Eerste 61ad>
DE EEMLANDER'
Zaterdag 29 September 1917.
BUITENLAND.
16 Jaarring
:t(iredactlei
MAKlfc VAN VtKSfcNOAAI.
Mt. O. J. VAN SCHAAR DEN HL) HO.
1»
U I t 6 v e r s VALKHOFF tv Co.
abonn em entsprus
iittAndoD voor Aixtortloort
-rn t ranoo por poet
ft ftO.
on.
.1 week (m«trgrati* venokerin» U^eo oo*elukk»o) O. I
ai tonder Hike nummer» O.O».
Wekelljkftoh b^roegset mD* Bollandêdu Butavmu*' «onder
rednctie ran Tbérèae Horen) per 3 mnd. 50 et».
WekelbkMb bt) ree geel WfrMrttiu" per 3 mod 59 of®.
Bureau: Arnbemacbe Poortwal, hoek Utrecbtscbestr.
Intercomm. Telefoonnummer 66.
PRIJS DER ADVERT ENIIEN
V.o I— t
Elke regel meer 0.15*
Pi»n?ta&obi*<iing6Q l—C regels 0.50.
Groote letters naar plaatannmU.
Voor handel en bedrijf bestaan zeer voordeelige bepalingen
tol het herhaald adverteeren iu dit Blad, bij abonnement.
Eene circulaire, bersttonde do roórwaarden. wordt op
aanvraag toegezonden
Politiek Overzicht
De rede van Asquith.
Men is duchtig aan het praten over de
oorlogsdoeleinden. Nog wel niet vriend en
vijand met elkaar, maar elk hunner o n-
der elkaar. De officieele leiders houden
zich bedektelijk op den achtergrond, of wel,
ze roepen elkander ex officio bedek-
telijke voorstellen toe. Maar zeker niet
minder belangrijke personen treden in
officieel naar voren en beginnen open
hartiger te spreken en over concreter doel
einden dan ooit te voren het geval was
En de pers zorpt voor de noodige versprei
ding en commentaren. De rede, door den
voormaligen minister Asquith te Leeds
gehouden, heeft in dit kader wei zeer de
aandacht getrokken. De duidelijkheid zijner
bedoeling was verrassend; vermoedelijk dan
ken wij die duidelijkheid aan het feit, dat hij
niet de minister was, die sprak, maar de oud-
minister. Oud-ministers mogen en ple
gen uit den aard der zaak duidelijker te
spreken dan ministers in actieven dienst.
Hij zou in het vierde oorlogsjaar eens
klaar en duidelijk de oorlogsdoeleinden voor
het volk uiteenzetten. De Entente vecht voor
den vrede van de wereld, d. w. z. om de voor
waarden te scheppen, waardoor, niet slechts
Europa maar de reheele wereld, voor altijd
verlost zal wezen van het verschijnsel: oor
log; voor de schepping, niet langer van een
zuiver Europe'esche, maar sedert
Amerika mede ingegrepen heeft van een
wereldpolitiek, die de volkeren ver-
eenigt in een band, waarvan rechtvaardig
heid de grondslag zal zijn en vrijheid de
hoeksteen. Asquith verwerpt, om tot die
„schepping" te kunnen geraken, een vrede,
welke bestaan zou in een staken der huidige
vijandelijkheden, „gevolgd gelijk hij het
als echte business-man uitdrukt door ge
sjacher in gebied, waarna ten slotte het re
sultaat van wederzijdsch loven en bieden
neergelegd zou worden in vredesprotocollen
en vredesverdragen, om daar aan de genade
van onvoorziene ongelukkige omstandighe
den te blijven overgeleverd." En eveneens
verwerpt hij een vrede, die door een overwin
naar aap een overwonnene wordt opgelegd
en die in strijd zou zijn met de rechten en de
historische tradities en vrijheden der volke
ren, die erbij betrokken zijn. Asquith's vre
de is die, welke door de Entente aan
Duitschland zal worden opgelegd (men
denke aan de slotwoorden zijner rede:
de overwinning van de geallieerden is- de
eenige hoop voor de wereeld gelegen op een
vruchtbaren vrede"), maar op den grond
slag van k:sverwantschap en historische tra
dities en bovenal in overeenstemming met
de wenschen en aspiraties der inwoners van
een land. Met deze laatste tooverformule
hoopt Asquith groote opruiming te houden
van alle politieke quaesties, die voorheen
twistpunten waren tusschen de mogendhe
den.
„Op geen andere wijze aldus de oud
minister, die het politieke spel van nabij kent
ei heeft medegespeeld op "geen andere
wijze kan worden uit den weg geruimd wat
nog kort geleden was en thans is de verder
felijkste oorzaak van naijver en intriges en
de meest gewettigde aanleiding tot volkson
tevredenheid"; een volledige en zoo moge
lijk blijvende afwikkeling van wat men in
den handel zou plegen te noemen „du
bieuze posten."
Tot zoover de algemeene opzet van As
quith's vredes-ideaal: groote' schoonmaak en
de wereldpolitiek op gansch andere leest ge
schoeid. Echter niet in d i t deel zijner rede
lag de verrassende duidelijkheid. Ook de
Centrale mogendheden zullen geen bezwaar
hebben hunne medewerking te verleenen
aan de schepping van een internationaal
systeem, waarin een plaats zal zijn voor
groote naties en kleine en waarbij allen ver
zekerd kunnen zijn van een duurzamen
gTondslag en onafhankelijke ontwikkeling.
Wat in Asquith's rede nieuw is, dat is de
concrete voorstelling van den grondslag van
rasverwantschap, historische tradities en
zelfsbestemmingrecht der volkeren, dat is de
nieuwe kaart, die Asquith ons voorteekent
VQnde geheele wereld? Helaas neer.,
alleen van Europa. Want de redenaar te
Leeds laat ons in het duister staan, wat be
treft de toepassing van zijn grondslag-denk
beelden bijv. het recht der nationaliteiten
in Afrika en Azië. Zijn nieuw politiek stel
sel, voor zoover althans ontvouwd, omvat al
leen nog maar het oude Europa. En dan vin
den we als vredesvoorwaarden door dei\ heer
Asquith aangegeven;
teruggave aan België van zijn volkomen
onafhankelijkheid, zoowel politiek als eco
nomisch, zonder beperkingen ot voorbehoud
en met een schadeloosstelling zoo volkomen
als een zuiver materieele vergoeding voor
de verwoesting van het land en het lijden
van het volk maar zijn kan;
teruggave aan Frankrijk van Elzas-Lothi-
ringen, in 1871 tegen den wil van de bewo
ners roekeloos en gewelddadig door het ze
gevierende Duitschland afgenomen;
ontruiming der bezette gebieden in Frank
rijk en Rusland;
voldoening van de rechtvaardige, lang
uitgestelde eischen van Italië en Roemenië;
herstel van Servië, niet alleen in zijn
ouden vorm, maar met zelfs meer ruimte
voor de uitzetting van zijn nationale leven;
oplossing van de Poolsche en Grieksche
quaesties en het vraagstuk der Zuid-Slaven
benevens in Midden- en Oost-Europa op
ruiming van alle verdere territoriale rege
lingen, die zuiver kunstmatig van oorsprong
zijn en strijden met de wenschen en be
langen der meest rechtstreeks betrokken
volkeren.
Asquith's grootsche plan is dus een om
ploegen van den geheelen Europeeschen
bodem, om er elk zaadje van het, zelfs diep
in den grond sluimerende, oorlogsonkruid uit
te venvijderen. En op den gereinigden bo
dem zal dan de duurzame vredestoestand
worden gebouwd. Niet ineens, maar lang
zaam.
De beperking der toerustingen en het
aanvaarden van arbitrage als de normale
en natuurlijke oplossing van internationale
geschillen en het verbannen van oorlogen
uit eerzucht en aanvalszucht tusschen de
staten men herinnert zich deze woorden
uit het antwoord der Centrale mogendheden
op de Pauselijke nota zullen mijlpalen
zijn op dien weg.
„Wij zullen aldus Asquith in den
eersten tijd, misschien nog zeer langen tijd,
den militairen of economischen dwang tegen
den ontrouwe en weerspannige niet kunnen
ontberen. Maar wij mogen wel hopen, dat
zooals in alle beschaafde maatschappijen
het geval is geweest, zoo ook op internatio
naai gebied, het positieve recht met zijn
dwangbeperkingen geleidelijk zal worden
op den achtergrond gedrongen en het sou-
vereine gezag zal worden erkend te berus
ten in het gezonde verstand der mensch-
heid-"
Brengt Asquith's rede gesteld zij be
vatte niet alleen de voorwaarden welke En
geland, maar welke de geheele Entente aan
Duitschland en Oostenrijk wil stellen.
den vrede nader? Wij betwijfelen het. Wat
de heer Asquith vraagt is niet meer of min
der dan. wat de Entente zou kunnen eischen,
wanneer zij in alle opzichten overwinnares
ware. Wij noemen om nu België buiten
beschouwing te laten de desannexatie
van Elzas-Lotharingen en de totale verbrok
keling van Oostenrijk-Hongarije. Asquith's
eischen correspondeeren derhalve niet met
den bestaanden toestand. Want bij moge in
het laatste, militante gedeelte zijner rede
de eind-overwinning der Entente in het voor
uitzicht stellen, op dit oogenblik is
die overwinning nog geenszins bevochten.
Indien inderdaad de bedoeling bij Asquith
voorgezeten heeft om den vrede te dienen,
dan zal het resultaat aan die bedoeling niet
beantwoorden. Zijn rede zal dezelfde ave-
rechtsche uitwerking op Duitschland volk
en regeering hebben als indertijd de nota
van Wilson. Trachtte deze laatste een wig
te drijven tusschen het Duitsche volk en zijn
keizer met het gevolg dat sindsdien nooit
nauwer het saamhoorigheidsgevoel tussohen-
beiden a's feen essentieel bestanddeel van
het Duitsche volksbestaan gevoeld is gewor
den, zoo zal ook deze rede van Asquith, die
eischen stelt, waaraan alleen een overwon
nen Duitschland en Oostenrijk gehoorzamen
kunnen, in beide Centrale rijken sterker het
bewustzijn doen groeien, dat voor hen geen
andere mogelijkheid overblijft dan door
vechten tot aan hunne zijde een Duitsche
vrede kan worden voorgeschreven.
Het schijnt, dat men aan Engelschen kant
deze mogelijkheid inziet. Zoo acht de T
m e s het vanzelfsprekend', dat de door As
quith gememoreerde „gevaarlijke posten",
die afgewikkeld dienen te worden, ter vredes
conferentie moeten worden geregeld; maar
vraagt het blad is het wel verstandig
de teruggave te eischen als voorwaarde voor
onderhandelingen. En het blad vreest dan
ook, dat dit den tegenstand van Duitschland
in hooge mate zal stijven, de demokratische
beweging in Duitschland ral verzwakken en
waarschijnlijk zal leiden tot aanmerkelijke
\e 'er.ging van den oorlog en tot vermeerde
ring van de verliezen en de ellende, die alle
oorlogvoerende staten en niet het minst
Frankrijk daardoor zullen lijden. As-|de staatslieden van alle vijandelijke staten
quith's taktiek lijkt ons niet gelukkig, voor zich opeischten en nog tot den jong-
Het blijft aan beide zijden dezelfde zang:'sten tijd opeischen en moeten eischen, om
de Centrale mogendheden eischen e e r s 11 het standpunt van de rijksleiding duidelijk
een bijeenkomst der oorlogvoerende partijen vast te stellenwaarvan wij ons
en daarna openlegging der kaarten, de
Entente eischt eerst de buit en dan bij
eenkomen. De laatste geloovend in de mo
gelijkheid eener overwinning, de eersten ge
loovend in de onmogelijkheid van overwon
nen te worden.
Het bloedvergieten is voorioopig nog niet
ten einde.
Da oorlog,
Berlijn, 2 8 Sept. (W. B.) De rijks
kanselier besprak den bevredigenden toe
stand van onze betrekkingen met de neu
tralen, die ook niet konden worden verstoord
door de ongehoorde krachtsinspanning van
de vijandelijke perscampagne. Hij wees er
verder op, dat Duitschland het lijden, waar
onder de neutralen door den economischen
oorlog der Entente gebukt gaan, leyendlg
betreurt en steeds bereid is deel te nemen
aan de voorziening der neutralen.
De economische en financieeïe moeilijk
heden van Frankrijk nemen snel toe, maar
nog scherper doet zich de economische
nood, met de daarmede gepaard gaande
binnenlandsche politieke verschijnselen, in
Italië gelden.
In Engeland heeft de duikbootoorlog een
stelljge en onverbiddelijke uitwerking.
Slechts de bedriegelijke hoop op tweespalt
bij ons bewerkt, dat de Engelsche staatslie
den ook thans nog bij hun oorlogsdoel blij-
ven-volharden, of althans zoodanige oorlogs
doeleinden verkondigen, die met de poli
tieke en economische levensbehoeften van
Duitschland volmaakt onvereenigbaar zijn.
In de Vereenigde Staten tracht de regee-
ring door alle ^middelen, ook door een on
gehoord terrorisme de tot dusverre In de
breedste kringen ontbrekende oorlogszucht
aan te wakkeren. Wij zien de aangekondigde
militaire krachtsinspanning der Vereenigde
Staten kalm en vol vertrouwen tegemoet.
In Rusland heerscht-een zware economi
sche crisis, meer in 't bijzonder is men daar
geenszins opgewassen tegen de verkeers
moeilijkheden. De kwestie eener toekomsti
ge demobilisatie drukt als een last op de
nieuwe regeering.
De leidende mannen zijn voor de eene
helft afhankelijk van den Raad van Arbei
ders en Soldaten en voor de andere helft
van hun Engelsch-Amerikaansche geldschie
ters. Zij schijnen zoo goed als geen bewe
gingsmogelijkheid naar buiten meer te be
zitten. Op het oogenblik is er in Rusland
nog niemand, die zich kan doen gelden te
gen den chaos en de Entente-invloeden, om
het algemeene verlangen naar vrede te ver
wezenlijken.
De Rijkskanselier kwam vervolgens op
Antwoord aan den Paus en op
de quaestie der oorlogsdoel
einden. De Duitsche nota is, zeide hij,
voor zoover zich nog overzien laat, bij onze
vrienden en bondgenooten gunstig, bij de
meerderheid van onze tegenstanders met
klaarblijkelijke verlegenheid ontvangen. De
kritiek, welke ook van bevriende en wel
willende zijde uitgebracht is, richt zich in
de eerste plaats daartegen, dat positieve
verklaringen over bijzondere quaesties in
de nota niet gedaan werden. Het is moeilijk
te begrijpen, hoe een kenner van den in
ternationalen toestand en van de interna
tionale gebruiken ooit er aan heeft kunnen
gelooven, dat wij in staat zouden zijn,
een eenzijdig door ons gegeven openlijke
verklaring de oplossing van zulke gewich
tige vraagstukken, die In onvq*brekelijken
samenhang met het geheele bij eventueele
vredesonderhandelingen te bespreken vra-
gencomplex staan, door een van één kant
komende verklaring, ten onzen gunste vast
te leggen. Elke dergelijke openlijke verkla
ring zou in het huidige stadium slechts ver
warrend werken en de Duitsche belangen
benadeelen. Indien wij op bijzonderheden
waren ingegaan, dan zou dit is thans
reeds uit de houding der vijandelijke pers
met zekerheid vast te stellen in het kamp
der tegenstanders de leus geweest zijn: „de
Duitsche concessies zijn als teekenen van
toenemende zwakte bij Duitschland uit te
leggen en derhalve, naar vanzelf spreekt,
als waardeloos te boeken". Wij zouden den
vrede geen stap nader gekomen zijn. Inte
gendeel, de overtuiging van den kant van
den tegenstander, dat slechts onze ongun
stige toestand ons genoopt kon hebben een
voor eiken diplomatieken technicus zoo
volkomen onverklaarbare houding aan te
nemen, zou. beslist oorlogverlengend ge
werkt hebben. Wij maken voor de rijkslei
ding aanspraak op, het recht, dat de leiden-
niet zullen laten verdringenn.l.
dat ik op het oogenblik moet weigeren onze
oorlogsdoelen nauwkeurig te omschrijven
en onze onderhandelaars te binden.
Indien de leden van het Hooge Huis en
de pers zich met ons op dit standpunt stel
len, zou de toestand oneindig veel gemak
kelijker gemaakt en de weg tot vrede zou
tot zegen van het vaderland van vermijd
bare hindernissen bevrijd worden.
Ten slotte heeft de kanselier zich gewend
tegen Wi 1 son's antwoord op de Pau
selijke Nota. De poging van Wilson, tus
schen volk en regeering van Duitschland
tweedracht te zaaien, heeft niet den min
sten kans. De nota heeft het tegendeel be
reikt, van wat zij beoorrde. Zij heeft ons
vaster aoneengesmec den vasten wil,
elke vreemde inmenging beslist en krach
tig af te wijzen. De door de nota opgewek
te protesten, in het bijzonder dat van den
Rijksdag-president, hebben dit bevestigd.
Evenmin afs Wilson's nota zal eenige an
dere vijandelijke poging, om in het Duit
sche volk den geest van 4 Augus
tus te dooden, slagen. Deze geest zal door
leven en overwinnen, zoolong ons de ring
van vijanden tot de verdediging van ons be
staan en onze toekomst dwingt.
Na den kanselier nam staatssecretaris
Von Kirhlmann het woord:
Het zij mij vergund, in aansluiting bij de
Kanseliersrede nog eenige punfen van den
Europeeschen toestand te belichten. Vooral
wil ik met eenige woorden ingaan op het
heden in de ochtendbladen verschenen be
richt, dat er een Duitsche nota over België
bestaat. Dat is een van de meest brutale
verzinsels, die mij ooit in mijn politieke
praktijk overkomen zijn. Het is waarschijnlijk
van Franschen oorsprong. Van de heele
zaak is geen woord waar.
De telegraaf heeft ons hedenmorgen Reu-
ter-uittreksels uit een rede van Asquith,
den leider der oppositie in het Lagerhuis,
gebracht. Een landgenoot van Asquith, een
gedistingeerd, politiek schrijver, heeft eens
den huidigen toestand der Europeesche di
plomatie ge teekend, dat zij daarin bestond,
dat de leidende staatslieden van de ver
schillende naties op de openbare spreekge
stoelten elkaar toeschreeuwen. Wanneer d©
Reuter-uittreksels een getrouw beeld geven
van wat Asquith zeide, dan geloof ik in ieder
geval te kunnen zeggen, dat hij ons op den
weg, die voor Europa noodig is, geen stap
verder heeft gebracht. Ik wil eohter niet in
de slechte gewoonte vervallen, om op grond
van bij ervaring slecht gebleken telegrafi
sche uittreksels op den inhoud van de rede
verder in te gaan.
Ik kom nu te spreken over de nota van Z.
H. den Paus. Hoe ook de onmiddellijke uit
komst van den pauselijken vredesstap moge
zijn, dit eene aarzel ik niet nu reeds te zeg
gen, dat dit moedige initiatief van den Paus,
dat steunt op de eenvoudigste tradities van
een meer dan duizendjarig priesterschap,
een grenspaal in de geschiedenis van dezen
monsterachtigen volkerenstrijd beteekent,
dat het als een onverwelkbaar lauwerblad in
de annalen van de pauselijke diplomatie zal
verschijnen. Het was een daad, dit woord van
vrede, dat de Paus midden in het rumoer
van een strijd wierp, die Europa in een in
bloed gedrenkte puinhoop dreigde te veran
deren.
Juist het Duitsche volk en de Duitsche
regeering, aan wie het steeds gemakkelijk
viel, door het bewustzijn hunner kracht en
innerlijke onaantastbaarheid, hun bereidwil
ligheid tot een eervollen vrede te kennen
te geven, hebben alle reden het initiatief van
het pauselijke hof dankbaar te begroeten,
döar dit toch het hun mogelijk maakt de na
tionale Duitsche politiek opnieuw op duide
lijke, ondubbelzinnige wijze aan te geven.
Ik zeg met opzet „nationale politiek",
want ik hoop en geloof, dat de nota van ant-
.woord van de Duitsche regeering, zoowel wat
inhoud als ontstaan aangaat, (voorzooverre
dit overigens van eenig politiek document
kan gezegd worden) den wil van de over
wegende meerderheid der Duitschers be
lichaamt.
Niet alleen in internationalen zin is het
antwoord op de nota van den paus een be
langrijk document, ook voor onze zuiver
Duitsche ontwikkeling heeft zij de beteeke-
nis van een mijlpaal.
Zij immers vormt het eerste resultaat van
de samenwerking tusschen alle factoren der
regeerlng en de vertegenwoordigers van het
Duitsche parlement, welke hier voor de
eerste maai werd ondernomen. Als mijn ge
heugen me niet bedriegt, is een samenwer
king in zulk een intimiteit zelf- in zuiver
parlementaire landen nooit geprobeerd.
Juist deze samenwerking, haar verloop
en hare uitkomsten kunnen, en dit mag ik
hier wel uitspreken, een staatsman wien de
Duitsche politiek na aan het hart ligt, zon
der twijfel hoopvol stemmen. Een buiten-
landsche politiek, die in haar breede, wer
kelijke grondslagen niet gedragen wordt
door den bijval van het volk, door den bij
val van de door het volk gekozen vertegen
woordigers, die niet in het parlement ge
steunde wordt door een werkzaam ingrijpen
op het juiste oogenblik, door staatsmans
wijsheid en onbelemmerden arbeid, van hen
die met de uitvoerende macht belast zijn,
zulk een politiek kon den zwaren strijd met
het buitenland niet doorzetten.
In het buitenland wordt vaak met de le
gende gewerkt, als zou er in Duitschland
een politiek der regeering en een politiek
van het volk bestaan.
Dit is heden stellig een legende, niets
kan deze legende vollediger te niet doen,
dan wanneer zij volkomen aansluit bij de
in ons antwoord aan Zijne Heiligheid ver
vatte politiek.
Ook de dwaze beweringen, als zouden in
den schoot zelf der regeering ver uiteenloo-
pende opvattingen bestaan, als zouden zich'
divergenties vertoonen onder de leidend©
mannen zelf of tusschen de regeering van
het rijk en de geniale legerleiding, welke
wij het naast God's hulp verschuldigd zijn,
dat Duitschland er voorstaat zoools het er
heden voorstaat. Al deze pogingen moeten
aan hun verdiende belachelijkheid worden
prijsgegeven.
Alle genoemde lichamen werken dagelijks^
ja ieder uur samen in volledige harmonie
en zoo nauw mogelijk verbonden. Een op
lossing van werkelijk Vitale vragen, waar
bij de overeenstemming zou gemist worden,
Is niet denkbaar. De aarzel niet te verkla-
ren, dat ik van den harmonischen arbeid,
zooals die plaats vond bij de nauwe samen
werking voor het antwoord op de nota tus
schen parlement en regeering, het best©
voor de toekomst verwacht en een hoopvol
iën indruk heb ontvangen.
Ik kan door de vertrouwelijkheid, die wï]
om zwaarwegende redenen voor de beraad
slagingen in het hoofdcomité vaststelden,
niet In bijzonderheden treden, maar ik acht
het toch van belang vast te stellen, en hier
in ligt geen onbescheidenheid, want die ver
klaring werd eenige dagen geleden reeds
in de dagbladpers bekend gemaakt, te ver
kondigen, dat de grondslagen van de Duit
sche nota van antwoord allen partijen aan
nemelijk toeschenen. Dc kan dan ook, naaf
ik geloof, met het volste recht zeggen, dot
alle pogingen van den tegenstander in de
grondvesten van onze huidige binnenland
sche politiek, tusschen de Duitsche regee
ring en het Duitsche volk een wig te drijven,1
als stond het Duitsche volk In de buiten-
landsche politiek niet aaneengesloten ach
ter keizer en kanselier, als fictie en verzinsel
af te wijzen.
Juist uit het bewustzijn van haar vol
maakte eensgezindheid met het Duitsche
parlement en het Duitsche volk put de Duit
sche politiek de kracht om rustig en mei
waardige doelbewustheid den weg te gaan,
die voor de groote ontwikkeling van Duitsch!»
land noodzakelijk begaan moet worden.
Ik zou er bedenking tegen hebben op
bijzonderheden van de nota te zeer in te;
gaan. Ze staat daar als een degelijk g©-(
voegd bouwwerk en iedere poging een ge».,
deelte er uit te nemen of een gedeelte nadef
toe te lichten, zou de#werking slechts ver-}
zwakken. Ik wil echter in het kort p&gen,
aan te geven uit welken geest de nota ge*J
boren werd, welke de voorwaarden vooï
hare uitwerking zijn.
In het vierde jaar van den geweldigen j
oorlog wierp Zijne Heiligheid de Paus metj
nog grooter ernst en nog grooter nadruk,
als voorheen het woord „vrede op aarde
onder de volken van Europa. Het woord!
klinkt ons nu als een sprookje uit lang ver
vlogen tijden in de ooren en toch is het
geen sprookje, maar ook heden, nog meer
als een geographisch begrip, de som vart
een eeuwen geleden geboren en sindsdien
steeds gegroeiden toestand.
Het kleine aan het Aziatische continent
aangeleunde Schiereiland had tot dusverre
de heerschappij der wereld vast in handen,
zoowel wat de machtspolitiek als de han
delspolitiek betreft. Het oude Europa herin
neren wij ons nog duidelijk en ik zeg niet te
veel wanneer ik beweer dat voor geen der
Staten in dit oude Europa, zooals het in da
jongste 40 jaar bestond, de toestand zoo on-
verdragelijk was, dat het op gevaar van zelf
vernietiging af moest werken aan zijn ophef-