0OOF dc |)cU§d« Kleine Tante Dora. >I»ar !w! Sajekch van JennieChappelL Tri) bewerkt door C. H. Vervolg van hoofdstuk III. Dora Mond als versteend van schrik en beef de va» hc-t hoofd lot de voeten. Was z ij hct (kind, waarover gesproten werd en was er lemaowJ kwetst, die getracht had haar te •todden? ..Ik - il: weel hel nietstamelde zij. „Wie ois hot? Wat is er gebeurd?'' ..E<* ■dame zag, dat je in gevaar verkeerde j?an overreden 1e worden en snelde te hulp. Alen ww*>i echter, dal zij zelf ernstig door de paarde* gekwetst is." ..Waar is zij?'' vroeg Dora klappertandend. .Zij hebben haai bij den apotheker aan den overkom binnengedragen. Kijk! daar waar jÖe menschen voor de deur staan en de agent hen bekt naar binnen te gaan." .Hier is het kleine meisje," zei iemand ach ter haar. „Zij is ongedeerd!" Toen ï>ora omkeek, zag zij juffrouw Hop kins, mei Baby nog op haar arm. Haar ge woonlijk zoo blozend gelaat was nu doods bleek. 0, Jiew kind! was t cenige, wat zij zeg gen kon. Waar ie Mary?" vroeg Dora haastig. lieve kind! ik hoop, dat zij er goed al komt, zij heeft je liet leven gered zij heb ben haar bij Reynolds binnengedragen en haar eerste woorden waren: ,Is zij gekwetst?' .Was hel Mary Mary, die onder de paar den kwam?" vroeg Dora, terwijl de ontzetten de waarheid plotseling tot haar doordrong. ..Ja. üeve kind! Zij keek juist naar jo om, ioem j< vóór de paarden liep. Zij is een hel din! Ik hoop echter vurig al is het maai* ivoor drt tieve kleine kind dat zij haar eigen leven er niet hij inboetl" Een vreeselijk gevoel overmande dc arme, kleine Dora bij deze woorden alles om haar heen begon plotseling te draaien. Toen zij weer bijkwam, zat zij op een stoel in de apotheek. De zon scheen met verblindend licht door het raam en allerlei geuren vulden de ruBiirtc. „Zet de deur open," zei iemand. Mei oen irisschen luchtstroom droug het ge luid van een voorbijgaande tram tol haar door. Twee ol drie jongens keken nieuwsgierig naar bmnen. „Dat is ze!" zet cr iemand. Plot seling herinnerde Dora zich alles. „Waaris Mary?' vroeg zij angstig om zich heen kijkend. „En waar zijn juffrouw Hopkins en KabyV" liet huilen van den laatste was het eenige geluid, dat uit de binnenkamer tot haar door drong. ..Tlier )>en ik, lieve kind," zei juffrouw Hop kins, HrwijJ zij bij haar kwam. „Als je beter bent, zullen we met de tram naar huis gaan." Is Mary beter? Gaat zij ook mee?" ..Zij gaat in een rijtuig naar huis met je broer." antwoordde juffrouw Hopkins, en haar Stem klonk vreemd. „Hebt-u-om-hem-gestuurd?" stamelde het arme kind, met een doorzicht boven haar jaren den toestand begrijpend. ..Het is niet ver," luidde het antwoord, „en wij vonden, dat hij het weten moest. Als je denkt, dat je tot de tram kunt loopen, doen Tisij het verstandigst met te gaan." HOOFDSTUK IV. Grootc broer Evert. liet was heel stil in huis en dc gordijnen aan den voorkant waren ajle neergelaten. Dit was zoo edert den vreeselijkcn middag, waarop Mar> en juffrouw Hopkins met Baby cn Dora zoo opgewekt naar de stad waren gegaan en zoo terneergeslagen en bedroefd terug waren gekomen. Dit was nu bijna een week geieden. Wat was alles in huis veranderd! De vlugge voetstappen en de vroolijke stem van het jonge moedertje zouden er nooit meer gehoord wor den. Zij was plotseling als een heldin uil hun midden weggenomen. - ..Dit moet je liecle leven lang een les voor je zijn, Dora," zei juffrouw Hopkins. Zij wilde hel kind niet hard vallen, doch achtte het haar plicht nooit een gelegenheid tot verma ning ongebruikt te laten voorbijgaari? „Het moei een vreeselijke gedachte voor je zijn, dat ais je onmiddellijk gekomen was, toen je igeroepen werd, het nooit gebeurd zou zijn." „Dora iiiistert anders altijd naar hetgeen haar gezegd wordt," zei Mina, die juist in de kamer Was. schreiende. ,,IIet is wel heel onge lukkig, dat zij het dezen keer niet deed." ie broer zal je wel niet meer willen aan kijken, ging juffrouw Ilopkins voort. Zij besefte niet, hoe het de gevoelige Dora le imoede was; zij kende het kind nog zoo wei nig. Haar eenig doel was haar onder de oogen te brengen, dat ongehoorzaamheid tot alles leiden kan. Zonder het'Ie willen was zij on redelijk en hard tegen hel kind. Onrustig woelde Dora eiken avond in baar bedje rond, terwijl ze luid snikte: ,-Tlet js mijn schuld mijn schuld, dat Mary gestorven is! Als ik niet was blijven stilstaan om naar den schoenlapper te kijken, zou zij nu nog leven. Ik wou, dat ik maar overreden was. Dc wol», dat ik in haar plaats gestorven was!" Doch nu zij tegenover juffrouw Hopkins aan <le -tafel zat, bleek cn lusteloos, schreide zij niet Haar tranen schenen opgedroogd. Haar zware oogleden bicven neergeslagen cn juffrouw Hopkins schreef haar stilzwijgend heid aan koppigheid toe. Vandaar dat zij er streng aan toevoegde: ..Je broer zal je wel niet meer willen aan kijken P Dora beefde over haar heelc lichaam, haar lip begon vervaarlijk le trillen. Plotseling stond zij op en ging de kamer uit, regelrecht naar hel vertrek, waar haar broer alleen zat. Hij was bezig brieven te schrijven san zijn vrienden. ..EvertI" riep zij eensklaps uit. Die naam klonk als een smartkreet. Zij was de kamer zóó zacht binnengekomen en haar broer was zóó verdiept in zijn moeilijke taak, dat hij baar niet opmerkte, zoodat zij werke lijk begon te gclooven, dat juffrouw Hopkins gelijk had en hij haar niet meer wilde aan kijken. Ev( i*l sloeg zijn treurige, maar vriendelijke aogvn op en legde zijn pen neer. „Kom eens hier. kleine zus," zei hij; terwijl hij zijn Hoe! achteruit a hoof i. /ijn armen uitstak. Dora wierp zich in zijn armen cn verborg haar gezicht aan zijn borst. i Evert Evert!" riep zij uit. „Wil je mij wc-er aankijken? Juffrouw Hopkins zegt, dat j je mij niet meer aan wilt kijken, omdat ora- j dat het alles mijn schuld is!" „Arme kleine zus! Jouw verlies is even groot als hel mijne," antwoordde Evert, ter wijl hij het kind tegen zich aandrukte. „En bovendien is het niet jouw schuld, lieve Dotje." „Maar maar ik bleef toch achter en Mary zei ,Kom Dotje', omdat we geen tijd hadden, en en ik moest hard loopen om hen weer in te halen.'' „Ik weet het allemaal, lieveling," zei Eevrt vriendelijk, terwijl hij met zijn hand zacht over haar haar streek. O. wat hield Dora veel van hem! „Ik wou, dat ik overeden was hcusch waart" snikte het kind. „Eiken avond denk ik er opnieuw aan, dat het alles mijn schuld isl" „Ik wist niet, dat je zulke nare gedachten had. Dotje," zei Evert. „Ik vermoedde niet, dat je jezelf zulke verwijten deed. Maar ik be grijp je, al zal ik je geen oogenblik beschuldi gen. Je achterblijven was geen werkelijke ongehoorzaamheid, omdat je dacht is het niet? dat Mary er eigenlijk niet om gaf, of je achterbleef of niet. AJs onze lieve Mary uitdrukkelijk te kennen had gegeven, dat je bij haar moest blijven, weet ik zeker, dat mijn kleine zus gehoorzaamd zou hebben." „Dan zou ik geen seconde stil zijn blijven staan 1" riep Dora ernstig uit „Maar ik dacht, dat zij cr niet om gaf, als ik haar maar weer inhaalde." „Dat deed zij ook niet," antwoordde Evert op denzelfden vriendelijken toon. „Als er geen ongeluk gebeurd was, zou niemand er iets van hebben gezegd of gemeend, dat je ondeu gend was geweest. Ik zal juffrouw Hopkins zeggen, dat ze je geen enlcel verwijt meer mag doen. Je verdriet is al groot genoeg." „Wat ben je toch goed! Wat ben je toch goed!" Was het eenige, wat Dora zeggen kon, terwijl zij haar broer om den hals viel met een gevoel van liefde en dankbaarheid, hetwelk zóó groot was, dat zij het niet onder woorden kon brengen. Dat hij, wien zij zooveel leed berokkend had, nog zoo tegen haar spreken kon om haar te troosten! „We moeten zooveel mogelijk elkander lief hebben en trachten elkaar ons groot gemis te vergoeden, lieve zus," Met een laatsten kus maakte hij zich los uit haai* omarming en wilde haar laten gaan. Doch zij kon hem nog niet verlaten. Zij liet zicli op den grond glijden en bleef vlak bij hem zitten, totdat hij klaar was met schrijven; bijna gelukkig, niettegenstaande haar verdriet, gelukkig door haar dankbare liefde jegens hem. Hij had haar kunnen bestraffen, haar uit zijn huis'kunnen verjagen, doch hij had haar in zijn armen genomen en gesproken van „wij" en „ons." Muisstil zat zij daar in de toenemende duis ternis. Zij nestelde zich tegen haar broer aan en droomde van een leven met hem en Baby. Hoe zou zij voor hem zorgen en trachten te zijn als Mary •geweest was. Zij zou baar uiterste best doen haar plaats in te nemen. Ik wilde wel, dat jullie het kleine figuurtje gezien hadt, dat den volgenden morgen Mary's plaats aan de ontbijttafel innam. De zwarte jurk gaf aan het kleine ding nog treuriger aanzien, terwijl het sleutelmandje naast haar stond. Evert zag het en glimlachte, maar de uit drukking op Dotje's gezicht, haar streven om zijn thee precies zoo in te schenken, als hij ze gewoon was te drinken en de ernst, waar mee ze zijn ei pelde (net als Mary het deedl) brachten tranen in zijn oogen- Toch voelde hij er een troost in. Hij zou zich nooit geheel een zaam op de wereld voelen, zoolang hij zijn kleine zusje had om lief te hebben. Haar vrouwelijke teederheid deed hem aangenaam aan. Toen zij na 't ontbijt zijn hoed afge borsteld had en op een stoel ging staan cm hem zijn jas te helpen aantrekken, aam hij haar in zijn armen en kuste haar. Dit was haar grootste belooning. En Dora's ijver verslapte niet. Het was haar inderdaad hoogc ernst. De droevige omstan digheden van Mary's dood. de edelmoedige vergevensgezindheid van Evert, die haar niets verweet, integendeel haar nog meer scheen lief te hebben, en haar betrekking tot de arme moedcrlooze Baby hadden diepen indruk op haar gemaakt. Jaren later pas begreep zij, dat de liefde van haar broer haar Gods oneindige liefde beter had doen begrijpen dan de ernstigste les sen dat vermocht zouden hebben „Je zult natuurlijk al je vrijen tijd met Baby moeten optrekken," zei Stella Pearson, ..juf frouw Hopkins zal willen hebben, dat je voort durend op hei# past dal zul je eens zien!" „Dat hoop ik," antwoordde Dora. „Ik doe niets liever dan voor hem zorgen Hij is zoo'n schal." „Het zal je gauw genoeg vervelen," hield Stella vol. Het onaardige gezegde maakte echter geen indruk op Dora. Het gleed langs haar heen cn geen klein kindje had ooit een liefdevoller tante dan Dora was. Elk vrij oogenblik wijdde zij nan hean. Eigen spelletjes en poppen, zelfs haar poesje vergat zij om met Baby te spelen. De eerste keer, dat hij in zijn wagen in den tuin reed. de eerste tand, die. er doorkwam, waren heerlijke oogenblikken in het leven der jeugdige tante. Welk een vreugde, als hij zijn mollige armpjes naar Dorn uitstak, wanneer 'eze uit (school kwam! Maar het allerheerlijkst vond zij hel met het kleine ventje in haar armen EveiTs komst vóór "hel raam af le wachten. Hoe dc 'uitdrukking >an Evert s gezicht ook zijn niocht. zij verhelderde plotseling, als hij I Dor:i cn Baby zag. Zoo verliep hel eerste jaar van Dotje s lanle- schap. (Wordt vervolgd.) Een held. Op een nevelachtigen Decembermorgen ver liet dc Italiaansche stoomboot „Margarita" de haven van Livorno om naar het eiland Malta te varen. I Onder dc reizigers, die op het oc' Hek I van hel schip vertoefden, bevond v. n twaalfjarige knaap, wiens bruin gclao i wr.r'lokken omlijst, diepe smart verrit"! I-ij was een stille jongen, die den heelen dag zwij gend op dc opgerolde louwen /.al, en nu eens naar de heen en weer loopende matrozen keek, dan weer naar de golven tuurde. Niemaud bekommerde zich om den jongen, die nooit lachte cn zich bij niemand aansloot, j Op zekeren -morgen echter, nadat de boot in dc haven van Napels geland was eu deze na een kort oponthoud weer verlaten had, kwam een matroos uaar den eenzamen jongen toe en zei- „ik breng je gezelschap!" Het was een meisje, dat naast den jongen op de touwen ging zitten. En Janmaat liep weer sloffend heen Beiden keken elkander eenigen tijd aan en de een nam de gestalte, hel uiterlijk en de kleeding van den ander op. Eindelijk vroeg de jongen: .Hoe heet je?" „Julia! antwroordde het meisje. „En jij?" „Mariol" „Waar ga je heen?" vroeg hij verder. „Naar Malta!" riep zij vroolijk uit. „Ik ga naar mijn ouders terug. Ik heb een heelen tijd bij Grootmoeder in Napels gelogeerd en ver lang er erg naar, Vader cn Moeder terug te zien."# Mario keek niet vroolijk en zei bedroefd: „Ik heb Vader noch Moeder meer. Zij zijn in Livorno gestorven. Ik reis ook naar Malta, waar ik bij een familielid in dienst zal treden." Plotseling zei dc kapitein, die langs de pra tende kinderen liep: „Wees maar niet onge rust, doch het zal vandaag spoken hoor! Er komt.een herige storm opzetten!" Op hetzelfde oogenblik blies er een ruk wind over de zee en bracht het schip in schommelende beweging. De kinderen waren echter volstrekt niet bang, maar hadden plezier in het loeien van den wind en de op- en neergaande golven, wier witte schuim over "het dek spoelde. Het meisje, dat even oud was als Mario, had een slanke gestalte, en was wat grooter dan de jongen. Zij lachte hartelijk, terwijl zij Mario stevig vasthield en bond, toen de scher pe wind haar lokken door elkaar joeg, een rooden doek om haar hoofd. Zoo zaten zij den geheelen dag op de opge rolde touwen, waar zij ook hun twaalf-uurtje gebruikten; doch terwijl Julia vroolijk bab belde en lachte, bleef Mario ernstig en sprak weinig. Toen bij 't vallen van den avond de matro zen de touwen haalden, om ze aan de zeilen vast te maken, moesten de kinderen hun zetel verlaten, en werd de jongen, toen ze opston den, door een stoot, dien het schip kreeg, tegen een ijzeren paal geslingerd. Julia stiet een gil uit, knielde naast hem neer en stelpte met haar zakdoek het bloed, dat uit een wond aan zijn hoofd liep. Mario stond na een korte poos op en zei: Julia, ik dank je en ik zal nooit vergeten, wat je voor mij gedaan hebt! 't Is nu tijd, gewor den om naar bed te gaan. Slaap lekkerl" „Goeden nacht!" antwoordde het meisje, terwijl zij hem een hand gaf. Zij gingen nu ieder naar hun kajiiit om te slapen. Dit was echter niet mogelijk, want de storm nam nog steeds in hevigheid toe. De boot 'deinde op en neer, de eene springvloed na den anderen overstroomde het dek en ruk winden scheurden de zeilen aan flarden, bra ken de masten aan stukken. De deur, welke tot de machinekamer toe gang gaf. barstte open door den druk van den vloed, golf op golf stroomde in den vuurhaard cn blusehte dien uit. Nu klonk boven de windstooten en het gol- vengcweld de stem van den kapitein uit: „Aan de pompen! Aan de pompen!" De geheele equipage en de mannelijke pas sagiers spoedden zich er heen en arbeidden zonder ophouden, maar hel hielp niet veel, want een alles overweldigende windvlaag wierp het schip tegen een klip, zoodat het lek werd en begon te zinken. De reizigers omsingelden den kapitein en riepen wanhopend uil: „Wat zal er met ons gebeuren? Red ons!" Deze antwoordde met een stem, die allen deed ontstellen: „liet schip is verloren!" Een paar matrozen lieten een boot in de woelende golven neer en klommen cr in, ter wijl vrouwen en kinderen over boord getild en er in gezet werden. Daar kwam een nieuwe, nog wildere stormvloed en greep het kleine vaartuig, zoodal het omsloeg cn allen, die er zich op bevonden, verloren gingen. Het schip zonk al dieper en dieper. „Brengt de andere sloep in zee!" beval dc l kapitein. Dit gebeurde, en de matrozen droegen vrou- wen eii kinderen in het-bootje, terwijl de man- nclijke passagiers volgden. De beide kinderen, Mario en Julia, stonden tegen den mast van het aehterek, dien zij krampachtig omklemd hielden en staarden stijf van schrik in de woedende zee. Naast hen vertoonde dc kapitein zich nuf die den matrozen, welke dc sloep zouden roeien, toeriep: „Redt de kinderen. Ik zal op mijn post blijven!" j „De boot is overvol!" schreeuwden de roeiers terug. ..Er is nog maar voor Cén kind I plaats Hel kleinste kan er nog alleen bijl" En andere stemmen riepen: „Mario, Mariol" I De kinderen zagen met ontsteltenis, dat het j water al hooger en hooger steeg in het schip, i In den drang om hun jong leven te redden, I vlogen zij naar de verschansing en strekten |dc armen uit: I „Neemt uns mee! Neemt ons mee!" gilden zij 1 Bij het antwoord: „hel kleinste kan er no'g I alleen bij!" rilde Julia, .die wat grooter was j dan de jongen, over haar geheele lichaam. Zij I maakte haar hand uit die van Mario los, haar jgroote oogen keken angstig rond Mario zag haar vcrbleeken. teven en ont- stellen, en riep zoo hard als hij kon, terwijl i li ij op Julia wees: 1 „Het meisje is lichter dan ik.' Daarop wendde hij zich tot haar en zei met een slem, waaruit een goed hart weerklonk: „Ga, Julia! .Tij hebt Vader en Moeder. Ik ben een wees. Stap gauw in dc boot! De branding had op dit oogenblik de boot echter gegrepen en een eind van het gestran de schip gedreven, zoodat het meisje niet in slaat was cr in le klimmen. Dc matrozen, die op de roeibanken zaten, riepen Mario toe: „Gooi het meisje in het water. We zullen haar wel opvisschenï" Daarna greep hij Julia, die half onmachtig was, lilde haar flink op cn wierp haar in zee. Julia sliet een gil uit en zonk; toen zij weer opdook, werd zo door een matroos, die voor 'op dut ':ocg van he' vaartuig stond, gegrepen 'en in de boot getrokken» Mario bleef "legen de verschansing der boot geleund staan en tuurde, terwijl de w md door zijn haar woei, naar het kleine bootje. Op zijn bruin gezicht lag een uitdrukking van rust en vreugde. Julia, die vóór in de reddingsboot zat, wendde haar oogen, die vol tranen stonden, naar hem en riep: „Mario, ik dank je!" Zij hief haar armen op en herhaalde steeds haar laatsten groet. Hij hief de hand op, wenkte haar toe cü. riep: „Vaarwel Julia! Het ga je goed!" De sloep verwijderde zich meer en meer van het wrak en de nevel van den invallen den avond hulde klip en boot in zijn sluiers. De vloed rolde nu huizenhoog en bedekte het schip met zijn schuimende golven, zoodat nog slechts dèt gedeelte, waarop Mario zich bevond, uit de zee omhoog stak. De kapitein was reeds vroeger door een stortvloed in de diepte geslingerd. Julia zonk op haar knieën, boog het hoofd en verborg het gelaat in haar handen. Toen zij weer opkeek, waren het schip en Mario verdwenen. Een reusachtige golf rolde over de plek, waar hij in de diepte zonk. Van alles wat. Iemand le zeggen welk getal hy overhead!. Om iemand te zeggen, welk getal hij over houdt, als hij twee getallen van elkaar heeft afgetrokken, behoeft hij je slechts het cijfer der eenheden te noemen. Je zegt tegen hem: „Schrijf een getal van drie cijfers op Ver wissel nu de uiterste cijfers, waardoor je een nieuw getal krijgt, en trek het kleinste van het grootste af. Welk cijfer staat nu op de plaats der eenheden?" Het cijfer, dat hij je nu noemt, trek je van 9 af en je krijgt het cijfer der honderdtallen, 9 is steeds het middelste cijfer; het cijfer der eenheden heeft hij je reeds genoemd. B.v. hij heeft opgeschreven 127. Hij verwis selt de beide uiterste cijfers en krijgt dus 721. 721 127 594. „4 is het cijfer der eenheden," zegt hij en je trekt 4 van 9 af en krijgt 5 als honderdtallen, waarop je kunt antwoorden: „Het verschil is 594." Mocht je 9 tot antwoord krijgen, dan is het verschil altijd 99, daar 9 steedis op de plaats der tientallen staat Roomsohe bonnen als koffle-ersatz Aan de Rbein, Westfalische Zeitung wordt medegedeeld, dat de plattelandsbevol king van Hannover en Holstein een nieuw ge bruik maakt van de Roomsche boonen. Men laat ze eerst in de zon drogen, roostert ze daarna op de kachel en maalt ze ten slotte in den koffiemolen. Vervolgens zet men er... kof fie van. Koffie-ersatz dus, maar die voortref felijk smaakt. Een voorbeeld, dat navolging verdient, ook hier te lande, waar wij al danig in den koffienood zitten! Men probeere het eens. Geen kouvatten meer. Een van dc grootste vorderingen, die de mensch in zijn gezondheidstoestand maken kan is onvatbaar te worden voor kouvatten. Het kou vatten is daarom zoo gevaarlijk, omdat geen geneesheer weet, wat kouvatten eigenlijk is, en hoe het tot stand komt. In de „Frankf. Wochenschr. Umschau" wijst profes sor H. Salomon er op, dat het gevaar voor kouvatten door de meeste menschen te erg overdreven wordt en daardoor ook te veel ge vreesd. Allereerst moet er tegen gewaar schuwd worden, elk klein tochtje als gevaar lijk te beschouwen. Ook, en dat is het belang rijkste, moet iedereen weten, dat hel gevaar voor kouvatten alleen dreigt, wanneer het lichaam in rust is en dat men zich dus het beste beschermt door een verstandige bewe ging te nemen. Zooals men op koude winter dagen vanzelf sneller loopt, zoo moet men dat bij alle temperatuurdalingen doen, in plaats van het lichaam door een onverstandig ge bruik van warme kleedingstukken te verwen nen en daarmee zijn gevoeligheid te verhoo- gcn. Daktuinen. In het belang der volksgezondheid et der bestrijding van zuigelingensterfte zal, mol hel oog op het bevorderen van den aanleg vaat daktuinen, volgens een bericht in den Ge* sundheits-Ingenieur door de houw^ politie te Berlijn afwijking van beperkende t alingen betreffende geoorloofde hoogte vax| -cbouwen op verzoek worden toegestaan! Door dc betreffende overheid wordt zelfs aai*# gedrongen het inrichten van daktuinen zoo< vee? mogelijk aan te moedigen, mits er vooi gezorgd worde, dat de noodige trappen naai boven voèren en dat de ruimte, gelegen tus< schen de hoogst toelaatbare woonruimte ed den daktuin, zoo gebouwd is dat zii niet tr.| voortdurend verblijf van men^riv» i.-m won den ingericht. Drie gram radium per jaar. Drie gram radium per jaar, dat is d<t totale hoeveelheid, die een half dozijn radium-» fabrieken uit honderdduizenden tonnen grond-* stof wint. Voor drie gram zuiver radiumzout' werken ongeveen 25 menschen gedurende heü thcele jaar 9 uur per dag. Het gewonnen radium vertegenwoordigt echter een aanzien-» lijkc waarde. In de Ver. Staten betaalt mert tegenwoordig voor een gram radium meen dan 100.000 dollar. Bijna dc helft van allo radium, die op de hcele aarde gewonnen wordt, wordt in de Ver. Staten verwerkt. Daan zijn drie radiumfabricken, een in Landsdowne in dc nabijheid van Philadelphia, een in Pitts-* burg en een in Denver (Colorado). De methode, volgens welke de Amerikanen het radium uit de grondstoffen halen, is afkomstig van pro* fessor Kabakjian. De uitgangsstof daarbij if carnoliet, een gele, aardachtige stof, die in Colorado en op een plek in Zuid-Aaistralië voorkomt. Hij heeft zijn methode verkocht aan de chemische maatschappij, die de radi- umtabriek te Landsdowne hoeft. Ook de beide andere fabrieken werken volgens zijn systeem, "Waarop de methode berust wordt als fabrieks geheim zorgvuldig geheim gehouden. (Vox Med.) Dnnr tub liet beschuttend Ter moge* Tan pokkeninenting. H. A. Gins deelt in dc V i e r t e I* j a h r s s c h r. f. G e r. M e d i z i n de resul- taten mede van een door hem ingesteld uitge breid onderzoek naar den duur van het be schuttend vermogen der pokken inenting. Hij vond, dal bij herinenling van 12-jarigen onge veer een derde der kinderen hunne vaccine- immuniteit bijna geheel verloren hadden. Een nieuwe inenting op dezen leeftijd gaf dezelf de beschutting tot op den 30-jarigen; dan trad weder dezelfde verhouding als bij de 12-jari gen na de eerste inenting in. Tot op den 30- jarigen leeftijd bleek de immuniteit langzaam af te nemen, daarna sneller en bij vrouwen meer dan bij mannen. Boven dien leeftijd i* een duidelijk afnemen van de vaccine-beschut ting merkbaar. Dit zou het feit verklaren, waarom in Duitschland bij ingeënten en her- mgeënten onder den 30-jarigen leeftijd /od zelden sterfgevallen of zware ziektegevallen aan pokken voorkomen. Schrijver acht het waarschijnlijk, dat dooB een herinenting op den 40-jarigen leeftijd pok- kengevallen ook op hoogen ouderdom zouden vermeden worden. Karper» als Binlarialiestrijdei'i. Een Italiaansch landbouwkundig vak blad vestigt de aandacht op het belang van karperteelt als gewichtig hulpmiddel bij del malariabestrijding. Het blad wijst naar aan leiding daarvan op de onderzoekingen, die irt het vischtecltslotion te Madagascar gedaan werden. De proefnemingen daar hebben aan getoond, dal de Chinecsche karper het groot ste deel van de larven der in de wateren vail de rijstvelden broedende steckmuggen doodde Men wil thans ook in de wateren der Italiaan* sche rijstvelden karpers gaan telen om del muggelarven te verdelgen cn daarmee de ma* lariabacil bestrijden. (Vox Med.) De verhuizing door C. H. We zijn druk aan 't verhuizen Op Moeders oude blad Vanaf den vroegen morgen; Foei, wat 'n drukt is dit! Hel paard, het schaap, de ezel Gaan allen met ons mee, En Poppelijsje slaapt al Ileel rustig en tevrêe. Het werd ons met den winter In 't oude huis te koud, Dat kunvje wel begrijpen: 't Was maar van heel dun hout We zochten toen een huisje. Dat warmer was: van steent) Daar trekken met ons allen Wij nu vanavond heen. De meubels en het huisraad Heb ik al weggebracht Wat je hier ziet op 't plaalje, Is onze laatste vracht Gelukkig, vóór den avond Zijn wij op orde weer, Geen wonder, want ik reisde Wel zes keer op en neer< Toe, kom eens bij ons kijken In 't mooie, nieuwe huis, Maar loop dan niet naar 't oude. Daar vind ie ons niet thuis.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1917 | | pagina 4