buitenland.
toewijding.
DE EEMLANDER'
Maandag 6 Augustus 1917
10" Jaargang.
Nabetrachting over de RaadS'
vergadering.
FEUILLETON.
at-
Hoofdredactie:
MARIE VAN VERSENDAAL.
i Mr. D. J. VAN SCHAARDENBURO
Uitgevers: VALKHOFF ft. Co,
abonnementsprijs-
P®r 8 maanden voor Amersfoortf 1.50.
Idem franco per post- S-00.
.r Per week (met gratis verzekering tegen ongelukkon) - 0.14.
Afzonderlijke nummers 0.05.
W#kelijk9ch bijvoegsel „Ds HollandschHuisvrouw' (onder
r^Bdactie van Thérèse Hoven) per 3 mnd. 50 ets.
,^"ekelyk6oh bijvoegsel nWereldrevUe%per S mnd. 52 ets.
Ir
Bureau: Arnhemsche Poortwal, hoek U trechtschestr.
Intercomm. Telefoonnummer 66.
r o.Ho.
PRIJS DER ADVEETENTIÈN
Van 1—5 rogols
Dike t'ogol moort 9 0.15
Dienstaanbiedingen 15 regelso*.5öI
Grooto (otters naar plai\tsruirnto.
Voor handel en bodryf bestaan /oor voonlooligu bopalingon
tot het horhnald advortooron in dit Blad. bij abonnoment,
Eono circulairo, bovattondo do vfortftiardon. wordt op
aanvraag toegozondon.
Twee raadsvergaderingen in één week,
'dat zou bijna Van het goede te veel zijn als
jniet de laatste, van Vrijdagavond, zoo bi-
aónder interessant geweest ware.
Slechts 4 punten behelsde de agenda.
Allereerst de wethoudersbenoeming in de
plaats van den heer v. d. Wal, die thans het
oogenblik gekomen achtte zijn met toewij
ding vervulde tijdelijke functie neer te
leggen.
De aangewezen man voor opvolger was
mr. dr. Verhoef, die dan ook terstond bij le
Stemming gekozen werd.
Wij verheugen ons over die keuze, want
we hebben mr. Verhoef leeren kennen als
jpart met gezonde, vooruitstrevende denk
beelden en van groote onzelfzuchtigheid en
eerlijkheid, 'n man dus van echte vrijzinnig
heid. Het feit, dat hij het raadslidmaatschap
met den wethouderszetel in het vooruitzicht
niet gezocht heeft en slechts na veel over
reding op het allerlaatste oogenblik in Juni
de candidatuur aanvaardde, is een bewijs te
meer dat hij het wethouderschap niet terwil-
le van zichzelf doch ter wille van de gemeen
schap, van het onderwijs in de eerste plaats,
op zich genomen heeft.
Wij schreven het dezer dagen nog, de
zorg voor ons onderwijs zal in de komende
jaren geen sinecure zijnde aftredende wet
houder sprak hetzelfde uit. Welnu, we zijn
overtuigd dat mr. Verhoef er al z'n frissche
krachten aan geven zal.
Het tweede punt van belang op de agenda
was de afhandeling van de wijziging der ver
ordening op de inkomstenbelasting en de
artt. 21 en 22, welke aangehouden waren
om den heer Hofland gelegenheid te geven
een uitweg te zoeken voor zijn tegen de wei-
lelijke berekeningstechniek vastgeloopen
Voorstel.
En dien uitweg had hij gevonden. De paar
'dagen uitstel had. hij benut om een nieuw
larief samen te stellen, waarin niet gezondigd
werd tegen de berekeningstechniek van de
Wet.
Zijn voorstel bedoelde, gelijk men weet,
'deft aftrek voor het noodzakelijk levenson
derhoud nog 100 hooger te stellen, dan
B. en W. reeds voorstelden, dus te brengen
óp 500 voor ongehuwden en 600 voor
gehuwden. Het gevolg hiervan zou zijn dat
de belastingheffing eerst zou aanvangen bij
bruto-inkomens van 650, terwijl B. en W.
jreeds begonnen bij 550. Dit zou 'n extra
belastingderving van bijna 15.000 mee
brengen en dat bedrag wilde de heer Hofland
terugvinden door bij de allerhoogste inko
mens boven de 4700 zuiver, de belas-
tingschroef wat strakker aan te draaien. Hij
had berekend dat die allerhoogste inkomens,
155 boven 5000 in aantal, totaal ruim
.twee millioen bedroegen, zoodat op zoo
groote som 'n vijftienduizend gulden
meer of minder belasting van weinig be-
teekenis waste minder, omdat het totaal
dier inkomens in een jaar mét bijna 6 ton
gestegen was. Het was dus eigenlijk 'a ver
schuiving van den last van 15.000 gulden,
welke van de schouders van hen, op wie zij
loodzwaar drukte overgebracht werd op de
schouders van hen die er lang niet zoo on
der gêbukt zouden gaan.
Het voorstel werd door den heer'Hofland
sober en overtuigend verdedigd, maar kon
in de oogen van B. en W. geen genade, vin
den. Ook van hun kant was de argumentatie
sober doch minder overtuigend. Weth. Joris-
sen, die als woordvoerder optrad, en vooral
Hofland's optimistische verwachtingen ten
opzichte van "de stijgende draagkracht der
belastingbetalers in twijfel trok en het terug
vinden van de prijsgegeven 15.000 dus
niet zoo zeker achtte, zat uit den aard der
zaak niet zoo in de materie als de burge
meester, die met vacantie is.
Daar kwam bij dat de Heer Hofland krach-
tigen steun ondervond van den heer Van
Nijnatten, terwijl B. en W. bijgesprongen
werden door den heer Kroes, wiens sterkste
argument,,,,,, 'n drukfout was, en den heer
Van Kalken, die wel gemoedelijk en kal
meerend doch niet overtuigend spreekt.
Toch was zijn argument het eenige, dat de
algemeene sympathie, welke het voorstel-
Hofland ongetwijfeld verdiende, eenigszins
afkoelde. Hij merkte n.l. zeer terecht op dat
Amersfoort, als zij wil voortgaan, gegoede
inwoners naar hier te lokken, ook op belas
tinggebied met andere gemeenten moet kun
nen concurreeren. Wie vrij is zich te vesti
gen waar hij wil, kiest niet bij voorkeur de
duurste gemeente, of het moest een protsige
CX-W.'er zijn, doch dat type is rijker verte
genwoordigd in de humoristische bladen dan
in de wereld waarin wij leven. Het argument
van den heer Van Kalken is afgezaagd, maar
geheel onjuist gebleken is het nog niet. Ze
ker, de gemeenschapszin der bevolking is
versterkt, gevestigde inwoners gaan niet om
belastingverhooging de gemeente verlaten
maar Amsterdam en Zaandam leeren toch
dat menigeen, die elders wonen kan, zich
door z'n gemeenschapsgevoel niet laat weer
houden naar betere oorden te verhuizen. En
zij, die zich hier nog zouden willen vestigen,
zullen natuurlijk volstrekt geen behoefte ge
voelen om ter manifestatie van hun gemeen
schapszin eenige honderden of eenige dui
zenden guldens meer belasting te betalen
dan.in andere gemeenten, welke even aan
lokkelijk zijn als de onze. Wie hetzelfde ar
tikel in twee winkels koopen kan en het daar
koopt waar het 't duurste is, wordt gewoon
lijk voor niet vol aangezien. En als wij het
eene jaar 'n duren aanleg voor 'n moderne
woonstad maken en reeds het volgend jaar
de verwachte inwoners van vestiging af
schrikken, dan zou dat zeker geen wijs be
leid te noemen zijn.
Wij begrijpen dus dat B. enW., die vóór
alles den bloei der gemeente wenschen, het
amendement-Hofland ontraadden.
Maar wij begrijpen ook dat de oppositie,
die niet voor den uiterlijken bloei der ge
meente verantwoordelijkheid draagt en bo
venal door sociale overwegingen zich laat
leiden en zich mag laten leiden, in de eerste
plaats de billijkheid in het oog hield.
De bloei der gemeente, was de leus van
den een.
Sociale rechtvaardigheid, die van den
ander.
Beide standpunten zijn voor verdediging
vatbaar. Het is maar aan welken kant van de
tafel men zit.
Beiden werden dus ook verdedigd, zij het
ook het eene met sterker argumentatie dan
het andere. Hetgeen verklaarbaar is, omdat
de billijkheid altijd de krachtigste argumen
ten geeft, terwijl bovendien de aangewezen
woordvoerder vaii den anderen kant afwezig
was.
Sociale rechtvaardigheid. Het was de heer
Van Nijnatten die deze leus het eerst uit
sprak. "En hij had gelijk. Het voorstel was ei-
geheel en al een van sociale rechtvaardig
heid. Maar toch was de tegenstelling, welke
hij aldus, onwillekeurig, in het leven riep,
niet juist. Want het ging niet vóór of tegen
sociale rechtvaardigheid.
Het eigen voorstel van B. en W. was im
mers evenzeer gegrond op sociale rechtvaar
digheid. Ook dat had juist tot strekking den
aftrek zoo te regelen dat de druk der belas
ting verschoven weüfl. De heer Hofland had
dan ook in den aanvang ronduit verklaard
dat het voorstel van B. en W. „geheel gaat
in democratische richting".
Voor de tegenstellingvóór of tegen soci
ale rechtvaardigheid, was dus schijn noch
schaduw aanwezig. Beide partijen waren er
gelijkelijk vóór. Het was nog slechts de
vraaghoe ver?
Het voorstel werd ten slotte verworpen
met 9 tegen 6 stemmen. Tegen stemden de
5 weihouders (Jorissen, v. d. Wal Vels-Heijn
Eysink en Verhoef, die zich reeds achter de
groene tafel gezeten beschouwde, en de 4
aanwezige rechlschen (Kroes, Houbaer, Ko
ning en Van Kalken); vóór de 4 aanwezige
vrijzinnigen (Rant, Tromp v. Holst, Leinwe-
ber en Van Nijnatten).
Hadden wij achter de groene tafel gezeten,
wij weten nog niet hoe wij dan gestemd zou*
den hebbenmaar thans, nu wij de verant
woordelijkheid van het college niet te dee-
len hebben, en ons optimisme ten opzichte
van de toekomst geen breidel behoeven aan
te leggen, gevoelden wij ons het meest aan
getrokken tot het standpunt van Hofland en
Van Nijnatten.
Maar dan is het ook allerdwaast dat de
heer Hofland ons betichtte zijn voorstel 'n
socialistische fantasie genoemd te hebben.
Hoe haalt hij het in zijn kersepit
Wij noemden reeds in onze vorige nabe
trachting zijn voorstel sympathiek, en voer
den als eenig bezwaar^ertegen aan den strijd
met de berekeningstechniek van de wet
„als hij nog kans ziet de klip te omzeilen,
dan zou ons dat verheugen". Schrijft men
dat van 'n socialistische fantasie
Dat woord hebben wij wel gebezigd, doch
in geheel ander verband. Wij betoogden dat,
als men zich niet stoorde aan de nu een
maal bestaande wetsvoorschriften, men ge
makkelijk zou kunnen toegeven aan alle so
cialistische fantasieënmaar wie geen nutte
loos, doch serieus werk wil leveren, moet
botsing met de wetten vermijden.
Ziedaar onzen gedachtengang, waaruit
met den slechtsten wil der wereld niet af te
leiden valt dat wij Hofland's voorstel 'n so
cialistische fantasie noemden. Dan zou dat
van B. en W. er immers ook een zijn, zij het
in iets minderen graad.
Zou de heer Hofland met 'n enkel woord
z'n valsche beschuldiging willen herroepen
Er blijft anders too licht iets van hangen.
De oorlog.
De berichten van de oorlogstooneelen
bewegen zich in dezelfde richting als die
van de vorige dagen. In het westen is de
toestand onveranderd, in het oosten blijven
de legers van de centrale mogendheden
vooruitgaan.
B e r 1 ij n, 5 Aug. (W. B.) Veldmaar
schalk Hindenburg heeft het volgende tele
gram gezonden aan den rijkskanselier:
Aan den drempel van het vierde oorlogs
jaar begroet ik Uwe Excellentie in een ern-
stigen terugblik op een tijd vol onvergelij
kelijke errichtingen van volk, leger en vloot
en in diepe dankbaarheid voor alle offers,
die ieder voor zich en het geheel voor de
bescherming van de eer van het vaderland
gebracht hebben. Deze offers, Welker groot
heid niet genoeg gewaardeerd werden, wa
ren niet te vergeefs. Vast aaneengesloten in
het binnenland, ongeschokt aan alle fron
ten, trotseert het Duitsche rijk de verbitter
de stormaanvallen van. oude en nieuwe vij
anden. Diep in het vijandelijke land strijden
de met ongebroken kracht, treedt het Duit
sche leger het vierde oorlogsjaar in, gedra
gen door het rotsvaste vertrouwen, dat ook
in het rijk de geest van eensgezindheid en
volharding levendig zal blijven, die aan ons
volk de overwinning en een eervollen vrede
waarborgt.
De rijkskanselier antwoordde: In dankbare
beantwoording van uw telegram, begroet ik
op den derden .oorlogsverjaardag Uwe
Excellentie, den grooten veldmaarschalk van
het Duitsche leger, de roemrijke aanvoerder
van onze onvergelijkelijke troepen. Het volk
achter het front houdt in diepe dankbaar
heid de daden van leger en vloot voor
oogen. Het zal in den geest van eensgezind
heid en volharding aan de haardsteden lij
den, strijden en overwinnen .tot aan den eer
vollen vrede.
B e r 1 ij n, 5 Aug. (W. B.) Bij de plech
tige herdenking in het gebouw van den rijks
dag van de rijksdagzitting op den 4en
Augustus 1914 zeide de voorzitter van den
bondgenooten Duitsche geest, Duitsche wö*
tenschap en techniek, Duitsche kracht mili*
tair en technisch vermogen, dat is in de
drie achter ons liggende oorlogsjaren aan d»
gansche wereld kond gedaan. Waar leger
massa's in overmachtig aantal in ons land en
in de landen van onze bondgenooten waren
gedrongen, zijn zij heden bijna geheel weer
verdreven. Onze roemrijke vloot is in aantak
niet tegen de Engelsche opgewassen, rnaar
aan zcemansmoed, aan zeeinansflinkhcid
haar de baas, maakte het geloof non de En
gelsche onoverwinnelijkheid tot eene legen
de. De economische kracht van het Duit
sche rijk is ongebroken. Financieel toont
iedere nieuwe oörlogsleening de reusachtige
geestdrift van het volk om ook zonder deel
neming von het buitenland de oorlogslee-
ningen te volteekenen.
Den 12en December 1916 heeft de Duit
sche keizer» toegevend aan de edelste meest
humane, opwellingen, en de verbonden
vorsten met hem, den vijanden de hond to(
den vrede gereikt; zij is met hoon afgestoo-
ten.
Uit de klanken, die uit het vijandelijke
kamp tot ons doordringen, vei nemen wij de
begeerte naar Duitsch grondgebied, paar het
Duitsche land Elzas-Lotharingen, naar de
vernietiging van het Duitsche rijk en dat zij
ner bondgenooten en ten slotte naai onze
vernedering.
Den 4en Augustus 1914 luidde het paiooU
Wij voeren geen veroveringsoorlog.
Den 4en Augustus 1917 roepen wij onzen
vijanden hetzelfde toe. Mogen zij de verant
woordelijkheid dragen, wanneer zij de ge
boden hand niet aangrijpen en er van over
tuigd zijn, dat wij ons zwaard gescherpt zul
len houden, tot wij den vrede gekregen heb
ben, die voor ons noodzakelijk is ter bevei
liging van ons vaderland, ter waarborging
onzer vrije ontwikkeling."
Hierna nam de plaatsvervangende chef
van den generalen staf, von Freytag-Loring-
hoven, het woord. Hij bracht de doden van
het leger in het begin van den oorlog in
herinnering en liet zich hierover als volgt
uit:
„Ontzaglijk was toen het resultaat. Ver ia
het vijandelijk land werd de verdedigings
linie vooruitgeschoven. Ik denk hierbij aai»
de overwinning van Hindenburg in het Oos1»
ten, die onze grenzen aldaar beveiligde vooc
het Russische gevaar. Ik gedenk de daden:
van onze Oostenrijksche, Hongaarsche,
Turksche en Bulgaarsche bondgenooten.
Aan het Oostelijk front vielen de vestingen
na elkaar. Daar, waar "ons front op enkele
plaatsen ingedrukt was, gelukte het niet al
leen het verlorene te herstellen, maar onze
zege ver in het vijandelijke land te dragen.
In wedijver met het landleger heeft onze
vloot zich geweerd en ze is er niet voor
teruggedeinsd den numeriek sterkeren vijand
in een open zeeslag in het Skagerrak te lijf
te gaan. En onder water vernietigt zij dage
lijks in meerdere mate het weerstandsver-
rijksdag, dr. K a.e m p f, o.a.: --
Wot in vereeniging met onze roemrijke j mogen van Engeland en zijne bondgenooten,
De historische waarheid wordt verkregen
floor het zwijgen der dood en.
Roman
van
KaramatL
18
De bekoorlijke Stephanie stapt haastig
.Voort, haar man schier met zich voortslepend.
.Weer denkt ze aan de kleine Duitsche.
„Och, -wat kan me dat scheel eigenlijk
♦chelen?" valt ze als 't ware zich zelve in.de
rede. En ze geeft op eeoj ean ruk aan Slop-
pel's onschuldigen arm.
..Wou je nog harder?Je hebt wel liaast."
jHij hijgt en blaas'.. „Woa 4c lonrs mijn arm
hebben?''
Ze werpt h«u tcraéhltflijken blik toe.
Hij met zijn ?WaggeJende;i gang zou zeker wei
nig steun Méde* haar gerond cn sterk
lichaam.
Zonder te antwoorden op zijn welgemeend
u Jènorrig:
.«Loop Vrat fatzoeuHjker on blaas zoo niet
W* een tfoomgismaal." t)an, «yen zenuwachtig
Schaterlachend om zijn zotten oogopslag, zegt
met ten opflikkering van dartelheid:
Sent toch' een gemaal! Iemand als ik
gjjft *een man, maar een gemaal... net als
ga fcofttogin 1 Een stoomgemaal, helaas; dat
tb flpfe" te uren, am eea
wezen haar zenuwen le bederven. O mon
Dieu!''
't Gemaal zucht en laat zich voortslepen
naar den ingang der brcede straat, de straat
van Bcrkendam, waar dc notabelen wonen. De
Stoppels wonen vooraan.
Zwi^end, met de lippen dicht op elkaar
gesloten, stapt de elegante wederhelft van
majoor Stoppel haar" huis voorbij.
„Ile, wou je niet gaan eten?" roept de oude
heer met vreesachtige verwondering, 't Is
over vijven. Ilij verlangt naar zijn bord soep.
't Beslaan is voor hem zoo weinig beteekenend
buiten 't idioot malerieele.
Stephanie antwoordt niet, en de oude gaat
mee.
Een oogenblik later wandelen beiden langs
liet huis der familie Van Klarenbeek. De
jonge Duilcche zit met Theo's zusje aan 't
venster voer. Mevrouw Stoppel werpt even
ccn blik naar binnen en knikt de meisjes heel
vriendelijk toe. Ze kende de kleine Suze vrij
goed; zc had haar menigmaal op kinderpar
tijtjes ontmoet, die ze had helpen organisee
rt».
„Wie Is dal ook -weer?" vraagt Elsa aan 't
kind bij baar. Ze heeft een hoogroode kleur,
als zc dit zegt Wat heeft die dame haar bij
al haar vriendelijkheid vreemd aangekeken!
„Mevrouw Stoppel, zegt kleine Suze. „U
weet wel, die dame, die u eergisteren aan 't
station gezien heeft."
„Een mooie wouw," hervat de Duitsche half
in gedachten.
„Ik houd niet van haar," zegt Suze oprecht.
IX.
Mevrouw van Klarenbeek
capituleert.
De pjjdë 37;oiüv. zat aljeen ia haar huis
kamer, vlak bij de haardkachel, waarin het
turfvuur vroolijk brandde, 't Ongestadig flik
kerend schijnsel, spookachtige beelden tecke-
nend op het behang daartegenover, was het
eenige licht dn de kamer buiten het vuurslipje
van de gaslamp, dat juist sterk genoeg was
om een melankoliek kwijnend aanzien te
geven aan den donkergroenen fijn uitgekan-
ten papieren kap, en ccn flauwen lichtkring
te werpen op de groote vierkante tafel daar
onder, met het sombere bruine kleed.
Theo was uit. Hij was op verlangen van zijn
moeder naar het villaatje van de oude
mevrouw Victor, op eenige minuten van het
stadje. Deze, weduwe evenals zij, en alleen
wonend want haar eenige zoon, een
ingenieur, was in Zuid-Afrika was een
intieme vriendin van mevrouw Van Klaren
beek. Ze hadden elkaar als jongemeisjes ge
kend en veel van elkaar gehouden, 't Huwelijk
der eerste, die iets ouder was dan Theo's
moeder, en haar spoedig volgend vertrek naar
Indië, hadden haar gescheiden, voor lange
lange jaren, 't Toeval wilde, dat de beide
schoolvriendinnen elkaar le Bcrkendam terug
zagen. Mevrouw Victor had zich daar reeds
eenige jaren geleden metterwoon gevestigd,
voordat de ander, haar zoons bestemming
volgend, er gekomen was. Beiden waren oud;
maar zie, de innige -sympathie uit dc zoele
dagen harer jeugd was onverwelkt gebleven,
't Was voor beiden een ware verrassing en
een groote vreugde elkaar terug te zien. Bei
den hadden de smart gekend, hadden geleden
cn gestreden, een aangebeden echtgenoot ten
grave geleid, met moeiten en zorgen te kam
pen gehad, en thans was beider leed zoo tref
fend overeenkomstig van aard! Beiden ver
afgoodden een zc-on, hij beiden had een vrouw
de floede verstandhouding verstoord. Maar
leefde mevrouw Van Klarenbeek in ongewilde
verwijdering naar den geest, haar vriendin
was f e i t e 1 ij k gescheiden van hem, wiens
beslaan de eenige band was die haar aan dit
leven jiechtte. Er was echter meer verschil.
'I Was mevrouw Victor onbegrijpelijk, hoe dc
ander zoo hardnekkig gekant kon wezen tegen
wat zij als de ware genegenheid Van den jon
gen Van Klarenbeek beschouwde. O, had het
van haar afgehangen, haar zoon Willem zou
reeds lang met dc vrouw zijner keuze ver-
eenigd zijn cn niet meer ver van haar een
leven van verdriet leiden, 't Verzet ging hier
uit van die vrouw, welke hun beiden on zich-
zelven geen geluk gunde om aan een hersen
schimmige fierheid le voldoen! Zc had Elsa
een paar maal gesproken, eens aan 't stalion
en later bij haar thuis, en beide keeren had
ze een allcrgunstigsten indruk van haar ge
kregen. Elsa was er met Suze even geweest,
op aandringen van Theo. De oude vrouw
mócht den jongen geleerde gaarne; cn deze
voelde zooveel sympathie voor haar, dat hij.
kort na zijn dollen tocht naar Luxemburg en
zijn woordbreuk, bij haar zijn hart had uitge
stort. Wanhopig had hij alles gezegd, schrei
end, in hartstochtelijke taa.l De oude vrouw
had" hem met warme, moederlijke vriend
schap opgebeurd, cn hem een riem ondcT 't
hart gestoken. Zc beloofde hem 't hare te zul
len doen; maar stelde als voorwaarde, dat ze
Elsa eerst moest zien en spreken. „Je bent
zoo'n dichter, Theo", had ze gezegd, „en dich
ters zien zoo vaak anders dan... verstandige
menschen... Goed, goed, jij bent ccn verstan
dige dichter"... Theo lachte... „maar toch een
dichter, zie je." Bij de kennismaking aan 't
slation was mevrouw Victor reeds half ge
wonnen, na 't bezoek van Elsrt met Theo's
zusje, waarbij ze zeker een uur met haar fit-.
babbeld had, was zc zoo ingenomen met het
zachte, fijngevoelige meisje, dat zc besloot
alles te zullen doen wat 111 haar macht was,
om haar oude vriendin gunstig tc slojnmcn.
's Avonds 's middags voor-'t eten waren
de meisjes bij haar geweest kwam Theo
eens hoogte nemen. Ilij brandde van verlan
gen, om uit dien lieven mond Elsa's lof le hoo*
ren, en hij was bovendien zeker in haar een
machtige bondgcnoolc tc zullcrf hebben, als
zij maar met zijn keuze ingenomen was.
't Was Kerstavond en dc Klarenbccks zou
den als van ouds de godsdienstoefening in de
„groole kerk" bijwonen. Theo had zijn plan*
netje gemaakL Aan tafel toen 't eten bijna afge*
loopen was, wist hij 't gesprek op mevrouw
Victor te brengen en sprak met een los woord
over de vorige Kerstmis, toen men gezamen*
lijk met haar Ier kerke was geweest. Dc oude
mevrouw Van Klarenbeek dacht er op eens
aan, dat ze nog in 't geheel niet over dien
kerkgang gesproken had. Wie weet of
mevrouw Victor nu eens niet kwam, om haaf
af te halen, tobde ze, en toen Theo dadelijk
voorsloeg dan maar eens naar Villa TjandL
toé te gaan, om mevrouw Victor zelf le halen,
vond zijn voorstel onmiddellijke goedkeuring.
Hij stond, op cn verliet liet huis, om voor do
deur de train af tc wachten, na even een steel-
schen blik van verstandhouding met Elsa ge
wisseld te hebben. Dezo had hem kort tc
voren vol vreugde verleid van mevrouw
Victor's hartelijkheid jegens haar, tc aange*
namer voor haar doordat zc wist, hoc did
goede dame met Theo sympathiseerde.
vWordt vervolgd-ï