"binnenland."
schepen voortduurt, a!s op de tegenwoor
dige wijze, dan zal het niet moeilijk zijn,
dat te doen, met het oog op de scheeps-
ruimte, die de volgende maand hier zoowel
els in Amerika ter beschikking komt. De
besparing op het broodgebruik bedraagt
over het geheele land 'sinds het begin van
dit jaar ongeveer 20 en wanneer de aard
appelen volop aan de markt komen, zal die
besparing nog grooter worden.
B e r 1 ij n, 13 Juli. (W. B.) Het brood
rantsoen is voor Groot-Berlijn, te rekenen
van 13 Augustus, op 1950 gram per week
gebracht. Dit beteekent een wekelijksche
vermeerdering met 350 gram.
Sfaten-Generaal.
Arbeidsregeling voor
Bakkersgezellen.
Ingediend is een wetsontwerp tot beperking
van Zondagsarbeid en nachtarbeid in broodbak-
kcrijen en van den arbeidsduur van bakkersge
zellen.
Aan de Memorie ven Toelichting wordt het
volgende ontleend
De Minister acht, nu ondanks het voortduren
der buitengewone omstandigheden op bijna elk
gebied de gewone parlementaire aibeid weder
Is ter hand genomen, uitstel van een regeling,
welke ten doel heelt voor 'luizenden personen
in den landë aan redelijke eischen voldoende ar
beidsregeling te treffen, niet langer gerechtvaar
digd.
Te dezer plaatse uitvoerig uiteen te zeiten,
waorom ingrijpen van den wetgever in de ar
beidsverhoudingen in het bakkersbedrijf nood
zakelijk is, mag zegt de Minis'er nadat
die noodzakelijkheid herhaaldelijk mondeling en
schriftelijk is betoogd, overbodig geacht wor-
der.
Opgemerkt worde alleen, dat verreweg het
giootste gedeelte der in dit bedrijf werkzame
personen voortdurend des nachts werkzaam is,
zonder dat er overwegende redenen zijn, die
zich tegen verlegging van hun arbeid geheel of
ten dcele naar den dag verzetten.
Afdoende verbetering in den toestand, met
name afschaffing van den voortdurenden nacht
arbeid, kan gelijk de ervaring leert niei
van het particulier initiatief worden verwocht.
Het verlangen van het publiek naar versch brood
in do ochtenduren is over het algemeen zóó
sterk, dat onderlinge afspraken van patroons om
's nachts niet te bakken, gewoonlijk geen stand
Jtunncn houden, doordat enkele bakkers ter plaat
se zich aan de afspraak onttrokken of bakkers
uit aangrenzende gemeenten in de ^raag naar
versch brood komen voorzien. De concurrentie
van bakkers uit omliggende plaatsen staat aik-
wijls ook aan ingrijpen bij wege van gemeente
verordening in den weg. Een en ander in aan
merking genomen, kan de plicht van den Rijks-
Wetgever om tusschenbeide te komen, niet wor
den ontkend.
Hoewel tegen het ontwerp-Bakkerswet, dat
wijlen Minister Tolma indiende, zoo gewichtige
bedenkingen rezen, dat de Tweede Kamer daar
aan haar goedkeuring onthield, is de Minister
fia ernstige overweging van de moeilijkheden,
welke bij wettelijk ingrijpen in het belang der
bakkersgezellen om oplossing vragen, toch tot
d« overtuiging gekomen, dat een doelmatige re
geling bezwaarlijk anders is te vinden den in
richting, welke dit ontwerp aanwees. Heeft
derhalve gemeend dit ontwerp in hoofdzaak
te moeten volgen, tevens heeft hij getracht zoo
veel mogelijk tegemoet te komen aan de daar
tegen geopperde bezwaren, die hem gegrond-
Voorkwomen.
Nu dientengevolge het aangeboden onlwerp
groote overeenkomst vertoont met het vorige
Regeringsontwerp, mag het naar de Minis
ter opmerkt overbodig heeten het gevolgde
stelsel in den breede uiteen te zetten en kan ter
toelichting van het ontwerp in het algemeen
worden volstaan met een overzicht te geven
van den inhoud van het ontwerp-Talma, gelijk
het luidde na d© daarin tot en met 5 Juni 1912
gebrachte wijzigingen om daarna de hoofdpun
ten aan te geven, waarop het thans ingediende
ontwerp zich onderscheidt van het vorige en te
motivecren, waarom sommige belangrijke voor
stellen tot wijziging van dot ontwerp niet zijn
gevolgd.
Het ontwerp-Talma regelde in hoofdzaak twee
onderwerpen, te weten in de artikelen 2—11
het verbod om in art. 1 onder II als „bakkers-
arbeid" gequalificeerdo werkzaamheden des Zon
dags en des nachts te verrichten, geldende niet
^lleen voor de gezellen, maar als regel ook voor
de patroons en in de artikelen 12—16 de beper
king van den arbeidsduur der bakkersgezellen.
Daarbij sloten zich dan aan de artikelen 17
e. v., die voorschriften van administratieven
aard en strofbepalingen behelsden, en 1»et toe
zicht op de naleving der wet regelden. Als nacht
'werd-beschouwd de tijdruimte van acht ach
tereenvolgende uren, aanvangende te 9 uur des
^tamiddogs (art. 1( onder IV, in verband met
'ert. 9, eerste lid), behalve op plaétsen, waar
ingevolge het tweede lid van laatstgenoemd ar
tikel bij ministerieel besluit het begin van den
nacht te 8 uur of te 10 uur des namiddags was
Vesteld. Aldus werd getracht rekening te houden
met plaatselijke gewoonten of andere omstan
digheden, waardoor het gewenscht was niet in
alle streken van het land den bakkersarbeid ge
durende een zelfde gedeelte van het etmaal te
doen rusten.
De Minister wijst er op, dat wat de hoofdpun
ten betTeft, waarop het thans aangeboden ont-
fcerp van het ontwerp-Talma verschilt, het ont
werp een tweetal uitzonderingen op het verbod
aan nachtarbeid mogelijk maakt, welke het vo
ltige niet kende. Een artikel is nl. opgenomen op
grond waarvan aan bakkerijen vergunning kan
jworden verleend gedurende den geheelen nacht
den bedi ijfserbeid voort te zetten, terwijl ver
ader een bepaling er in voorkomt, welke de mo-
gtli.'kheid openstelt den Minister de bevoegdheid
te geven voor bepaalde bakkerijen in beperkte
Jtnate, n.l. gedurende twee uren per noent, afwij
king van het verbod van nachtarbeid toe te
ltaon.
j Eerst bedoelde bepaling, welke groote overeen
komst vertoont met art. 9 van het ontwerp-
^Aalberse c. s., heeft ten doel fn de geva'.len,
Waarin een bakkerij op zoodanigen voet is in
gericht, dat de belangen der onderneming on
afgebroken exploitatie vorderen het beletsel,
^etwelk het ontwerp-Talma daartegen oplever-
we#* te nemen. £Iaar de meening van den
Minister is cr geenerlei bezwaar om in die ge
vallen continueelen arbeid loc te laten, mits
er voor gezorgd wordt, dat dc nachtarnoid voor
eiken arbeider binnen redelijke grenzen bepeikt
blijft en het daaraan verbonden nadeel wordt
opgewogen door een korten arbeidsduur. Art.
-9 van" het wetsontwerp eischt dan ook, dot de
bakkersgezellen, werkzaam in een bakkerij waar
voor een vergunning voor continueeïnn arbeid
is verleend, niet meer dan 48 uren nachtarbeid
in dc drie weken verrichten en niet langer den
52 uur per week werkzaam zijn, hetgeen tot
invoering van een dricploegenstelsel noopt. Bo
vendien moet, volgens het artikel oon de ver
gunning een voorwaarde zijn verbonden, welke
verbiedt, dat gedurende een bepaald gedeelte
van het etmaal brood uit de bakkerij wordt af
geleverd.
De tweede hierboven bedoelde bepaling van
het wetsontwerp geeft mede grootere elastici
teit aan de wettelijke regeling. Zij stelt in stoat
tegemoet te komen aan overwegende bezwaren,
die in bepaalde bakkerijen tegen een verbod van
nochtorbeid, zooals het ontwerp als regel kent,
mochten blijken te bestaan en in het algemeen
rekening te houden met bijzondere omstandig
heden, welke afwijking van het verbod zouden
motiveeren.
Nochtans zal de hierbedoelde afwijking van
het verbod van nachtarbeid niet anders kun
nen worden toegestaan dan voor de eerste twee
uren van den nacht.
Wanneer zooals het ontwerp als normaal aan
geeft, de nacht te 10 uur *s avonds aanvangt,
kan de vergunning tot afwijking dus gelden
voor den tijd van 10 tot 12 uur 's avonds.
Een dergelijke afwijking van het verbod van
nachtarbeid schijnt voor de arbeiders weinig be
zwarend, wanneer zooals het artikel voorschrijft,
het nadeel van den arbeid in de late avonduren
wordt gecompenseerd door een korteren ar
beidsduur. Voorts zullen de aan de vergunnin
gen te verbinden voorwaarden er op moeten zijn
gericht om te voorkomen, dat arbeiders voort
durend des avonds laat werkzaam zijn en dat
hun een kortere nachtrust wordt toegekend don
he' ontwerp voor bakkersgezellen wil verzekerd
zien.
In het bovenstaande werd reeds oangestipt,
dat volgens het ontwerp
DE WETTELIJKE NACHT
als regel te 10 uur 's avonds zal aanvangen.
Eindigde volgens het ontwerp-Talma de nacht
om 5 uur v.m., behalve in plaatsen waar bij mi
nisterieel besluit de tijdruimte van 8 uur nam.
tot 4 uur v.n. of eene van 10 uur 's avonds
tot 6 uur 's ochtends als nacht was aangewezen,
de minister heeft gemeend, dat een afwijkende
regeling op dit punt voorkeur verdient.
Stelt men het einde van den nacht op 5 uur
's ochtends, dan zal het gevolg zijn, dat met
name in eenigszins belangrijke steden de kleine
bakkerijen hun beperkten kring van klanten nog
wel voor het ontbijt van versch brood kunnen
voorzien, maar de groote inrichtingen, die voor
de bezorging geruimen tijd behoeven, daarin
niet zullen slagen. Hieruit kan een bevoorrech
ting van kleine bakkerijen voortvloeien, hetgeen
ook als grief tegen het ontwerp-Talma is aan
gevoerd.' Bovendien zal indien de arbeid te 5 uur
mag aanvangen, in tol van bakkerijen getracht
worden nog versch brood voor het ontbijt ge
reed te hebben, door de gezellen in overmatig
snel tempo te laten werken en door ten koste
van de kwaliteit van het brood het productie
proces te verhaasten..
Met het oog op een en ander is het beter
als regel den arbeid in de bakkerijen niet eerder
der. te 6 uur te doen aanvangen. In overeen
stemming daarmede bepaalt het ontwerp den
wettelijken nacht onder normale omstandighe
den op eene tijdruimte gelegen tusschen 10 uur
's avonds en 6 uur 's ochtends, maar wordt den
minister de bevoegdheid gegeven met het oog
op plaatstelijke belangen of gewoonten in be
paalde gemeenten of gedeelten van gemeenten
daarvoor de tijdruimte van 8 tot 4 of van 9 tot
5 uur in de plaats te stellen.
De minister acht, na hetgeen uit het door de
arbeidsinspectie in 1910 gehouden onderzoek
van de bedrijfstoestanden in de Nederlandsche
broodbakkerijen" is gebleken, een
REGELING VAN DEN ARBEIDSDUUR
c!er bakkersgezellen even noodzakelijk als de
beperking van den nachtarbeid in broodbakke
rijen. Hij kan zich in hoofdzaak vereenigen met
de regeling, die ten opzichte van den arbeids
duur is neergelegd in het ontwerp-Talma, die
rekc-ning houdt met de eigenaardigheden,
eischen van het bedrijf in zijne verschillende
geledingen en voorts in den te langen arbeids
duur, die thans bestaat, een belangrijke verbete
ring brengt. Artikel 14 van het ontwerp wijkt
nochtans in een tweetal opzichten van het over
eenkomstige artikel 13 van het ontwerp-Talma
af.
Ii de eerste plaats wordt gebroken met het
in het stelsel van dat ontwerp neergelegde ver
moeden, dat een arbeidsdag.die onder aftrek
van een op de arbeidslijst aangegeven hoofd-
rusttijd 11 uren bedraagt, een werktijd van 10
uren met zich zou brengen.
Thans wordt geëischt, hetzij dat zijn dienst
tijd (d. i. de tijd, gelegen tusschen het begin en
het einde zijner werkzaamheden op één dag)
niet langer dan 12 uren duurt.
Eischt het belang van het bedrijf, dat over
de diensten van den gezel gedurende een tijd
ruimte van meer dan 12 uren per dag beschikt
moet kunnen worden, dan zal deze althans daar
voor een compensatie vinden in een regeling
zijner werkzaamheden, waarbij hij niet meer
dan 10 uren per dag arbeid verricht.
Het ontwerp houdt er rekening mede, dat een
regeling, welke toelaat den diensttijd van een
arbeider op 12 uren achtereen te stellen, zonder
dat zij bepaalde rusttijden gedurende dezen
diensttijd eischt, een correctief behoeft voor het
geval in den diensttijd arbeid zou worden ge
vorderd zonder afwisseling door voldoende, zij
het ook ongeregelde, rusttijden. Vandaar dat het
ontwerp op het voetspoor van het ontwerp-
Talma in zulke gevallen aan het districtshoofd
der arbeidsinspectie de bevoegdheid geeft' om
tusschenbeide te komen met het gevolg, dat
dan hetzij de minister in beroep anders be
slist de arbeidsduur van de gezellen nauw
keurig op 10 uur moet worden vastgesteld.
Op den Zaterdag en daarmede gelijkgestelde
dógen laat het ontwerp, evenals het vroegere,
een diensttijd toe van 16 uur, maar het onder
scheidt zich daarvan, waar het den maximum-
arbeidsduur voor die dagen op 14 uur vaststelt.
Een regeling, als artikel 13, tweede lid, van het
ontwerp-Talma bevatte, waarbij onder aftrek
van een op de arbeidslijst aangegeven hoofd
rusttijd nog gedurende een tijdruimte van 16
uren van den bakkersgezel arbeid zou mogen
geverga worden, kwam den minister niet ge
wenscht voor,
Tn hei ontwerp zijn niet overgenomen de be
palingen uit het ontwerp-Talma, die betrekking
hadden op het hooren van commissies van ad
vies. welke, behalve den voorzitter, voor de
he'F zouden bestaan uit personen, die als hoofd
of bestuurder van een onderneming en voor de
andere helft üit personen, die als arbeider in het
broodbakkersbedrijf werkzaam zijn.
Geen beslissing zal echter ingevolge de arti
kelen 8 cn II van het ontwerp genomen wor
den, dan nadat belanghebbenden in de gelegen
heid zijn gesteld hunne bezwaren in te brengen,
terwijl tevens van alle door den burgemeester of
den commissaris der Koningin genomen beslis
sing beroep -op den minister bestaat. Het uit
brengen van advies blijft daarentegen uitsluitend
voorbehouden aan administratieve autoriteiten.
Wat het patroonsverbod betreft, heeft de mi
nister wel overwogen, of aan de daartegen ge
opperde bezwaren niet ware tegemoet te ko
men in den geest van het ontwerp-Aalberse,
dat den patroon wilde vrijlaten onder voorwaar
de, dat binnen bepaalde tijdruimten geen brood
de bakkerij zou mogen verlaten, derhalve onder
een voorwaarde als het thans aangeboden ont
werp voor de bakkerijen met continueelen ar
beid kent. Het scheen hem evenwel niet raad
zaam dien weg op te gaan. De controle op de
naleving von de bedoelde voorwaarde zal in de
weinig groote broodfabrieken, die continu-arbeid
met een drie ploegenstelsel willen invoeren, wei
nig bezwaar opleveren, maar een afdoende con
trole schijnt onmogelijk, wanneer er op gelet
moet worden, of niet uit vele kleine bakkerijen
op verboden uren brood wordt afgeleverd.
Ten slotte deelt de minister nog mede, dat
proeven, die door den heer J. R. Katz met sub
sidie der regeering zijn genomen, de mogelijk
heid hebben aangetoond, brood door een vrij
eenvoudig procédé gedurende eenige uren
versch te houden. Bij een proefneming in de
practijk zijn daarmede verrassende resultaten
verkregen; in een rapport van de directie van
den arbeid worden daaromtrent uitvoerige me-
dedeelingen gepubliceerd. Uiteraard kan nog
niet met eenige zekerheid worden gezegd, of het
procédé in het bakkersbedrijf ingang zal vinden,
maar wel is te voorzien, dat, indien dit het geval
is, dc bezwaren, welke in de afschaffing van
nachtarbeid gelegen zijn, voor de broodverbrui
kers, die hoogen prijs stellen op versch brood
bij het ontbijt, in belangrijke mate zullen ver
minderen.
DE ARTIKELEN.
Met betrekking tot de artikelen wordt o.a. nog
het volgende gezegd •-
An. 1. Dit art. komt bijna geheel overeen met
art. 1 ven het ontwerp-Talma. Alleen is in de
definitie van bakkersarbeid een redactiewijziging
aangebracht, en een definitie van bet begrip
„week" opgenomen met het oog op het be
paalde in d© artt. 9, eerste lid, ender b en
10. eerste lid.
Ter toelichting wordt o.m. het volgende op
gemerkt
1. De ontworpen wet zullen haar werking uit
strekken over alle broodbakkerijen, onverschil
lig of aldaar uitsluitend brood dan wel nog
andere waren dan brood worden bereid, en even
eens over broodbakkerijen, welke niet als een
zelfstandige onderneming, maar als een onder
deel van een andere zijn aan te merken, bij
voorbeeld een bakkerij, verbonden aan een ho
tel, restaurant enz.
Volgens art. 1 zal de wet beschouwen als
broodbakkcrijen alle open of besloten ruimten,
behoorende tot eene inrichting, waar ten be
hoeve van eene onderneming brood weidt ge
bakken.
Door deze omschrijving worden slechts die
broodbakkerijen aan de werking der wet ont
trokken, welke niet het karakter van een onder
neming dragen, zoo de bakkerij, die tot een ge
wone huishouding behoort, de bakkerij, verbon
den aan een liefdadige instelling en de militaire
bakkerij.
Art. 4. De bepalingen van de art.. 2 en 3
kunnen niet onveranderd gelden voor de Israë-
lietische bakkerijen.
Art. 4 bevat nu de bijzondere voorschriften,
welke voor deze bakkerijen noodig schijnen.
Wanneer tijdelijk in een of meer gemeenten
troepenmossa's vertoeven, kan ter voorziening
aan brood nachtarbeid, Zondagsarbeid of over
werk in broodbakkerijen noodig blijken. Art. 37
heeft ten doel zoodanige'afwijking van de wet
telijke bepalingen mogelijk te maken.
Het ontwerp-Talma bepaalde, dat de wet in
werking zou treden op een nader door de Kroon
ter bepalen tijdstip, doch niet binnen een jaar
na den dag harer afkondiging. Ook den minister
zou het stellen van zoodanigen minimum-ter-
mijn in normale omstandigheden gewenscht
voorgekomen zijn, ten einde de groote onder
nemingen in de gelegenheid te stellen zich te
passen aan de veranderingen die de wet is de
wijze, waarop het bedrijf wordt uitgeoefend,
noodig zal maken.
In de tegenwoordige omstandigheden nu een
vervroegde inwerkingtreding der wet wellicht,
zal blijken eenig crisisbelang te dienen, acht hij
handhaving van een bindende minimum-termijn
niet raadzaam. De. bezwaren tegen een inwer
kingtreding op betrekkelijk korten termijn zul
len zich thans minder doen gevoelen, omdat de
artikelen 9 cn 10 van het ontwerp het mogelijk
maken, dot zoo noodig het bedrijf in groote
bakkerijen gedurende meer dan 16 uren per
dag wordt uitgeoefend.
Btriehtan.
De Staatscourant van 23 Juli bevat o.a.
de volgende Kon. besluiten
benoemd tot burgemeester van Zw a mm er-
dam P. Hoogenboom, secretaris
tot gewoon hoogleeraar in de faculteit der
rechtsgeleerdheid aan de Rijksuniversiteit te
Utrecht vóór het onderwijs in het handels
recht en de burgerlijke rechtsvordering mr.
Ch. Star Busmann, rechter in de rechtbank
aldaar
tot rijksagent voor de voogdijraadzaken te
's-Gravenhage, jhr. A. J. R. de Muralt, thans
rijksagent van voorwaardelijk ontslagenen,
ter standplaats 's-Gravenhage;
op verzoek eervol ontslagen met dank, de
civiel-ingenieur N. C. Kist, als inspecteur
van het ijkwezen, en als zoodanig benoemd
G. van den Berge, ijker, chef van den dienst
te Rotterdam
op verzoek eervol gepensionneerd we
gens in en door den dienst ontstaan
lichaamsgebrek, de kapitein der intendance
van het Indische leger J. J. G. Janssens, ge
detacheerd bij het leger hier te lande, als
leeraar der Hoogere Krijgsschool
op verzoek eervol ontslagen uit rijks
dienst G. J. A. Slotboom te Menalclum, ont
vanger der rijks directe belastingen.
benoemd bij den raad van beroep (O.) te Arn
hem
tot plaatsvervangend voorzittermr. II. C.
van Hanswijk Pennink, gewezen voorzitter van
den ontbonden raad van beroep te Zutphen, ad
vocaat, procureur en rechter-plaatsvervonger in
de arrond.-rechtbank aldaar
mr. G. J. Sybrandy, gewezen voorzitter van
den ontbonden raad van beroep te Almelo, ad
vocaat en procureur aldaar
mr. G. Kortenhout van der Sluys, gewezen
plaatsvervangend voorzitter van den ontbonden
raad van beroep te Almelo, advocaat, procureur
en rechter-plaatsvervanger in de arrond.-recht
bank aldaar;
tot plaatsvervangend griffiermr. B. G. Wil-
dervanck de Blécourt, gewezen plaatsvervan
gend griffier van den ontbonden raad van be
roep te Zutphen, advocaat en procureur aldaar
tijdelijk werkzaam gesteld aan de inspectie der
directe belastingen, invoerrechten en accijnzen
te Tilburg (2de afdeeb'ng), J. C. L. Zilkens, ont
vanger der directe belastingen en accijnzen te
Boxtel, onder ontheffing van zijne tegenwoor
dige betrekking, met ingang van 31 Juli 1917
op zijn verzoek, met ingang van 16 Augustus
1917, eervol ontslag uit 's Rijks dienst verleend,
aan den ontvanger der directe belastingen en
accijnzen G. J. R. Slótboom, te Menaldum
met ingang van 2 Juli 1917, herbenoemd tot
voorzitter der plaatselijke commissie voor de
ongevallenverzekering te Valkenswaard, B. W.
F. Dagevos, med.-doctor en arts, te Valkens
waard.
Audiënties. De gewone audiëntie
van den Minister van Landbouw, Nijverheid
en Handel op Woensdag 25 Juli en die van
den Minister van Financiën op Vrijdag den
27en Juli zullen niet plaats hebben.
Audiënties. De gewone audiëntie
van den minister van Marine zal Vrijdag 27
Juli niet plaats hebben.
Eerste Kamer.-De Eerste Kamer
is tot hervatting der werkzaamheden 'bij
eengeroepen tegen Dinsdag 31 Juli e. k.,
des avonds 8 V* uur.
De nieuwbenoemde tijdelijke militaire
attaché van Nederland te Bern, Majoor F. J.
Backer, zal omstreeks de helft van Augustus
naar zijn post vertrekken, waarna Kolonel
Bersteyn, die door Majoor Backer vervangen
wordt, omstreeks 1 September hier te lande
wordt terugverwacht om het bevel over zijn
regiment (het le Reg. Huzaren) te aanvaar
den.
Naar wij vernemen is de kapitein C. P.
van Ginkel van het wrapen der Infanterie,
bevorderd tot Majoor en tegelijkertijd in
zijn nieuwen rang eervol uit den militairen
dienst ontslagen en benoemd tot Referen
daris bij het Departement van Oorlog.
Inlijving; MtlItlelichtiiiK 1917.
In de hierna genoemde tijdvakken zullen
van de militielichting 1917 worden ingelijfd:
1. in het tijdvak 15 October 1917:
a. de dienstplichtigen, toegewezen hetzij
aan de regimenten veld-artilerie, hetzij aan
het korps rijdende artillerie;
b. de dienstplichtigen, toegewezen aan
de Genie (motordienst) en bestemd voor het
t w e e d e in te lijven gedeelte; z
c. de dienstplichtigen, toegewezen aan
het regiment genietroepen, met bestemming
voor opleiding tot militair-telegrafist of tele
phonist en werkzaam hetzij bij de posterijen
en telegrafie, hetzij bij de spoorwegmaat
schappijen;
2. in het tijdvak van 16—20 October
1917;
de dienstplichtigen, toegewezen aan de
regimenten vesting-artillerie en bestemd
voor het tweede in te lijven gedeelte;
3. in het tijdvak van 3 December 1917;
het thans nog overschietend gedeelte van
de dienstplichtigen, toegewezen aan de re
gimenten huzaren.
Voor den verderen duur van de tegen
woordige tijdsomstandigheden zal uitstel of
verlenging van uitstel van eerste oefening
slechts in zeer beperkte mate
worden verleend en alleen om zeer gewich
tige studie- of andere redenen.
Om studieredenen kan w e 1 uitstel of ver
lenging van uitstel van eerste oefenning
worden verleend aan dienstplichtigen, die
bijv.:
lo. eindexamen hoogere burgerschool of
gymnasium moeten afleggen;
2c. examen moeten afleggen voor onder
wijzer;
3o. leerlingen zijn van de hoogste klasse
eener middelbare technische school of
soortgelijke inrichting;
4o. leerlingen zijn van de Middelb.'Ko
loniale Landbouwschool.
Uitstel of verlenging van uitstel van eerste
oefening wordt niet verleend aan dienst
plichtigen, die bijv.:
lo. als student zijn ingeschreven voor
het eerste studiejaar aan een' universiteit;
2o reeds eën betrekking bekleeden en
doo^-studeeren, teneinde hun positie te ver
beteren, zooals:
a. onderwijzers, die zich bekwamen voor
de hoofdacte;
b. personen, die werkzaam zijn op kanto
ren, in bedrijven en dergelijke en les nemen
in boekhouden of andere vakken;
3o. leerling zijn van een school of andere
inrichting, alwaar slechts enkele uren in de
week les wordt genomen;
4o. zich wijden aan een studie, die in het
algemeen niet van overwegenden invloed is
op hun maatschappelijke betrekking.
Zij, die in bovengenoemd tijdvak moeten
woiden ingelijfd en uitstel of verlenging van
uitstel van_ eerste oefening wenschen, moe
ten daartoe zelf ten spoedigste hun verlan
gen bij (ongezegeld) verzoekschrift aan den
minister van Oorlog te kennen geven, met
overlegging van een deugdelijk bewijsstuk
omtrent het werkelijk bestaan van de reden
der aanvrage
In het verzoekschrift behoort te worden
x^rmeld de gemeente voor welke de dienst-
p'ichtigo is ingeschreven, alsmede het korps
en korpsonderdeel, waaraan hij is toegewe
zen.
De dienstplichtigen zullen echter rekening
moeten houden met de mogelijkheid, dat het
uitstel wordt ingetrokken, zoodra de omstan.
digheden daartoe aanleiding mochten geven.
Generaal Van Bel. De gepens.
luitenant-generaal Van Bel, die een paar
weken geleden onder talrijke blijken van
sympathie het zeldzame feit mocht herden
ken, dat hij 75 jaren geleden tot officier
werd benoemd, vierde gister in goeden wek
stand zijn 95sten verjaardag.
De brigade grenadiers en jagers, het voor.
malig regiment, aan het hoofd waarvan des-
tijds de generaal als kolonel heeft gestaan,
defileerde gister ochtend, voor zooverre in
de residentie aanwezig, onder commando
van den waarnemend-brigede-commandant
graaf Du Monceau, voorbij de woning van
den jarigen oud-opperofficier.
Generaal Van Bel ontving ter gelegen
heid van zijn merkwaardigen feestdag tal
van gelukwenschen, onder meer namens
H. M. de Koningin-Moeder een schrijven
van gelukwensching. Ook de brigade gre
nadiers en jagers deed schriftelijk van hare
belangstelling blijken. De heeren Flooren,
Verduin en Harsveld, een drietal stafmuzi
kanten, die nog onder den generaal, toen
deze regiments-commandant was, hadden
gediend, zonden een fraai bloemstuk.
Reglement Bronbeek. Naar wij
kunnen mededeelen, is bij Koninklijk Besluit
van 12 dezer een nieuw reglement vastgesteld
voor het Koninklijk Koloniaal Militair Invali
denhuis te Bronbeek en is daarbij ook inge
steld een Commissie van Toezicht en Bijstand
voor deze instelling.
Tot leden van die commissie zijn benoemd:
Jhr. J. A. Six, staatsraad in buitengew?onen
dienst; mr. C. J. baron van Tuyll van Seroos-
kerken, wethouder van Arnhem en dr. C.
Winkler, voorzitter van den Geneeskundigen
Raad bij het Ministerie van Koloniën.
De met ir.r.mg van 1 Maart 1917 uit
den dienst der Nederlandsch-Indischë Spoor
weg Maatschappij op verzoek eervol ontsla
gen ingenieur C. Tellegen is, met ingang
van dien datum, benoemd tot ingeneur bij
de Hollandsche Maatschappij tot het maken
van werken in gewanend beton, voorloopig
ter standnlart*- Balsvh
(D;- Ing.)
Bij resolutie van den Minister van Finan
ciën zijn, met ingang van 1 Augustus 1917, be
noemd tot teekenoar van het kadaster
A. Valk, te.Rotterdam; A. van Eek, te Ginne-
ken; J. H. H. Bongaerts, te Roermond; M. Smidt,
te Groningen; P. Rijtemo, te Assen; J. Tollenaar,
te Goes; F. H. Knoups, to Horn; mejuffrouw G.
J. Gijzelaar, te Medemblik; J. M. Hakkert, te
Assen; A. Jonkers, te Dordrecht.
Na een langdurig lijden is op 58-ja-
rigen leeftijd in Den Haag overleden de
heer W. van Prehn, ingenieur bij de Haag
sche Tramweg Maatschappij.
Nederland en de oorlog.
De uitroeren naar Engeland en
Doltschland.
Naar aanleiding van een Reuter tele
gram uit Londen volgens hetwelk Neder
land in 1916 voor ongeveer 160 miliioen
(of zonder de margarine slechts voor 40
miliioen) aan landbouwproducten enz. naar
Engeland zou hebben uitgevoerd, tegen een
uitvoer tot een waarde van ongeveer 560
miliioen naar Duitschland, hebben wij ons
tot het Landbouw Exportbureau om Inlich
tingen gewend.
Daar vernamen wij, dat het niet duidelijk
was, uit welke bron de genoemde cijfers
kunnen zijn geput, maar dat de juistheid er
van ongetwijfeld zeer aanvechtbaar is. Uit
een globale berekening toch viel af te lei
den, dat Engeland alleen reeds van April
tot ultimo December 1916, inclusief de mar
garine, voor een waarde ven meer dan
222 miliioen heeft ontvangen.
Overigens moet men niet vergeten, dat
tot 1 Juli 1916 er zoo goed als geen export
naar Engeland plaats had, maar vrijwel al
les naar Duitschland werd geëxporteerd.
Toen is een voorloopige overeenkomst ge
troffen met de British and General Trading
Association volgens welke een zeker per
centage van verschillende landbouwproduc
ten naar Engeland zou worden geëxporteerd
tegenover een bepaald percentage naar
Duitschland. Op 1 November 1916 is een
definitieve overeenkomst gesloten, waaraan
verder strikt de hand is gehouden; zoodat
Engeland sindsdien heeft ontvangen het ge
deelte, waarop het aanspraak kan maken.
In de tweede plaats dient niet uit het
oog verloren, dat ook vóór den oorlog steeds
meer naar Duitschland dan naar Engeland
werd geëxporteerd. Gebleken is zelfs, dat
sinds het in werking treden van de boven
bedoelde overeenkomst met Engeland de
naar dat land uitgevoerde hoeveelheid kaas
zoo groot was, dat zij feitelijk onverkoop
baar was in Engeland.
In de derde plaats bedenke tnen, dat
Duitschland in het algemeen voor de ver
schillende landbouwproducten veel hooger
prijzen betaalt dan Engeland en dat hef
in elk geval in 1916 hooger prijzen betaal
de dan de Engelsche prijzen; zoodat hier
door de waarde van de export naar Duitsch
land vanzelf een hooger cijfer bedraagt.
En ten vierde moet men nfet vergeten»
dat een groot deel van de geëxporteerde
producten is afgeleverd aan de Belgische
Reïiefcommissie. Dat deel van de export,
ofschoon het niet over zee, maar over land
is verzonden, behoort niet te worden gere
kend bij de uitvoeren naar Duitschlandt
maar bij die naar Engeland.
Eindelijk moet worden herinnerd aan de