0OOF dc |)cU§d«
Kleine Tante Dora.
>I»ar !w! Sajekch van JennieChappelL
Tri) bewerkt door C. H.
Vervolg van hoofdstuk III.
Dora Mond als versteend van schrik en beef
de va» hc-t hoofd lot de voeten. Was z ij hct
(kind, waarover gesproten werd en was er
lemaowJ kwetst, die getracht had haar te
•todden?
..Ik - il: weel hel nietstamelde zij. „Wie
ois hot? Wat is er gebeurd?''
..E<* ■dame zag, dat je in gevaar verkeerde
j?an overreden 1e worden en snelde te hulp.
Alen ww*>i echter, dal zij zelf ernstig door de
paarde* gekwetst is."
..Waar is zij?'' vroeg Dora klappertandend.
.Zij hebben haai bij den apotheker aan den
overkom binnengedragen. Kijk! daar waar
jÖe menschen voor de deur staan en de agent
hen bekt naar binnen te gaan."
.Hier is het kleine meisje," zei iemand ach
ter haar. „Zij is ongedeerd!"
Toen ï>ora omkeek, zag zij juffrouw Hop
kins, mei Baby nog op haar arm. Haar ge
woonlijk zoo blozend gelaat was nu doods
bleek.
0, Jiew kind! was t cenige, wat zij zeg
gen kon.
Waar ie Mary?" vroeg Dora haastig.
lieve kind! ik hoop, dat zij er goed
al komt, zij heeft je liet leven gered zij heb
ben haar bij Reynolds binnengedragen en haar
eerste woorden waren: ,Is zij gekwetst?'
.Was hel Mary Mary, die onder de paar
den kwam?" vroeg Dora, terwijl de ontzetten
de waarheid plotseling tot haar doordrong.
..Ja. üeve kind! Zij keek juist naar jo om,
ioem j< vóór de paarden liep. Zij is een hel
din! Ik hoop echter vurig al is het maai*
ivoor drt tieve kleine kind dat zij haar eigen
leven er niet hij inboetl"
Een vreeselijk gevoel overmande dc arme,
kleine Dora bij deze woorden alles om haar
heen begon plotseling te draaien.
Toen zij weer bijkwam, zat zij op een stoel
in de apotheek. De zon scheen met verblindend
licht door het raam en allerlei geuren vulden
de ruBiirtc.
„Zet de deur open," zei iemand.
Mei oen irisschen luchtstroom droug het ge
luid van een voorbijgaande tram tol haar door.
Twee ol drie jongens keken nieuwsgierig
naar bmnen. „Dat is ze!" zet cr iemand. Plot
seling herinnerde Dora zich alles.
„Waaris Mary?' vroeg zij angstig om zich
heen kijkend. „En waar zijn juffrouw Hopkins
en KabyV"
liet huilen van den laatste was het eenige
geluid, dat uit de binnenkamer tot haar door
drong.
..Tlier )>en ik, lieve kind," zei juffrouw Hop
kins, HrwijJ zij bij haar kwam. „Als je beter
bent, zullen we met de tram naar huis gaan."
Is Mary beter? Gaat zij ook mee?"
..Zij gaat in een rijtuig naar huis met je
broer." antwoordde juffrouw Hopkins, en haar
Stem klonk vreemd.
„Hebt-u-om-hem-gestuurd?" stamelde het
arme kind, met een doorzicht boven haar
jaren den toestand begrijpend.
..Het is niet ver," luidde het antwoord, „en
wij vonden, dat hij het weten moest. Als je
denkt, dat je tot de tram kunt loopen, doen
Tisij het verstandigst met te gaan."
HOOFDSTUK IV.
Grootc broer Evert.
liet was heel stil in huis en dc gordijnen aan
den voorkant waren ajle neergelaten. Dit was
zoo edert den vreeselijkcn middag, waarop
Mar> en juffrouw Hopkins met Baby cn Dora
zoo opgewekt naar de stad waren gegaan en
zoo terneergeslagen en bedroefd terug waren
gekomen. Dit was nu bijna een week geieden.
Wat was alles in huis veranderd! De vlugge
voetstappen en de vroolijke stem van het jonge
moedertje zouden er nooit meer gehoord wor
den. Zij was plotseling als een heldin uil hun
midden weggenomen. -
..Dit moet je liecle leven lang een les voor
je zijn, Dora," zei juffrouw Hopkins. Zij wilde
hel kind niet hard vallen, doch achtte het
haar plicht nooit een gelegenheid tot verma
ning ongebruikt te laten voorbijgaari? „Het
moei een vreeselijke gedachte voor je zijn,
dat ais je onmiddellijk gekomen was, toen je
igeroepen werd, het nooit gebeurd zou zijn."
„Dora iiiistert anders altijd naar hetgeen
haar gezegd wordt," zei Mina, die juist in de
kamer Was. schreiende. ,,IIet is wel heel onge
lukkig, dat zij het dezen keer niet deed."
ie broer zal je wel niet meer willen aan
kijken, ging juffrouw Ilopkins voort.
Zij besefte niet, hoe het de gevoelige Dora le
imoede was; zij kende het kind nog zoo wei
nig. Haar eenig doel was haar onder de oogen
te brengen, dat ongehoorzaamheid tot alles
leiden kan. Zonder het'Ie willen was zij on
redelijk en hard tegen hel kind.
Onrustig woelde Dora eiken avond in baar
bedje rond, terwijl ze luid snikte:
,-Tlet js mijn schuld mijn schuld, dat Mary
gestorven is! Als ik niet was blijven stilstaan
om naar den schoenlapper te kijken, zou zij nu
nog leven. Ik wou, dat ik maar overreden was.
Dc wol», dat ik in haar plaats gestorven was!"
Doch nu zij tegenover juffrouw Hopkins
aan <le -tafel zat, bleek cn lusteloos, schreide
zij niet Haar tranen schenen opgedroogd.
Haar zware oogleden bicven neergeslagen cn
juffrouw Hopkins schreef haar stilzwijgend
heid aan koppigheid toe. Vandaar dat zij er
streng aan toevoegde:
..Je broer zal je wel niet meer willen aan
kijken P
Dora beefde over haar heelc lichaam, haar
lip begon vervaarlijk le trillen.
Plotseling stond zij op en ging de kamer uit,
regelrecht naar hel vertrek, waar haar broer
alleen zat. Hij was bezig brieven te schrijven
san zijn vrienden.
..EvertI" riep zij eensklaps uit.
Die naam klonk als een smartkreet. Zij was
de kamer zóó zacht binnengekomen en haar
broer was zóó verdiept in zijn moeilijke taak,
dat hij baar niet opmerkte, zoodat zij werke
lijk begon te gclooven, dat juffrouw Hopkins
gelijk had en hij haar niet meer wilde aan
kijken.
Ev( i*l sloeg zijn treurige, maar vriendelijke
aogvn op en legde zijn pen neer.
„Kom eens hier. kleine zus," zei hij; terwijl
hij zijn Hoe! achteruit a hoof i. /ijn armen
uitstak.
Dora wierp zich in zijn armen cn verborg
haar gezicht aan zijn borst. i
Evert Evert!" riep zij uit. „Wil je mij
wc-er aankijken? Juffrouw Hopkins zegt, dat j
je mij niet meer aan wilt kijken, omdat ora- j
dat het alles mijn schuld is!"
„Arme kleine zus! Jouw verlies is even
groot als hel mijne," antwoordde Evert, ter
wijl hij het kind tegen zich aandrukte. „En
bovendien is het niet jouw schuld, lieve Dotje."
„Maar maar ik bleef toch achter en Mary
zei ,Kom Dotje', omdat we geen tijd hadden,
en en ik moest hard loopen om hen weer in
te halen.''
„Ik weet het allemaal, lieveling," zei Eevrt
vriendelijk, terwijl hij met zijn hand zacht
over haar haar streek.
O. wat hield Dora veel van hem!
„Ik wou, dat ik overeden was hcusch
waart" snikte het kind. „Eiken avond denk ik
er opnieuw aan, dat het alles mijn schuld isl"
„Ik wist niet, dat je zulke nare gedachten
had. Dotje," zei Evert. „Ik vermoedde niet,
dat je jezelf zulke verwijten deed. Maar ik be
grijp je, al zal ik je geen oogenblik beschuldi
gen. Je achterblijven was geen werkelijke
ongehoorzaamheid, omdat je dacht is het
niet? dat Mary er eigenlijk niet om gaf, of
je achterbleef of niet. AJs onze lieve Mary
uitdrukkelijk te kennen had gegeven, dat je
bij haar moest blijven, weet ik zeker, dat mijn
kleine zus gehoorzaamd zou hebben."
„Dan zou ik geen seconde stil zijn blijven
staan 1" riep Dora ernstig uit „Maar ik dacht,
dat zij cr niet om gaf, als ik haar maar weer
inhaalde."
„Dat deed zij ook niet," antwoordde Evert
op denzelfden vriendelijken toon. „Als er geen
ongeluk gebeurd was, zou niemand er iets
van hebben gezegd of gemeend, dat je ondeu
gend was geweest. Ik zal juffrouw Hopkins
zeggen, dat ze je geen enlcel verwijt meer mag
doen. Je verdriet is al groot genoeg."
„Wat ben je toch goed! Wat ben je toch
goed!" Was het eenige, wat Dora zeggen kon,
terwijl zij haar broer om den hals viel met een
gevoel van liefde en dankbaarheid, hetwelk
zóó groot was, dat zij het niet onder woorden
kon brengen.
Dat hij, wien zij zooveel leed berokkend
had, nog zoo tegen haar spreken kon om haar
te troosten!
„We moeten zooveel mogelijk elkander lief
hebben en trachten elkaar ons groot gemis te
vergoeden, lieve zus,"
Met een laatsten kus maakte hij zich los uit
haai* omarming en wilde haar laten gaan.
Doch zij kon hem nog niet verlaten. Zij liet
zicli op den grond glijden en bleef vlak bij
hem zitten, totdat hij klaar was met schrijven;
bijna gelukkig, niettegenstaande haar verdriet,
gelukkig door haar dankbare liefde jegens
hem. Hij had haar kunnen bestraffen, haar
uit zijn huis'kunnen verjagen, doch hij had
haar in zijn armen genomen en gesproken
van „wij" en „ons."
Muisstil zat zij daar in de toenemende duis
ternis. Zij nestelde zich tegen haar broer aan
en droomde van een leven met hem en Baby.
Hoe zou zij voor hem zorgen en trachten
te zijn als Mary •geweest was. Zij zou baar
uiterste best doen haar plaats in te nemen.
Ik wilde wel, dat jullie het kleine figuurtje
gezien hadt, dat den volgenden morgen Mary's
plaats aan de ontbijttafel innam. De zwarte
jurk gaf aan het kleine ding nog treuriger
aanzien, terwijl het sleutelmandje naast haar
stond.
Evert zag het en glimlachte, maar de uit
drukking op Dotje's gezicht, haar streven om
zijn thee precies zoo in te schenken, als hij
ze gewoon was te drinken en de ernst, waar
mee ze zijn ei pelde (net als Mary het deedl)
brachten tranen in zijn oogen- Toch voelde hij
er een troost in. Hij zou zich nooit geheel een
zaam op de wereld voelen, zoolang hij zijn
kleine zusje had om lief te hebben. Haar
vrouwelijke teederheid deed hem aangenaam
aan. Toen zij na 't ontbijt zijn hoed afge
borsteld had en op een stoel ging staan cm
hem zijn jas te helpen aantrekken, aam hij
haar in zijn armen en kuste haar. Dit was
haar grootste belooning.
En Dora's ijver verslapte niet. Het was haar
inderdaad hoogc ernst. De droevige omstan
digheden van Mary's dood. de edelmoedige
vergevensgezindheid van Evert, die haar niets
verweet, integendeel haar nog meer scheen
lief te hebben, en haar betrekking tot de arme
moedcrlooze Baby hadden diepen indruk op
haar gemaakt.
Jaren later pas begreep zij, dat de liefde
van haar broer haar Gods oneindige liefde
beter had doen begrijpen dan de ernstigste les
sen dat vermocht zouden hebben
„Je zult natuurlijk al je vrijen tijd met Baby
moeten optrekken," zei Stella Pearson, ..juf
frouw Hopkins zal willen hebben, dat je voort
durend op hei# past dal zul je eens zien!"
„Dat hoop ik," antwoordde Dora. „Ik doe
niets liever dan voor hem zorgen Hij is zoo'n
schal."
„Het zal je gauw genoeg vervelen," hield
Stella vol.
Het onaardige gezegde maakte echter geen
indruk op Dora. Het gleed langs haar heen
cn geen klein kindje had ooit een liefdevoller
tante dan Dora was. Elk vrij oogenblik wijdde
zij nan hean. Eigen spelletjes en poppen, zelfs
haar poesje vergat zij om met Baby te spelen.
De eerste keer, dat hij in zijn wagen in den
tuin reed. de eerste tand, die. er doorkwam,
waren heerlijke oogenblikken in het leven der
jeugdige tante.
Welk een vreugde, als hij zijn mollige
armpjes naar Dorn uitstak, wanneer 'eze uit
(school kwam! Maar het allerheerlijkst vond
zij hel met het kleine ventje in haar armen
EveiTs komst vóór "hel raam af le wachten.
Hoe dc 'uitdrukking >an Evert s gezicht ook
zijn niocht. zij verhelderde plotseling, als hij
I Dor:i cn Baby zag.
Zoo verliep hel eerste jaar van Dotje s lanle-
schap.
(Wordt vervolgd.)
Een held.
Op een nevelachtigen Decembermorgen ver
liet dc Italiaansche stoomboot „Margarita" de
haven van Livorno om naar het eiland Malta
te varen.
I Onder dc reizigers, die op het oc' Hek
I van hel schip vertoefden, bevond v. n
twaalfjarige knaap, wiens bruin gclao i
wr.r'lokken omlijst, diepe smart verrit"! I-ij
was een stille jongen, die den heelen dag zwij
gend op dc opgerolde louwen /.al, en nu eens
naar de heen en weer loopende matrozen
keek, dan weer naar de golven tuurde.
Niemaud bekommerde zich om den jongen,
die nooit lachte cn zich bij niemand aansloot, j
Op zekeren -morgen echter, nadat de boot
in dc haven van Napels geland was eu deze
na een kort oponthoud weer verlaten had,
kwam een matroos uaar den eenzamen jongen
toe en zei- „ik breng je gezelschap!"
Het was een meisje, dat naast den jongen
op de touwen ging zitten. En Janmaat liep
weer sloffend heen
Beiden keken elkander eenigen tijd aan en
de een nam de gestalte, hel uiterlijk en de
kleeding van den ander op.
Eindelijk vroeg de jongen: .Hoe heet je?"
„Julia! antwroordde het meisje. „En jij?"
„Mariol"
„Waar ga je heen?" vroeg hij verder.
„Naar Malta!" riep zij vroolijk uit. „Ik ga
naar mijn ouders terug. Ik heb een heelen tijd
bij Grootmoeder in Napels gelogeerd en ver
lang er erg naar, Vader cn Moeder terug te
zien."#
Mario keek niet vroolijk en zei bedroefd:
„Ik heb Vader noch Moeder meer. Zij zijn in
Livorno gestorven. Ik reis ook naar Malta,
waar ik bij een familielid in dienst zal treden."
Plotseling zei dc kapitein, die langs de pra
tende kinderen liep: „Wees maar niet onge
rust, doch het zal vandaag spoken hoor! Er
komt.een herige storm opzetten!"
Op hetzelfde oogenblik blies er een ruk
wind over de zee en bracht het schip in
schommelende beweging.
De kinderen waren echter volstrekt niet
bang, maar hadden plezier in het loeien van
den wind en de op- en neergaande golven,
wier witte schuim over "het dek spoelde.
Het meisje, dat even oud was als Mario,
had een slanke gestalte, en was wat grooter
dan de jongen. Zij lachte hartelijk, terwijl zij
Mario stevig vasthield en bond, toen de scher
pe wind haar lokken door elkaar joeg, een
rooden doek om haar hoofd.
Zoo zaten zij den geheelen dag op de opge
rolde touwen, waar zij ook hun twaalf-uurtje
gebruikten; doch terwijl Julia vroolijk bab
belde en lachte, bleef Mario ernstig en sprak
weinig.
Toen bij 't vallen van den avond de matro
zen de touwen haalden, om ze aan de zeilen
vast te maken, moesten de kinderen hun zetel
verlaten, en werd de jongen, toen ze opston
den, door een stoot, dien het schip kreeg, tegen
een ijzeren paal geslingerd.
Julia stiet een gil uit, knielde naast hem
neer en stelpte met haar zakdoek het bloed,
dat uit een wond aan zijn hoofd liep.
Mario stond na een korte poos op en zei:
Julia, ik dank je en ik zal nooit vergeten, wat
je voor mij gedaan hebt! 't Is nu tijd, gewor
den om naar bed te gaan. Slaap lekkerl"
„Goeden nacht!" antwoordde het meisje,
terwijl zij hem een hand gaf.
Zij gingen nu ieder naar hun kajiiit om te
slapen. Dit was echter niet mogelijk, want de
storm nam nog steeds in hevigheid toe. De
boot 'deinde op en neer, de eene springvloed
na den anderen overstroomde het dek en ruk
winden scheurden de zeilen aan flarden, bra
ken de masten aan stukken.
De deur, welke tot de machinekamer toe
gang gaf. barstte open door den druk van den
vloed, golf op golf stroomde in den vuurhaard
cn blusehte dien uit.
Nu klonk boven de windstooten en het gol-
vengcweld de stem van den kapitein uit:
„Aan de pompen! Aan de pompen!"
De geheele equipage en de mannelijke pas
sagiers spoedden zich er heen en arbeidden
zonder ophouden, maar hel hielp niet veel,
want een alles overweldigende windvlaag
wierp het schip tegen een klip, zoodat het lek
werd en begon te zinken.
De reizigers omsingelden den kapitein en
riepen wanhopend uil: „Wat zal er met ons
gebeuren? Red ons!"
Deze antwoordde met een stem, die allen
deed ontstellen: „liet schip is verloren!"
Een paar matrozen lieten een boot in de
woelende golven neer en klommen cr in, ter
wijl vrouwen en kinderen over boord getild
en er in gezet werden. Daar kwam een nieuwe,
nog wildere stormvloed en greep het kleine
vaartuig, zoodal het omsloeg cn allen, die er
zich op bevonden, verloren gingen.
Het schip zonk al dieper en dieper.
„Brengt de andere sloep in zee!" beval dc
l kapitein.
Dit gebeurde, en de matrozen droegen vrou-
wen eii kinderen in het-bootje, terwijl de man-
nclijke passagiers volgden.
De beide kinderen, Mario en Julia, stonden
tegen den mast van het aehterek, dien zij
krampachtig omklemd hielden en staarden
stijf van schrik in de woedende zee.
Naast hen vertoonde dc kapitein zich nuf
die den matrozen, welke dc sloep zouden
roeien, toeriep: „Redt de kinderen. Ik zal op
mijn post blijven!"
j „De boot is overvol!" schreeuwden de
roeiers terug. ..Er is nog maar voor Cén kind
I plaats Hel kleinste kan er nog alleen bijl"
En andere stemmen riepen: „Mario, Mariol"
I De kinderen zagen met ontsteltenis, dat het
j water al hooger en hooger steeg in het schip,
i In den drang om hun jong leven te redden,
I vlogen zij naar de verschansing en strekten
|dc armen uit:
I „Neemt uns mee! Neemt ons mee!" gilden
zij
1 Bij het antwoord: „hel kleinste kan er no'g
I alleen bij!" rilde Julia, .die wat grooter was
j dan de jongen, over haar geheele lichaam. Zij
I maakte haar hand uit die van Mario los, haar
jgroote oogen keken angstig rond
Mario zag haar vcrbleeken. teven en ont-
stellen, en riep zoo hard als hij kon, terwijl
i li ij op Julia wees:
1 „Het meisje is lichter dan ik.'
Daarop wendde hij zich tot haar en zei met
een slem, waaruit een goed hart weerklonk:
„Ga, Julia! .Tij hebt Vader en Moeder. Ik ben
een wees. Stap gauw in dc boot!
De branding had op dit oogenblik de boot
echter gegrepen en een eind van het gestran
de schip gedreven, zoodat het meisje niet in
slaat was cr in le klimmen.
Dc matrozen, die op de roeibanken zaten,
riepen Mario toe: „Gooi het meisje in het
water. We zullen haar wel opvisschenï"
Daarna greep hij Julia, die half onmachtig
was, lilde haar flink op cn wierp haar in zee.
Julia sliet een gil uit en zonk; toen zij weer
opdook, werd zo door een matroos, die voor
'op dut ':ocg van he' vaartuig stond, gegrepen
'en in de boot getrokken»
Mario bleef "legen de verschansing der boot
geleund staan en tuurde, terwijl de w md door
zijn haar woei, naar het kleine bootje.
Op zijn bruin gezicht lag een uitdrukking
van rust en vreugde.
Julia, die vóór in de reddingsboot zat,
wendde haar oogen, die vol tranen stonden,
naar hem en riep: „Mario, ik dank je!"
Zij hief haar armen op en herhaalde steeds
haar laatsten groet.
Hij hief de hand op, wenkte haar toe cü.
riep: „Vaarwel Julia! Het ga je goed!"
De sloep verwijderde zich meer en meer
van het wrak en de nevel van den invallen
den avond hulde klip en boot in zijn sluiers.
De vloed rolde nu huizenhoog en bedekte
het schip met zijn schuimende golven, zoodat
nog slechts dèt gedeelte, waarop Mario zich
bevond, uit de zee omhoog stak.
De kapitein was reeds vroeger door een
stortvloed in de diepte geslingerd.
Julia zonk op haar knieën, boog het hoofd
en verborg het gelaat in haar handen.
Toen zij weer opkeek, waren het schip en
Mario verdwenen.
Een reusachtige golf rolde over de plek,
waar hij in de diepte zonk.
Van alles wat.
Iemand le zeggen welk getal
hy overhead!.
Om iemand te zeggen, welk getal hij over
houdt, als hij twee getallen van elkaar heeft
afgetrokken, behoeft hij je slechts het cijfer
der eenheden te noemen.
Je zegt tegen hem:
„Schrijf een getal van drie cijfers op Ver
wissel nu de uiterste cijfers, waardoor je een
nieuw getal krijgt, en trek het kleinste van
het grootste af. Welk cijfer staat nu op de
plaats der eenheden?"
Het cijfer, dat hij je nu noemt, trek je van
9 af en je krijgt het cijfer der honderdtallen,
9 is steeds het middelste cijfer; het cijfer der
eenheden heeft hij je reeds genoemd.
B.v. hij heeft opgeschreven 127. Hij verwis
selt de beide uiterste cijfers en krijgt dus 721.
721 127 594. „4 is het cijfer der eenheden,"
zegt hij en je trekt 4 van 9 af en krijgt 5 als
honderdtallen, waarop je kunt antwoorden:
„Het verschil is 594."
Mocht je 9 tot antwoord krijgen, dan is het
verschil altijd 99, daar 9 steedis op de plaats
der tientallen staat
Roomsohe bonnen als koffle-ersatz
Aan de Rbein, Westfalische Zeitung
wordt medegedeeld, dat de plattelandsbevol
king van Hannover en Holstein een nieuw ge
bruik maakt van de Roomsche boonen. Men
laat ze eerst in de zon drogen, roostert ze
daarna op de kachel en maalt ze ten slotte in
den koffiemolen. Vervolgens zet men er... kof
fie van. Koffie-ersatz dus, maar die voortref
felijk smaakt. Een voorbeeld, dat navolging
verdient, ook hier te lande, waar wij al danig
in den koffienood zitten! Men probeere het
eens.
Geen kouvatten meer.
Een van dc grootste vorderingen, die de
mensch in zijn gezondheidstoestand maken
kan is onvatbaar te worden voor kouvatten.
Het kou vatten is daarom zoo gevaarlijk,
omdat geen geneesheer weet, wat kouvatten
eigenlijk is, en hoe het tot stand komt. In de
„Frankf. Wochenschr. Umschau" wijst profes
sor H. Salomon er op, dat het gevaar voor
kouvatten door de meeste menschen te erg
overdreven wordt en daardoor ook te veel ge
vreesd. Allereerst moet er tegen gewaar
schuwd worden, elk klein tochtje als gevaar
lijk te beschouwen. Ook, en dat is het belang
rijkste, moet iedereen weten, dat hel gevaar
voor kouvatten alleen dreigt, wanneer het
lichaam in rust is en dat men zich dus het
beste beschermt door een verstandige bewe
ging te nemen. Zooals men op koude winter
dagen vanzelf sneller loopt, zoo moet men dat
bij alle temperatuurdalingen doen, in plaats
van het lichaam door een onverstandig ge
bruik van warme kleedingstukken te verwen
nen en daarmee zijn gevoeligheid te verhoo-
gcn.
Daktuinen.
In het belang der volksgezondheid et
der bestrijding van zuigelingensterfte zal, mol
hel oog op het bevorderen van den aanleg vaat
daktuinen, volgens een bericht in den Ge*
sundheits-Ingenieur door de houw^
politie te Berlijn afwijking van beperkende
t alingen betreffende geoorloofde hoogte vax|
-cbouwen op verzoek worden toegestaan!
Door dc betreffende overheid wordt zelfs aai*#
gedrongen het inrichten van daktuinen zoo<
vee? mogelijk aan te moedigen, mits er vooi
gezorgd worde, dat de noodige trappen naai
boven voèren en dat de ruimte, gelegen tus<
schen de hoogst toelaatbare woonruimte ed
den daktuin, zoo gebouwd is dat zii niet tr.|
voortdurend verblijf van men^riv» i.-m won
den ingericht.
Drie gram radium per jaar.
Drie gram radium per jaar, dat is d<t
totale hoeveelheid, die een half dozijn radium-»
fabrieken uit honderdduizenden tonnen grond-*
stof wint. Voor drie gram zuiver radiumzout'
werken ongeveen 25 menschen gedurende heü
thcele jaar 9 uur per dag. Het gewonnen
radium vertegenwoordigt echter een aanzien-»
lijkc waarde. In de Ver. Staten betaalt mert
tegenwoordig voor een gram radium meen
dan 100.000 dollar. Bijna dc helft van allo
radium, die op de hcele aarde gewonnen
wordt, wordt in de Ver. Staten verwerkt. Daan
zijn drie radiumfabricken, een in Landsdowne
in dc nabijheid van Philadelphia, een in Pitts-*
burg en een in Denver (Colorado). De methode,
volgens welke de Amerikanen het radium uit
de grondstoffen halen, is afkomstig van pro*
fessor Kabakjian. De uitgangsstof daarbij if
carnoliet, een gele, aardachtige stof, die in
Colorado en op een plek in Zuid-Aaistralië
voorkomt. Hij heeft zijn methode verkocht
aan de chemische maatschappij, die de radi-
umtabriek te Landsdowne hoeft. Ook de beide
andere fabrieken werken volgens zijn systeem,
"Waarop de methode berust wordt als fabrieks
geheim zorgvuldig geheim gehouden.
(Vox Med.)
Dnnr tub liet beschuttend Ter moge*
Tan pokkeninenting.
H. A. Gins deelt in dc V i e r t e I*
j a h r s s c h r. f. G e r. M e d i z i n de resul-
taten mede van een door hem ingesteld uitge
breid onderzoek naar den duur van het be
schuttend vermogen der pokken inenting. Hij
vond, dal bij herinenling van 12-jarigen onge
veer een derde der kinderen hunne vaccine-
immuniteit bijna geheel verloren hadden. Een
nieuwe inenting op dezen leeftijd gaf dezelf
de beschutting tot op den 30-jarigen; dan trad
weder dezelfde verhouding als bij de 12-jari
gen na de eerste inenting in. Tot op den 30-
jarigen leeftijd bleek de immuniteit langzaam
af te nemen, daarna sneller en bij vrouwen
meer dan bij mannen. Boven dien leeftijd i*
een duidelijk afnemen van de vaccine-beschut
ting merkbaar. Dit zou het feit verklaren,
waarom in Duitschland bij ingeënten en her-
mgeënten onder den 30-jarigen leeftijd /od
zelden sterfgevallen of zware ziektegevallen
aan pokken voorkomen.
Schrijver acht het waarschijnlijk, dat dooB
een herinenting op den 40-jarigen leeftijd pok-
kengevallen ook op hoogen ouderdom zouden
vermeden worden.
Karper» als Binlarialiestrijdei'i.
Een Italiaansch landbouwkundig vak
blad vestigt de aandacht op het belang van
karperteelt als gewichtig hulpmiddel bij del
malariabestrijding. Het blad wijst naar aan
leiding daarvan op de onderzoekingen, die irt
het vischtecltslotion te Madagascar gedaan
werden. De proefnemingen daar hebben aan
getoond, dal de Chinecsche karper het groot
ste deel van de larven der in de wateren vail
de rijstvelden broedende steckmuggen doodde
Men wil thans ook in de wateren der Italiaan*
sche rijstvelden karpers gaan telen om del
muggelarven te verdelgen cn daarmee de ma*
lariabacil bestrijden.
(Vox Med.)
De verhuizing
door C. H.
We zijn druk aan 't verhuizen
Op Moeders oude blad
Vanaf den vroegen morgen;
Foei, wat 'n drukt is dit!
Hel paard, het schaap, de ezel
Gaan allen met ons mee,
En Poppelijsje slaapt al
Ileel rustig en tevrêe.
Het werd ons met den winter
In 't oude huis te koud,
Dat kunvje wel begrijpen:
't Was maar van heel dun hout
We zochten toen een huisje.
Dat warmer was: van steent)
Daar trekken met ons allen
Wij nu vanavond heen.
De meubels en het huisraad
Heb ik al weggebracht
Wat je hier ziet op 't plaalje,
Is onze laatste vracht
Gelukkig, vóór den avond
Zijn wij op orde weer,
Geen wonder, want ik reisde
Wel zes keer op en neer<
Toe, kom eens bij ons kijken
In 't mooie, nieuwe huis,
Maar loop dan niet naar 't oude.
Daar vind ie ons niet thuis.