@001* d*
Wim en zijn wederwaren.
Naar het Zweedsch
Zach. Topelius.
Vrij bewerkt door C. H.
HOOFDSTUK VIII.
(Slot.)
Het zoeken naar den schat.
allerlei mooie geschenken geren en hllc arme hooze kikkertje, dat zoo'n moeite deed haar ncrlci wantrouwen koesterde, stond dit
menschen rijk maken." I te rangen. gaarne toe en liet een kistje met juwt
,Mecn je dat werkelijk?" vroeg de man nu
weer. „Je zoudt heel wal noodig hebben,
maar ik wil je niet tegenwerken, Want ik be
zit inderdaad censchat, waarmee alle arme
menschen rijk gemaakt kunnen worden."
Wim zette groolc oogen op.
„Waar is die schat dan? Wil je mij dien
onmiddellijk wijzen?"
„We hoeven niet ver te gaan," zei de oude
man. „Ik heb den schat in mijn huis."
„In je huis? En zal ik hem werkelijk
zien?"
„Zeker kom maar mee."
Wim keek overal rond, maar zag nergens
goud ol zilver schitteren. Niets van dien aard
Ze sjirpte al vroolijker met de vlerkjes, die achter. Wie beschrijft echter zijn verba
glansden, prachtig blauw-grocn. zing, toen de edelman zich den volgend,
Kwikjc was moe en rustte even uit op *n morgen bij het terughalen van hel kistje, heel
blad van n waterplant. vreemd en onwetend aanstelde cn vol hield.
Hè, hè, 't was niet makkelijk, om zoo'n jut dat hij nooit juwceleu of iels dergelijks van
fertje te vangen.
En... 't was zóó warm... zóó warm...
Kwikje's oogen vielen bijna dicht.
Maar spottend sjirpte weer het diertje cn
zong:
„Je bent te dik,
„Je bent te dik,
„Je bent te dik.
hem ontvangen had.
De juwelier verzekerde, zwoer, noemde
zelfs eiken steen, die in het kistje te vinden
was. doch alles te vergeefs, d«> edelman bleef
hardnekkig ontkennen. Wat nu te doen? Zon
der getuigen, zonder eenig bewijsmiddel kon
de juwelier niet* nitrichten. Toen ried een
j vriend hem aan, regelrecht zijn leed nan den
Jij, kikker Kwikl" keizer te klagen, wiens wijsheid cn gerech
awwiw.». „.w. „Dat zal ik je laten zien." riep Kwikjc nu tighcid hem zeker zouden voorthelpen. Keizer
Diep in het bosch stond een hutje, dat door onldekfe integendeel: alles zag er hoogst woedend en op eens was hij klaJr wakker. Jozef liet n.l. op enkele dagen der week alle
gen ouden man en zijn vrouw bewoond werd. ccnvoudjg ja zeifs armoedig uit. Wacht, daar Hij blies zich nog dikker, dan hij was, om rcadr en hulpzoekenden tot zich toe. De
Deze man was vroeger een dapper soldaat -n dien hoek schitlcrde loch ielS|
maar toen te laten zien ,dat hij wel springen kon, al was juwelier volgde pu dezen raad.
geweest, maar nu was hij oud en grijs en goed Jccek, zag hij, dat het de oogen hij niet zoo slank, als dat mooie juffertje daar. De keizer luisterde oplettend en zon op een
xijn vrouw eveneens, loch werkten zij beiden van de kal waren I Nu werd het een jacht van belang. middel om den edelman te ontmaskeren, llij
nog zoo goed als zij konden in hun klein „Waar bewaar je je schat dan?" vroeg Wim, De waterjuffer vloog van den eenen riet- liet den juwelier in een zijkamer gaan en den
moestuintje en op hun aardappelveld vlak bij toen er nergens ccn spoor van ontdekte, j halm naar den anderen en 't kikkertje kon edelman roepen. Deze verscheen onmiddellijk,
hun hutje In den zomer zochten zij boschbes- „Hier," antwoordde dc oude mant terwijl maar nooit zóó hoog komen, dat hel haar grij- Dc keizer vroeg hem nu naar de juweclcn; de j
gen en bond de vrouw bezems van jonge her- jjij wees op zijn Bijbel. „Dit is voor mij en vele pen kon. edelman ontkende echter hardnekkig cn ver-
ketakjes. Boschbessen cn bezems werden in anderen de grootste schat. Deze schat troost I Boos en moe zat het tc kijken. Ileel het ple- zekerde, dat hij den juwelier en zijn juweclen
de stad verkocht en zoo verdienden zij nog arnien cn ongclukkigen. We hoeven dezen zier van de vroege wandeling was er af. nooit gezien had. De keizer liet hierop den
een kleinigheid bij het pensioen, dat dc man sc]jat n*lcj jn cen donkere plaats te bewaren j Ook was hij een heel eind van den goeden juwelier uit de zijkamer binnenkomen cn
genoot. jjem te begraven, zooals gierigaards doen. i weg afgedwaald. j plaatste beiden tegenover elkaar. Doch de
Zij waren brave lieden, die geheel op zich jjjj Wordt ons allen gegeven en maakt ons Hij wist niet goed meer, hoe hij nu gaan edelman bleef bij zijn verzekering an noemde
icli' leefden, maar de menschen in het dorp a]jen rjjk Velen haken, naar aardsche goede- i moest. den juwelier cen waanzinnige, een bedrieger
vertelden allerlei \reemdc dingen van hen. ren en verliezen daarbij hun goed geweten, j Allemaal de schuld van dat nare, mooie en een lasteraar. Inlusschen had de keizer
Zoo deed een verhaal de ronde, dat de man doc)j deze schat alleen geeft ware, innerlijke j beest. reeds een ander middel bedacht om dc waar-
een plek in het bosch kende, waar een groole vreugde. Daarom moet je dezen schat'zoe-j O ja... hij moest nanr den dokter. Vader heid aan het licht te brengen. Hij liet den
schat was verborgen; hij alleen wist, hoe die kcn je zujj er geiukkiger door wrorden dan had hoofdpijn. Maar hij wist niet hoe er te juwelier weder heengaan en beval den edel-
schal te vinden was. Dikwijls trok de cen of wanneer je naar den denkbeeldigcn schat in i komen. Als er nu maar eens een vrindje van man, den volgenden- brief aan zijn vrouw te
jndere^ avonturier met spade en houweel het de aardc graaft." I hem aankwam, dan zou hij den weg kunnen schrijven:
bosch in, in de hoop achter het geheim tel Wim begon nu te huilen en vroeg: vragen. Zoo denkende schrikte hij plotseling' „Lieve vrouw! Wanneer je je man in vrij
komen, als hij een gesprek met den ouden j ^js cr jn ^et boscli dan heelemaal geen op Hul wat was dat? Op eens was alles don- heid en in het leven behouden wilt. geef dan
man begon of hem de helft van den schat scjjat ic vinden?" ker om hem heen. Heel, heel donker! dadelijk brenger dezes het juweelkistje mee,
aanbood. Doch dc grijze soldaat lachte slechts „Misschien wel." antwoordde dc oude man. I Niets kon hij zien, hoe ver hij ook de oogen dat de bekende juwelier gisteren achterge
en zei, dat hij werkelijk een schat bezat, en zou bunnen, dat vele ecuwen geleden de open deed. Niels! heelemaal niets! Ilij riep laten heeft," enz.
dat iedereen dien machtig kon worden. Al- menschen er ;n tijden van oorlog hun schat- benauwd: „Kwak! kwak! Maar hij kon haast Dc keizer zond dezen brief dadelijk aan de
teen was de schat van geheel anderen aard jen begroeven, en gestorven zijn, vóór zij ze geen adem halen. vrouw van den edelman. Deze laatste moest
dan men wel vermoedde. Op het laatst wisten wecr konden opgraven Nu en dan vindt een Wat was er toch met hem gebeurd? Waar echter in het keizerlijk vertrek blijven,
dc menschen heelemaal niet meer, dat zij er iaD(Jbouwer bij liet omploegen van zijn land waren de grashalmen cn de bloemen? En De vrouw herkende dadelijk het hand-
van gelooven moesten; zij waren het er cch- no„ wej eens egn oude munt. Maar wat de waar was de zon? j schrift van haar man. doch wist natuurlijk
ter allemaal over eens, dat de oude man cen menschen praten van een grooten schat, die En waar was.de waterjuffer? 'niet, op welke wijze hij gedwongen was gc-
gehcim kende, dat hij niet aan anderen jn bosch verborgen ligt, daarom moet Nu probeerde hij zich te bewegen en toen worden, dezen brief te schrijven. Zij voldeed
wensc ite mee te celen. ieder verstandig mensch lachen. Wacht, ik zal hem dit gelukte, wou hij even springen. dus aan Xljn verzoek en gaf den bode hel
wa.S \£nas. ecn beste man, maar heel je cens jaten zjcn< waj ik op zekeren dag in Maar opeens voelde hij een klap op den kistje met dc juweclcn mee. Deze bracht het
bijgeloovig. Zoo hechtte hij ook groote waar- mjjn moestujn vond." rug. zóó hard, dat zijn pootjes haast^lnlgc- aan den keizer, die het den eigenaar dadelijk
dc aan den verborgen schat in het bosch. Wim Bij deze woorden nam hij een oud stuk ijzer drukt werden.I teruggaf. Dc verheugde juwelier wierp zich
luisterde gretig naar hetgeen hij vertelde en u-t een jadej daj 7<55 geroest was, dat men Toen bleef hij maar zitten, verdrietig cn aan de voeten van den wijzen en rechtvaar-
Wilae niets liever dan dien schat vinden. nauwelijks zien Icon, wat het eenmaal ge- bangj digen monarch en dankte hem voor zijn terug
„Ik zou alleen niet weten, wat ik met zoo- weest waS-
veel geld moest doen, zei hij. „Zal ik het Kijk," zei hij, „dit oude, roestige ijzer was
Vader geven?" J J'
't Waterjuffertje had alles gezien. Kwikje
éénmaal een zwaard en heeft waarschijnlijk zat onder de pet van ecn jongén, .die hem ge-
„Dat is een goed plan,' antwoordde Jonas, l .1j r.-
aan een beroemd edelman toebehoord, want vangeji had. Die zou hem zeker meenemen,
„maar daar kunnen we nog genoeg over bier en daar kun je nog zien, dal het met goud en dan zou 't arme kikkertje nooit weer thuis
«nrpr/>n olc 10 /Ion cch^l irovnn/lnn hohl 1101 1
was ingelegd. Wie weet, of het niet het komen cn nooit weer zijn vader en moeder
zwaard van een koning is geweest! Misschien terugzien, cn zijn broertje en zusje ook niet.
bad diezelfde koning groote schatten in zil- j Nooit weer.
vei en goud. Dat alles is nu al lang verwoest Ze zag den jongen heengaan, fluitend, de
of verdwenen, zoodat er geen spoor meer van handen gedurig op dc pet drukkend, waar- zoo:
6preken, als je den schat gevonden hebt. Dat
zal echter niet zoo gemakkelijk gaan als je
wel denkt."
„O, ik zal hem wel viöden," meende Wim.
„Ik kan heel wat, als ik mij iets ernstig vóór-
neem. Bovendien zal ik den ouden man uit
het bosch vragen met mij mee te gaan. Vader
kan het geld dan voor mij bewaren, tot ik
ontvangen goed
De edelman echter ontving zijn welverdien
de, strenge straf.
Antwoord op vraag nit 't vorige
nummer.
I>e bedriegelijke bediende.
Hij plaatste de flcsschen achtereenvolgens
ten man ben en dan zal ik er allerlei wonder-kunnen leeren en d'at ons 200 ?ocd le (roo3lcn
volle dingen mee doen. Om te beginnen zalwce(
Ik een prachtig paleis bonwen met 'zilveren ^a, vindt je nu beler mijn ^„gen," ging
muren en gouden deuren; daar kunnen we hij eTen later yoor| arm le 2ijn en de2cn
/Ion O I 1 nm n O 1 in ntAn/in lnnnn n ,1, l.i.i.^1 am
over is. Met den Bijbel is het echter anders, j onder arm Kwikje zat.
Die heeft alle eeuwen getrotseerd en is steeds 1 Wat zou hij een pijn hebben en bedroefd j
het Boek gebleven, waaruit we zooveel moois zijn. dacht ze. En 't Juffertje was blij, dat zij
niet gevangen was, cn sjirpte, sjirpte, wat ze j
dan allemaal in wonen. Jonas, en jij krijgt er
natuurlijk ook een kamer. Verder zal ik mooie
paarden koopen met prachtige zadels en tui
gen, en een gouden koets, waarin we zullen
rijden, terwijl jij achterop moet staan. Óok
wil ik een boot met mooie zeilen en vlaggen
hebben, één, waarbij de Neptunus nog
niets is, en de prachtigste sleden, schaatsen
en ballen, die er op de geheele wereld te krij
gen zijn. En eiken dag eten wc iets lekkers
toe. Bovendien zal ik een vergulden trommel
koopen, een lang zwaard en een echt geweer."
„Zeker om wolven mee dood te schieten,"
merkte Jonas droog-komick op.
„Misschien wel," antwoordde Wim, even uit
het veld geslagen door dit gezegde. „Ik weet
niet, wat bang zijn ls, zelfs niet voor een
beer!"
„Weer aan 't pochen?" vroeg Jonas. „Herin
ner je je dan heelemaal niet meer. hoe je
kVoor Caro wegliep?"
„Er zal nog heel waS geld overblijven," zei
\Vim, haastig een andere wending aan het ge
sprek gevend. „Voor de rest zal ik koekjes
koopen, als ik ze ten minste allemaal kan
opeten, vóór ze oud worden".
„Ik zou liever een nieuw huisje laten bou
wen voor den ouden man, en de vrouw een
koe cadeau geven, want ze kunnen het wel
gebruiken," was de meening van Jonas. „En
dan zijn er nog zooveel arme kinderen, die
niet voldoende voedsel en kleeren hebben."
„O ja!" riep Wim uit; „goed dat je daar
aan denkt. Ik zal het huisje laten bouwen en
'de koe niet vergeten. En de arme kinderen
zullen natuurlijk allemaal kleeren en eten
krijgen."
Ja, maar je hebt het geld nog niet," zei
'Jonas nu.
„Nee, maar ik zal het toch zeker krijgen.
Morgen of overmorgen zal ik naar den ouden
|uan gaan. Ga ook mee Jonas, dan zijn we
met ons drieën. En hoe meer hoe beter, want
het is erg donker diep in het bosch."
Ik heb geen tijd." antwoordde Jonas; „je
moet dus maar alleen gaan. Veel geluk op je
tocht!"
Dank je wel," zei Wim ernstig.
Den volgenden dag het was vacantie
ging Wim al vroeg op het pad. Hij sneed zich
kerst een wandelstok. Onder het loopen dacht
feii voortdurend aan zijn zilveren paleis, het
fe!cuve huisje en de koeven aan al de arme
pin deren, aic hij zou kleeden cn voeden. Hij
jvond het niet prettig alleen te loopen, maar
lev.am na een tijdje een meisje tegen, dat een
^ind met hem tarnen liep. Zoo bereikte hij het
huljc van den ouden man.
Wim stapte vrijpostig naar binnen. Hij was
in 'L geheel niet bang. Toch bleef hij min of
tecer verlegen slaan, toen hij zag. dal de man
fcijii vrouw op eerbiedigen toon uit een groot
bock voorlas. Maar hij was nu binnen en
moest wel met zijn verzoek voor den dag
^emen. -
„Lieve, oude man" begon hij, „wil je alsje
blieft met mij mee Jjet bosch in gaan om mij
Jdcn schat te wijzen?"
„Zeker jongeheer," luidde het antwoord.
l.Tk ga met je mee het bosch in. Maar wat ber
«loei je eigenlijk met een schat?"
Iedereen zegt, dat je ceu schal weel le
fcindeA jn het bosch. Ais ik .dien had, sou
schat, dit boek ie bezitten, of rijk met aard
sche goederen gezegend zijn en dit Boek der
Liefde niet te kennen?"
Wim antwoordde niet dadelijk. Al begreep
hij niet heelemaal, wat de oude man bedoel
de, hij voelde toch, dat er hooger dingen be
staan dan aardsche schatten en dat die hoo-
gere dingen ons helpen goede, gelukkige men
schen te worden.
„Ga nu naar huis, dan breng ik je een eind
weg." zei de oude man. „En denk thuis nog
eens na over hetgeen ik je gezegd heb."
kon van vroolijkheid.
Toen de jongen voorbij kwam, vloog ze
gauw op.
Maar 't was te laai, hij had haar gezien.
„Hè! wal 'n mooi beest".
„Hè—èl"
En hij greep naar haar. Maar rt juffertje
vloog weg, vlak voor hem uit.
Weer greep hij. en weer mis.
„Hè, wat 'n mooi neest!" zei hij weer cn
nu? Haast had hij haar. Toen was ze
Na den eersten diefstal:
2 5 2
5 5
2 5 2
Na den tweeden diefstal:
3 3 3
3 3
3 3 3
Na den derden diefstal:
•1 1 4
1 '1
4 1 4
-
Ja. zoo is H
Ge hebt zeker wel eens gehoord van de
Hier nemen we afscheid van Wim en zijn
wedervaren. Nog dikwijls zocht hij den ouden
man in het bosch op. Deze deed hem de
beter begreep hij welk ecn schat dat inder
daad is.
Van 't stoute kikkertje.
weer weg. „O, kiïk, daar ging ze. „Wat 'n
mooie vleugels Blauw-groen gtfzen. Zóó teer, bank van lecning of den lombard, verbasterd
zóó fijn, als hij nog nooit had gezien. I lommerd. In groote steden vindt men er
„Hè, wat 'n mooi beest!" En zijn oogen een aantal, waar menschen, die in geldverle-
glansden van verlangen, het diertje te heb- £cnheid zijn, hun eigendommen (sieraden,
ben> j kleeren, meubelen cri«.) tijdelijk(?) naar toe
Toen vergat hij heel, heel eventjes, dat brengen. Ze ontvangen dan ecn som geld,
Kwikje onder zijn pet zat en hij nam die vlug minder dan de waarde van hun eigendom be-
m v i h j twv on c'iood* I van hoofd, om ons waterjuffertje te van- draagt. Later, wanneer de nood niet meer
mooiste verhalen uit het oude Bock en steeds 7QQ mogen ze hun eigendom terug
Op eensDaar zag Kwikje alles komen vragen als ze n.l. de bedongen som
weer licht woTden, zóó licht, dal hij de oogen oe*d meebrengen.
even dichtkneep. Vlug deed hij ze weer open ^'in verschrikkelijke instellingen, die
en zag nu, de zonde bloemenmenigeen 't zuinig zijn afleerde en in vele ge-
de riethalmenTn 't volgend oogen; zinnen tweedracht zaaide. Doch waar komt
blik had hij met 'n fermen sprong zijn vrij- nu we^ dat woord „Lombard vandaan?
heid hernomen. "Wel. In de Middeleeuwen waren t
Hij was zóó blij, dat hij alle leed op eens vooral dc Lombardiërs, die creldschielers va-
vergeten was. Hij dacht er alleen aan met ren en banken van leening hadden- Als van-
groote sprongen weg te springen 'van het zc-1/ werd toen l woord Lombardiër ip de-
booze ventje, dat hem gevangen had. zelfde beteekenis gebruikt als woekeraar.
hceren aan Jjn hof gewoon; hij stond «r
dus op, dat de admiranl, wanneer hij bij
hem op audiëntie kwam, dit blootshoofd!
zou doen. Deze beriep zich op zijn recht all
Grande, bleef weigeren en keerde daarom
met zijn vloot onverrichter zake weer na&r
huis.
Een Ireln ln de wolkeu.
In Amerika is onlangs het plan geopperd
cen trein in de wolken aan te leggen met halt
ten op de daken der wolkenkrabbers. Er be*
staat n.l. groote behoefte aan cen nieuwe
spoorlijn, waarvoor op den begancn grond
geen ruimte meer is, terwijl ook hel aanleg*
gen van ondcrgrondsche verbindingen gevaar
zou opleveren. De uitvinder is overtuigd, dat
zijn plan succes zal hebben, zij het, niet on*
middellijk, dan toch binnen afzienbaren tijd.
Rlifibarborblaiden.
In het T. v. G. wordt melding gemaald
van een in Engeland waargenomen geval van
doodclijkc vergiftiging bij ecn geestelijke, die
gekookte bladeren van rhabarbcr had gege
ten. Het bleek, dat zij ongeveer 2 zuring-
zure zouten (kalium- en calciumoxalaat) be
vatten. Reeds zeventig jaar geleden zijn ver*
giftigingsverschiinselen bij een gerin beschre*
ven. Er moet bij deze personen wel cen bij*
zondcrc gevoeligheid voor het vergif hebben
bestaan. Toch is voorzichtigheid gewenscht.
De bladeren bevatten n.l. veel meer zuring*
zuur en veel minder water dan dc stelen. Deze
kan men onbevreesd blijven eten, als bij het
koken maar geen gebruik wordt gemaakt van
soda (of biearbonas natricus), omdat hierdoor
de onoplosbare cxalaten oplosbaar worden.
Paus Sixtus V had, zegt men, een bijzon
dere voorliefde voor den Woensdag, want
op dien dog was hij geboren, tot kardinaal
verheven, tot paus gekozen en ook als pau?
gekroond.
La Rochelle, het laatste toevluchtsoord
der Hervormden in Frankrijk, werd in 1628
door Lodewijk XIII belegerd. De verdedi
ging „was wanhopig en daarom had de kar
dinaal de Richelieu, 's konings eerste
De Fransche Academie van Wetenschap
pen is geen Hoogeschool, maar een verga
dering van geleerden, die door de Regee
ring v;orden benoemd en van haar een aan
zienlijk jaargeld ontvangen om zich onbe
zorgd aan hun studie te kunnen wijden.
Van tijd tot tijd worden door hun bijeen
komsten gehouden om gewichtige onder
werpen te bespreken. Onder het vele goede
door haar uitgegeven, verdient vooral ver
melding haar uitvoerig woordenboek, waar
in alleen zijn opgenomen dc echt Fransche
woorden en hun gebruik.
Op een keer het was midden in den
zomer hield zij haar gewone openbare
zitting In het palais du Louvre, en woren
wegens de warmte de zaaldeuren openge
laten. Duclos, die als secretaris fungeerde,
wilde die lafen sluiten en riep met zijn ge
wone onbezonnenheid
„Wat drommel, waar zitten de deurwach
ters toch?"
„Mijnheer Duclos", riep een stem mid
den uit de vergadering, „waaraan hebt gij
die uitdrukking ontleend? Staat die ook in
het woordenboek der Academie?"
De secretaris antwoordde niet, maar bleef
beschaamd over zijn onbezonnenheid, zit
ten.
Til de sloot woonde een heele kikkerfamilie.
Vader Kwak. moeder Kwik en de kindertjes:
Kwalcje, Kwikje en Kwekje.
Vader Kwak was een oude, deftige kikker,
jvien ze allen zeer gehoorzaam waren. Op
een morgen, dat moeder vroeg, of vader goed
geslapen had, schrikte ze erg, want vader
keek heel boos.
Hij had erge hoofdpijn, 't Kwam, zei hij,
doordat de kinders den vorigen avond zoo
hadden gekwaakt. Nu had hij slecht geslapen
en was boos op moeder, omdat ze Kwakje,
Kwikje en Kwekje niet haQ verboden.
Moeder probeerde vader te troosten cn
sprong zoo vlug ze kon, in het riet, om een
groot blad te plukken van één der waterplan
ten, die daar tusschen groeiden.
Ze maakte het frisch in het koele water en
deed het toen om vaders hoofd. Maar vader
was niet te troosten. Hij bleef met den poot
het hoofd steunen, dat -erg pijn deed en hij
zei. dal Kwikje gauw den dokter moest gaan
halen. Die woonde een eindje verder.
Kwikje was heel blij, dat hij gaan mocht,
,Vrij was hij nuVrij!En
was daar niet de weg naar huis?
O. ja! dat was waar ook De dokter
cn o! de school
Daar kwam moeder al aanspringen.
„Maar kind, waar was je toch? Wat ben ik
ongerust geweest."
In Engeland heeft men voor die „pandjes
huizen" een uithangbord, daarop staan drie
ballen geteekend (afkomstig uit het wapen
van de Lombardiërs.)
En weet ge wat de menschen er nu heel
geestig van maken? 't Beteekent: Twee
tegen een— want... heeft men eenmaal zijn
„Ga maar gauw naar school, ik ben zelf bezittingen in zoo n bank gebracht, don is t
al naar den dokter geweest."
En Kwikje sprong vlug heen.
Maar, toen hij op school kwam, zaten alle
kikkertjes al vlijtig le leeren.
Ze leerden juist een nieuw kikkerversje.
„Kwek. kwek, kwek! riep hij. Dat betee-
kende: „Hier ben ik."
En toen niemand hem hoorde door het
ol zoo moeilijk om ze er weer uit te krijgen.
Mevr. M.
Fi( de school.
„Jan", zei meester, tegen ccn klein ventje,
in de eerste klas, „als jullie thuis eens één
grooten appel hadden om met je allen tc dee-
a len, je bent met je vijven hè, cn dan Moe-
leven, dat het leeren van dat nieuwe kikker- der duj ,n „phec, mct ze; perS0nen,
lied maakte, riep hij nog eens, maar nu heel j don 't hnpveel-
•want hij hield veel van wandelen. Het was h d. K k k k kwek||r >ju k(,,>k de z e s. onthoud het Ooed nu dan, 1
V—11 iv-Ita. naru- K^eK,;- Kee* ae sic detl -van den appel zou jij dan krijgen?
meester door zijn bril naar ttwikjc.i v..fd(. dcc]anlNV00rdde Jan vlotweg.
„Zoo, ben jij daar?" zei bij. „Ga maar gauw "Ea bem u,cl ic 7 e seni»
in den hoek slaan, want je bent, veel, veel te jDWe; maar ik 4el Ect bae Koeder is;
laal- 7 als er nw tl- app'l voor ons allen was,
Daar Stond hij nu. - i 20u 2C 2ck„r zeggen dat zij er geen trek in
Beschaamd.1
i óv
heel mooi weer. De zon scheen'zoo vroolijk
en deed de druppeltjes langs het riet glinste
ren als diamantjes.
Moeder riep Kwikjc nog even na gauw terug
le komen, om niet le laat op school te zijn.
Kwikje beloofde het.
Hij sprong vroolijk heen en was heelemaal
niet bedroefd, dat vader hoofdpijn had.
Hij had nog nooit gevoeld, wat dat was en
dacht er dus alleen maar aan, hoe blij hij
was, nu hij mocht uitgaan.
Ilij keek verheugd rond en vond de wereld
heel mooi. Kijk... daar hoog op dien riethalm
zat 'n mooie waterjuffer.
Wat keek die trotsch. Zeker vond ze zich
zelf heel mooi. Kijk, ze lachte om Kwikje en
sjirpte met de mooie gazen vleugels van lou
ter plezier.
Dit maakte het kikkertje boos en met 'n
grooten sprong ging hij op het trotsche diertje
af; de bek open, want hij zou haar opeten voor
haar straf.
Vader en den dokter was hij nu heelemaal
vergeten en hij sprong een heel verkeerden
kant uit. Het .waterjuffertje had pret in het
zou it
t had en wij hem gerust konden opeten cn dan
En hij ^nam ach voor, noou weor Mout t« z0„dec J elk ecR ,.i:fde deel krijgen," ver
zijn en den verkeerden weg op ls springen.
J. G. Ilave r k n ir. p.
Van alles wat.
4»erechtig!iei«l en Wijslteiril.
Ten tijde van Jozef n, keizer van Oosten
rijk, woonde te "Weenen ecn edelman, die op
grooten voel leefde; hij en zijn vrouw lieten
het zich aan niets onLbrekcn. Op zekeren dag"
had hij een juwelier bij zich ontboden om
eenige kostbare steenen uit le zoeken. Dc
juwelier kwam; de edelman stelde hem voor
de juweelen tot. den volgenden dag in zijn
huis te laten, daar hij zijn vrouw, die juist
klaarde kleine J?.n, ?'ie zi'.r. Moeder zao goed
toonde te ketiucr, triomfantelijk,
staatsdienaar, olla vr.idiricn "n het werk ge-
st-*'d om de stad tc 'deen bukken. Op zijn
verzoek kwam z-'.fs een Fpeav.sche vloot
zijn pögingm ondersleirren, doch ofschoon
die vicot reeo's voor do stad lag, kwam er
var. haar hulp niets om de volgende ge
wichtige reden.
De Spaansche admiraal was Grande van
Spanje. Zulk eer vooroeem edelman had
het buitengewone voorrecht ir de tegen
woordigheid des konings znn i oed weer op
het hoofd te zetten, zoodra hij Zijne Majes
teit had begroet. Iet-: dergelijks vrzs Lode
afwezig was, en een paar vrienden bij de
keuze rwilde raadplegen. De juwelier, die gee-wijk evenmin eer. ancer vorst, «-v
Verdwaald.
Verdwaair. in 't b'.s'.h, in 't groote Cosdl W
geen woi.vr da» Zus schreit,
hoewel ze anders >tj ecn elk
geldt voor cen flink? meid.
Gelukkig dat Br>*r bij ha\r ii;
hij weet d*n *tt, v:l rut,
maar toch ij hii een groole
voor Zus ir. haar verdriet.
Hij l»gt dzn arm om Zcsje's hxli
en i/oast har.r waar hij kan;
al rf/rdl htf zei' 't geval heel „eng",
j:ij houdt xlch als een man!
Zoo vindt i'apa beo, rrtt her. JOefif,
j hij Viopt Broer op deo rug
j «x /egt: „denk jij aieor dikwijls =og
j „tan dezer, dag terug
„Blijf voor je Zjs eer. Irorwe vrind
j ,en wien zij reek'nen kar,
„dan wordt je w-5; je ion gMag wï
„een flinke, brave wanl"
i n 11 ma
UW