TOEWIJDING. N* 25. 16"* Jaargang. DE EEMLAN DER". Uitgevers: VALKHOFF C< Maandag 30 Juli 1917. Bureau: UTRECHTSCH ESTRAAT 46. BUITENLAND. Politiek Overzicht FEUILLETON. AMERSFOORTSCH DA u MARIE VAN VERSENDAAL. Hoofdredactie. Mr D j VAN SCHAARDENBURG. ABONNEMENTSPRIJS: Per 8 maanden voor Amersioort 1 1*5JJ* Idem franoo per poetj®-®1?* Per week (met gratie verrekering tegen ongelukken) - 0.14. Afzonderlijke nummers 0.05. Wekelijkaoh bijvoegsel ,Dt BoUandadw Huisvrouw' (onder redactie van ThSróee Boven) per 3 mnd. 50 de. ■Wekeltjbeeh bjjvoegmel Wtrvldrnut" per 8 mnd. 53 c»«. Intercomm. Telefoonnummer 66. PRIJS DER ADVERTENTIÉN Van 1-5 rogola0.8O. Elke regel moerO.I5. Dienstaanbiedingen 1—8 regels.. o.50. Grooto letters naar plaatsruimte. Voor handel en bedrjjt bestaan zeor voordeelige bepalingon tot het herhaald advorteeron in dit Blad, bfi abonnomonL Eene oiroulaire, bevattende de voorwaarden, wordt op aanvraag toegezonden. De zin van de Duitsche vredesresolutie. De vTedesresolutie, die de Duitsche rijks dag in zijne zitting van 19 Juli heeft aan genomen, heeft de besprekingen over de vraag Oorlog of vrede? in een nieuw sta dium gebracht. Men voelt uit deze wilsuiting van den rijksdag, dat hij de richting heeft willen aangeven, waarin de eventueele be sprekingen over het herstel van den vrede zullen worden gevoerd. De voorheen ge bruikelijke weg, dat de vredesonderhande lingen door de regeeringen werden gevoerd en dat de volksvertegenwoordiging eerst als het werk gereed was geroepen werd hare tonctie er aan te geven, heeft afgedaan. Men wfl reeds terwijl de onderhandelingen loo- pen daarvan op de hoogte gehouden wor den, om als dat noodig blijkt er invloed op te kunnen uitoefenen. Dat beperkt eenerzijds de regeering in hare vrijheid van handelen, omdat zij er op bedacht moet zijn tijdens de onderhandelin gen steeds voeling te houden met de ver tegenwoordiging, maar verschaft haar aan den anderen kant een ruggesteun, die haar yan wezenlijk nut kan zijn. De Duitsche re geering heeft dien steun aanvaard. Zij heeft dat naar aanleiding van de commentaren der tegenpartij op de rede van den rijkskanse lier, nog eens uitdrukkelijk gezegd, door haar orgaan in de dagbladpers, de Nordd. Allg. Zeitung, te laten Verklaren, dat de rijkskanselier in overeenstemming met het besluit van de meerderheidspartijen van den rijksdag zich klaar en duidelijk heeft uitge sproken voor een vrede van overleg en com promis. Daaraan Is nog deze zinsnede toe gevoegd: „Misschien zal nu ook overal daar, ■waar men nog gevoel heeft voor billijkheid, het juiste begrip er voor ontstaan, dat de rijkskanselier geene dubbelzinnigheden in zijne woorden heeft gelegd, maar slechts een van zelfsprekenden plicht heeft vervuld, door te doen uitkomen, dat de beveiliging van de Duitsche grenzen bij het sluiten van den vrede eene onafwijsbare noodzakelijk heid beteekent." Over deze zinsnede, inzonderheid over de woorden: „Beveiliging van dé" Duitsche grenzen", is in de Duitsche pers weer een verschil van meening ontstaan. De een meent, dat men onder beveiliging van de Duitsche grenzen moet en kan verstaan eene uitzetting van deze gTenzen, die door overleg kan worden bereikt. Andere orga nen meenen, dat zulk een overleg slechts door de Duitsche overwinning kan worden afgedwongen. Weder anderen echter coriclu- deeren uit het feit, dat in het artikel gewag is gemaakt van de bedreiging van Duitsch grensgebied door de annexatiezucht van de Franschen, dat in den laatsten zin van het artikel de uitspraak, „dat de beveiliging van de Duitsche grenzen bij het sluiten van den vrede eene onafwijsbare noodzakelijkheid be teekent", zonder dwang in dien zin kan worden opgevat, dat de Duitsche grenzen niet bij het sluiten van den vrede mogen worden geschonden. Dat wil zeggen, dat in Duitschland regee ring en rijksdag 't er over eens zijn, dat bij het sluiten van den vrede niet moet worden gestreefd naar uitbreiding van gebied, maar aan den anderen kant tegen inkrimping van het Duitsche gebied moet worden gewaakt. Men wil, dat Duitschland territoriaal onge schonden uit den strijd zal komen. Wat men van de andere zijde daartegen over zal stellen, is voorshands niet te zeg gen. Wanneer men alleen let op wat door leden van de Engelsche regeering is gezegd, zoowel in als buiten het parlement, dan, wordt men met bange vrees vervuld. Bonar Law heeft gezegd, dat in het wezen der zaak het oorlogsdoel van de Entente nog het zelfde is zooals het in den avond van 9 No vember 1914 door het toenmalige hoofd van de Engelsche regeering in de Guildhall werd aangegeven. Sir Edward Carson heeft het nog erger gemaakthij is eerst geneigd over vredesvoorwaard en te praten, als Duitsch land zijne troepen terugtrekt uit het gebied aan den linkeroever van den Rijn. Als dat de geest is, waarvan de Britsche regeering vervuld is aan het einde van het derde oor logsjaar, dan zou men het vierde jaar niet anders kunnen ingaan dan met de gedachte, dat Engeland geen anderen vrede wil sluiten dan een, die voor Duitschland eene schan delijke onderwerping zou beteekenen. Maar wat in de zitting van het lagerhuis van verleden Donderdag door Asquith werd gezegd, geeft een anderen kijk op de dingen. De staatsman, die den 9en November 1914 als hoofd van de Engelsche regeering het programma verkondigde, dat volgens Bonar Law nu nog het oorlogsdoel van de Entente uitdrukt, sprak nu in een anderen toon. Hij heeft het beslist afwijzende standpunt verla ten met hem is over het herstel van den vrede te redeneeren. Ook in zijn oordeel over de vredesresolutie van den Duitschen rijksdag staat hij op een ander standpunt; hij deelt niet de meening van Bonar Law, die dit besluit als geheel waardeloos ken schetste, en beseft de beteekenis er van. Dit verschil van inzicht tusschen de leden van het tegenwoordige bewind en het hoofd der vroegere regeering zal wel hieruit te ver klaren zijn, dat Asquith, nu hij buiten de regeering staat, de zaken anders kan bezien. Hij is niet, zooals de leden van de regeering, gebonden door de toezeggingen, die aan de bondgenooten zijn gedaan. Hij is vrijer In het uitspreken van zijne meening en kan er voor uitkomen, dat sedert zijne rede aan den maaltijd in de Guildhall de omstandigheden zijn veranderd. Dit geeft aan de thans door hem gesproken woorden een bijzonder ca chet. Wanneer men die woorden vergelijkt met wat deze staatsman vroeger heeft ge zegd, niet alleen op 9 December 1914, maar ook later bij tal van gelegenheden, dan is men geneigd de beteekenis van de verkla ringen, die door de Engelsche ministers in de laatste dagen zijn afgelegd, minder hoog aan te slaan. Men kan dan het gevoel niet van zich afzetten, dat, ondanks alles wat hem tegenhoudt en misschien nog lang zal tegen houden, toch de vrede in aantodht is. De oorlog. Aan het westelijke front houdt de hevige artilleriestrijd aan; de verdere strijd is van plaatselijken aard. Duitsche vliegers zijn tot boven Parijs ge komen en hebben daar bommen neergewor pen. In het oosten nieuwe vorderingen van de Duitsch-Oostenrijksche troepen. Zij naderen in Galicie de rijksgrens Zbrucz. De Russen zijn op eenige punten reeds achter de rijksgrens. Ook in de Boekowina gaan de Russen "steeds verder terug. Daarentegen treden op het Rumeensche frontgedeelte de Rumeniërs aanvallend op aan de Putna. Berlijn, 29 Juli. (W.-B.). In den loop der beschieting van Saint-Quentin door de Engelschen en Franschen heeft de beroem de kathedraal 300 trefschoten gekregen, het paleis van justitie 250, de kerk St.-Martin 100, het lyceum en de kerk St. Eloi 80, het stadhuis en de botanische tuin 50, het post kantoor en de beurs 30, de schouwburg en het kantoor van de Fransche bank 20. Een groot aantal woonhuizen en twee groote ma gazijnen zijn door het artillerievuur in brand geschoten en geheel verwoest. Nog den 16en Juli echter werd in een telegram uit Parijs beweerd, dat de Fransche artillerie stipt bevel had niet op Saint-Quen tin en allerminst op de kathedraal te schie ten. B e r 1 ij n, 2 8 Juli. (Corr.-bur.) Officieel bericht. De keizer heeft aan generaal-veldmaar- schalk Von Hindenburg het volgende tele gram gezonden: Op de slagvelden in Galicië, waarop onze troepen in rusteloos voorwaarts dringen lau weren geplukt hebben en het eene succes na het andere behalen, denk ik met dankbaar heid aan de onvergetelijke daden van mijne Westelijke legers, die in offervaardig en taai volharden den vijand afweren en van wier strijdlustigen geest het legerbericht van gisteren wederom getuigenis aflegt. In het bijzonder denk ik aan -de dappere troepen in Vlaanderen, die reeds weken lang, aan het zwaarste artillerievuur bloot gesteld, onvervaard de komende stormen te gemoet zien. - Mijn vertrouwen berust op u, evenals dat van het gansche vaderland, welks grenzen gij tegen een wereld van vijanden verde digt. God zij met ons. WILHELM. Berlijn, 28Juli. (W. BOfficieel be richt. In het Engelsche Kanaal zijn weer sche pen in den grond geboord met eene geza menlijke vrachtruimte van 20.300 ton. 29 Juli. In het spergebied van Enge land werden weer schepen met 26.000 ton vrachtruimte in den grond geboord, waar onder het stoomschip King David met 55 vliegtuigen en munitie; in de Middelland- sche zee stoom- en zeilschepen met ruim 20.000 ton vrachtruimte. Londen, 28 Juli. (R.) De Japansche marine-attaché bericht, dat een van de Ja pansche oorlogsschepen in de Middelland- sche zee een Duitsche duikboot heeft aan gevallen, die zonder twijfel is vernield. B e r 1 ij n2 8 J u 1 i. (W. B.) De gezant van Siam heeft in het departement van bui- tenlandsche zaken medegedeeld, dat Siam zich beschouwt als zijnde in staat van oorlog met Duitschland. Den gezant is medege deeld. dat hij zijne passen zal krijgen, zoo dra het stellige bericht is ontvangen, dot het vrijgeleide naar Duitschland voor de verte genwoordiging van den keizer in Bangkok verzekerd is. Verder is hem aan het verstand gebracht, dat zijne regeering voor elk na deel, dat aan burgers van het rijk in Siam op met het volkenrecht strijdige wijze mocht worden toegebracht," ten volle aansprakelijk zal worden gesteld. Tegen de in Duitschland aanwezige Siameezen zal op gelijke wijze worden opgetreden als de Siameesche re geering dit doet tegen de Duitschers in Siam; voor zoover zij den dienstplichtigen leeftijd hebben, zullen zij geïnterneerd wor den. Aon de Nederlandsche regeering is vei- zocht de zorg voor de Duitsche belangen in Siam op zich te nemen. Ween en, 2 9 Juli. (Corr.-bur.). De in Berlijn verblijf houdende gezant van Siam, die ook in Weenen geaccorediteerd is, heeft kennis gegeven, dat Siam den oorlog heeft verklaard aan Oostenrijk-Hongarije. B e r 1 ij n2 8 Juli. (W.-B.). De rijks kanselier heeft hedenavond een groot aantal vertegenwoordigers der pers ontvangen en bij deze gelegenheid de volgende verklaring afgelegd Ik heb u niet slechts verzocht hier te ko men omdat ik bij het aanvaarden van mijn nieuw ambt duidelijk wil doen uitkomen, hoe hoog ik de beteekenis van de pers voor de wereldpolitiek schat, en hoezeer ik hecht aan haar nauwe en vertrouwelijke samenwerking met de regeering des rijks. Mijn uitnoodi- ging heeft nog een onmiddellijke tastbare aanleiding. De rede van den Engelschen minister-pre sident, dat Lloyd George, op 21 Juli in de Queens Hall gehouden en de laatste debat ten in het. Engelsche Lagerhuis hebben op nieuw met onloochenbare duidelijkheid be wezen, dat Groot-Britannië geen vrede door vergelijk en overeenkomst wenscht, doch slechts den oorlog wil beëindigen op eene wijze, welke de volkomen onderwerping van Duitschland aan de gewelddadige willekeur zijner vijanden zou beteekenen. Dit feit wordt ook bevestigd door de verklaring van den Engelschen minister Carson onlengs te Dublin, dat onderhandelingen met Duitsch- land, van welken aard ook, eerst aunge* knoopt kunnen worden als de Duitsche troepen achter den Rijn teruggetrokken zijn. Wel heeft Bonar Low, naar oanleiding van een door King gestelde vraag, deze verkla* ring in zooverre verzacht, dat hij het stand punt der Engelsche regeering in dier voego uiteenzette, dat Duitschland, als het vredo wenscht, zich vóór alies bereid moet verkla ren, het bezette gebied te ontruimen. Wij^hebben intusschen tastbare redenen om aan te nemen, dat de regeeringen onzer vijanden aan door Carson onvoorzichtig af gelegde, nog verder reikende verklaring, ge bonden zijn. Het is u allen bekend, dat de sinds weken reeds in de neutrale pers (het eersl in de Bernor Togewacht van 1 Juli) verspreide mededeelingen omtrent vèr-gaande, door Engeland en Rusland goedgekeurde verove ringsplannen der Fransche republiek tot heden geen tegenspraak hebben gevonden. Het zal voor de voorlichting der geheele wereld over de ware oorzaken van de voort zetting van den bloedigen volkenmoord van de grootste beteekenis zijn, dat inmiddels ook schriftelijke bewijzen van de verove ringszucht van den 'jand ons in handen zijn gevallen. Ik doel hiermede op berichten, door oog- en oorgetuigen opgeteekend, on* trent geheime besprekingen in de Fransche Kamer, op 1 en 2 Juni 1917. Aan de Fransche regeering vraag ik hier bij openlijk of zij wil ontkennen, dat de hee- ren Briand en Ribot in deze geheime Kamer zitting, waaraan de uit Petersburg terugge keerde afgevaardigden Moutet en Cnchin deelgenomen hebben, moesten toegeven, dat Frankrijk nog zeer kort vóór het uitbreken der Russische revolutie met de regeering van den czaar veroveringsplannen van zeer verre strekking had beraamd. Ik vraag, of hef waar is, dat de Fransche gezant, Paleologue, op grond van een verzoek om volmacht, dat hij tot de regeering te Parijs had gericht, den 27en Febr. 1917 door deze gemachtigd is, een verdrag met Rusland aan te gaan, dat door Doumergue door onderhandeling met den czaar voorbereid was. Is het waar of niet, dat de president der republiek op voorstel van Berthelot deze machtiging zonder voor kennis van Briand haar naderhand heeft goedgekeurd Dit verdrag verzekerde Frank rijk zijn in aansluiting aan vroegere verovo-. ringsoorlogen getrokken grenzen van hel jaar 1790, dus Elzas-Lotharingen met Saar- brücken en vèr-strekkende gebiedswijzigin gen aan den linker Rijn-oever, geheel naar Frankrijks goeddunken. Teekende Terestsjenko, nadat hij in Ru* land aap het bewind was gekomen, geen protest aan tegen de Fransche veroverings oogmerken, die zich bovendien in Turkije tot de verkrijging van Syrië uitstrektenl Heeft hij niet, In een voorbijgaande opwel ling van zijn vaderlandsch geweten, ver klaard, dat het nieuwe Rusland, als het van deze Fransche oorlogsdoeleinden mocht vernemen, niet langer van zins zou zijn, Beminnelijke manieren zijn voor vele menschen een feestkleed, dot zij afleggen bij thuiskomst. Roman van Karamati. t Goede mensch weet, dat ze bij mevrouw „een polje mag breken." Ze dient immers der tig jaar bij mevrouw, en heeft „de jongeneer z n papa al gekend, toen-i „naar mevrouw kwam vrijen,loen mevrouw nog juffrouw was. Ze was haar tegenwoordige meesteres, met wie zc als meisje gespeeld had, overal gc\olgd, sedert dat de eerste in 't huwelijk was getreden. Ze is nu in de vijftig, krom van t werken, maar nog altijd vroolijk. en op gewekt en haar „mevrouw" kan niet buiten haar. evenmin als „de kleine meid", die „gek op haar is." Haar gerimpeld gezicht is nooit mooi geweest, maar zoo in-goed en vriende- v 1 ^a». ze ,,vryers bij de vleet had kunnen hebben, aan elke Vinger tien hoor, als ze met haar mevrouw en de „jongeneer," en de kleine meid gehad had „om voor te zorgen." Gunst nee, ze had er niks van willen weten, en t was er „krek gelijk" geweest, of ze op oun neus keken of niet, toen zij hun allen „de ©ons gegeven had..." Mevrouw Van Klarenbeek bedaarde •allengs, toen ze een paar teugen water van Phie ge kregen had; maar wat de oude getrouwe ver wacht had, gebeurde niet. Ilaar nieuwsgierig heid naar 't geen er in „de jongeneer z'n brief" stond werd, ondanks al haar belang stellend aandringen, niet bevredigd. „Heb ik van me' leven!" mompelde zij, toen zij eindelijk weer haar plaatsje in de keuken opzocht, om er over 't vreemde geVal na te denken. Dat was onverklaarbaar, raadselach tig: Mevrouw had iets op 't hart, iels heel ergs, en wilde er haar niet over spreken I VII. De mooie Oom. Een rumoerig, babbelend, bewegelijk troepje jonge meisjes, zeker een twintigtal, bewoog zich in kwalijk bewaarde orde langs den lom merrijken weg, die naar de Sanla-Clara-kerk te Dreikirch leidt. Twee onderwijzeressen, een Engelsche, stijf, gekleed, schraal cn mager, ernstig en verve lend, en een Fransche, eenvoudig, maar smaakvol, jeugdiger in houding en manieren dan menige harer discipelen, gingen als ge leidsters mee. Men ging de mis bijwonen, plichtmatig als iederen Zondag. Voor aan den stoet wandelde een tweetal meisjes, in zacht, maar druk gesprek, zich blijkbaar weinig bekommerend om de ande ren, die op eenige passen daarachter gin gen. Slechts nu en dan wierp een van. haar een steelschen blik naar „mademoiselle." Deze was echter te veel met zich zelve geoc cupeerd 't effect dal zc straks in de kerk maken zou om te letten op hel gesprek der meisjes. Dit werd in 't Ilollandsch ge- Voerd, een yerboden taal op 't instituut yan Frau Altorf. Trouwens, de genomen voor zorgsmaatregelen waren vrij overbodig: Made moiselle kon geen Ilollandsch van Duitsch onderscheiden. 't Eene der beide meisjes, het oudste, was een blozende, frissche dochter van Friesland, groot en forsch gebouwd, met beloften van een vroeg matroneschap; meer innemend dan mooi, oprecht en natuurlijk in haar gansche voorkomen, beminnelijk naief, bij een zekere beslistheid in toon en gebaren. Een lange vlecht van witblond haar hing dik over haar rug, hel uitkomend tegen het zwarte mantel tje dat haar schouders tegen de herfstlucht beschermde. De andere was wel een hoofd kleiner, in schier alles haar tegenbeeld: fijn van leden en gelaatstrekken; gloed en leven in haar heele verschijning, maar met iefts smachtends en zoekends in den blik der groote diep blauwe oogen. "Was de ziel der eene als een regelmatig aangelegde lusthof, welks bloemen in rustige schoonheid een oogenweelde zijn voor een ieder, die hem be treedt; die der andere was gelijk het tropische oerwoud, in zichzelf gekeerd en in zijn koele stilte verbergend eene wereld van eigen leven, waar de heerlijke orchideeën hun kleur en vonmenwonder slechts den enkelen stout moedige vertoonen, die tot hare schuilplaats vermag door te dringen. Het meisje met de groote oogen en het los hangende haar was de Duitsche, die thans ruim een maand te Dreikirch op Frau Altorf's „pensional" w7as; de „bergfee" uit Bohemcn, zooals de andere meisjes haar noemden. Allerlei verhalen deden óver haar de ronde sinds haar geheimzinnige verschijning ter kostschool. Een dikke, plompe," would-bc def tige oude heer, die beweerde haar vader te .wezen, en een ideaal van een jongen man haar oomt waren bij" haar toen zij aan kwam. Over twee punten waren allen 't al heel spoedig eens: die vader was geen vader cndie oom geen oom. Hoe kon toch een vader zoo leelijk en een oom zoo mooi wezen?! Het laatste verhaal, afkomstig van een jeug dige Parijsche, dartel, bemoeiziek en lastig als een muskiet en om die eigenschappen door papa-lief uit de wereldstad naar Luxemburg gezonden, waar ze alles belachelijk vond, was, dat dc „bergfee", die ze beweerde onuitstaan baar te vinden, maar die ze heimelijk bewon derde en benijdde, door den z.g. oom ge schaakt was. Ze zou maar een jaar op de kost school blijven, om dan uil haar schuilhoek voor den dag gehaald te worden, als inmid dels dc oude heer thuis behoorlijk bewerkt was, wat nogal veel voelen in de aarde moest hebben. 'I Was duidelijk: Mademoiselle Vaubert, dc Parijsche, ergerde zich, dat de kleine Elsa Funkc zoo weinig haar omgang zocht en zelfs zooveel mogelijk aanraking met haar ver meed. Na een paar weken vergeefsche pogin gen aangewend Ic hebben, om haar uit te hooren, door de beminnelijkheid zelve te wezen, was zc geëindigd met de andere meis jes Ier kostschool legen Elsa op te stoken. Bij enkelen gelukle dat. Bij de eenige Ilolland- sche die er was oogstte zij niels anders dan een half verachtelijk, half medelijdend schou derophalen, dat haar spoedig deed afdrui pen. Deze toch had van den beginne sympathie voor Elsa gevoeld, cn Elsa toonde spoedig die zeer op prijs le stellen. Schoon ze weinig mededeelzaam van aard was, en nooit een woord repte over de illusiën, die haar ver vulden, had Elsa behoefte aan vriendschap, en werd die behoefte ten volle bevredigd door den omgang met de openhartige gulle Femma. 'I Was een van die merkwaardige gevallen van elkaar vinden, die men nu en dan op- merkt, en die zouden doen geloovcn aan ccn' lang vooruitfceschikle bestemmig: 't was of die tweo lang van te voren voor elkaar uitgc* kozen waren. Haar vriendschap moest bo* stendig zijn, wanneer geen invloeden van bui ten daarin verandering brachten. Waar dei andere meisjes Elsa lastig vielen mei nieuws gierige vragen en onkicsche zinspelingen, gaf Femma niets dan ware, vriendelijke belang stelling. Een enkel woord, een blik waren.' voldoende, om de schuchtere, in zich zelf ge* keerde Elsa machtig lot haar aan tc trekken* Een eigenaardige bekoring oefende ook dé nationaliteit van Femma op het Duitsche meisje uil. In „Holland" zou ze haar toekomst vinden. Zc wilde er dus veel van hooren en de taal Iccren, die de laai was van den man, voor wien dc Hemel haar verkoren had. Daar* om ook had ze spoedig met Femma afgespro ken, zich met haar veel in 't Ilollandsch te oefenen, ondanks de aansporingen van made moiselle Vaubert en miss Longfoot. om locH vooral het gezelschap der Fransche en dat der Engelsche meisjes te zoeken. Daar Elsa echter nooit aanleiding tot klachten gaf cn zé uitstekend leerde, liet men haar weldra bc* gaan. Bovendien veronderstelde men, dat Femma Sicvers steeds Duitsch met haar sprak; want in 't bijzijn van anderen deden ze dat ook trouw, zoodra ze maar wisten, dal men haar hooren kon. (Wordt vervolgd.^

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1917 | | pagina 1