«3oor de $eögc!0 Een kleine avonltirier. Naar het Engclsch vail G rcgson Go \v. Bewerkt door C. 11. HOOFDSTUK XIII. Tommy's brief bereikt best ëm m i n g. Is A'I.'ur.riep zij uil. „Al zou ik hier .ook* nooit niei-r e.n kopje omv nssclicn maar de man was reeds vlak achter haar en j Lena zweeg- Zij was nog heel jong, loen Adam Freffit wegging, doch zij herkende hein dad. - Hjk Hij was ook niet iemand, wiens gciithl men J licht vergelen zou. Forsch en brecd-gcschou- j dcnl, een haviksneus, blauwe oogen en blond i I haar met een rossigen gloed er over. i Juffrouw Tref fit herkende hem ook onmid- 'J\juffrouw Trcffil uit Cnrbav thuis- (L-lJijk, en sprong met een kreet van vreugde kwam, stond Lena haai al bij het hek op te van haar stoel op z IJ 11 wachten. „Hebt u hem «riiig. •evondeu?" vroeg hel meisje ,.Ik overval u misschien. Moeder," zei hij, „maar dat komt, omdat ik het plan opvatte 1 naar huis te gaan juist op het oogenblik, dat „Nee Lena, natuurlijk niet," antwoordde een schip op het punt was te vertrekken! Een haar meesteres, die nu juist niet in een b'e-1 brief «zou u du-> niet eerder bereikt hebben minnelijke stemming was; „dat kun je toch dan ik zelf Bovendien herinnerde ik mij, dat DM:1 zien." u geen last hadt van zwakke zenuwen," vocg- „l Zou kunnen, dat u iets gehoord had," de hij er glimlachend nog nan toe, terwijl hij veronderstelde Lena. op zijn oude plaatsje vóór het raam ging zit- „Nce, niets. „Och, och!" jammerde Lena, terwijl zij haar schort naar haar oogen bracht. „Ik dacht nooit dat er zoo iets achter slak, toen hij me 'dal ongelukkig» briefje gaf." Hel was Lena niet uil bet hoofd te praten, dat het briefje de oorzaak van hel hcele geval was. „Al zou ik hier ook nooit meer een kopje om wasschen, ik wil nooit meer een brief van hem aannemen; nooit meer." „Houd je bedaard, Lna," zei haar meesteres; „breng Grauwtje naar stal en geef hem te eten.' Grauwtje» hgkrachligdc deze woorden met een „i-a", cn liep, zoodra hij van zijn tuig be vrijd was, naar den stal, waar Lena hem bin nen liet. Toen deze weer in dc keuken kwam, zat juffrouw Trcffït bij de kachel een kopje thee te drinken, dat voor haar ingeschonken stond. Boos zei zij: „Gooi alle boeken in bet vuur." .,Och, lieve help F' riep Lena verschrikt uit. „"Welke boéken, juffrouw?" ,,Dc boeken, die hem dien onzin in het hoofd gehaald hebben „Tommy's boeken?" „Adam's boeken of Tommy's boeken 't komt er niet óp aan, hoe je ze noemt. Eerst hebben zij den éen naar Australië gestuurd cn nu den ander." Lena wist, waar Tommy zijn boeken bewaarde, zij ging dus naar zijn kamertje, borg er in haar schort zooveel als zij kon, nam ze mee naar de keuken, legde ze op de tafel en keek er met een treurig gezicht naar. Daarop haalde zij dc rest. „Daar zijn de boeken," zei zij, „Tommy's boeken. I k kan zc niet in het vuur gooien, al zou ik hier ook nooit meer een kopje omwas- schen, ik kan. het niet, juffrouw." Juffrouw Treffil's oog viel op een klein boek met een plaatje buitenop 1 het was óén der enkele, die Tommy van iija eigen zakgeld ge kocht had en zij las: \Y o n d e r 1 ij k e Avonturen van Jack den Reuzen- d o o (1 c r. Zij wierp het in het vuur. Een ver sleten exemplaar van Robinson Crusoë onderging hetzelfde lot. Het volgende boek, 'dat zij opnam, was Cook's Reis om dc ■Wereld; „natuurlijk één van do ergsteu," mompelde zij cn ook dat verdween in de kachel. Nu kwam er een godsdienstig boek Op dc Levensreis, dat eveneens aan dc vlammen werd geofferd. Het leek veel op liet verbranden van Don Quichottc's balladen, waarvan we in zijn beroemde geschiedenis lezen. Lena had met een kloppend hart toegeke ken, en toen zij zag, dat haar meesteres de ihand uilslak naar een bandje, waarvan zij wist, dat hel een lievelingsboek van Tommy was. barstte zij op klagenden toon los: .,0 juffrouw! Wat zal Tommy beginnen zon der zijn boeken? Hij was er altijd zoo geluk kig mee; zij hielden hem van allerlei kaltc- kwaad af en hij vertelde en las mij er zulke mooie stukken uit voor." Juffrouw Treffit hield nu op en cr schiller- de een traan in haar oog. Zij legde het boek heer en zei: „Zet ze allemaal weg, Lena, ik kan ze niet meer zien." Lena liet zitli dit geen tweemaal zeggen cn bracht de boeken haastig weg, stofte zc keu rig netjes af cn schikte zc op de plank, waar Tommy zc altijd bewaarde, terwijl zij bij zich zelf de opmerking maakte: „Zij zal er wel nooit meer naar vragen, denk ik." En deze veronderstelling bleek juist te zijn. Gedurende dc eerste weken ging juffrouw Treffit als naar gewoonte geregeld naar de markt. Zij sprak met iedereen over Tommy jen vroeg overal naar hem, echter zonder 'teenig resultaat. De buren stelden natuurlijk gewoons was." ten. „De verrassing is nu des tc grooter, Adam," zei zijn moeder, .hel huis slaat voor je open; maar maar heb je Tommy niet bij je?" „Wie? Tommy welke Tommy?" „Je eigen Tommy natuurlijk." „Bedoelt u den kleinen jongen?" „Zoo heel klein is hij niet meer hij wordt elt jaar." „Ja Moeder, maar hoe zou ik hem kun nen meebrengen?" „Hij is nu ongeveer drie weken geleden stil letjes naar Australië gegaan om je te zoeken en thuis te brengen." Adam Treffit keek verwonderd rond. Dc werkelijkheid drong nog niet dadelijk tot hem door. „Is hij wat is de kleine jongen naar Australië gegaan?" vroeg hij even later. „Ja. hier is het briefje, dat hij Lena gege ven heeft vóór hij wegging," zei juffrouw Treffit, terwijl zij het document uit haar zak te voorschijn haalde, waarin zij het steeds be waarde. „En al zou ik hier ook nooit meer een kopje omwasschen begou Lena te jammeren. „Hou je mond, Lena," zei haai* meesteres, „cn ga dc provisiekast opruimen." Eindelijk kwam Adam door vragen cn luisteren achter de feilen cn begon hij te be grijpen. Iiij zag een kleinen, drooruerigen jon gen vóór zicli met een levendige verbeelding cn die te veel op zich zelf was aangewezen geweest tc weinig met andere jongens had omgegaan en zijn fantasie versterkt had door allerlei verhalen en avonturen, totdat hij niets vuriger wenschtc dan ook iets dergelijks te beleven. En daar hij te weinig van hei werkelijke leven afwist, had hij de gevaren en het dwaze van zijn onderneming niet in gezien. „Die boeken zijn op zich zelf niet verkeerd," antwoordde Adam zijn moeder. „Geen jongen zal er slechte dingen uithalen, als zijn verbeel dingskracht daarbij geleid wordt. Doch hij had niemand, de arme jongen, om hem in evenwicht te houden." „Iiij had toch meester Hosea Turpin!" „O!" riep Adam heel oneerbiedig uit, „Hosea is een oude domkop. Doch daar zullen we later nog wel eens over spreken. U hebt hem zoo goed opgevoed. Moeder, als maar eenigs- zins in uw vermogen was, maar ik denk anders tc werk tc gaan. Eerst moet dc kleine jongen echter gevonden worden Ruth's kleine jongen hij leek op haar. Ik herinner mij doch Adam zei niet, wat hij i zich herinnerde. „Van avond," begon hij even later weer, „zal ik er eens goed over naden ken om morgen dadelijk met zoeken tc be ginnen. De kleine jongen Ruth's kleine jon gen moet gevonden worden," en Adam's groote, blauwe oogen werden vochtig. Adam Treffit hoefde echter geen onderzoek naar Tommy in te stellen, want den volgenden morgen aan het ontbijt bracht de post een brief voor juffrouw Treffit. Het bleek Tom my's brief te zijn met het onderschrift van kapitein Williams. Adam kreeg den brief om hem te openen en voor tc lezen en hoewel dc inhoud voor zijn moeder en hem een groole verlichting was, kon hij hem toch niet uitlezen zonder te lachen. „Zoo'n bengel!riep hij uit. „En ze foppen hem aardig. Ik zou wel een willen welen, op welke manier hij op dat schip terecht is ge komen. U zei, dat hij maar een paar gulden bij zich had en bovendien, geen kapitein zou zoo'n klein baasje alleen willen meenemen." „Ik begrijp er heelemaal niets.van," zei juf frouw' Treffit; „maar een lange sjouwer op dc kade van Carbay, éón die er meer van scheen te weten, verzekerde mij, dat het iets heel allen levendig belang in dc zaak en vroegen gedurig, of „zij nog niets van Tommy gehoord ihnd." Iemand ried haar zelfs aan een adver tentie in de krant te plaatsen. geluk.' „Wat voor nut zou dat hebben?" vroeg juf- j „Ja, ik heb net een gevoel, alsof er een „Zoo wie zou dat geweest zijn?" „In ieder geval ben ik blij, dat hij in goede handen is; ik zou wel kunnen schreien van ïrouw Treffit „Er slaan wel meer dergelijke advertenties in de krant en Lena en ik zou den zc nooit lezen. Het is veel beier het overal Te vertellen en te vragen, of iemand hem ook gezien of iets van hem gehoord heeft. Dan zware last van mijn schouders gewenteld is." „Lena!" riep juffrouw Treffit, cn toen het meisje hel goede nieuws hoorde, was ook zij in de wolken van blijdschap. ,Och, wat ben ik toch gelukkig, juffrouw; dringt het ten minste tol de menschen door." j maar ik zeg nog eens, dat ik nooit meer een Op zekeren dag kwam zij vroeger van de brief van hem aanneem. Nee," verklaarde zij, markt thuis dan gewoonlijk en zei legen Lena: i terwijl zij weer aan 't werk ging, „dat doe ik „Lena, ik geloof, dat ik maar eens naar juiet, al zou ik hier ook nooit meer een kopje Australië ga om Tommy tc zpeken." j omwasschen." „Ocli, lieve help!" riep Lena verschrikt uil. j „Ik moet uitkijken naar dc aankomst der „Maar juffrouw, u kunt locli niet naar Kei'Mary Ann," zei Adam, „ten einde op de buitenland gaan." J kade tc zijn, als zij aanlegt, en den kleinen „En waarom niet? Wanneer kleine jongens j jongen van kapitein Williams over te nemen. als Tommy cr heen gaan en ik heb gehoord, dat zij cr bij massa's heengaan waarom dan niet een volwassen mcnsch?" „Alleen te moeten rondzwerven te midden van vreemdelingen cn roovers!" ging Lena voort, die dacht, dat deze twee bij elkander hoorden, „u moet bet werkelijk niet doen, juffrouw." „Wees niet dwaas, Lena, maar krijg een jschoonc muls voor mij en maak wal boter hammen met vleesch klaar, ik kon onder weg eens honger krijgen morgen zal ik met Grauwtje naar Carbay gaan." Op dit oogenblik ratelde cr een karretje door de dorpsstraat, dat weldra voor dc deur fctil hield. Lena liep naar hel raam om te kijken wat het was. „Er komt een man met een valles uit, juf frouw," zei zij het karretje reed al weer /verder „en hij komt hier regelrecht op af." „Zeker iemand, die tuingereedschap wil jrerkoopen. Ga maar eens kijker., Lena, en laat bem in dc kamer, dan kom ik ook." Lena ging naar voren en kwam even later hard terugloopen. Ha! ha' En hij denkt, dat hij in Australië aan wal slapt om zijn vader te zoeken, ha, ha! Hij zal mij gauwer vinden, denk ik, dan hij verwacht, ha! ha!" (Vervolg cn slot in het volgende nummer.) Schijn bedriegt.- „Vader," zei Frits, toen hij uit school thuis kwam, „vindt u dal niet valsch, die leelijkc Hein heeft me geslagen." „Kn waarom deed hij dat, Frits?" «Wel, ik zei, dat ik zijn moeder een vuil mcnsch vond, dus dal hij heelemaal niet Irolsch op haar behoefde te zijn.*'- „En zei je nog meer?'' „Ja Vader, o. a. dat hij niets op mij te zeg gen heeft, want dat ik rijk ben en hij arm." „Dan heb je je verdiende loon gekre gen, baasje Die jongen kan niet helpen, dat hij arm is en dat hij voor zijn moeder op kwam. pleit voor hem." Frits zweeg doch dacht: „'k ZaJ Hein mor? gen wel yindenp Den •-oL/.-jicL,) »big ging Frits naar s;li".->l, maar hij telle uiul zoo goed op als anders, f Nauwelijks had dc klok twaalf geslagen, of i Frits holde uit school; steeds rechtuit, eind---i lijk linksom, en nu stond hij vóór het winkel- Ije van llein's moeder. Iets verder zag hij Hein staan cn dadelijk riep Iiij: „Dag vuilpoets!" j Hein keek om e-i lo'jöi hij zag, wie hem uit- schold, pakte hij Frits beet, ranselde hem flink af cn zei: „Ik ben nog niet vergelen, wat j je gisteren van mijn moeder verteld hebt. 'k Ileb ook een hart, wat denk jij wel!" Juist loen hij Frits weer een klap wilde geven, kwam cr een politic-agent aan, die de twee jongens scheidde. Frits liep nu haastig naar huis, al zijn boter ham op en moest weer naar school. Hein was nog heel boos op Frits, cn geen wonder: de armq jongen hield niet zonder reden veel van zijn moeder. Had zij hem niet altijd beschermd voor de stevige vuisten van zijn vader? O, Hein wist heel goed, dat zij veel verdriet had, omdat zij hem niet beter kon kleeden en vooden. In het winkeltje werd weinig verkocht, maar zij was te fatsoenlijk om te bedelen. Hoewel llein's vader den jon gen altijd uitzond om te bedelen, verbood zijn moeder het hem cn gaf hem soms een paar verdiende centen om zijn vader tevreden tc stellen. Zoo slenterde Hein dien middag weer op straat, hij had het land; hij wist niet, wat die vervelende jongen wilde, cn nu hij onwil lekeurig naar zijn kleeren keek, voelde hij zich diep ongelukkig. Die groote gaten konden niet meer gestopt worden. Waarom was hij arm? Voor 't eerst ontwaakte een gevoel van ontc- vredenheid in hem en in deze stemming stond li ij voor de ramen van een winkel te kijken. Hij gluurde naar binnen. Daar stond een heerN juist iets te betalen, een beurs, gevuld met zilver, schitterde Hein vanuit de verte tegen. Dc heer hield baar nog in de hand, en buiten gekomen, wilde hij haar in den zak steken, maar de beurs gleed er langs en viel op den grond. De eigenaar bemerkte het niet, daar hij juist een vriend ontmoette, met wien hij zijn weg vervolgde. Hein liep hen achterna, met de beurs in dc hand. Wat zou hij doen? „Nu ben ik ook rijk, Frits!" zei hij bij zich zelf. „Nu kan ik ook mooi gekleed gaan; wat zal Vader blij zijn! En Moeder! Zij krijgt, wat zij 'l liefst hebben wil. Frits zal gek opkijken! Maar Moeder zal toch niet vragen, hoe ik aan dal geld kom?" Op eens keek Hein alsof hij uit een droom ontwaakte verschrikt op; de heeren liepen nog vóór hem. Met een kleur verhaastte hij zijn slap en zei hij even later verlegen: „U heeft uw beurs verloren," waarop hij deze den eigenaar overhandigde en op een drafje wegliep, want hij wilde niet langer naar die mooie winkels kijken; hij mocht weer eens iels vinden! Op zijn terugweg moest hij voorbij de school van Frits, maar hij was nog te veel van het gebéurde vervuld om daaraan te denken. Het was juist vier uur; dadelijk stormde een troep jongens op hem af. „Daar hebben we hem al!" riep één uit het clubje cn spoedig stormden de andere vrienden van Frits loc. „Nu ga je met ons meel" juichte Frits, „wc zullen jc eens gaan wasschcn; je goed zal er niet van bederven." „En je moeder zal je niet missen 1" riep een ander. „Zc is een heks," schreeuwde een derde, „we zullen er haar o'ok eens van langs geven „Dat zal slecht gaan," verzekerde Hein, „wat je met mij doet, kan me niet schelen, als je mijn moeder maar met rust laat, of ik zal jullie eigen moeder ook mijn vuisten eens laten voelen." Eindelijk stonden zij op den singel aan den waterkant. Een paar jongens hielden de wacht bij Hein, zoodat aan ontsnappen geen den ken was. Hij moest het aanzien, dat zijn klee ren bemorst werden. „Het zal mijn moeder meer spijten dan mij," dacht Ilein. „Zij heeft geen ander pak voor mij, wat 7al ze bedroefd zijn!" Eén oogenblik worstelt hij tegen, maar dc kracht ontbreekt hem. Op eens wordt hij losgelaten en op het zelfde oogenblik hoort hij een plof en een gil! Hij kijkt en ziet Frits in het water spartelen. Deze is over een steen' gestruikeld en heeft daardoor zijn evenwicht verloren. Hein ver geet zijn vijand, zijn kleeren, ja, voor ccn oogenblik zijn moeder! Weer hoort men een plof! Ilein is in het water gesprongen en ctn kreet van vreugde cn schrik tegelijk doet zich hooren. Frits is gered; Hein heeft hem op het gras neergcworpen» maar zelf is hij door de inspanning weer onder water geraakt. Van alle kanten komen menschen op het hulpge schreeuw aanloopen, maar Ilein, die een goed zwemmer is, redt zich zelf nog juist bijtijds. Een luid hoera galmt door de lucht en al de jongens gaan naar Hein toe cn zeggen: „wij zijn laffe jongens, maar jij, je bent een held! Hein hoort het echter nie't. Uitgeput cn geheel buiten kennis ligt hij op den grond. Als hij eindelijk bij komt, ligt hij in een warme kamer; een vreemde dame cn zijn moe der zitten bij zijn bed. Iets verder ziet hij Frits slaan. Pas een paar uur later is Hein in staat om tc spreken. Frits slaat nu bij zijn bed cn zegt zachtjes: „Hein, wil je 't mij vergeven?" '„Ik vergeef je alles," luidt het antwoord, „maar spreek, geen kwaad meer van mijn moeder, want dat kan zelfs een straatjongen niet verdragen!" Prils geeft hem zwijgend de hand cn ver laat de kamer. Een uurtje later komt dc dok- i Ier, en als Hein hem ziel, k. ijgt hij een kleur. Iloe vreemd kijkt zijn moeder op, als de ge neesheer zegt: „Wij zijn nog oude vrienden, niet waar beste jongen?" „Ja," antwoord Hein, „ik herken u ook; u hadt gisteren uw beurs verloren." „Wat!?" roept Hein s moeder, „daar weet ik niets van!" De dokter vertelt nu alles cn dc zieke jon gen ziel duidelijk aan dc oogen van zijn moe der, dal zij trotsch op bem is. Een paar weken later gaat Ilein naar de ambachtsschool; hij wil timmerman worden, heeft hij den dokter gezegd, toen deze het hem vroeg. De ouders van Frits hebben een nieuw winkeltje gekocht voor Hein's moeder e.n zijn vader heeft werk gekregen op een fabriek. Het gelukt Hein langzamerhand zijn straatjongensmanieren af te leeren. Toen Frits later op school een opstel moest maken over „Schijn bedriegt", vertelde hij bovenstaande geschiedenis met zijn pen. Van alles wat. Ken uitgetrokken knr.rt uil den KJik halen zonder <He te zien. Min neemt hiervoor twee spellen kaarten, waar-valt men hel cene van-Ie voren door er cc:t voor het oog onmerkbaar klein gedeelte :«f te knippen, korter heeft gemaakt cn ver bergt het kortste spel in den zak van zijn jas. Daarna neemt men het langste spel in de hand. laat een der aanwezigen een kaart daaruit trekken cn vertoont deze aan het hcele gezelschap, terwijl men cenige passen achteruit gaat, voorgevende dat men dit doet om zelf de kaart niet te zien. Terwijl men dit doet, haalt men vlug en behendig het kortere spel uit den zak cn steekt het langere daar in. Nu laat men de uilgetrokken en intusschen door het gezelschap genoegzaam bezichtigde kaart in het spel steken, dat men in de hand heeft, schudt de kaarten flink door elkaar, steekt hel spel in zijn zak en haalt op het ge voel dc langste kaart uit dit spel. Frederik de Groote en zijn page» Op zekeren dag schelde Frederik de Groote, maar cr kwam niemand. Hij opende de deur en zag zijn page in een fauteuil liggen slapen. Hij ging naar hem toe, en stond op hel punt hem ie wekken, toen hij een puntje van een brief uit zijn zak zag steken. Hij was nieuws gierig te weten, wat hij behelsde, trok het pa pier er uit en las het. Hel was een brief van de moeder van den jongen man. die hem be dankte voor het gedeelte van zijn salaris, dat hij haar zond, om haar nood een weinig te lenigen. Zij eindigde met hem te zeggen, dat God hem zou zegenen voor de kinderlijke lief de, die hij haar betoonde. Toen de koning het briefje gelezen had, nam hij een rol goudstuk ken, stopte die met den brief in den zak van den page en ging zachtjes naar zijn kamer terug Even later belde hij zoo hard, dat de page ontwaakte en bij den koning kwam. Gij hebt vast geslapen! zegt dc oude Frits Dc page poogt zich te verontschuldigen en in zijn verlegenheid steekt hij de hand in zijn zak. Iiij voelt de rol goudstukken, haalt haar cr uit; hij verbleekt en kijkt den koning met tranen in de oogen aan, zonder een enkel woord uit te kunnen brengen. Wat is cr? vraagt de koning, wat heb' je toch? Ach, sire, zegt de jonge man, zich op de knieën werpende, men wil mij in 't verderf storten, ik weet niet hoe het geld, dat ik in mijn zak heb gevonden, er in is gekomen. M'n vriend, zegt Frederik, God zendt ons dikwijls zijn weldaden in onzen slaap; stuur dat geld aan jc moeder en verzeker haai*, dat ik voortaan voor haar en jou zal zorgen. De eerste luchtballon. Ongeveer een eeuw voordat Frederik de Groot, Koning van Pruisen, over zijn konink rijk regeerde, leefde in Maardenburg Burge meester Otto van Guéricke, die tot dc overtui ging was gekomen, dat de ons omringende lucht een druk uitoefende op alle voorwerpen. Na veel nadenken en groote moeite verkreeg *hij een instrument, waarmede bijT hoe gebrek kig ook, lucht uit voorwerpen kon wegpom pen; hij noemde daarom zijn uitvinding „lucht- popm". Een van zijn beroemde proeven wil ik jullie vertellen. Hij maakte twee halve bollen, die goed op elkander sloten en pompte de lucht uit den aldus gevormden bol weg; de buitenlucht drukte nu zoo sterk op dezen bol gevuld met verdunde lucht, dat eenige paar den zelfs niet krachtig genoeg bleken om dc helften van elkander te rukken. Toen hij de buitenlucht weer in den bol liet stroomen, kon hij met het grootste gemak de twee helf ten weer van elkaar halen. Je zoudt nu denken, dat alle menschen over tuigd waren van den luchtdruk? Dc volgende geschiedenis zal je hierop Het antwoord geven. Ruim honderd jaren na deze proef, nam Frederik de Groote den geleerde, die hem duidelijk trachtte tc maken, dat de lucht op den mcnsch een druk uitoefende van ongeveer 20.000 pond, mede naar den schouw burg, waar juist een bevallige danseres haar mooiste passen en sprongen maakte. Op deze kunstenares wijzende zeide de Koning tot den geleerde: „Maak me nu nog wijat de lucht haar met een gewicht van 20.000 pond drukt"! Langzamerhand moesten de menschen niet alleen aan dezen luchtdruk naar alle kanten uitgeoefend geloovcn, maar werden zij er van overtuigd, dat de lucht gewicht Had, da! warme lucht minder woog dan koude en da om door deze opgeduwd kon worden, wat r_ de waarheid klopte, daar zij de warme luc' en rook steeds zagen stijgen en nooit daleil Wanneer men dus rook maakte en men wis^ hem in een voorwerp op te vangen, dan moesW dit voorwerp .ook omhoog gedrukt worde®] wat men werkelijk zag gebeuren met een pa*} pieren zak met rook gevuld. ij Hiervan maakten de gebroeders Monlgol-y tier, papierfabrikanten, gebruik. Zij lieten cetï' grooten, papieren ballon vervaardigen en vul* den dezen met rook. Ik zal jullie maar nielfj lastig vallen met alle voorzorgen, die zij moes ten nemen, tijd, geld en moeite niet mee gcre* kend, maar bereikten hun doel en op een, mooien zomerdag bij heel weinig wind vulden! zijn hun papieren ballon met rook en lietciü! hem los: de ballon ging werkelijk^ do hoogte? in. Daar het vooruit reeds bekend was gemaakt* wat er zou gebeuren, waren er vele menschenj komen kijken en allen aanschouwden hetf groote wonder: „den eersten luchtballon". Gelukkig waaide er een zwakke wind, zoo* dat dc ballon langzaam voortzweefde achter-*, volgd door juichende menschen te voet cn te? paard. Na eenigen tijd viel de ballon op aardo' terug, maar de eerste proefneming in het* groot was gelukt, zoodat men dit toestel man beschouwen als den baanbreker voor de lucht scheepvaart in de toekomst. Oma's verjaardag. door C. II. 1 Al weken van te voren hadden Micutjc ea Kees Kroesen, Fietje van den Helm en de dri< broertjes: Gé, Piet en Frits de Hoog zich o$ den lCden September verheugd. Die dag tocKj was met groote letters in hun aller geheugen: gegrift: Oma's verjaardag. De meisjes hadden;' handwerkjes gemaakt, Kees Kroesen iets op( zijn viool en de gebroeders de Hoog een klein comediestukje ingestudeerd. r 's Morgens 't was gelukkig Zondag mochten de kinderen Oma gaan gelukwéiH schen en hun geheimen vertoonen. Oma cnl Opa vonden die natuurlijk wèt aardig, 's Midi dags kwamen alle kindereu en kleinkinderen eten. De laatslen hadden hun eigen tafel int de serre, zoo heelemaal zonder groote mem schen er bij. Zc kregen ook niet wat er over* bleef van dc groote-raenschen tafel, nee, alW kwam apart voor hen en bij 't dessert was cis voor elk een puddinkje. Oma had juist zes von men: een kip, een hond cn een poes, een ap< pel, een peer en een reuzen-aardbei. Gezellig zat het zes-tal in de serre aan dol keurig met bloemen- versierde tafel cn zest kleine mondjes waren ijverig in de weer mell babbelen en met eten. Fietje van den Helm een verwend eenig kindje had heli hoogste woord. Zij moest gewoonlijk haar zii^ hebben en was ook nu weer gaan zitten, waar» zij verkoos. De anderen lachten wel eens omj haar en lieten haar maar „bazen." Dat wared ze zoo gewoon. Aan het dessert vrog Oma, of Kees nog een^ zijn stukje wilde spelen. En loen dit afgeloo* pen was, vroeg Opa, of dc drie dc lloogjetf hun comediestukje nog eens wilden opvoeren* Fietje was niets in haar schik. Van h a a ij werd niet de minste notitie genomen. Dal Mientje Kroesen in hetzelfde geval verkeerde,- kwam niet bij het kleine, zelfzuchtige ding op„j Haar haan kraaide geen koning, niemand lette zelfs op haar en daarom was ze boos, erg boos en zat maar in zichzelf te mokken*' Dat Fietje het verdere gedeelte van deiÊ avond zoo stil en nukkig was, viel den anderen weinig op. Ze hadden ook veel tc veel plezier, om op „juffrouw Zuurpruim" zooais zei haar wel eens noemden te letten. Och, och, w;at had dat domme Fietje een verdriet! En waarom eigenlijk? Er was tpcK niets gebeurd cn achteraf gezet was zij vol* strekt niet; dat zouden Opa en Oma ook nooit doen. Hiervan gaf zij zich echter geen reken* schap en toen op hat einde van den avond één der neefjes tóch op haar lette en haar „juf* frouw Zuurpruim noemde, barstte zij Iff tranen los. Oma nam haar toen even apart, lieve Oma, die alles weer goed maakte en haar deed in* zien, hoe verkeerd ze was geweest en hoe zö. haar best moest doen wat meer op Mientje» te gelijken. Van haar hield iedereen evenveel en Fietje moest probeeren even onzelfzuchtig te worden. 1 Dit nam Fietje zich ernstig voor en zoo eini digde Oma's verjaardag dus ook voor haaf gelukkig nog heel goed en prettig. Het hoedje. De kaars is verdrietig en schreit traan op traan; bedaard ziet het nachtlicht het mannetje aan. Het hoedje, dat men Hem vereerde, och hé dat is er de schuld van zijn droefheid o wee! 'Als naam'lijk hem 't hoedje op 't hoofd wordt gezet, dan gaat zijn licht uit en yoorbii is de pret. Maar dan komt dc glorie van 't 'nachtlicht eerst aan; het brandt heel den nacht door, tot 's morgens blijft 't staan, In aanzien bij ieder, hoewel zonder hoed He grijp je 't verdriet van den kaarsman nu goed? Herman a

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1917 | | pagina 4