TOEWIJDING.
N* 25.
16"* Jaargang.
DE EEMLAN DER".
Uitgevers: VALKHOFF C<
Maandag 30 Juli 1917.
Bureau: UTRECHTSCH ESTRAAT 46.
BUITENLAND.
Politiek Overzicht
FEUILLETON.
AMERSFOORTSCH DA
u MARIE VAN VERSENDAAL.
Hoofdredactie. Mr D j VAN SCHAARDENBURG.
ABONNEMENTSPRIJS:
Per 8 maanden voor Amersioort 1 1*5JJ*
Idem franoo per poetj®-®1?*
Per week (met gratie verrekering tegen ongelukken) - 0.14.
Afzonderlijke nummers 0.05.
Wekelijkaoh bijvoegsel ,Dt BoUandadw Huisvrouw' (onder
redactie van ThSróee Boven) per 3 mnd. 50 de.
■Wekeltjbeeh bjjvoegmel Wtrvldrnut" per 8 mnd. 53 c»«.
Intercomm. Telefoonnummer 66.
PRIJS DER ADVERTENTIÉN
Van 1-5 rogola0.8O.
Elke regel moerO.I5.
Dienstaanbiedingen 1—8 regels.. o.50.
Grooto letters naar plaatsruimte.
Voor handel en bedrjjt bestaan zeor voordeelige bepalingon
tot het herhaald advorteeron in dit Blad, bfi abonnomonL
Eene oiroulaire, bevattende de voorwaarden, wordt op
aanvraag toegezonden.
De zin van de Duitsche
vredesresolutie.
De vTedesresolutie, die de Duitsche rijks
dag in zijne zitting van 19 Juli heeft aan
genomen, heeft de besprekingen over de
vraag Oorlog of vrede? in een nieuw sta
dium gebracht. Men voelt uit deze wilsuiting
van den rijksdag, dat hij de richting heeft
willen aangeven, waarin de eventueele be
sprekingen over het herstel van den vrede
zullen worden gevoerd. De voorheen ge
bruikelijke weg, dat de vredesonderhande
lingen door de regeeringen werden gevoerd
en dat de volksvertegenwoordiging eerst als
het werk gereed was geroepen werd hare
tonctie er aan te geven, heeft afgedaan. Men
wfl reeds terwijl de onderhandelingen loo-
pen daarvan op de hoogte gehouden wor
den, om als dat noodig blijkt er invloed op
te kunnen uitoefenen.
Dat beperkt eenerzijds de regeering in
hare vrijheid van handelen, omdat zij er op
bedacht moet zijn tijdens de onderhandelin
gen steeds voeling te houden met de ver
tegenwoordiging, maar verschaft haar aan
den anderen kant een ruggesteun, die haar
yan wezenlijk nut kan zijn. De Duitsche re
geering heeft dien steun aanvaard. Zij heeft
dat naar aanleiding van de commentaren der
tegenpartij op de rede van den rijkskanse
lier, nog eens uitdrukkelijk gezegd, door
haar orgaan in de dagbladpers, de Nordd.
Allg. Zeitung, te laten Verklaren, dat de
rijkskanselier in overeenstemming met het
besluit van de meerderheidspartijen van den
rijksdag zich klaar en duidelijk heeft uitge
sproken voor een vrede van overleg en com
promis. Daaraan Is nog deze zinsnede toe
gevoegd: „Misschien zal nu ook overal daar,
■waar men nog gevoel heeft voor billijkheid,
het juiste begrip er voor ontstaan, dat de
rijkskanselier geene dubbelzinnigheden in
zijne woorden heeft gelegd, maar slechts
een van zelfsprekenden plicht heeft vervuld,
door te doen uitkomen, dat de beveiliging
van de Duitsche grenzen bij het sluiten van
den vrede eene onafwijsbare noodzakelijk
heid beteekent."
Over deze zinsnede, inzonderheid over
de woorden: „Beveiliging van dé" Duitsche
grenzen", is in de Duitsche pers weer een
verschil van meening ontstaan. De een
meent, dat men onder beveiliging van de
Duitsche grenzen moet en kan verstaan
eene uitzetting van deze gTenzen, die door
overleg kan worden bereikt. Andere orga
nen meenen, dat zulk een overleg slechts
door de Duitsche overwinning kan worden
afgedwongen. Weder anderen echter coriclu-
deeren uit het feit, dat in het artikel gewag
is gemaakt van de bedreiging van Duitsch
grensgebied door de annexatiezucht van de
Franschen, dat in den laatsten zin van het
artikel de uitspraak, „dat de beveiliging van
de Duitsche grenzen bij het sluiten van den
vrede eene onafwijsbare noodzakelijkheid be
teekent", zonder dwang in dien zin kan
worden opgevat, dat de Duitsche grenzen
niet bij het sluiten van den vrede mogen
worden geschonden.
Dat wil zeggen, dat in Duitschland regee
ring en rijksdag 't er over eens zijn, dat bij
het sluiten van den vrede niet moet worden
gestreefd naar uitbreiding van gebied, maar
aan den anderen kant tegen inkrimping van
het Duitsche gebied moet worden gewaakt.
Men wil, dat Duitschland territoriaal onge
schonden uit den strijd zal komen.
Wat men van de andere zijde daartegen
over zal stellen, is voorshands niet te zeg
gen. Wanneer men alleen let op wat door
leden van de Engelsche regeering is gezegd,
zoowel in als buiten het parlement, dan,
wordt men met bange vrees vervuld. Bonar
Law heeft gezegd, dat in het wezen der zaak
het oorlogsdoel van de Entente nog het
zelfde is zooals het in den avond van 9 No
vember 1914 door het toenmalige hoofd van
de Engelsche regeering in de Guildhall werd
aangegeven. Sir Edward Carson heeft het
nog erger gemaakthij is eerst geneigd over
vredesvoorwaard en te praten, als Duitsch
land zijne troepen terugtrekt uit het gebied
aan den linkeroever van den Rijn. Als dat
de geest is, waarvan de Britsche regeering
vervuld is aan het einde van het derde oor
logsjaar, dan zou men het vierde jaar niet
anders kunnen ingaan dan met de gedachte,
dat Engeland geen anderen vrede wil sluiten
dan een, die voor Duitschland eene schan
delijke onderwerping zou beteekenen.
Maar wat in de zitting van het lagerhuis
van verleden Donderdag door Asquith werd
gezegd, geeft een anderen kijk op de dingen.
De staatsman, die den 9en November 1914
als hoofd van de Engelsche regeering het
programma verkondigde, dat volgens Bonar
Law nu nog het oorlogsdoel van de Entente
uitdrukt, sprak nu in een anderen toon. Hij
heeft het beslist afwijzende standpunt verla
ten met hem is over het herstel van den
vrede te redeneeren. Ook in zijn oordeel
over de vredesresolutie van den Duitschen
rijksdag staat hij op een ander standpunt;
hij deelt niet de meening van Bonar Law,
die dit besluit als geheel waardeloos ken
schetste, en beseft de beteekenis er van.
Dit verschil van inzicht tusschen de leden
van het tegenwoordige bewind en het hoofd
der vroegere regeering zal wel hieruit te ver
klaren zijn, dat Asquith, nu hij buiten de
regeering staat, de zaken anders kan bezien.
Hij is niet, zooals de leden van de regeering,
gebonden door de toezeggingen, die aan de
bondgenooten zijn gedaan. Hij is vrijer In
het uitspreken van zijne meening en kan er
voor uitkomen, dat sedert zijne rede aan den
maaltijd in de Guildhall de omstandigheden
zijn veranderd. Dit geeft aan de thans door
hem gesproken woorden een bijzonder ca
chet. Wanneer men die woorden vergelijkt
met wat deze staatsman vroeger heeft ge
zegd, niet alleen op 9 December 1914, maar
ook later bij tal van gelegenheden, dan is
men geneigd de beteekenis van de verkla
ringen, die door de Engelsche ministers in
de laatste dagen zijn afgelegd, minder hoog
aan te slaan. Men kan dan het gevoel niet
van zich afzetten, dat, ondanks alles wat hem
tegenhoudt en misschien nog lang zal tegen
houden, toch de vrede in aantodht is.
De oorlog.
Aan het westelijke front houdt de hevige
artilleriestrijd aan; de verdere strijd is van
plaatselijken aard.
Duitsche vliegers zijn tot boven Parijs ge
komen en hebben daar bommen neergewor
pen.
In het oosten nieuwe vorderingen van de
Duitsch-Oostenrijksche troepen. Zij naderen
in Galicie de rijksgrens Zbrucz. De
Russen zijn op eenige punten reeds achter
de rijksgrens. Ook in de Boekowina gaan de
Russen "steeds verder terug.
Daarentegen treden op het Rumeensche
frontgedeelte de Rumeniërs aanvallend op
aan de Putna.
Berlijn, 29 Juli. (W.-B.). In den loop
der beschieting van Saint-Quentin door de
Engelschen en Franschen heeft de beroem
de kathedraal 300 trefschoten gekregen, het
paleis van justitie 250, de kerk St.-Martin
100, het lyceum en de kerk St. Eloi 80, het
stadhuis en de botanische tuin 50, het post
kantoor en de beurs 30, de schouwburg en
het kantoor van de Fransche bank 20. Een
groot aantal woonhuizen en twee groote ma
gazijnen zijn door het artillerievuur in brand
geschoten en geheel verwoest.
Nog den 16en Juli echter werd in een
telegram uit Parijs beweerd, dat de Fransche
artillerie stipt bevel had niet op Saint-Quen
tin en allerminst op de kathedraal te schie
ten.
B e r 1 ij n, 2 8 Juli. (Corr.-bur.) Officieel
bericht.
De keizer heeft aan generaal-veldmaar-
schalk Von Hindenburg het volgende tele
gram gezonden:
Op de slagvelden in Galicië, waarop onze
troepen in rusteloos voorwaarts dringen lau
weren geplukt hebben en het eene succes na
het andere behalen, denk ik met dankbaar
heid aan de onvergetelijke daden van mijne
Westelijke legers, die in offervaardig en taai
volharden den vijand afweren en van wier
strijdlustigen geest het legerbericht van
gisteren wederom getuigenis aflegt.
In het bijzonder denk ik aan -de dappere
troepen in Vlaanderen, die reeds weken
lang, aan het zwaarste artillerievuur bloot
gesteld, onvervaard de komende stormen te
gemoet zien.
- Mijn vertrouwen berust op u, evenals dat
van het gansche vaderland, welks grenzen
gij tegen een wereld van vijanden verde
digt.
God zij met ons.
WILHELM.
Berlijn, 28Juli. (W. BOfficieel be
richt.
In het Engelsche Kanaal zijn weer sche
pen in den grond geboord met eene geza
menlijke vrachtruimte van 20.300 ton.
29 Juli. In het spergebied van Enge
land werden weer schepen met 26.000 ton
vrachtruimte in den grond geboord, waar
onder het stoomschip King David met 55
vliegtuigen en munitie; in de Middelland-
sche zee stoom- en zeilschepen met ruim
20.000 ton vrachtruimte.
Londen, 28 Juli. (R.) De Japansche
marine-attaché bericht, dat een van de Ja
pansche oorlogsschepen in de Middelland-
sche zee een Duitsche duikboot heeft aan
gevallen, die zonder twijfel is vernield.
B e r 1 ij n2 8 J u 1 i. (W. B.) De gezant
van Siam heeft in het departement van bui-
tenlandsche zaken medegedeeld, dat Siam
zich beschouwt als zijnde in staat van oorlog
met Duitschland. Den gezant is medege
deeld. dat hij zijne passen zal krijgen, zoo
dra het stellige bericht is ontvangen, dot het
vrijgeleide naar Duitschland voor de verte
genwoordiging van den keizer in Bangkok
verzekerd is. Verder is hem aan het verstand
gebracht, dat zijne regeering voor elk na
deel, dat aan burgers van het rijk in Siam
op met het volkenrecht strijdige wijze mocht
worden toegebracht," ten volle aansprakelijk
zal worden gesteld. Tegen de in Duitschland
aanwezige Siameezen zal op gelijke wijze
worden opgetreden als de Siameesche re
geering dit doet tegen de Duitschers in
Siam; voor zoover zij den dienstplichtigen
leeftijd hebben, zullen zij geïnterneerd wor
den.
Aon de Nederlandsche regeering is vei-
zocht de zorg voor de Duitsche belangen in
Siam op zich te nemen.
Ween en, 2 9 Juli. (Corr.-bur.). De in
Berlijn verblijf houdende gezant van Siam,
die ook in Weenen geaccorediteerd is, heeft
kennis gegeven, dat Siam den oorlog heeft
verklaard aan Oostenrijk-Hongarije.
B e r 1 ij n2 8 Juli. (W.-B.). De rijks
kanselier heeft hedenavond een groot aantal
vertegenwoordigers der pers ontvangen en
bij deze gelegenheid de volgende verklaring
afgelegd
Ik heb u niet slechts verzocht hier te ko
men omdat ik bij het aanvaarden van mijn
nieuw ambt duidelijk wil doen uitkomen, hoe
hoog ik de beteekenis van de pers voor de
wereldpolitiek schat, en hoezeer ik hecht aan
haar nauwe en vertrouwelijke samenwerking
met de regeering des rijks. Mijn uitnoodi-
ging heeft nog een onmiddellijke tastbare
aanleiding.
De rede van den Engelschen minister-pre
sident, dat Lloyd George, op 21 Juli in de
Queens Hall gehouden en de laatste debat
ten in het. Engelsche Lagerhuis hebben op
nieuw met onloochenbare duidelijkheid be
wezen, dat Groot-Britannië geen vrede door
vergelijk en overeenkomst wenscht, doch
slechts den oorlog wil beëindigen op eene
wijze, welke de volkomen onderwerping van
Duitschland aan de gewelddadige willekeur
zijner vijanden zou beteekenen. Dit feit
wordt ook bevestigd door de verklaring van
den Engelschen minister Carson onlengs te
Dublin, dat onderhandelingen met Duitsch-
land, van welken aard ook, eerst aunge*
knoopt kunnen worden als de Duitsche
troepen achter den Rijn teruggetrokken zijn.
Wel heeft Bonar Low, naar oanleiding van
een door King gestelde vraag, deze verkla*
ring in zooverre verzacht, dat hij het stand
punt der Engelsche regeering in dier voego
uiteenzette, dat Duitschland, als het vredo
wenscht, zich vóór alies bereid moet verkla
ren, het bezette gebied te ontruimen.
Wij^hebben intusschen tastbare redenen
om aan te nemen, dat de regeeringen onzer
vijanden aan door Carson onvoorzichtig af
gelegde, nog verder reikende verklaring, ge
bonden zijn.
Het is u allen bekend, dat de sinds weken
reeds in de neutrale pers (het eersl in de
Bernor Togewacht van 1 Juli) verspreide
mededeelingen omtrent vèr-gaande, door
Engeland en Rusland goedgekeurde verove
ringsplannen der Fransche republiek tot
heden geen tegenspraak hebben gevonden.
Het zal voor de voorlichting der geheele
wereld over de ware oorzaken van de voort
zetting van den bloedigen volkenmoord van
de grootste beteekenis zijn, dat inmiddels
ook schriftelijke bewijzen van de verove
ringszucht van den 'jand ons in handen zijn
gevallen. Ik doel hiermede op berichten,
door oog- en oorgetuigen opgeteekend, on*
trent geheime besprekingen in de Fransche
Kamer, op 1 en 2 Juni 1917.
Aan de Fransche regeering vraag ik hier
bij openlijk of zij wil ontkennen, dat de hee-
ren Briand en Ribot in deze geheime Kamer
zitting, waaraan de uit Petersburg terugge
keerde afgevaardigden Moutet en Cnchin
deelgenomen hebben, moesten toegeven, dat
Frankrijk nog zeer kort vóór het uitbreken
der Russische revolutie met de regeering
van den czaar veroveringsplannen van zeer
verre strekking had beraamd. Ik vraag, of hef
waar is, dat de Fransche gezant, Paleologue,
op grond van een verzoek om volmacht, dat
hij tot de regeering te Parijs had gericht, den
27en Febr. 1917 door deze gemachtigd is,
een verdrag met Rusland aan te gaan, dat
door Doumergue door onderhandeling met
den czaar voorbereid was. Is het waar of niet,
dat de president der republiek op voorstel
van Berthelot deze machtiging zonder voor
kennis van Briand haar naderhand heeft
goedgekeurd Dit verdrag verzekerde Frank
rijk zijn in aansluiting aan vroegere verovo-.
ringsoorlogen getrokken grenzen van hel
jaar 1790, dus Elzas-Lotharingen met Saar-
brücken en vèr-strekkende gebiedswijzigin
gen aan den linker Rijn-oever, geheel naar
Frankrijks goeddunken.
Teekende Terestsjenko, nadat hij in Ru*
land aap het bewind was gekomen, geen
protest aan tegen de Fransche veroverings
oogmerken, die zich bovendien in Turkije
tot de verkrijging van Syrië uitstrektenl
Heeft hij niet, In een voorbijgaande opwel
ling van zijn vaderlandsch geweten, ver
klaard, dat het nieuwe Rusland, als het van
deze Fransche oorlogsdoeleinden mocht
vernemen, niet langer van zins zou zijn,
Beminnelijke manieren zijn voor vele
menschen een feestkleed, dot zij afleggen
bij thuiskomst.
Roman
van
Karamati.
t Goede mensch weet, dat ze bij mevrouw
„een polje mag breken." Ze dient immers der
tig jaar bij mevrouw, en heeft „de jongeneer
z n papa al gekend, toen-i „naar mevrouw
kwam vrijen,loen mevrouw nog juffrouw
was. Ze was haar tegenwoordige meesteres,
met wie zc als meisje gespeeld had, overal
gc\olgd, sedert dat de eerste in 't huwelijk
was getreden. Ze is nu in de vijftig, krom
van t werken, maar nog altijd vroolijk. en op
gewekt en haar „mevrouw" kan niet buiten
haar. evenmin als „de kleine meid", die „gek
op haar is." Haar gerimpeld gezicht is nooit
mooi geweest, maar zoo in-goed en vriende-
v 1 ^a». ze ,,vryers bij de vleet had kunnen
hebben, aan elke Vinger tien hoor, als ze
met haar mevrouw en de „jongeneer," en de
kleine meid gehad had „om voor te zorgen."
Gunst nee, ze had er niks van willen weten,
en t was er „krek gelijk" geweest, of ze op
oun neus keken of niet, toen zij hun allen „de
©ons gegeven had..."
Mevrouw Van Klarenbeek bedaarde •allengs,
toen ze een paar teugen water van Phie ge
kregen had; maar wat de oude getrouwe ver
wacht had, gebeurde niet. Ilaar nieuwsgierig
heid naar 't geen er in „de jongeneer z'n
brief" stond werd, ondanks al haar belang
stellend aandringen, niet bevredigd.
„Heb ik van me' leven!" mompelde zij, toen
zij eindelijk weer haar plaatsje in de keuken
opzocht, om er over 't vreemde geVal na te
denken. Dat was onverklaarbaar, raadselach
tig: Mevrouw had iets op 't hart, iels heel
ergs, en wilde er haar niet over spreken I
VII.
De mooie Oom.
Een rumoerig, babbelend, bewegelijk troepje
jonge meisjes, zeker een twintigtal, bewoog
zich in kwalijk bewaarde orde langs den lom
merrijken weg, die naar de Sanla-Clara-kerk
te Dreikirch leidt.
Twee onderwijzeressen, een Engelsche, stijf,
gekleed, schraal cn mager, ernstig en verve
lend, en een Fransche, eenvoudig, maar
smaakvol, jeugdiger in houding en manieren
dan menige harer discipelen, gingen als ge
leidsters mee. Men ging de mis bijwonen,
plichtmatig als iederen Zondag.
Voor aan den stoet wandelde een tweetal
meisjes, in zacht, maar druk gesprek, zich
blijkbaar weinig bekommerend om de ande
ren, die op eenige passen daarachter gin
gen. Slechts nu en dan wierp een van. haar
een steelschen blik naar „mademoiselle."
Deze was echter te veel met zich zelve geoc
cupeerd 't effect dal zc straks in de kerk
maken zou om te letten op hel gesprek
der meisjes. Dit werd in 't Ilollandsch ge-
Voerd, een yerboden taal op 't instituut yan
Frau Altorf. Trouwens, de genomen voor
zorgsmaatregelen waren vrij overbodig: Made
moiselle kon geen Ilollandsch van Duitsch
onderscheiden.
't Eene der beide meisjes, het oudste, was
een blozende, frissche dochter van Friesland,
groot en forsch gebouwd, met beloften van
een vroeg matroneschap; meer innemend dan
mooi, oprecht en natuurlijk in haar gansche
voorkomen, beminnelijk naief, bij een zekere
beslistheid in toon en gebaren. Een lange
vlecht van witblond haar hing dik over haar
rug, hel uitkomend tegen het zwarte mantel
tje dat haar schouders tegen de herfstlucht
beschermde. De andere was wel een hoofd
kleiner, in schier alles haar tegenbeeld: fijn
van leden en gelaatstrekken; gloed en leven
in haar heele verschijning, maar met iefts
smachtends en zoekends in den blik der
groote diep blauwe oogen. "Was de ziel der
eene als een regelmatig aangelegde lusthof,
welks bloemen in rustige schoonheid een
oogenweelde zijn voor een ieder, die hem be
treedt; die der andere was gelijk het tropische
oerwoud, in zichzelf gekeerd en in zijn koele
stilte verbergend eene wereld van eigen
leven, waar de heerlijke orchideeën hun kleur
en vonmenwonder slechts den enkelen stout
moedige vertoonen, die tot hare schuilplaats
vermag door te dringen.
Het meisje met de groote oogen en het los
hangende haar was de Duitsche, die thans
ruim een maand te Dreikirch op Frau Altorf's
„pensional" w7as; de „bergfee" uit Bohemcn,
zooals de andere meisjes haar noemden.
Allerlei verhalen deden óver haar de ronde
sinds haar geheimzinnige verschijning ter
kostschool. Een dikke, plompe," would-bc def
tige oude heer, die beweerde haar vader te
.wezen, en een ideaal van een jongen man
haar oomt waren bij" haar toen zij aan
kwam. Over twee punten waren allen 't al
heel spoedig eens: die vader was geen vader
cndie oom geen oom. Hoe kon toch een
vader zoo leelijk en een oom zoo mooi wezen?!
Het laatste verhaal, afkomstig van een jeug
dige Parijsche, dartel, bemoeiziek en lastig als
een muskiet en om die eigenschappen door
papa-lief uit de wereldstad naar Luxemburg
gezonden, waar ze alles belachelijk vond, was,
dat dc „bergfee", die ze beweerde onuitstaan
baar te vinden, maar die ze heimelijk bewon
derde en benijdde, door den z.g. oom ge
schaakt was. Ze zou maar een jaar op de kost
school blijven, om dan uil haar schuilhoek
voor den dag gehaald te worden, als inmid
dels dc oude heer thuis behoorlijk bewerkt
was, wat nogal veel voelen in de aarde moest
hebben.
'I Was duidelijk: Mademoiselle Vaubert, dc
Parijsche, ergerde zich, dat de kleine Elsa
Funkc zoo weinig haar omgang zocht en zelfs
zooveel mogelijk aanraking met haar ver
meed. Na een paar weken vergeefsche pogin
gen aangewend Ic hebben, om haar uit te
hooren, door de beminnelijkheid zelve te
wezen, was zc geëindigd met de andere meis
jes Ier kostschool legen Elsa op te stoken. Bij
enkelen gelukle dat. Bij de eenige Ilolland-
sche die er was oogstte zij niels anders dan
een half verachtelijk, half medelijdend schou
derophalen, dat haar spoedig deed afdrui
pen. Deze toch had van den beginne sympathie
voor Elsa gevoeld, cn Elsa toonde spoedig die
zeer op prijs le stellen. Schoon ze weinig
mededeelzaam van aard was, en nooit een
woord repte over de illusiën, die haar ver
vulden, had Elsa behoefte aan vriendschap, en
werd die behoefte ten volle bevredigd door
den omgang met de openhartige gulle Femma.
'I Was een van die merkwaardige gevallen
van elkaar vinden, die men nu en dan op-
merkt, en die zouden doen geloovcn aan ccn'
lang vooruitfceschikle bestemmig: 't was of
die tweo lang van te voren voor elkaar uitgc*
kozen waren. Haar vriendschap moest bo*
stendig zijn, wanneer geen invloeden van bui
ten daarin verandering brachten. Waar dei
andere meisjes Elsa lastig vielen mei nieuws
gierige vragen en onkicsche zinspelingen, gaf
Femma niets dan ware, vriendelijke belang
stelling. Een enkel woord, een blik waren.'
voldoende, om de schuchtere, in zich zelf ge*
keerde Elsa machtig lot haar aan tc trekken*
Een eigenaardige bekoring oefende ook dé
nationaliteit van Femma op het Duitsche
meisje uil. In „Holland" zou ze haar toekomst
vinden. Zc wilde er dus veel van hooren en
de taal Iccren, die de laai was van den man,
voor wien dc Hemel haar verkoren had. Daar*
om ook had ze spoedig met Femma afgespro
ken, zich met haar veel in 't Ilollandsch te
oefenen, ondanks de aansporingen van made
moiselle Vaubert en miss Longfoot. om locH
vooral het gezelschap der Fransche en dat
der Engelsche meisjes te zoeken. Daar Elsa
echter nooit aanleiding tot klachten gaf cn zé
uitstekend leerde, liet men haar weldra bc*
gaan. Bovendien veronderstelde men, dat
Femma Sicvers steeds Duitsch met haar
sprak; want in 't bijzijn van anderen deden
ze dat ook trouw, zoodra ze maar wisten, dal
men haar hooren kon.
(Wordt vervolgd.^