederen, door de wapenen op te ne men om te strijden voor eene vreemde zaak, als wij voor onze eigen zaak niet kunnen optreden." Spanje behoort door zijne ligging en ge schiedenis tot de westelijke groep van de Europeesche natiën. Maar dat kan slechts gelden van een Spanje, dat aan het komende geslacht althans de mogelijkheid laat de grootheid van het verleden te herstellen. „Wanneer zoo zegt Maura Spanje tot de westersche groep moet behooren als een verkleind en verminkt, vernederd land, dan zou ik zeggen: Neen! Den toestand, dien wij tot dusver gedragen hebben, kunnen wij dragelijk vinden als gevolg van onze zwakte, want zwakte vernedert niet; maar wanneer wij hem als basis van een bondgenootschap aannemen, dan zouden wij de verachting van onze nakomelingen verdienen." Tusschen Frankrijk en Engeland bestaat eene natuurlijke gemeenschap in de weste lijke Middellandsche zee, aan de kusten van den Atlantischen oceaan ei) in Marokko, die door het toetreden van Italië nog is ver sterkt. Maar wat volgt daaruit? „Er volgt uit, dat wij iii de straat van Gibraltar, die voor Spanje het begin en het einde van zijne on afhankelijkheid beteekent, als wij de grond slagen van de Spaansche onafhankelijkheid onderzoeken, niet alleen de vesting Gibral tar moeten zien, maar de opheffing van de Spaansche souvereiniteit ook buiten Gibral tar en de hegemonie van Engeland, dat ons niet vergunt meester over onze kusten en kustwateren te zijn." Maura gewaagt verder van Marokko en betoogt, dat Spanje niet zeker kan zijn van de verbinding met Marokko, zoolang Enge land het verhindert de souvereiniteit over de zeeëngtc uit te oefenen. „De Status quo in de straat van Gibraltar beteekent, dat wij ons uit Marokko moeten terugtrekken. Spanje kan in Marokko niet blijven, zonder de volkomen heerschappij over zijn gebied in de zeestraat te bezitten. Dat beteekent, dat het Spaansche volk als eerste bewijs, dat de sedert eeuwen bestaande waardeering van Spanje door Frankrijk en Engeland herzien wordt, het verdwijnen van deze schandvlek moet verlangen." Het is een merkwaardig teeken des tijds, een bewijs hoezeer door dezen wereidstrijd alles uit zijne voegen wordt gerukt, dat nu ook de kwestie van Gibraltar uit de verge telheid wordt opgehaald. Gibraltar behoort sedert 1704 aan de Engejschen. In de 18e eeuw is eenige malen door Spanje beproefd Gibraltar weer te veroveren: zoo in 1724 en in het jaar 1779 in eene vierjarige belege ring. Sedert heeft. Spanje er in berust, dat op de gewichtigste plek van het land een vreemdeling zit en zich de heerschappij over den ingang van de Middellandsohe zee aanmatigt. Maar een doorn in zijn vleesch Is dit voor Spanje gebleven. Nu is in dezen wereidstrijd door een Spaanschen staatsman van groot gezag er op gewezen, dat de Spaanschè zelfstandigheid er onder lijdt, dat Engeland Gibraltar bezet houdt en dat Tan- ger niet aan Spanje behoort. Men voelt uit de rede'van Maura, dat de daadwerkelijke steun van Spanje voor de Entente te krij gen is. Alleen moet er de prijs voor worden betaald, dien Spanje verlangt. Is de Entente daartoe niet bereid, dan denkt Spanje er niet aan zijne onzijdigheid te verlaten. De oorlog, Boulogne, 13 Juni. (R.) Generaal Pershing, de bevelhebber van het eerste Amerikaansche leger, en zijn staf, zijn hier aangekomen. Zij werden met warmte ver welkomd. Van de verschillende oorlogstooneelen wederom niets bijzonders. Het Italiaansche offensief op het gedeelte van de Tirolsche grens, waar de Oostenrijkers in Mei van het vorige jaar veroveringen hebben ge maakt, is alweer gestaakt. Aan het Isonzo- front is plaatselijke artilleriestrijd. De City en het Eastend van Londen zijn gister geteisterd door een luchtraid, die in ruimen kring onder de burgerlijke bevolking verwoestingen heeft aangericht, maar, zoo- "als altijd, leger en vloot ongedeerd heeft gelaten. 14 Juni. De persoonlijke verliezen ir\ deze luchtraid zijn in 't geheel 55 mannen, 16 vrouwen, 26 kinderen gedood, 223 man nen, 122 vrouwen en 94 kinderen gewond. De nadere berichten over de wijze, waar op de abdicatie van koning Constantijn van Griekenland in haar werk is gegaan toonen aan, dat daarbij elke schijn is vermeden, die zou kunnen doen denken, dat dit een vrij willige daad is geweest. Den koning is de formeele eisch gesteld, dat hij afstand moest doen van den troon, en er is hem geene vrij heid gelaten zijn opvolger aan te wijzen, maar met voorbijgang van zijn eerstgebo rene is zijn tweede zoon Alexander daartoe benoemd. B e r 1 ij n13 Juni. (W.-B.). Uit Straats burg wordt berichtBij de sluiting van de Tweede Kamer van den landdag van Elzas- Lotharingen drukte de voorzitter Ricklin de 'hoon uit, dat spoedig een eervolle vrede mr-" gesloten worden. Hij zeideWij mo gen dezen roep om den vrede luid laten klin ken, want ons land en zijne bevolking heb ben onder dezen oorlog onnoemelijk veel te lijden. Het wordt steeds duidelijker, dat de losscheuring van Elzas-Lotharingen" van het Duitsche rijk onder de oorlogsoogmerken van den tegenstander een eerste plaats in neemt. Daarom beschouwen wij 't als onzen gewetensplicht te verklaren, dat het volk van EHas-Lotharingen de gedachte, dat om zij nentwil dit ontzettende bloedvergieten wordt voortgezet, met alle beslistheid afwijst. (Luid bravo) en naar niets streeft don in zijn on verbreekbaar toebehooren tot het Duitsche rijk zijne cultureele, economische en staats rechtelijke toekomst na te jagen onder vol ledige" handhaving van zijne rechtmatige eigenaardigheid. (Luide toejuichingen op de banken). De in het veld staande dappere zonen van ons land, onze trots en onze hoop, strijden en sterven niet alleen voor de redding van het bestaan van het Duitsche rijk. Zij heb ben nog een eigen, bijzonder oorlogsdoel: het bevechten voor het land van hunne ge boorte, van gelijkgerechtigheid, gelijkstel ling onder de Duitsche bondsstaten. Het Duitsche volk kan aan deze Rappere helden zijn dank op geen waardiger en edeler wijze brengen, dan door hen, nadat de vrede za! zijn bevochten, als volledig rHiikgerechtrg- de staatsburgers in hun land te laten terug- keeren. (Levendige instemming). Uwe in stemming bewijst mij, dat ik u uit het hart gesproken heb. In dezen zin roepen wij: Leve Elzas-Lotharingen, het Duitsche rijk en de Duitsche keizer Wij hebben beleefd-hoe op het gebied der mon--' -^ikheid de groote sociaal-politieke vraagstukken steeds dichter bij de oplossing ziin gebracht. Wij hebben ondervonden wat wij aan het Duitsche rijk hebbenhet zou ondank zijn, dit niet te willen erkennen. Er is ooit zooveel van het nationaliteitenbegin sel geschreven en gesproken als heden. De nationaliteit heeft hare grondslag in de af stamming en de taaL Uit officieele mede- deelingen, die berusten op de volkstelling en Geest te hebben berokkent lang niet zoo veel voldoening als het zich te verbeelden. Roman van Helcne Dickraar. Geautoriseerde vertaling uit het Noorsch door A. M. VAN DER LINDEN-VAN EDEN. 22 Het was goed van Margretha om je mee te trooncn, Ilarald, zoo'n slaaf van je arbeid als jij bent" zei Ellen met haar vriendclijken glim lach. terwijl zij voortging haar bloemen te schikken. „Wat was het vandaag verrukkelijk mooi daar boven... De natuur alleen heeft de macht om alles wat er gezonds en oorspron kelijks binnen in den menseh is, op te wek ken vind je niet?" .,Ja het is hetzelfde gevoel dat je in hel gebergte overvalt," antwoordde Ilarald en haalde diep adem. „Iets veerkrachtigs waardoor je de overtuiging krijgt dat toch niet alle jeugd uit je ziel verdwenen is," zei hij na even gezwegen te hebben. „En nu juist vandaag.'' Op hetzelfde oogenblik hoorde zij den l'ris- schcn lach van Margretha. Ilarald hield op en glimlachte. „De twee jongs ten," zei bij met vue- Bloed. „Lk hoor Margrelha's lach en Ilans haar aanmoedigend." „Ik geloof, dat hem dit wel gelukt," zei Ellen wat kortaf, maar onwillekeurig glimlachte zij toch. Een oogenblik stilte. „Ja, Margretha heeft een zonnig, warm ge moed!" Het was Ilarald, die sprak. Ellen had het eind van een lange grasspriet in den mond genomen, terwijl zij die om dc stelen van haar veldbouquct bond met haar door dc zon verbruinde hand. Zij nam er goed den tijd voor cn bond de stelen flink vast. „Arme Margretha!" zei ze eindelijk. De klank van haar slem was weer bits en zij keek niet op. Anders zou zij Haralds vragen- den blik en den bijna smartelijken trek op zijn gelaat hebben gezien. „Beklaag je iemand, die zoo goed in staat is het leven vol goedheid en warmte te maken voor zich zelve en voor dc haren?" „Ik beklaag allen, die te veel vertrouwen hebben zij kunnen nog van zoovéél beroofd worden." Zij sprak ernstig en kalm, zonder bitterheid als een natuurlijke uiting van een door denken en ervaring rijpe levensbeschouwing niets anders. „Je vindt, dat het veiliger is ongevoelig tc zijn?" „Neen, niet ongevoelig. Maar vóór alle din gen eischl het leven iets anders, iets dat meer noodig is: arbeid je plicht doen gaarne, .gewillig.... Liefst niet droomen over het geluk voor zich persoonlijk dat is gevaarlijk... Maar", zij viel zich zelve in dc rede „je bad me iels te vertellen?" Haar toon was nu weer zacht cn warm. Hel was het eigenaardig aantrekkelijke in Lllea Mivilles slem, dat er zooveel buiging in was, die getuigde van de rijke wisseling in haar ziel. „Ja ik moet je eens vertellen dat ik van daag nog eens verblijd ben geworden... ik kreeg van morgen een brief van een van mijn vroegere leerlingen. Zij is eenige maanden geleden getrouwd en woont nu in Kopenha gen. Zij schrijft, dat zij er behoefte aan had mij te danken voor den geest, dien ik haai' op school heb „ingeblazen", zooals zij het noemt Zij beweert, dat die haar niet alleen heeft heen geholpen over menige klip in haar meis jesleven, maar haar ook geschikt heeft ge maakt voor haar nieuwen levenskring... En dan brengt zij mij een groet van haar man een van de eersten der jongeren dóór met zijn dank voor alles wat ik heb geschreven niet het mkist voor mijn laatste repliek in den strijd tegen de oude godsdienstvormen liet was mij als een groet van deze enke len," van wie Kierkegaard spreekt, „die iemands gedachten hereiken" zei hij als lot zich zelve. Ellen zag hem aan met een cigenaardigen blik met iets als een zwijgend protest tegen over een zeker gemis aan gevoel van eigen waarde, dal haar geheel vreemd was. Maar verdiept in zijn licvelingsthema en er van overtuigd dal zijn denkbeelden weer klank vonden in een ander even ontvankelijk intellect, zelfs' al week het af van 't zijne, ging Ilarald voort: „Het slaat bij mij vast dal de hoogst be gaafde geest en misschien nog meer het 'meest liefdevolle hart - in onzen tijd g. cn nuttiger werk kan vrrrirhlen dan klnerkcid te brengen in de tegenwoordige godsdienstige beweging! Die raakt toch aan bijna iedere wetenschap, bedient er zich van daarom moet men trachten uit den godsdienst hel zout te winnen, dat de menschen noodig hebben voor de richting van onzen lijd, bet zout, dat het beste in ons voor verslapping en werke loosheid kan bewaren. Predikanten zouden hier de voorgangers moeten zijn maar dit kan men nauwelijks verwachten in ieder geval nog niet," voegde hij er aan toe. „Och neen, d i c hebben immers de letter lijke openbaring in den bijbel om zich aan te houden. Die wijzen aan alles, voor alle tijden een onveranderlijke waarde cn beteekenis aan." En haar stem klonk ongewoon bard. Ilarald was verrast. „Dat doen zij tot op zekere hoogte, maar wij moeten erkennen, dat onze wetenschap nog maar stukwerk is dat wij er nog niet in geslaagd zijn om alles tot enkele vaste beginselen terug te bren gen Niet waar?" Ellen deed alsof zij zijn laatste woorden r.iet gehoord had. ,.Ja. die predikanten met hun bijbels," sloof zij op, „dat is... Zij zweeg op eens. „Ik geloof dat het in onze dagen voor vrou wen moeiclijker is dan voor mannen om reli gieus tc zijn!" viel zij op eens heftig uil ,.Er zijn zooals je weet nog geen vrouwelijke predikanten" ging zij kalmer voort, met den zelfden ironischen, bitleren glimlach. Zij hadden reeds dikwijls over de positie der vrouw in dezen tijd cn over haar jongste cisehen gesproken. Over het geheel genomen was zij zeer gereserveerd geweest, en had zij zich hij de bestaande verhoudingen neerge legd cn hmir eigen subjectieve, persoonlijke inccningcn op dit stuk verzwegen. „Vrouwelijke predikanten?" herbaalde Ilarald, alsof hij haar gedachtengang niet goed begreep. „Geloof je, dat zij een ruimer blik zouden hebben? Maar de godsdienst, bet christendom heeft immers juist aan dc vrouw in dc maatschappij ecu hooge nlaats aange wezen; aan den godsdienst dankt zij haar maatschappelijke verheffing." „Vind-je?" Er lag iels aanmatigends in baar toon. En zij ging voort, hier en daar, een bloem die aan den weg stond, te plukken en in haar bouqiïel te steken als wilde zij doen bc# grijpen dat zij geen antwoord wenschte of verwachtte. „Ja, vindt j ij dat niet, Ellen?" Ellen keek verrast op Zijn slem klonk" zo® zacht en kalm, cn hij zag haar aan met eer biedigen schroom-met iets onzekers alsof hij zich hier geplaatst voelde tegenover een vraag, waarover hij het recht niet had zichi uit tc spreken. Toen was het Ellen of haar iets onver wachts en moois tegemoet trad, iets dat zii vroeger nooit ondervonden had door deze eenvoudige woorden: „Vindt j ij dat niet. Ellen?" alsof zij tot haar gekomen waren met de natuurlijke bedoeling zich hiermede onbepaald aan haar zijde tc scharen. Tegelijk verdween uit haar ziel dat harde, ecnigermate wantrouwende, iets als een „wees op uw hoede," dat haar tot nu toe van Ilarald had verwijderd cn haar verhinderd had de diepte van zijn karakter te peilen. fWordt vervolgd.}

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1917 | | pagina 1