«3oor de $eögc!0
Een kleine avonltirier.
Naar het Engclsch vail G rcgson Go \v.
Bewerkt door C. 11.
HOOFDSTUK XIII.
Tommy's brief bereikt
best ëm m i n g.
Is A'I.'ur.riep zij uil. „Al zou ik hier
.ook* nooit niei-r e.n kopje omv nssclicn
maar de man was reeds vlak achter haar en j
Lena zweeg- Zij was nog heel jong, loen Adam
Freffit wegging, doch zij herkende hein dad. -
Hjk
Hij was ook niet iemand, wiens gciithl men
J licht vergelen zou. Forsch en brecd-gcschou- j
dcnl, een haviksneus, blauwe oogen en blond i
I haar met een rossigen gloed er over.
i Juffrouw Tref fit herkende hem ook onmid-
'J\juffrouw Trcffil uit Cnrbav thuis- (L-lJijk, en sprong met een kreet van vreugde
kwam, stond Lena haai al bij het hek op te van haar stoel op
z IJ 11
wachten.
„Hebt u hem
«riiig.
•evondeu?" vroeg hel meisje
,.Ik overval u misschien. Moeder," zei hij,
„maar dat komt, omdat ik het plan opvatte
1 naar huis te gaan juist op het oogenblik, dat
„Nee Lena, natuurlijk niet," antwoordde een schip op het punt was te vertrekken! Een
haar meesteres, die nu juist niet in een b'e-1 brief «zou u du-> niet eerder bereikt hebben
minnelijke stemming was; „dat kun je toch dan ik zelf Bovendien herinnerde ik mij, dat
DM:1 zien." u geen last hadt van zwakke zenuwen," vocg-
„l Zou kunnen, dat u iets gehoord had," de hij er glimlachend nog nan toe, terwijl hij
veronderstelde Lena. op zijn oude plaatsje vóór het raam ging zit-
„Nce, niets.
„Och, och!" jammerde Lena, terwijl zij haar
schort naar haar oogen bracht. „Ik dacht
nooit dat er zoo iets achter slak, toen hij me
'dal ongelukkig» briefje gaf." Hel was
Lena niet uil bet hoofd te praten, dat het
briefje de oorzaak van hel hcele geval was.
„Al zou ik hier ook nooit meer een kopje om
wasschen, ik wil nooit meer een brief van hem
aannemen; nooit meer."
„Houd je bedaard, Lna," zei haar meesteres;
„breng Grauwtje naar stal en geef hem te
eten.'
Grauwtje» hgkrachligdc deze woorden met
een „i-a", cn liep, zoodra hij van zijn tuig be
vrijd was, naar den stal, waar Lena hem bin
nen liet.
Toen deze weer in dc keuken kwam, zat
juffrouw Trcffït bij de kachel een kopje thee
te drinken, dat voor haar ingeschonken stond.
Boos zei zij:
„Gooi alle boeken in bet vuur."
.,Och, lieve help F' riep Lena verschrikt uit.
„"Welke boéken, juffrouw?"
,,Dc boeken, die hem dien onzin in het hoofd
gehaald hebben
„Tommy's boeken?"
„Adam's boeken of Tommy's boeken 't
komt er niet óp aan, hoe je ze noemt. Eerst
hebben zij den éen naar Australië gestuurd
cn nu den ander."
Lena wist, waar Tommy zijn boeken
bewaarde, zij ging dus naar zijn kamertje,
borg er in haar schort zooveel als zij kon,
nam ze mee naar de keuken, legde ze op de
tafel en keek er met een treurig gezicht naar.
Daarop haalde zij dc rest.
„Daar zijn de boeken," zei zij, „Tommy's
boeken. I k kan zc niet in het vuur gooien, al
zou ik hier ook nooit meer een kopje omwas-
schen, ik kan. het niet, juffrouw."
Juffrouw Treffil's oog viel op een klein boek
met een plaatje buitenop 1 het was óén der
enkele, die Tommy van iija eigen zakgeld ge
kocht had en zij las: \Y o n d e r 1 ij k e
Avonturen van Jack den Reuzen-
d o o (1 c r. Zij wierp het in het vuur. Een ver
sleten exemplaar van Robinson Crusoë
onderging hetzelfde lot. Het volgende boek,
'dat zij opnam, was Cook's Reis om dc
■Wereld; „natuurlijk één van do ergsteu,"
mompelde zij cn ook dat verdween in de
kachel. Nu kwam er een godsdienstig boek
Op dc Levensreis, dat eveneens aan dc
vlammen werd geofferd. Het leek veel op liet
verbranden van Don Quichottc's balladen,
waarvan we in zijn beroemde geschiedenis
lezen.
Lena had met een kloppend hart toegeke
ken, en toen zij zag, dat haar meesteres de
ihand uilslak naar een bandje, waarvan zij
wist, dat hel een lievelingsboek van Tommy
was. barstte zij op klagenden toon los:
.,0 juffrouw! Wat zal Tommy beginnen zon
der zijn boeken? Hij was er altijd zoo geluk
kig mee; zij hielden hem van allerlei kaltc-
kwaad af en hij vertelde en las mij er zulke
mooie stukken uit voor."
Juffrouw Treffit hield nu op en cr schiller-
de een traan in haar oog. Zij legde het boek
heer en zei: „Zet ze allemaal weg, Lena, ik
kan ze niet meer zien."
Lena liet zitli dit geen tweemaal zeggen cn
bracht de boeken haastig weg, stofte zc keu
rig netjes af cn schikte zc op de plank, waar
Tommy zc altijd bewaarde, terwijl zij bij zich
zelf de opmerking maakte: „Zij zal er wel
nooit meer naar vragen, denk ik." En deze
veronderstelling bleek juist te zijn.
Gedurende dc eerste weken ging juffrouw
Treffit als naar gewoonte geregeld naar de
markt. Zij sprak met iedereen over Tommy
jen vroeg overal naar hem, echter zonder
'teenig resultaat. De buren stelden natuurlijk gewoons was."
ten.
„De verrassing is nu des tc grooter, Adam,"
zei zijn moeder, .hel huis slaat voor je open;
maar maar heb je Tommy niet bij je?"
„Wie? Tommy welke Tommy?"
„Je eigen Tommy natuurlijk."
„Bedoelt u den kleinen jongen?"
„Zoo heel klein is hij niet meer hij wordt
elt jaar."
„Ja Moeder, maar hoe zou ik hem kun
nen meebrengen?"
„Hij is nu ongeveer drie weken geleden stil
letjes naar Australië gegaan om je te zoeken
en thuis te brengen."
Adam Treffit keek verwonderd rond. Dc
werkelijkheid drong nog niet dadelijk tot hem
door.
„Is hij wat is de kleine jongen naar
Australië gegaan?" vroeg hij even later.
„Ja. hier is het briefje, dat hij Lena gege
ven heeft vóór hij wegging," zei juffrouw
Treffit, terwijl zij het document uit haar zak
te voorschijn haalde, waarin zij het steeds be
waarde.
„En al zou ik hier ook nooit meer een kopje
omwasschen begou Lena te jammeren.
„Hou je mond, Lena," zei haai* meesteres,
„cn ga dc provisiekast opruimen."
Eindelijk kwam Adam door vragen cn
luisteren achter de feilen cn begon hij te be
grijpen. Iiij zag een kleinen, drooruerigen jon
gen vóór zicli met een levendige verbeelding
cn die te veel op zich zelf was aangewezen
geweest tc weinig met andere jongens had
omgegaan en zijn fantasie versterkt had
door allerlei verhalen en avonturen, totdat hij
niets vuriger wenschtc dan ook iets dergelijks
te beleven. En daar hij te weinig van hei
werkelijke leven afwist, had hij de gevaren
en het dwaze van zijn onderneming niet in
gezien.
„Die boeken zijn op zich zelf niet verkeerd,"
antwoordde Adam zijn moeder. „Geen jongen
zal er slechte dingen uithalen, als zijn verbeel
dingskracht daarbij geleid wordt. Doch hij
had niemand, de arme jongen, om hem in
evenwicht te houden."
„Iiij had toch meester Hosea Turpin!"
„O!" riep Adam heel oneerbiedig uit, „Hosea
is een oude domkop. Doch daar zullen we
later nog wel eens over spreken. U hebt hem
zoo goed opgevoed. Moeder, als maar eenigs-
zins in uw vermogen was, maar ik denk
anders tc werk tc gaan. Eerst moet dc
kleine jongen echter gevonden worden
Ruth's kleine jongen hij leek op haar. Ik
herinner mij doch Adam zei niet, wat hij
i zich herinnerde. „Van avond," begon hij even
later weer, „zal ik er eens goed over naden
ken om morgen dadelijk met zoeken tc be
ginnen. De kleine jongen Ruth's kleine jon
gen moet gevonden worden," en Adam's
groote, blauwe oogen werden vochtig.
Adam Treffit hoefde echter geen onderzoek
naar Tommy in te stellen, want den volgenden
morgen aan het ontbijt bracht de post een
brief voor juffrouw Treffit. Het bleek Tom
my's brief te zijn met het onderschrift van
kapitein Williams. Adam kreeg den brief om
hem te openen en voor tc lezen en hoewel dc
inhoud voor zijn moeder en hem een groole
verlichting was, kon hij hem toch niet uitlezen
zonder te lachen.
„Zoo'n bengel!riep hij uit. „En ze foppen
hem aardig. Ik zou wel een willen welen, op
welke manier hij op dat schip terecht is ge
komen. U zei, dat hij maar een paar gulden bij
zich had en bovendien, geen kapitein zou
zoo'n klein baasje alleen willen meenemen."
„Ik begrijp er heelemaal niets.van," zei juf
frouw' Treffit; „maar een lange sjouwer op dc
kade van Carbay, éón die er meer van scheen
te weten, verzekerde mij, dat het iets heel
allen levendig belang in dc zaak en vroegen
gedurig, of „zij nog niets van Tommy gehoord
ihnd." Iemand ried haar zelfs aan een adver
tentie in de krant te plaatsen. geluk.'
„Wat voor nut zou dat hebben?" vroeg juf- j „Ja, ik heb net een gevoel, alsof er een
„Zoo wie zou dat geweest zijn?"
„In ieder geval ben ik blij, dat hij in goede
handen is; ik zou wel kunnen schreien van
ïrouw Treffit „Er slaan wel meer dergelijke
advertenties in de krant en Lena en ik zou
den zc nooit lezen. Het is veel beier het overal
Te vertellen en te vragen, of iemand hem ook
gezien of iets van hem gehoord heeft. Dan
zware last van mijn schouders gewenteld is."
„Lena!" riep juffrouw Treffit, cn toen het
meisje hel goede nieuws hoorde, was ook zij
in de wolken van blijdschap.
,Och, wat ben ik toch gelukkig, juffrouw;
dringt het ten minste tol de menschen door." j maar ik zeg nog eens, dat ik nooit meer een
Op zekeren dag kwam zij vroeger van de brief van hem aanneem. Nee," verklaarde zij,
markt thuis dan gewoonlijk en zei legen Lena: i terwijl zij weer aan 't werk ging, „dat doe ik
„Lena, ik geloof, dat ik maar eens naar juiet, al zou ik hier ook nooit meer een kopje
Australië ga om Tommy tc zpeken." j omwasschen."
„Ocli, lieve help!" riep Lena verschrikt uil. j „Ik moet uitkijken naar dc aankomst der
„Maar juffrouw, u kunt locli niet naar Kei'Mary Ann," zei Adam, „ten einde op de
buitenland gaan." J kade tc zijn, als zij aanlegt, en den kleinen
„En waarom niet? Wanneer kleine jongens j jongen van kapitein Williams over te nemen.
als Tommy cr heen gaan en ik heb gehoord,
dat zij cr bij massa's heengaan waarom
dan niet een volwassen mcnsch?"
„Alleen te moeten rondzwerven te midden
van vreemdelingen cn roovers!" ging Lena
voort, die dacht, dat deze twee bij elkander
hoorden, „u moet bet werkelijk niet doen,
juffrouw."
„Wees niet dwaas, Lena, maar krijg een
jschoonc muls voor mij en maak wal boter
hammen met vleesch klaar, ik kon onder
weg eens honger krijgen morgen zal ik met
Grauwtje naar Carbay gaan."
Op dit oogenblik ratelde cr een karretje
door de dorpsstraat, dat weldra voor dc deur
fctil hield. Lena liep naar hel raam om te
kijken wat het was.
„Er komt een man met een valles uit, juf
frouw," zei zij het karretje reed al weer
/verder „en hij komt hier regelrecht op af."
„Zeker iemand, die tuingereedschap wil
jrerkoopen. Ga maar eens kijker., Lena, en laat
bem in dc kamer, dan kom ik ook."
Lena ging naar voren en kwam even later
hard terugloopen.
Ha! ha' En hij denkt, dat hij in Australië aan
wal slapt om zijn vader te zoeken, ha, ha!
Hij zal mij gauwer vinden, denk ik, dan hij
verwacht, ha! ha!"
(Vervolg cn slot in het volgende nummer.)
Schijn bedriegt.-
„Vader," zei Frits, toen hij uit school thuis
kwam, „vindt u dal niet valsch, die leelijkc
Hein heeft me geslagen."
„Kn waarom deed hij dat, Frits?"
«Wel, ik zei, dat ik zijn moeder een vuil
mcnsch vond, dus dal hij heelemaal niet
Irolsch op haar behoefde te zijn.*'-
„En zei je nog meer?''
„Ja Vader, o. a. dat hij niets op mij te zeg
gen heeft, want dat ik rijk ben en hij arm."
„Dan heb je je verdiende loon gekre
gen, baasje Die jongen kan niet helpen, dat
hij arm is en dat hij voor zijn moeder op
kwam. pleit voor hem."
Frits zweeg doch dacht: „'k ZaJ Hein mor?
gen wel yindenp
Den •-oL/.-jicL,) »big ging Frits naar s;li".->l,
maar hij telle uiul zoo goed op als anders, f
Nauwelijks had dc klok twaalf geslagen, of i
Frits holde uit school; steeds rechtuit, eind---i
lijk linksom, en nu stond hij vóór het winkel-
Ije van llein's moeder. Iets verder zag hij Hein
staan cn dadelijk riep Iiij: „Dag vuilpoets!" j
Hein keek om e-i lo'jöi hij zag, wie hem uit-
schold, pakte hij Frits beet, ranselde hem
flink af cn zei: „Ik ben nog niet vergelen, wat j
je gisteren van mijn moeder verteld hebt.
'k Ileb ook een hart, wat denk jij wel!" Juist
loen hij Frits weer een klap wilde geven,
kwam cr een politic-agent aan, die de twee
jongens scheidde.
Frits liep nu haastig naar huis, al zijn boter
ham op en moest weer naar school.
Hein was nog heel boos op Frits, cn geen
wonder: de armq jongen hield niet zonder
reden veel van zijn moeder. Had zij hem niet
altijd beschermd voor de stevige vuisten van
zijn vader? O, Hein wist heel goed, dat zij
veel verdriet had, omdat zij hem niet beter
kon kleeden en vooden. In het winkeltje werd
weinig verkocht, maar zij was te fatsoenlijk
om te bedelen. Hoewel llein's vader den jon
gen altijd uitzond om te bedelen, verbood zijn
moeder het hem cn gaf hem soms een paar
verdiende centen om zijn vader tevreden tc
stellen. Zoo slenterde Hein dien middag weer
op straat, hij had het land; hij wist niet, wat
die vervelende jongen wilde, cn nu hij onwil
lekeurig naar zijn kleeren keek, voelde hij zich
diep ongelukkig. Die groote gaten konden niet
meer gestopt worden. Waarom was hij arm?
Voor 't eerst ontwaakte een gevoel van ontc-
vredenheid in hem en in deze stemming stond
li ij voor de ramen van een winkel te kijken.
Hij gluurde naar binnen. Daar stond een heerN
juist iets te betalen, een beurs, gevuld met
zilver, schitterde Hein vanuit de verte tegen.
Dc heer hield baar nog in de hand, en buiten
gekomen, wilde hij haar in den zak steken,
maar de beurs gleed er langs en viel op den
grond. De eigenaar bemerkte het niet, daar
hij juist een vriend ontmoette, met wien hij
zijn weg vervolgde. Hein liep hen achterna,
met de beurs in dc hand. Wat zou hij doen?
„Nu ben ik ook rijk, Frits!" zei hij bij zich
zelf. „Nu kan ik ook mooi gekleed gaan; wat
zal Vader blij zijn! En Moeder! Zij krijgt, wat
zij 'l liefst hebben wil. Frits zal gek opkijken!
Maar Moeder zal toch niet vragen, hoe ik aan
dal geld kom?" Op eens keek Hein alsof hij
uit een droom ontwaakte verschrikt op; de
heeren liepen nog vóór hem. Met een kleur
verhaastte hij zijn slap en zei hij even later
verlegen:
„U heeft uw beurs verloren," waarop hij
deze den eigenaar overhandigde en op een
drafje wegliep, want hij wilde niet langer naar
die mooie winkels kijken; hij mocht weer
eens iels vinden! Op zijn terugweg moest hij
voorbij de school van Frits, maar hij was nog
te veel van het gebéurde vervuld om daaraan
te denken. Het was juist vier uur; dadelijk
stormde een troep jongens op hem af. „Daar
hebben we hem al!" riep één uit het clubje cn
spoedig stormden de andere vrienden van
Frits loc.
„Nu ga je met ons meel" juichte Frits, „wc
zullen jc eens gaan wasschcn; je goed zal er
niet van bederven."
„En je moeder zal je niet missen 1" riep een
ander.
„Zc is een heks," schreeuwde een derde,
„we zullen er haar o'ok eens van langs geven
„Dat zal slecht gaan," verzekerde Hein,
„wat je met mij doet, kan me niet schelen, als
je mijn moeder maar met rust laat, of ik zal
jullie eigen moeder ook mijn vuisten eens
laten voelen."
Eindelijk stonden zij op den singel aan den
waterkant. Een paar jongens hielden de wacht
bij Hein, zoodat aan ontsnappen geen den
ken was. Hij moest het aanzien, dat zijn klee
ren bemorst werden.
„Het zal mijn moeder meer spijten dan mij,"
dacht Ilein. „Zij heeft geen ander pak voor
mij, wat 7al ze bedroefd zijn!" Eén oogenblik
worstelt hij tegen, maar dc kracht ontbreekt
hem. Op eens wordt hij losgelaten en op het
zelfde oogenblik hoort hij een plof en een gil!
Hij kijkt en ziet Frits in het water spartelen.
Deze is over een steen' gestruikeld en heeft
daardoor zijn evenwicht verloren. Hein ver
geet zijn vijand, zijn kleeren, ja, voor ccn
oogenblik zijn moeder! Weer hoort men een
plof! Ilein is in het water gesprongen en ctn
kreet van vreugde cn schrik tegelijk doet zich
hooren. Frits is gered; Hein heeft hem op
het gras neergcworpen» maar zelf is hij door
de inspanning weer onder water geraakt. Van
alle kanten komen menschen op het hulpge
schreeuw aanloopen, maar Ilein, die een goed
zwemmer is, redt zich zelf nog juist bijtijds.
Een luid hoera galmt door de lucht en al de
jongens gaan naar Hein toe cn zeggen: „wij
zijn laffe jongens, maar jij, je bent een held!
Hein hoort het echter nie't. Uitgeput cn geheel
buiten kennis ligt hij op den grond.
Als hij eindelijk bij komt, ligt hij in een
warme kamer; een vreemde dame cn zijn moe
der zitten bij zijn bed. Iets verder ziet hij Frits
slaan. Pas een paar uur later is Hein in staat
om tc spreken. Frits slaat nu bij zijn bed cn
zegt zachtjes: „Hein, wil je 't mij vergeven?"
'„Ik vergeef je alles," luidt het antwoord,
„maar spreek, geen kwaad meer van mijn
moeder, want dat kan zelfs een straatjongen
niet verdragen!"
Prils geeft hem zwijgend de hand cn ver
laat de kamer. Een uurtje later komt dc dok-
i Ier, en als Hein hem ziel, k. ijgt hij een kleur.
Iloe vreemd kijkt zijn moeder op, als de ge
neesheer zegt:
„Wij zijn nog oude vrienden, niet waar beste
jongen?"
„Ja," antwoord Hein, „ik herken u ook; u
hadt gisteren uw beurs verloren."
„Wat!?" roept Hein s moeder, „daar weet
ik niets van!"
De dokter vertelt nu alles cn dc zieke jon
gen ziel duidelijk aan dc oogen van zijn moe
der, dal zij trotsch op bem is.
Een paar weken later gaat Ilein naar de
ambachtsschool; hij wil timmerman worden,
heeft hij den dokter gezegd, toen deze het
hem vroeg. De ouders van Frits hebben een
nieuw winkeltje gekocht voor Hein's moeder
e.n zijn vader heeft werk gekregen op een
fabriek. Het gelukt Hein langzamerhand zijn
straatjongensmanieren af te leeren.
Toen Frits later op school een opstel moest
maken over „Schijn bedriegt", vertelde hij
bovenstaande geschiedenis met zijn pen.
Van alles wat.
Ken uitgetrokken knr.rt uil den
KJik halen zonder <He te zien.
Min neemt hiervoor twee spellen kaarten,
waar-valt men hel cene van-Ie voren door er
cc:t voor het oog onmerkbaar klein gedeelte
:«f te knippen, korter heeft gemaakt cn ver
bergt het kortste spel in den zak van zijn jas.
Daarna neemt men het langste spel in de
hand. laat een der aanwezigen een kaart
daaruit trekken cn vertoont deze aan het
hcele gezelschap, terwijl men cenige passen
achteruit gaat, voorgevende dat men dit doet
om zelf de kaart niet te zien. Terwijl men dit
doet, haalt men vlug en behendig het kortere
spel uit den zak cn steekt het langere daar in.
Nu laat men de uilgetrokken en intusschen
door het gezelschap genoegzaam bezichtigde
kaart in het spel steken, dat men in de hand
heeft, schudt de kaarten flink door elkaar,
steekt hel spel in zijn zak en haalt op het ge
voel dc langste kaart uit dit spel.
Frederik de Groote en zijn page»
Op zekeren dag schelde Frederik de Groote,
maar cr kwam niemand. Hij opende de deur
en zag zijn page in een fauteuil liggen slapen.
Hij ging naar hem toe, en stond op hel punt
hem ie wekken, toen hij een puntje van een
brief uit zijn zak zag steken. Hij was nieuws
gierig te weten, wat hij behelsde, trok het pa
pier er uit en las het. Hel was een brief van
de moeder van den jongen man. die hem be
dankte voor het gedeelte van zijn salaris, dat
hij haar zond, om haar nood een weinig te
lenigen. Zij eindigde met hem te zeggen, dat
God hem zou zegenen voor de kinderlijke lief
de, die hij haar betoonde. Toen de koning het
briefje gelezen had, nam hij een rol goudstuk
ken, stopte die met den brief in den zak van
den page en ging zachtjes naar zijn kamer
terug Even later belde hij zoo hard, dat de
page ontwaakte en bij den koning kwam.
Gij hebt vast geslapen! zegt dc oude
Frits
Dc page poogt zich te verontschuldigen en
in zijn verlegenheid steekt hij de hand in zijn
zak. Iiij voelt de rol goudstukken, haalt haar
cr uit; hij verbleekt en kijkt den koning met
tranen in de oogen aan, zonder een enkel
woord uit te kunnen brengen.
Wat is cr? vraagt de koning, wat heb' je
toch?
Ach, sire, zegt de jonge man, zich op de
knieën werpende, men wil mij in 't verderf
storten, ik weet niet hoe het geld, dat ik in
mijn zak heb gevonden, er in is gekomen.
M'n vriend, zegt Frederik, God zendt ons
dikwijls zijn weldaden in onzen slaap; stuur
dat geld aan jc moeder en verzeker haai*, dat
ik voortaan voor haar en jou zal zorgen.
De eerste luchtballon.
Ongeveer een eeuw voordat Frederik de
Groot, Koning van Pruisen, over zijn konink
rijk regeerde, leefde in Maardenburg Burge
meester Otto van Guéricke, die tot dc overtui
ging was gekomen, dat de ons omringende
lucht een druk uitoefende op alle voorwerpen.
Na veel nadenken en groote moeite verkreeg
*hij een instrument, waarmede bijT hoe gebrek
kig ook, lucht uit voorwerpen kon wegpom
pen; hij noemde daarom zijn uitvinding „lucht-
popm". Een van zijn beroemde proeven wil ik
jullie vertellen. Hij maakte twee halve bollen,
die goed op elkander sloten en pompte de
lucht uit den aldus gevormden bol weg; de
buitenlucht drukte nu zoo sterk op dezen bol
gevuld met verdunde lucht, dat eenige paar
den zelfs niet krachtig genoeg bleken om dc
helften van elkander te rukken. Toen hij de
buitenlucht weer in den bol liet stroomen,
kon hij met het grootste gemak de twee helf
ten weer van elkaar halen.
Je zoudt nu denken, dat alle menschen over
tuigd waren van den luchtdruk?
Dc volgende geschiedenis zal je hierop Het
antwoord geven. Ruim honderd jaren na deze
proef, nam Frederik de Groote den geleerde,
die hem duidelijk trachtte tc maken, dat de
lucht op den mcnsch een druk uitoefende van
ongeveer 20.000 pond, mede naar den schouw
burg, waar juist een bevallige danseres haar
mooiste passen en sprongen maakte. Op deze
kunstenares wijzende zeide de Koning tot den
geleerde: „Maak me nu nog wijat de lucht
haar met een gewicht van 20.000 pond drukt"!
Langzamerhand moesten de menschen niet
alleen aan dezen luchtdruk naar alle kanten
uitgeoefend geloovcn, maar werden zij er van
overtuigd, dat de lucht gewicht Had, da!
warme lucht minder woog dan koude en da
om door deze opgeduwd kon worden, wat r_
de waarheid klopte, daar zij de warme luc'
en rook steeds zagen stijgen en nooit daleil
Wanneer men dus rook maakte en men wis^
hem in een voorwerp op te vangen, dan moesW
dit voorwerp .ook omhoog gedrukt worde®]
wat men werkelijk zag gebeuren met een pa*}
pieren zak met rook gevuld. ij
Hiervan maakten de gebroeders Monlgol-y
tier, papierfabrikanten, gebruik. Zij lieten cetï'
grooten, papieren ballon vervaardigen en vul*
den dezen met rook. Ik zal jullie maar nielfj
lastig vallen met alle voorzorgen, die zij moes
ten nemen, tijd, geld en moeite niet mee gcre*
kend, maar bereikten hun doel en op een,
mooien zomerdag bij heel weinig wind vulden!
zijn hun papieren ballon met rook en lietciü!
hem los: de ballon ging werkelijk^ do hoogte?
in.
Daar het vooruit reeds bekend was gemaakt*
wat er zou gebeuren, waren er vele menschenj
komen kijken en allen aanschouwden hetf
groote wonder: „den eersten luchtballon".
Gelukkig waaide er een zwakke wind, zoo*
dat dc ballon langzaam voortzweefde achter-*,
volgd door juichende menschen te voet cn te?
paard.
Na eenigen tijd viel de ballon op aardo'
terug, maar de eerste proefneming in het*
groot was gelukt, zoodat men dit toestel man
beschouwen als den baanbreker voor de lucht
scheepvaart in de toekomst.
Oma's verjaardag.
door C. II.
1
Al weken van te voren hadden Micutjc ea
Kees Kroesen, Fietje van den Helm en de dri<
broertjes: Gé, Piet en Frits de Hoog zich o$
den lCden September verheugd. Die dag tocKj
was met groote letters in hun aller geheugen:
gegrift: Oma's verjaardag. De meisjes hadden;'
handwerkjes gemaakt, Kees Kroesen iets op(
zijn viool en de gebroeders de Hoog een klein
comediestukje ingestudeerd. r
's Morgens 't was gelukkig Zondag
mochten de kinderen Oma gaan gelukwéiH
schen en hun geheimen vertoonen. Oma cnl
Opa vonden die natuurlijk wèt aardig, 's Midi
dags kwamen alle kindereu en kleinkinderen
eten. De laatslen hadden hun eigen tafel int
de serre, zoo heelemaal zonder groote mem
schen er bij. Zc kregen ook niet wat er over*
bleef van dc groote-raenschen tafel, nee, alW
kwam apart voor hen en bij 't dessert was cis
voor elk een puddinkje. Oma had juist zes von
men: een kip, een hond cn een poes, een ap<
pel, een peer en een reuzen-aardbei.
Gezellig zat het zes-tal in de serre aan dol
keurig met bloemen- versierde tafel cn zest
kleine mondjes waren ijverig in de weer mell
babbelen en met eten. Fietje van den Helm
een verwend eenig kindje had heli
hoogste woord. Zij moest gewoonlijk haar zii^
hebben en was ook nu weer gaan zitten, waar»
zij verkoos. De anderen lachten wel eens omj
haar en lieten haar maar „bazen." Dat wared
ze zoo gewoon.
Aan het dessert vrog Oma, of Kees nog een^
zijn stukje wilde spelen. En loen dit afgeloo*
pen was, vroeg Opa, of dc drie dc lloogjetf
hun comediestukje nog eens wilden opvoeren*
Fietje was niets in haar schik. Van h a a ij
werd niet de minste notitie genomen. Dal
Mientje Kroesen in hetzelfde geval verkeerde,-
kwam niet bij het kleine, zelfzuchtige ding op„j
Haar haan kraaide geen koning, niemand
lette zelfs op haar en daarom was ze boos,
erg boos en zat maar in zichzelf te mokken*'
Dat Fietje het verdere gedeelte van deiÊ
avond zoo stil en nukkig was, viel den anderen
weinig op. Ze hadden ook veel tc veel plezier,
om op „juffrouw Zuurpruim" zooais zei
haar wel eens noemden te letten.
Och, och, w;at had dat domme Fietje een
verdriet! En waarom eigenlijk? Er was tpcK
niets gebeurd cn achteraf gezet was zij vol*
strekt niet; dat zouden Opa en Oma ook nooit
doen. Hiervan gaf zij zich echter geen reken*
schap en toen op hat einde van den avond één
der neefjes tóch op haar lette en haar „juf*
frouw Zuurpruim noemde, barstte zij Iff
tranen los.
Oma nam haar toen even apart, lieve Oma,
die alles weer goed maakte en haar deed in*
zien, hoe verkeerd ze was geweest en hoe zö.
haar best moest doen wat meer op Mientje»
te gelijken. Van haar hield iedereen evenveel
en Fietje moest probeeren even onzelfzuchtig
te worden. 1
Dit nam Fietje zich ernstig voor en zoo eini
digde Oma's verjaardag dus ook voor haaf
gelukkig nog heel goed en prettig.
Het hoedje.
De kaars is verdrietig
en schreit traan op traan;
bedaard ziet het nachtlicht
het mannetje aan.
Het hoedje, dat men Hem
vereerde, och hé
dat is er de schuld van
zijn droefheid o wee!
'Als naam'lijk hem 't hoedje
op 't hoofd wordt gezet,
dan gaat zijn licht uit en
yoorbii is de pret.
Maar dan komt dc glorie
van 't 'nachtlicht eerst aan;
het brandt heel den nacht door,
tot 's morgens blijft 't staan,
In aanzien bij ieder,
hoewel zonder hoed
He grijp je 't verdriet van
den kaarsman nu goed?
Herman a