"binnenland." schepen voortduurt, a!s op de tegenwoor dige wijze, dan zal het niet moeilijk zijn, dat te doen, met het oog op de scheeps- ruimte, die de volgende maand hier zoowel els in Amerika ter beschikking komt. De besparing op het broodgebruik bedraagt over het geheele land 'sinds het begin van dit jaar ongeveer 20 en wanneer de aard appelen volop aan de markt komen, zal die besparing nog grooter worden. B e r 1 ij n, 13 Juli. (W. B.) Het brood rantsoen is voor Groot-Berlijn, te rekenen van 13 Augustus, op 1950 gram per week gebracht. Dit beteekent een wekelijksche vermeerdering met 350 gram. Sfaten-Generaal. Arbeidsregeling voor Bakkersgezellen. Ingediend is een wetsontwerp tot beperking van Zondagsarbeid en nachtarbeid in broodbak- kcrijen en van den arbeidsduur van bakkersge zellen. Aan de Memorie ven Toelichting wordt het volgende ontleend De Minister acht, nu ondanks het voortduren der buitengewone omstandigheden op bijna elk gebied de gewone parlementaire aibeid weder Is ter hand genomen, uitstel van een regeling, welke ten doel heelt voor 'luizenden personen in den landë aan redelijke eischen voldoende ar beidsregeling te treffen, niet langer gerechtvaar digd. Te dezer plaatse uitvoerig uiteen te zeiten, waorom ingrijpen van den wetgever in de ar beidsverhoudingen in het bakkersbedrijf nood zakelijk is, mag zegt de Minis'er nadat die noodzakelijkheid herhaaldelijk mondeling en schriftelijk is betoogd, overbodig geacht wor- der. Opgemerkt worde alleen, dat verreweg het giootste gedeelte der in dit bedrijf werkzame personen voortdurend des nachts werkzaam is, zonder dat er overwegende redenen zijn, die zich tegen verlegging van hun arbeid geheel of ten dcele naar den dag verzetten. Afdoende verbetering in den toestand, met name afschaffing van den voortdurenden nacht arbeid, kan gelijk de ervaring leert niei van het particulier initiatief worden verwocht. Het verlangen van het publiek naar versch brood in do ochtenduren is over het algemeen zóó sterk, dat onderlinge afspraken van patroons om 's nachts niet te bakken, gewoonlijk geen stand Jtunncn houden, doordat enkele bakkers ter plaat se zich aan de afspraak onttrokken of bakkers uit aangrenzende gemeenten in de ^raag naar versch brood komen voorzien. De concurrentie van bakkers uit omliggende plaatsen staat aik- wijls ook aan ingrijpen bij wege van gemeente verordening in den weg. Een en ander in aan merking genomen, kan de plicht van den Rijks- Wetgever om tusschenbeide te komen, niet wor den ontkend. Hoewel tegen het ontwerp-Bakkerswet, dat wijlen Minister Tolma indiende, zoo gewichtige bedenkingen rezen, dat de Tweede Kamer daar aan haar goedkeuring onthield, is de Minister fia ernstige overweging van de moeilijkheden, welke bij wettelijk ingrijpen in het belang der bakkersgezellen om oplossing vragen, toch tot d« overtuiging gekomen, dat een doelmatige re geling bezwaarlijk anders is te vinden den in richting, welke dit ontwerp aanwees. Heeft derhalve gemeend dit ontwerp in hoofdzaak te moeten volgen, tevens heeft hij getracht zoo veel mogelijk tegemoet te komen aan de daar tegen geopperde bezwaren, die hem gegrond- Voorkwomen. Nu dientengevolge het aangeboden onlwerp groote overeenkomst vertoont met het vorige Regeringsontwerp, mag het naar de Minis ter opmerkt overbodig heeten het gevolgde stelsel in den breede uiteen te zetten en kan ter toelichting van het ontwerp in het algemeen worden volstaan met een overzicht te geven van den inhoud van het ontwerp-Talma, gelijk het luidde na d© daarin tot en met 5 Juni 1912 gebrachte wijzigingen om daarna de hoofdpun ten aan te geven, waarop het thans ingediende ontwerp zich onderscheidt van het vorige en te motivecren, waarom sommige belangrijke voor stellen tot wijziging van dot ontwerp niet zijn gevolgd. Het ontwerp-Talma regelde in hoofdzaak twee onderwerpen, te weten in de artikelen 2—11 het verbod om in art. 1 onder II als „bakkers- arbeid" gequalificeerdo werkzaamheden des Zon dags en des nachts te verrichten, geldende niet ^lleen voor de gezellen, maar als regel ook voor de patroons en in de artikelen 12—16 de beper king van den arbeidsduur der bakkersgezellen. Daarbij sloten zich dan aan de artikelen 17 e. v., die voorschriften van administratieven aard en strofbepalingen behelsden, en 1»et toe zicht op de naleving der wet regelden. Als nacht 'werd-beschouwd de tijdruimte van acht ach tereenvolgende uren, aanvangende te 9 uur des ^tamiddogs (art. 1( onder IV, in verband met 'ert. 9, eerste lid), behalve op plaétsen, waar ingevolge het tweede lid van laatstgenoemd ar tikel bij ministerieel besluit het begin van den nacht te 8 uur of te 10 uur des namiddags was Vesteld. Aldus werd getracht rekening te houden met plaatselijke gewoonten of andere omstan digheden, waardoor het gewenscht was niet in alle streken van het land den bakkersarbeid ge durende een zelfde gedeelte van het etmaal te doen rusten. De Minister wijst er op, dat wat de hoofdpun ten betTeft, waarop het thans aangeboden ont- fcerp van het ontwerp-Talma verschilt, het ont werp een tweetal uitzonderingen op het verbod aan nachtarbeid mogelijk maakt, welke het vo ltige niet kende. Een artikel is nl. opgenomen op grond waarvan aan bakkerijen vergunning kan jworden verleend gedurende den geheelen nacht den bedi ijfserbeid voort te zetten, terwijl ver ader een bepaling er in voorkomt, welke de mo- gtli.'kheid openstelt den Minister de bevoegdheid te geven voor bepaalde bakkerijen in beperkte Jtnate, n.l. gedurende twee uren per noent, afwij king van het verbod van nachtarbeid toe te ltaon. j Eerst bedoelde bepaling, welke groote overeen komst vertoont met art. 9 van het ontwerp- ^Aalberse c. s., heeft ten doel fn de geva'.len, Waarin een bakkerij op zoodanigen voet is in gericht, dat de belangen der onderneming on afgebroken exploitatie vorderen het beletsel, ^etwelk het ontwerp-Talma daartegen oplever- we#* te nemen. £Iaar de meening van den Minister is cr geenerlei bezwaar om in die ge vallen continueelen arbeid loc te laten, mits er voor gezorgd wordt, dat dc nachtarnoid voor eiken arbeider binnen redelijke grenzen bepeikt blijft en het daaraan verbonden nadeel wordt opgewogen door een korten arbeidsduur. Art. -9 van" het wetsontwerp eischt dan ook, dot de bakkersgezellen, werkzaam in een bakkerij waar voor een vergunning voor continueeïnn arbeid is verleend, niet meer dan 48 uren nachtarbeid in dc drie weken verrichten en niet langer den 52 uur per week werkzaam zijn, hetgeen tot invoering van een dricploegenstelsel noopt. Bo vendien moet, volgens het artikel oon de ver gunning een voorwaarde zijn verbonden, welke verbiedt, dat gedurende een bepaald gedeelte van het etmaal brood uit de bakkerij wordt af geleverd. De tweede hierboven bedoelde bepaling van het wetsontwerp geeft mede grootere elastici teit aan de wettelijke regeling. Zij stelt in stoat tegemoet te komen aan overwegende bezwaren, die in bepaalde bakkerijen tegen een verbod van nochtorbeid, zooals het ontwerp als regel kent, mochten blijken te bestaan en in het algemeen rekening te houden met bijzondere omstandig heden, welke afwijking van het verbod zouden motiveeren. Nochtans zal de hierbedoelde afwijking van het verbod van nachtarbeid niet anders kun nen worden toegestaan dan voor de eerste twee uren van den nacht. Wanneer zooals het ontwerp als normaal aan geeft, de nacht te 10 uur *s avonds aanvangt, kan de vergunning tot afwijking dus gelden voor den tijd van 10 tot 12 uur 's avonds. Een dergelijke afwijking van het verbod van nachtarbeid schijnt voor de arbeiders weinig be zwarend, wanneer zooals het artikel voorschrijft, het nadeel van den arbeid in de late avonduren wordt gecompenseerd door een korteren ar beidsduur. Voorts zullen de aan de vergunnin gen te verbinden voorwaarden er op moeten zijn gericht om te voorkomen, dat arbeiders voort durend des avonds laat werkzaam zijn en dat hun een kortere nachtrust wordt toegekend don he' ontwerp voor bakkersgezellen wil verzekerd zien. In het bovenstaande werd reeds oangestipt, dat volgens het ontwerp DE WETTELIJKE NACHT als regel te 10 uur 's avonds zal aanvangen. Eindigde volgens het ontwerp-Talma de nacht om 5 uur v.m., behalve in plaatsen waar bij mi nisterieel besluit de tijdruimte van 8 uur nam. tot 4 uur v.n. of eene van 10 uur 's avonds tot 6 uur 's ochtends als nacht was aangewezen, de minister heeft gemeend, dat een afwijkende regeling op dit punt voorkeur verdient. Stelt men het einde van den nacht op 5 uur 's ochtends, dan zal het gevolg zijn, dat met name in eenigszins belangrijke steden de kleine bakkerijen hun beperkten kring van klanten nog wel voor het ontbijt van versch brood kunnen voorzien, maar de groote inrichtingen, die voor de bezorging geruimen tijd behoeven, daarin niet zullen slagen. Hieruit kan een bevoorrech ting van kleine bakkerijen voortvloeien, hetgeen ook als grief tegen het ontwerp-Talma is aan gevoerd.' Bovendien zal indien de arbeid te 5 uur mag aanvangen, in tol van bakkerijen getracht worden nog versch brood voor het ontbijt ge reed te hebben, door de gezellen in overmatig snel tempo te laten werken en door ten koste van de kwaliteit van het brood het productie proces te verhaasten.. Met het oog op een en ander is het beter als regel den arbeid in de bakkerijen niet eerder der. te 6 uur te doen aanvangen. In overeen stemming daarmede bepaalt het ontwerp den wettelijken nacht onder normale omstandighe den op eene tijdruimte gelegen tusschen 10 uur 's avonds en 6 uur 's ochtends, maar wordt den minister de bevoegdheid gegeven met het oog op plaatstelijke belangen of gewoonten in be paalde gemeenten of gedeelten van gemeenten daarvoor de tijdruimte van 8 tot 4 of van 9 tot 5 uur in de plaats te stellen. De minister acht, na hetgeen uit het door de arbeidsinspectie in 1910 gehouden onderzoek van de bedrijfstoestanden in de Nederlandsche broodbakkerijen" is gebleken, een REGELING VAN DEN ARBEIDSDUUR c!er bakkersgezellen even noodzakelijk als de beperking van den nachtarbeid in broodbakke rijen. Hij kan zich in hoofdzaak vereenigen met de regeling, die ten opzichte van den arbeids duur is neergelegd in het ontwerp-Talma, die rekc-ning houdt met de eigenaardigheden, eischen van het bedrijf in zijne verschillende geledingen en voorts in den te langen arbeids duur, die thans bestaat, een belangrijke verbete ring brengt. Artikel 14 van het ontwerp wijkt nochtans in een tweetal opzichten van het over eenkomstige artikel 13 van het ontwerp-Talma af. Ii de eerste plaats wordt gebroken met het in het stelsel van dat ontwerp neergelegde ver moeden, dat een arbeidsdag.die onder aftrek van een op de arbeidslijst aangegeven hoofd- rusttijd 11 uren bedraagt, een werktijd van 10 uren met zich zou brengen. Thans wordt geëischt, hetzij dat zijn dienst tijd (d. i. de tijd, gelegen tusschen het begin en het einde zijner werkzaamheden op één dag) niet langer dan 12 uren duurt. Eischt het belang van het bedrijf, dat over de diensten van den gezel gedurende een tijd ruimte van meer dan 12 uren per dag beschikt moet kunnen worden, dan zal deze althans daar voor een compensatie vinden in een regeling zijner werkzaamheden, waarbij hij niet meer dan 10 uren per dag arbeid verricht. Het ontwerp houdt er rekening mede, dat een regeling, welke toelaat den diensttijd van een arbeider op 12 uren achtereen te stellen, zonder dat zij bepaalde rusttijden gedurende dezen diensttijd eischt, een correctief behoeft voor het geval in den diensttijd arbeid zou worden ge vorderd zonder afwisseling door voldoende, zij het ook ongeregelde, rusttijden. Vandaar dat het ontwerp op het voetspoor van het ontwerp- Talma in zulke gevallen aan het districtshoofd der arbeidsinspectie de bevoegdheid geeft' om tusschenbeide te komen met het gevolg, dat dan hetzij de minister in beroep anders be slist de arbeidsduur van de gezellen nauw keurig op 10 uur moet worden vastgesteld. Op den Zaterdag en daarmede gelijkgestelde dógen laat het ontwerp, evenals het vroegere, een diensttijd toe van 16 uur, maar het onder scheidt zich daarvan, waar het den maximum- arbeidsduur voor die dagen op 14 uur vaststelt. Een regeling, als artikel 13, tweede lid, van het ontwerp-Talma bevatte, waarbij onder aftrek van een op de arbeidslijst aangegeven hoofd rusttijd nog gedurende een tijdruimte van 16 uren van den bakkersgezel arbeid zou mogen geverga worden, kwam den minister niet ge wenscht voor, Tn hei ontwerp zijn niet overgenomen de be palingen uit het ontwerp-Talma, die betrekking hadden op het hooren van commissies van ad vies. welke, behalve den voorzitter, voor de he'F zouden bestaan uit personen, die als hoofd of bestuurder van een onderneming en voor de andere helft üit personen, die als arbeider in het broodbakkersbedrijf werkzaam zijn. Geen beslissing zal echter ingevolge de arti kelen 8 cn II van het ontwerp genomen wor den, dan nadat belanghebbenden in de gelegen heid zijn gesteld hunne bezwaren in te brengen, terwijl tevens van alle door den burgemeester of den commissaris der Koningin genomen beslis sing beroep -op den minister bestaat. Het uit brengen van advies blijft daarentegen uitsluitend voorbehouden aan administratieve autoriteiten. Wat het patroonsverbod betreft, heeft de mi nister wel overwogen, of aan de daartegen ge opperde bezwaren niet ware tegemoet te ko men in den geest van het ontwerp-Aalberse, dat den patroon wilde vrijlaten onder voorwaar de, dat binnen bepaalde tijdruimten geen brood de bakkerij zou mogen verlaten, derhalve onder een voorwaarde als het thans aangeboden ont werp voor de bakkerijen met continueelen ar beid kent. Het scheen hem evenwel niet raad zaam dien weg op te gaan. De controle op de naleving von de bedoelde voorwaarde zal in de weinig groote broodfabrieken, die continu-arbeid met een drie ploegenstelsel willen invoeren, wei nig bezwaar opleveren, maar een afdoende con trole schijnt onmogelijk, wanneer er op gelet moet worden, of niet uit vele kleine bakkerijen op verboden uren brood wordt afgeleverd. Ten slotte deelt de minister nog mede, dat proeven, die door den heer J. R. Katz met sub sidie der regeering zijn genomen, de mogelijk heid hebben aangetoond, brood door een vrij eenvoudig procédé gedurende eenige uren versch te houden. Bij een proefneming in de practijk zijn daarmede verrassende resultaten verkregen; in een rapport van de directie van den arbeid worden daaromtrent uitvoerige me- dedeelingen gepubliceerd. Uiteraard kan nog niet met eenige zekerheid worden gezegd, of het procédé in het bakkersbedrijf ingang zal vinden, maar wel is te voorzien, dat, indien dit het geval is, dc bezwaren, welke in de afschaffing van nachtarbeid gelegen zijn, voor de broodverbrui kers, die hoogen prijs stellen op versch brood bij het ontbijt, in belangrijke mate zullen ver minderen. DE ARTIKELEN. Met betrekking tot de artikelen wordt o.a. nog het volgende gezegd •- An. 1. Dit art. komt bijna geheel overeen met art. 1 ven het ontwerp-Talma. Alleen is in de definitie van bakkersarbeid een redactiewijziging aangebracht, en een definitie van bet begrip „week" opgenomen met het oog op het be paalde in d© artt. 9, eerste lid, ender b en 10. eerste lid. Ter toelichting wordt o.m. het volgende op gemerkt 1. De ontworpen wet zullen haar werking uit strekken over alle broodbakkerijen, onverschil lig of aldaar uitsluitend brood dan wel nog andere waren dan brood worden bereid, en even eens over broodbakkerijen, welke niet als een zelfstandige onderneming, maar als een onder deel van een andere zijn aan te merken, bij voorbeeld een bakkerij, verbonden aan een ho tel, restaurant enz. Volgens art. 1 zal de wet beschouwen als broodbakkcrijen alle open of besloten ruimten, behoorende tot eene inrichting, waar ten be hoeve van eene onderneming brood weidt ge bakken. Door deze omschrijving worden slechts die broodbakkerijen aan de werking der wet ont trokken, welke niet het karakter van een onder neming dragen, zoo de bakkerij, die tot een ge wone huishouding behoort, de bakkerij, verbon den aan een liefdadige instelling en de militaire bakkerij. Art. 4. De bepalingen van de art.. 2 en 3 kunnen niet onveranderd gelden voor de Israë- lietische bakkerijen. Art. 4 bevat nu de bijzondere voorschriften, welke voor deze bakkerijen noodig schijnen. Wanneer tijdelijk in een of meer gemeenten troepenmossa's vertoeven, kan ter voorziening aan brood nachtarbeid, Zondagsarbeid of over werk in broodbakkerijen noodig blijken. Art. 37 heeft ten doel zoodanige'afwijking van de wet telijke bepalingen mogelijk te maken. Het ontwerp-Talma bepaalde, dat de wet in werking zou treden op een nader door de Kroon ter bepalen tijdstip, doch niet binnen een jaar na den dag harer afkondiging. Ook den minister zou het stellen van zoodanigen minimum-ter- mijn in normale omstandigheden gewenscht voorgekomen zijn, ten einde de groote onder nemingen in de gelegenheid te stellen zich te passen aan de veranderingen die de wet is de wijze, waarop het bedrijf wordt uitgeoefend, noodig zal maken. In de tegenwoordige omstandigheden nu een vervroegde inwerkingtreding der wet wellicht, zal blijken eenig crisisbelang te dienen, acht hij handhaving van een bindende minimum-termijn niet raadzaam. De. bezwaren tegen een inwer kingtreding op betrekkelijk korten termijn zul len zich thans minder doen gevoelen, omdat de artikelen 9 cn 10 van het ontwerp het mogelijk maken, dot zoo noodig het bedrijf in groote bakkerijen gedurende meer dan 16 uren per dag wordt uitgeoefend. Btriehtan. De Staatscourant van 23 Juli bevat o.a. de volgende Kon. besluiten benoemd tot burgemeester van Zw a mm er- dam P. Hoogenboom, secretaris tot gewoon hoogleeraar in de faculteit der rechtsgeleerdheid aan de Rijksuniversiteit te Utrecht vóór het onderwijs in het handels recht en de burgerlijke rechtsvordering mr. Ch. Star Busmann, rechter in de rechtbank aldaar tot rijksagent voor de voogdijraadzaken te 's-Gravenhage, jhr. A. J. R. de Muralt, thans rijksagent van voorwaardelijk ontslagenen, ter standplaats 's-Gravenhage; op verzoek eervol ontslagen met dank, de civiel-ingenieur N. C. Kist, als inspecteur van het ijkwezen, en als zoodanig benoemd G. van den Berge, ijker, chef van den dienst te Rotterdam op verzoek eervol gepensionneerd we gens in en door den dienst ontstaan lichaamsgebrek, de kapitein der intendance van het Indische leger J. J. G. Janssens, ge detacheerd bij het leger hier te lande, als leeraar der Hoogere Krijgsschool op verzoek eervol ontslagen uit rijks dienst G. J. A. Slotboom te Menalclum, ont vanger der rijks directe belastingen. benoemd bij den raad van beroep (O.) te Arn hem tot plaatsvervangend voorzittermr. II. C. van Hanswijk Pennink, gewezen voorzitter van den ontbonden raad van beroep te Zutphen, ad vocaat, procureur en rechter-plaatsvervonger in de arrond.-rechtbank aldaar mr. G. J. Sybrandy, gewezen voorzitter van den ontbonden raad van beroep te Almelo, ad vocaat en procureur aldaar mr. G. Kortenhout van der Sluys, gewezen plaatsvervangend voorzitter van den ontbonden raad van beroep te Almelo, advocaat, procureur en rechter-plaatsvervanger in de arrond.-recht bank aldaar; tot plaatsvervangend griffiermr. B. G. Wil- dervanck de Blécourt, gewezen plaatsvervan gend griffier van den ontbonden raad van be roep te Zutphen, advocaat en procureur aldaar tijdelijk werkzaam gesteld aan de inspectie der directe belastingen, invoerrechten en accijnzen te Tilburg (2de afdeeb'ng), J. C. L. Zilkens, ont vanger der directe belastingen en accijnzen te Boxtel, onder ontheffing van zijne tegenwoor dige betrekking, met ingang van 31 Juli 1917 op zijn verzoek, met ingang van 16 Augustus 1917, eervol ontslag uit 's Rijks dienst verleend, aan den ontvanger der directe belastingen en accijnzen G. J. R. Slótboom, te Menaldum met ingang van 2 Juli 1917, herbenoemd tot voorzitter der plaatselijke commissie voor de ongevallenverzekering te Valkenswaard, B. W. F. Dagevos, med.-doctor en arts, te Valkens waard. Audiënties. De gewone audiëntie van den Minister van Landbouw, Nijverheid en Handel op Woensdag 25 Juli en die van den Minister van Financiën op Vrijdag den 27en Juli zullen niet plaats hebben. Audiënties. De gewone audiëntie van den minister van Marine zal Vrijdag 27 Juli niet plaats hebben. Eerste Kamer.-De Eerste Kamer is tot hervatting der werkzaamheden 'bij eengeroepen tegen Dinsdag 31 Juli e. k., des avonds 8 V* uur. De nieuwbenoemde tijdelijke militaire attaché van Nederland te Bern, Majoor F. J. Backer, zal omstreeks de helft van Augustus naar zijn post vertrekken, waarna Kolonel Bersteyn, die door Majoor Backer vervangen wordt, omstreeks 1 September hier te lande wordt terugverwacht om het bevel over zijn regiment (het le Reg. Huzaren) te aanvaar den. Naar wij vernemen is de kapitein C. P. van Ginkel van het wrapen der Infanterie, bevorderd tot Majoor en tegelijkertijd in zijn nieuwen rang eervol uit den militairen dienst ontslagen en benoemd tot Referen daris bij het Departement van Oorlog. Inlijving; MtlItlelichtiiiK 1917. In de hierna genoemde tijdvakken zullen van de militielichting 1917 worden ingelijfd: 1. in het tijdvak 15 October 1917: a. de dienstplichtigen, toegewezen hetzij aan de regimenten veld-artilerie, hetzij aan het korps rijdende artillerie; b. de dienstplichtigen, toegewezen aan de Genie (motordienst) en bestemd voor het t w e e d e in te lijven gedeelte; z c. de dienstplichtigen, toegewezen aan het regiment genietroepen, met bestemming voor opleiding tot militair-telegrafist of tele phonist en werkzaam hetzij bij de posterijen en telegrafie, hetzij bij de spoorwegmaat schappijen; 2. in het tijdvak van 16—20 October 1917; de dienstplichtigen, toegewezen aan de regimenten vesting-artillerie en bestemd voor het tweede in te lijven gedeelte; 3. in het tijdvak van 3 December 1917; het thans nog overschietend gedeelte van de dienstplichtigen, toegewezen aan de re gimenten huzaren. Voor den verderen duur van de tegen woordige tijdsomstandigheden zal uitstel of verlenging van uitstel van eerste oefening slechts in zeer beperkte mate worden verleend en alleen om zeer gewich tige studie- of andere redenen. Om studieredenen kan w e 1 uitstel of ver lenging van uitstel van eerste oefenning worden verleend aan dienstplichtigen, die bijv.: lo. eindexamen hoogere burgerschool of gymnasium moeten afleggen; 2c. examen moeten afleggen voor onder wijzer; 3o. leerlingen zijn van de hoogste klasse eener middelbare technische school of soortgelijke inrichting; 4o. leerlingen zijn van de Middelb.'Ko loniale Landbouwschool. Uitstel of verlenging van uitstel van eerste oefening wordt niet verleend aan dienst plichtigen, die bijv.: lo. als student zijn ingeschreven voor het eerste studiejaar aan een' universiteit; 2o reeds eën betrekking bekleeden en doo^-studeeren, teneinde hun positie te ver beteren, zooals: a. onderwijzers, die zich bekwamen voor de hoofdacte; b. personen, die werkzaam zijn op kanto ren, in bedrijven en dergelijke en les nemen in boekhouden of andere vakken; 3o. leerling zijn van een school of andere inrichting, alwaar slechts enkele uren in de week les wordt genomen; 4o. zich wijden aan een studie, die in het algemeen niet van overwegenden invloed is op hun maatschappelijke betrekking. Zij, die in bovengenoemd tijdvak moeten woiden ingelijfd en uitstel of verlenging van uitstel van_ eerste oefening wenschen, moe ten daartoe zelf ten spoedigste hun verlan gen bij (ongezegeld) verzoekschrift aan den minister van Oorlog te kennen geven, met overlegging van een deugdelijk bewijsstuk omtrent het werkelijk bestaan van de reden der aanvrage In het verzoekschrift behoort te worden x^rmeld de gemeente voor welke de dienst- p'ichtigo is ingeschreven, alsmede het korps en korpsonderdeel, waaraan hij is toegewe zen. De dienstplichtigen zullen echter rekening moeten houden met de mogelijkheid, dat het uitstel wordt ingetrokken, zoodra de omstan. digheden daartoe aanleiding mochten geven. Generaal Van Bel. De gepens. luitenant-generaal Van Bel, die een paar weken geleden onder talrijke blijken van sympathie het zeldzame feit mocht herden ken, dat hij 75 jaren geleden tot officier werd benoemd, vierde gister in goeden wek stand zijn 95sten verjaardag. De brigade grenadiers en jagers, het voor. malig regiment, aan het hoofd waarvan des- tijds de generaal als kolonel heeft gestaan, defileerde gister ochtend, voor zooverre in de residentie aanwezig, onder commando van den waarnemend-brigede-commandant graaf Du Monceau, voorbij de woning van den jarigen oud-opperofficier. Generaal Van Bel ontving ter gelegen heid van zijn merkwaardigen feestdag tal van gelukwenschen, onder meer namens H. M. de Koningin-Moeder een schrijven van gelukwensching. Ook de brigade gre nadiers en jagers deed schriftelijk van hare belangstelling blijken. De heeren Flooren, Verduin en Harsveld, een drietal stafmuzi kanten, die nog onder den generaal, toen deze regiments-commandant was, hadden gediend, zonden een fraai bloemstuk. Reglement Bronbeek. Naar wij kunnen mededeelen, is bij Koninklijk Besluit van 12 dezer een nieuw reglement vastgesteld voor het Koninklijk Koloniaal Militair Invali denhuis te Bronbeek en is daarbij ook inge steld een Commissie van Toezicht en Bijstand voor deze instelling. Tot leden van die commissie zijn benoemd: Jhr. J. A. Six, staatsraad in buitengew?onen dienst; mr. C. J. baron van Tuyll van Seroos- kerken, wethouder van Arnhem en dr. C. Winkler, voorzitter van den Geneeskundigen Raad bij het Ministerie van Koloniën. De met ir.r.mg van 1 Maart 1917 uit den dienst der Nederlandsch-Indischë Spoor weg Maatschappij op verzoek eervol ontsla gen ingenieur C. Tellegen is, met ingang van dien datum, benoemd tot ingeneur bij de Hollandsche Maatschappij tot het maken van werken in gewanend beton, voorloopig ter standnlart*- Balsvh (D;- Ing.) Bij resolutie van den Minister van Finan ciën zijn, met ingang van 1 Augustus 1917, be noemd tot teekenoar van het kadaster A. Valk, te.Rotterdam; A. van Eek, te Ginne- ken; J. H. H. Bongaerts, te Roermond; M. Smidt, te Groningen; P. Rijtemo, te Assen; J. Tollenaar, te Goes; F. H. Knoups, to Horn; mejuffrouw G. J. Gijzelaar, te Medemblik; J. M. Hakkert, te Assen; A. Jonkers, te Dordrecht. Na een langdurig lijden is op 58-ja- rigen leeftijd in Den Haag overleden de heer W. van Prehn, ingenieur bij de Haag sche Tramweg Maatschappij. Nederland en de oorlog. De uitroeren naar Engeland en Doltschland. Naar aanleiding van een Reuter tele gram uit Londen volgens hetwelk Neder land in 1916 voor ongeveer 160 miliioen (of zonder de margarine slechts voor 40 miliioen) aan landbouwproducten enz. naar Engeland zou hebben uitgevoerd, tegen een uitvoer tot een waarde van ongeveer 560 miliioen naar Duitschland, hebben wij ons tot het Landbouw Exportbureau om Inlich tingen gewend. Daar vernamen wij, dat het niet duidelijk was, uit welke bron de genoemde cijfers kunnen zijn geput, maar dat de juistheid er van ongetwijfeld zeer aanvechtbaar is. Uit een globale berekening toch viel af te lei den, dat Engeland alleen reeds van April tot ultimo December 1916, inclusief de mar garine, voor een waarde ven meer dan 222 miliioen heeft ontvangen. Overigens moet men niet vergeten, dat tot 1 Juli 1916 er zoo goed als geen export naar Engeland plaats had, maar vrijwel al les naar Duitschland werd geëxporteerd. Toen is een voorloopige overeenkomst ge troffen met de British and General Trading Association volgens welke een zeker per centage van verschillende landbouwproduc ten naar Engeland zou worden geëxporteerd tegenover een bepaald percentage naar Duitschland. Op 1 November 1916 is een definitieve overeenkomst gesloten, waaraan verder strikt de hand is gehouden; zoodat Engeland sindsdien heeft ontvangen het ge deelte, waarop het aanspraak kan maken. In de tweede plaats dient niet uit het oog verloren, dat ook vóór den oorlog steeds meer naar Duitschland dan naar Engeland werd geëxporteerd. Gebleken is zelfs, dat sinds het in werking treden van de boven bedoelde overeenkomst met Engeland de naar dat land uitgevoerde hoeveelheid kaas zoo groot was, dat zij feitelijk onverkoop baar was in Engeland. In de derde plaats bedenke tnen, dat Duitschland in het algemeen voor de ver schillende landbouwproducten veel hooger prijzen betaalt dan Engeland en dat hef in elk geval in 1916 hooger prijzen betaal de dan de Engelsche prijzen; zoodat hier door de waarde van de export naar Duitsch land vanzelf een hooger cijfer bedraagt. En ten vierde moet men nfet vergeten» dat een groot deel van de geëxporteerde producten is afgeleverd aan de Belgische Reïiefcommissie. Dat deel van de export, ofschoon het niet over zee, maar over land is verzonden, behoort niet te worden gere kend bij de uitvoeren naar Duitschlandt maar bij die naar Engeland. Eindelijk moet worden herinnerd aan de

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1917 | | pagina 2