DE EEMLANDE R'\
Maandag 8 October 1917.
BUITENLAND.
N*. 66.
16'* Jaarpang
FEUILLETON.
't 'Winkeltje.
Hoofdredactlei
MARIE VAN VERSENOAAL.
Mr D I VAN SCHAARDENBURG.
11
Ult(t«ers VALKHOff t> Co.
A BON NEME NI8PKUS:
Per 8 maanden voor Ameroloort 1 1 Se
ldom frarioo per poel 8.00.
Per week (met gratie verzekering tegen ongelukken) O I i.
Afzonderlijke nummers 0O5.
Wekeltjkieb bijvoegsel „D» Bolland*cJi4 üuttrrouw" «onder
redactie v»d Thérèe# Horen]" per 8 mnd. 50 efe.
Wek^lpkseb bjjv®®*8*' WirtldrtvUe" per 8 mod. 59 cl».
Bureau: Arnhemache Poortwal, hoek U Ir ecb tschesIr.
Intercomm. Telefoonnummer 66.
P R IJS DER ADVERTENTIEN
Van 1—6 rapalaf U.NO.
Eik--«gel cm-ort, 0.15.
DienstAAnbiedingen 1—6 regels O.öO.
Groote letters naar plaatsruimte.
Vooi handel en bedrijf bestaan zeer voordooligo bopalitigon
te» het berhaAld idverteeren in dit Blad, bij •bonaeuient.
Eene circulaire, bevattende de voorw&Ard<*u. wordt op
aanvraag toegezonden
fiaüetrachtinp ovur lie Raads
vergadering.
Wij moesten Vrijdagavond denken aan de
raadsvergaderingen van vorige jaren, 't
Gaat er nu zoo gemoedelijk toe, de toon is
welwillend en de verhouding aangenaam.
't_Was zoo heel anders, in die tijden, waar
lijk nog niet- zoo lang geleden, toen de harts
tochten vlamden en de stemming geprikkeld
was, toen -het hatelijkheden regende en de
incidenten niet van de lucht* waren, toen
scherpe opmerkingen bijtend wederwoord
vonden en de hamer van den voorzitter luide
medesprak.
Dat waren voor zoover onze herinne
ring reikt de dagen van Rijkens in zijn
eerste periode, toen hij nog achter de groe
ne tafel moest, 't Waren cie dagen van Van
Achterbergh in z'n volle kracht en van Hof
land, die den draad nog van z'n socialistische
schaatsen moest rijden, 't Waren de dagen
van 't pijnlijke geval-Kroes, dfè maandenlang
't zwarte schaap wasde dagen toen Lein-
weber ternauwernood een antwoord waardig
gekeurd werd en dr. Jorissen nog.... dr. Jo-
rissen was, 't politieke kemphaantje in plaats
van den voortvarenden wethouder.
Thans lijkt het wel of de vrede, uit gansch
het moordend Europa verdreven, in onze
raadszaal 'n v.ijkplaats heeft gezocht.
Hofland is filosoof geworden, de wijsheid
van den Doodenw eg is hem toegewaaidhij
schudt nog wel eens z'n krullenrijkdom maar
hij is niet meer de daverende Uncle Sam van
- weleer.
Van Nijnatten is nu de oppositie-man,
dochmet fluweelen pootjes, hij is rustig,
welwillend, hoffelijk, hoogstens 'n tikje sar
castisch. Nooit zal hij, als een zeker heet-
bloedig raadslid, na afloop der vergadering
'n wethouder den hoed van 't hoofd slaan.
Daar is onder de jongeren ook Nieuwen-
dijk, die zich wel eens roeren wil. Hij blijft
altijd kalm, windt zich nooit op maar is hard
nekkig en kan de dingen zoo droog-fijntjes
zeggen.
Mr. Stadig laat ook zoo nu en dan hooren
dai hij er is, maar hij staat meestal aan den
anderen kant van vooruitgang en democratie
Hi: is geen geducht tegenstander; hij is 'n
rem, maar 'n rem die, gelukkig, niet werkt.
Nog n' ander nieuw raadslid is er, die
waarschijnlijk niet mak geweest zou zijn, had
men hem niet tijdig onschadelijk gemaakt
door hem terstond achter de groene tafel te
zetten, mr. Verhoef. Nu ziet hij de fouten
van de raadsleden inplaats van die van B.
en W.
Handig heeft hij z'n tafelgenooten Vrij
dagavond voor 'n echec gespaard. De heer
Van Nijnatten had een tweeledig voorstel
gedaan hij wildq de nieuwe salarisregeling
voor de leeraren van het gymnasium niet
tot 1 Sept. maar tot 1 Jon. doen terugwerken,
èn over dat tijdvak aan de leeraren van~de
H. B. S. 'n toeslag geven ten bedrage van
het verschil tusschen hun salaris volgens de
rijksregeling en dat volgens de nieuwe bo
vengenoemde regeling. Van 1 Januari tot
1 September, datum, waarop de H. B. S. aan
het rijk overging, waren de leeraren van
beide scholen in gemeentelijken dienst; de
billijkheid eischt, dat zij gedurende dien tijd
gelijkelijk behandeld werden. Thans hebben
de leeraren der H. B. S. reeds bij voorbaat
van 1 Jan. af ondervonden dat zij de dupe
worden van de overname, welke voor hen
salarisvermindering beduidt.
Over het eerste punt van dit voorstel is
men doodkalm heengegleden*; het tweede
zou, misschien, aangenomen zijn, als niet
de wethouder en de voorzitter er 'n- conse
quentie aan verbonden hadden, welke er o.i.
volstrekt niet aan vastzat. Zij zeiden n.l., dat
de raad, door een toekennen van 'n toeslag
boven het salaris volgens de rijksregeling,
blijk zou geven dat salaris te laag te achten
en dus verplicht zou zijn ook in de toekomst
dien toeslag te blijven geven.
Maar waarom zou dat noodig zijn De be
doelde leeraren zijn sinds 1 September niet
meer in gemeentelijken dienst en het is toch
geen gewoonte 'n bezoldiging te geven aan
iemand die in andermans dienst is, ook al is
zijn salaris daar te laag. Het is al hard ge
noeg, dat die leeraren zoo maar, zonder het
te willen, in andermans dienst gekomen zijn;
maar nog harder is het om hen nu al acht
maanden te voren aan dien dienst te.... wen
nen.
Minder gelukkig waren B. en W. tegen
over den heer Nieuwendijk, die z'n strijd te
gen de Distributiebode nog niet opgaf. Reeds
in Aug. stelde hij vragen omtrent de uitgave
van dat orgaanvier weken hebben B. en W.
geprakkizeerd wat zij daarop zouden zeggen
en ten slotte gaven ze een antwoord dat geen
antwoord was. Zij motiveerden wèl de uit
gaven zelve, ter wille van hen, die geen der
plaatselijke bladen lazen (doch niettemin
drommels goed wisten wat zij op hun bon
boekje krijgen konden) doch niet het op
nemen van advertenties. En daar ging het
juist om.
De opbrengst van die advertenties werd
onttrokken aan de inkomsten der plaatse
lijke pers. 'n Goede plaatselijke pers is 'n
gemeentebelang maar is niet bestaanbaar
zonder <*oede financieele basis. Dat weet en
ziet iedereen, 'n Gemeente, die aan die fi
nancieele basis knaagt, schaadt dus 'n ge
meentebelang.
Het eenige argument ter verdediging was,
dat de advertentiën de drukkosten moesten
dekken. Te drommel, dat ontbrak er nog
maar aan. De gemeente gaat den uitgevers
van de plaatselijke bladen concurrentie aan
doen en wil de kosten daarvan halen uit de
zakken dier uitgevers. Dubbel werden deze
dus getroffen. Zij waren de eenigen die zon
der betaling de gemeente in deze crisis
tijden groote diensten bewezen en hadden
dus zeker betere beloonin^ verdiend dan ge
meentelijke concurrentie.
Zoo dacht ook de raad er over en voortaan
zullen de advertenties van particulieren uit
de Distributiebode verdwijnen.
Bij het voorstel tot aankoop van grond
voor het nieuwe sportterrein voor de nieuwe
H. B. S., oefende mr. Stadig critiek op de
excentrieke keuze van de plaats. Het gaat
hier niet om de plaats van de nieuwe H. B.
S., doch om het sportterrein, merkte de
voorzitter op. Alles goed en wel, maar als
het sportterrein er eenmaal is, zal de school
er ook wel komen. Toen wij eenige maan
den geleden bekend mankten dat het gym
nasium in deze zelfde buurt tegenover
Lisiduna zou komen, uitte men van vele
kanten, ook in ingezonden stukken ofkeu-
ring over deze keuze. En nu zal het wel net
zoo gaan. De bewoners van de Kampstraat
en het Bisschopskwartier, die schoolgaande
kinderen of kostjorigens hebben, worden ge
dupeerd.
Bij de rondvraag kon het onderwerp van
al'e gesprekken, de distributie, natuurlijk niet
achterwege blijven. Het ging vooral over
turf ^n weth. Vels-Heyn deelde daaromtrent
mec'e, wat wij reeds in ons onderhoud m«»t
hein vernamen en publiceerden. Hij weer
legde de looze geruchten over de duizenden
turven, welke de gemeente niet zou hebben
willen koopen, door het eenvoudige argu
ment dat zij deze turven in den vrijen hun-
deel niet mocht koopen en n's zij het
deed, ?e waarschijnlijk toch niet rijgen kon.
Overigens protesteerde hij nogmaals tegen
de vooi stelling olsof in andere gemeenten
de brandstoffendistributie gunstiger zou wer
ken rnen zit oveïal even krap. Amersfoort
is in zoover zelfs gelukkiger dan menig an
dere gemeente, daar de gasproductie hier
njg voor 2 maanden verzekerd is. Dit is
vooral te danken aan de verbeteringen on
langs aan de gasfabriek aangebracht. (Daar
gaat ge o Eembode, die, kort geleden nog,
over deze nuttelooze verspilling weeklaagde).
Weth Eysink vertelde nog dat er op 'n
voorraad van 400 M* hout te rekenen viel.
Dat is zoo heel veer niet. Niet eens liïn M1
per gezin. Maar, er zal in den loop der we
ken v/el wat bijkomen f
Politiek Overzicht
Nieuwe vredesgedachten.
I.
Als rechtgeaard lid van een kabinet, dat
den oorlog tot het einde op zijne vaan heeft
geschreven, heeft de Engelsche minister
Winston Churchill in de vorige week eene
rede gehouden, waarvan het onderwerp was
het bij de Engelsche bewindslieden zoo ge
liefde thema: de vernietiging van het Prui
sische militarisme.-Dat is voor hem de bron
van alle kwaad, de oorzaak van dezen oor
log en tevens het struikelblok, dat aan het
tot stand komen van den vrede in den weg
staat. Vrede te sluiten voordat het Pruisi
sche militarisme niet slechts overwonnen.
maar verpletterd en vernietigd is, zou vol
gens Churchill een -fout zijn en hij herin
nerde daarbij aan het gezegde, dat een
fout erger noemt dan eene misdaad.
Het moet den Britschen staatsman vreemd
te mcede zijn geweest, toen hij, thuis ko
mende van den maaltijd waaraan hij deze
rede had gehouden, in de courant de rede
las, die zijn ambtgenoot in Oostenrijk-Hon-
gürije, de minister van buitenlandsche za
ken graaf Cz rnin, in Budapest heeft gehou
den. Die rede is in alles de tegenhanger van
de zijne. Churchill zegt, dat het thans geen
tijd is om over vrede te praten en hij her
haalt wat aan de zijde der Entente reeds
zoo dikwijls is betoogd: dat alle energie ge
wijd moet zijn aan een vastberaden voort
zetting van den oorlog met het doel den te
genstander ten onder te brengen. Czemin
daarentegen herhaalt de door Oostenrijk-
Hongarije reeds meermalen afgelegde be
reidverklaring om in vredesonderhan
delingen te treden, zoodra zijne vijanden het
standpunt van een vrede door vergelijk en
verzoening aan te nemen, en hij doet nieu
we denkbeelden aan de hand om den vrede,
waarnaar hij streeft, te maken tot een wer
kelijk afdoenden en duurzamen vrede.
Het middel, waardoor hij dit wil bereiken,
is groot en veel omvattend; het is eene
ware wereldrevolutie, die hij op' het oog
heeft. Hij wil de wereldorde op een geheel
nieuwe basis oplfouwen, om te ontgaan, dat
de wereld na den oorlog weer daar zal be
ginnen waar zij in 1914 is blijven steken.
De grootste' ramp, die de wereld zou kun
nen overkomen, zou zijn wanneer na het
sluiten van den vrede de wedstrijd in de
oorlogstoerustingen weer van voren af aan
zou beginnen. Dat zou met den economische
ondergang van alle staten gelijk staan.
Reeds vóór dezen oorlog waren de militaire
lasten drukkend. Na den oorlog zouden zij
bij vrije concurrentie in de bewapeningen
voor alle staten eenvoudig ondragelijk wor
den. Zij zouden'tot het tienvoudige bedrag
van vroeger opgevoerd worden. De jaarlijk-
sche budgetten van leger en vloot van alle
groote mogendheden te zamen zouden ver
scheidene milliarden moeten bedragen. Een
dergelijke last is onmogelijk te dragen; bij
alle lasten, die alle oorlogvoerende staten na
het sluiten van den vrede hebben te dragen,
zouden dergelijke uitgaven den ondergang
van de volken beteekenen.
Om hieraan te ontkomen, ziet graaf Czer-
nin slechts één middel. Met den ouden stel
regel: „Si vis pacem para bellum" (wanneer
gij den vrede wilt, bereid u voor tot den
oorlog), moet geheel en voor goed gebroken
worden. De oorlog moet als middel van de
politiek verdwijnen en in zijne plaats moet
het scheidsgerecht het algemeen erkende or
gaan worden tot Beslechting van politieke
geschillen. Maar daarmee moet gepaard
gaan eene algemeene, gelijkmatige en ach
tereenvolgens voortgaande ontwapening. De
gewapende macht moet tot het onvermijde
lijk noodige ingekrompen worden.
De nieuwe wereldrechtsbasis, zooais graaf
Czernin zich haar denkt, zal de zekerheid
moeten bieden; dat er geen i evcmche-oorlog
meer zal zijn, van welke zijde ook. Dan zul
len de internationale ontwapening en de al
gemeene erkenning van het scheidsgerecht
in staat zijn nieuwe ooi logen te verhoeden,
zoodat het nageslacht verschoond zal blijven
van de vreeselijke ramp, die thans moet won-
den doorgestaan. Dc ontwapening zal moe
ten worden doorgevoerd te land en ter zee.
De-landlegers moeten worden ingekrompen
tot de sterkte, die gevorderd wordt voor liet
bewaren van rust en orde in het eigen land.
Dc groote vloten hebben geen reden van
bestaan meer, als de staten der wereld geza
menlijk de vrijheid der zee waarborgen. Ein
delijk moet, tot waarborging van de vrije,
vreedzame ontwikkeling der wereld, het be
ginsel worden aangenomen, dat op econo
misch gebied allen vrijheid van beweging
genieten. Een economic !ie oorlog in de toe-
krmst moet onvoorwaardelijk uitgeschakeld
zijn.
Graaf Czernin ontveinst zich niet, dat het
duo. hem gestelde doel moeielijk zal zijn te
bereiken. De weg, die tot dit doel leidt, is vol
bezwaren, lang en met doornen bezet. Maar
hij is overtuigd, dot deze weg moet en zal
worden gegaan. Tot een Hongoarschen staat-
mnn heeft hij, volgens de in Budapest ver
schijnende Az Est gezegd, dat men zich niel
er over moet verbozen, dat het denkbeeld
der algemeene ontwapening door een lid van
de regeering wordt opgevat. „Men moet be
denken zoo liet hij zich uit dat de
mannen, die in verantwoordelijke stelling
ziin, niet mogen terugdeinzen voor de uit
voering van ideeën, die reeds geheel rijp
geworden zijn. Zulke ideeën moeten steeds
van boven tot verwezenlijking gebracht wor
den. Wan! wanneer het goede oogenblik ver
zuimd wordt en men zich er tegen verzet,
dan kan dat met noodlottige gevolgen ge
paard gaan en zullen de ideeën vroeger of
later van onderen af in werkelijkheid omge
zet worden."
Ook heeft graaf Czernin onder do aan
dacht gebracht, dat Duitschland in zijn ant
woord aan-den Paus zeer nadrukkeli jk zich'
voor het denkbeeld der algemeene ontwa
pening heeft uitgesproken en dat ook de te
genstanders de door hem verkondigde be
ginselen althans ten deele zich hebben eigen
gemaakt.-Zoo is Lloyd George althans Juerin
't met hem eens, dat er na dezen oorlog geen
revanche-oorlog meer mag zijn. Men kan dit
nog-uitbreiden en zeggen, dat zelfs Winston
Churchill tot zekere hoogte met den Oosten-
rijkschen staatsman in één schuitje vaart.
Wanneer de denkbeelden van graaf Czernin
ingang vinden, dan zal het Pruisische milita
risme uitgeleefd hebben, want dat zal niet
bestaanbaar zijn met een leger, terugge
bracht lot zoo bescheiden afmetingen, dat
het nog slechts als rustbewaarder in het
eigen land dienst kan doen. Zoo ziet men
ook hier weer de oude waarheid bevestigd:
Les extrêmes se touchent.
Voor het feit dat wij ons aan lof niets
laten gelegen liggen, hopen wij bizonderen
lof te óóg? en.
Kom.ui
door
I h r s e Hoven
Ze proesten I uil en., de weduwe van Poe
teren vindt, dat ze erg luidruchtig zijn.
Micl liecfl C£n kleur als een pioenroos als
ze binnenkomt, en is nog niel uitgelachen.
Gijs is onhandig, moeder ongenaakbaar,
Cato en Fine akelig stijf.
Micl vindt 't alles even nbar, lot zelfs de
stoeien van zwart trijp toö. Je zit er op, alsof
je er af zal vallen, 't Pakt niets prettig, zooals
de oude stoelen thuis bij de tantes. Goeierds
toch, heel wat gezelliger en leuker dan Ma
Gijs
•!o hebt geen examens gedaan, is 't wel?"
Sn hi-meert Cato.
„Enkel voor kweekding, maar 't duurde nog
zou lang, vóór ik klaar kon zijn en ik wilde
mijn tantes niet zoo lang tot last zijn.''
„Dat was heel braaf van je," stemt Ma Gijs
toe
„Braaf... hè. daar zeg ik "t niet om. 't Was
toch heel natuurlijk. Ik heb alles aan ze te
flanken en ze houden zooveel yan me* ft zijn
•oo goe<Lyoor me,'<
„Ze hebben je zeker erg bedorven," klinkt 't,
afkeurend.
„Hèelemaal niet, of misschien toch wel een
beetje... Ik was zoo'n soort speelgoedje voor
ze. U moet denken, zij zijn geen van beiden ge
trouwd, dus was ik eigenlijk haar kind,..
„Net als jelui later onze peuzels zult beder
ven," waagt Gijs op te merken, aan 't adres
zijner zusters.
Moeder fronst dc wenkbrauwen en zegt:
„Zoover zijn we nog niet.''
En Cato cn Fine weten niets origineelers te
bedenken dan unisono: „verbeeld je" uit
te roepen.
Micl is verlegen en wenscht haar babies,
zoo ze ooit komen, een fleuriger lot toe dan
door zulke bordpapieren tantetjes, als Cato en
Fine, te worden bedorven.
...Te vader was zeker-een broer Van je tan
tes?" vraagt de weduwe.
Miel heeft 't op de tong om te zeggen dat
hij moeielijk oen zuster kon zijn, maar ze volet
toch wel, dat dit nu niet een onderwerp is
om mee te spotten.
Er is nooit veel, of eigenlijk in 't geheel
nooit, over haar vader gesproken.
Ze heeft er niet zoo over gedacht, maar nu
valt het haar in eens op en 't is dan ook met
een onbehagelijk gevoel van verlegenheid, dat
ze stamelt: „Ik weet 't niet. Ik geloof eigenlijk
dat mijn moeder haar zuster was."
„Is ze dan met haar neef getrouwd?"
„Dat weel ik heusch niet," bekent Miel.
„Heb jij dat dan nooit eens gevraagd?" in
formeert Ma Gijs aan haar zoon.
„Ik? Wel nee. Miel heeft me, in het Hegin
verteld, dat ze een wees was.... toen heb ik mij
verder niet in haar geslachtsboom verdiept."
Mevrouw de weduwe van Poeteren trekt een
fegogst bedenkelijk gezicht.
Zij zelve is dc correctheid in persoon, be
taalt geregeld haar belasting en leest bijna al
tijd: ..De Kerkbode," niet omdat er zooveel
stichtelijks of interessants in staat, maar om
dat ze het een degelijk blad vindt om in de
huiskamer te slingeren, zooals het heet.
Zij is behoorlijk getrouwd en uit burger-
echt geboren en haar ouders en grootouders
van weerskanten even zoo en... als er zoo iets
mocht zijn, dan zou ze er zich toch met hand
en tand tegen verzetten.
De meisjes, en ook Gijs, merken dat er iets
is, wat moeder niet aanstaat. Ze kennen dat
samentrekken der lippen, dat fronsen der
wenkbrauwen en dien harden blik uit moe-
der's strenge oogen. Gijs, de eenige van '1 vier
tal, die wel eens durft spotten, noemt het haar
oorlogs-uitrusling.
„Moeder zet haar gezicht in dc oorlogs-
plooi," denkt hij nu ook, maar hij zegt het
niel.
Toch vindt hij hel maar beter om Miel niet
bloot te stellen aan een uitbarsting.
Niet dat fcneder ooit herrie maakt, dat ligt
niet in haar karakter, daarvoor is zc te posi
tief.
Kibbelen veronderstelt weerspraak cn die
duldt zij niet. Ze decreteert.
Gijs is bang dat zijn moeder kort af tot
Miel zal zeggen: „Nu moest je maar gaan."
En dat wil hij voorkomen.
Met de verachting van een man voor het, op
zij van 't buffet klaargezette, traktaat van
bessenwijn met moscoviesjes, zegt hij, vriende
lijk maar beslist: „Als je 't goed vindt, Miel,
zal ik je thuis brengen."
Ze knikt hem dankbaar toe en spant zich in
om niet te verheugd te kijken.
De thee is gelukkig afgeloopen, dus gaat 't
weL
De gastvrouw heeft 'l op de punt van haar
tong om te insinueeren, dat ze zeker toch wel
alleen kan gaan, maar er is iets in het optre
den van haar zoon, dat er haar van terug
houdt.
Zooals je wilt."» zegt ze, koel. en dan heel
stijf: „Nu. dag juffrouw Maarlcns...
„Wilt u geen Miel zeggen?" komt cr, bene
pen, uit.
Ze is het al gedurende dc heele visite van
plan geweest, maar ze durfde niet, Ma Gijs is
zoo formidabel.
De weduwe bromt iels... een paai looze
klanken, die voor den toehoorder niel lot een
zin, of zelfs maar tol een woord, zijn te vor
men.
Cato vindt zielig voor 'l meisje, maar zc
durft niet goed Micl te zeggen, als Moe 't be
ter vindt van niet cn zegt dus maar: ..Dag
wel thuis/'
Fine biedt aan zc uil lc laten cn is van plan
aan de deur iels hartelijks te zeggen, maar
moeder beduidt haar van niet.
Dat zal Gijs wel doen," klinkt '1 ijskoud.
Zoodra ze op straal zijn, begint Miel lc
snikken.
Gijs weet *ich geen raad en is bang een
figuur te slaan.
„Kind... kindje dan.. Micl.. toe dan.,
meisje... -
„Ik ben je meisje niel." komt cr, angstig, uit,
„Je moeder wil T niel hebben."
„Je trouwt toch met mij en niet met mijn
moeder," §ust hij.
„Nu ja, maar als zij je nu opstookt cn aller
lei kwaads van me vertelt.''
„Dat is toch onredelijk van je." valt Gijs in.
„Moeder is streng en hard, dat geef ik loc,
«iet vriendelijk of toeschietelijk, maar stoken
doet zc niet, daar is zc te eerlijk en tc oprecht
voor."
,,'t Is natuurlijk je plicht om jc moeder te
verdedigen," komt cr, met een snik, uit.
„Maar 'l is ook mijn plicht om er voor te
waken dat mijn liefje niet ongelukkig is."
Er is iels nobels in zijn stem, terwijl hij dit
zegt.vindt Miel en ze is er hem dankbaar
voor.
Voor 'l eerst ziet ze den man in hem, dio
haar beschermen kan. in plaats van den jon
gen, die verliefd op haar is.
Ze schreit niet meer, doch drukt zijn arm
dicht legen zich aan en fluistert: „Gijs, ik houd
zooveel van je."
't Is niet logisch, maar per slot is hel locti
de bedoeling cn niet de woorden, die 'l Tn
doet. Ecu poos gaan ze zwijgend naast elkan
der. dan zegt Miel: „Is ic moeder altijd oo?"*
„Dat is wat vaag, vind je niet?"
«Nu, ik meen zoo deftig, zoo afgemeten?"
„Och! ze heeft een hard leven achter zich'
en is dus wat streng in haar oordcel en zoo...
„Ik heb toch 'niets verkeerds gedaan of gc-<
zegd?"
„Wel nee, kindje."
Weer zwijgt zc... cn anders heeft zc zooveel
tc vertellen, zoo'n echt praatslertjc cn hij
luistert altijd mei pleizier naar haar, want zo
heeft zoo'n lief, onschuldig, aanhalig stemmen
t je en, als ze praat, komen telkens haar mooi<v
witte tandjes te voorschijn.
Gijs vindl haar een dotje cn is blij met haar.,
en toch ziel hij het duister in. want mocdcf
toeft duidelijk genoeg getoond, dal zc niet mot
zijn keuze is ingenomen.
f Wordt vervolg&l