o unions DE EEMLANDER" BUITENLAND 1I8KXEMEKTSPRIJS T3T Z PRIJS DER ADVERTENTIE elke -tegel meet f 0.2o[ FEUILLETON. Astrid Ehrencron-Müller. t6e Jaargang, No. ISO per poll 1 2.00. per week (met gratis veriekering «9» o*s«!ukVcn) f 0.14. afconderlilke nummers OjOS. VCekehikscb bijvoegsel Holhndxht (ocd«r rrci.de van Thtrètt Hoven) tn J maaaden 50 ce«t. WekeliJUcb bgvoegsel *V*c<+c*-uc* per 3 maanden 60 cent. AMERSFDORTSCH DAGBLAD Donderdag 17 Januari 1913 it HOOFDREDACTEUR: M.. D. J. VAN SCHAARDENBURG UITGEVFRSVALKHOFF 4 C. BUREAU: ARNHEMSCHE POORTWAL, HOEK UT«echtsck»,T«. INTERCOMM. TELEFOONNUMMER 513 dienstaanbiedingen 1—5 regels f 0J0. groote letten naar plaatsruimte. Voor handel en bedrijf bestaan zeer voordcelige bepalingen tot het herhaald advei» teeren in dit Blad, bij abonnement. Eene drculaire; bevattende de Voorwaarden, wordt op aanvraag toegezonden. ook tot- hun rechi komen, is natuurlijk uitge sloten, er wordt 'n modus vivendi gezocht; en slechts die politieke wenschen kunnen in het program 'n plaats vinden, welke zóó rijp zijn dat de over groote meerderheid der R. Kath. er zich mee vereenigen kan en alle gevaar voor splitsing dus uitgesloten is. Zijn het aan de linkerzijde gemeenlijk de vooruitstrevenden die de leuze aanheffen en aan het hoofd optrekken, bij de R. Kath. zijn het de achterblijvers die de pas aangeven, de verdedigers van nieuwe politieke mee ningen moeten geduld hebben tot dat ook de meer bedachtzamen er toe bekeerd zijn. Het gevolg is natuurlijk dat het program uiterst vaag is, ja dat van 'n Kath. partij ols politieke partij met 'n waarlijk poli tiek programma eigenlijk niet gesproken kan worden. Het program, waarop de R. Kath. Staats partij thans nog voortteert is dan ook 'n zeer zonderling ding. De meeste desiderata zijn reeds lang vervuld of zullen spoedig ver vuld worden en de rest is voor vervulling vrijwel onvatbaar: zoo bijv. de afschaffing van de successiebelasting. Vermakelijk-na ief klinkt ons in de ooren het program punt: Geen verdere uitbreiding of verhoo ging van 's rijks directe belastingen. Ver makelijk juist hierom wijl dit program da teert uit 1896, in welk jaar de directe lasten "bij thans vergeleken nog maar 'n peulschil letje waren; naïef, wijl het thans vrijwel communis opinio is dat juist de indirecte belastingen zoo min mogelijk verzwaard mo ge worden wegens hun onbillijken druk. Eén deugd heeft het program: militairis- tisch Is het niet. „Vermindering van finan tieele en persoonlijke lasten moet richt snoer en doel blijven. De vraag moet wor den onderzocht of bij den tegenwoordigen stand van zaken een uitgave van meer dan 20 millioen 's'jaars voor het leger gewet tigd is". Overigens zijn de meeste wenschen van dit politieke program specifiek kerkelijke be langen najagend: bizondere school zij regel; recht voor de kerkgenootschappen tot ves tiging van leerstoelen aan de Universiteiten, Rijksopvoedingsgestichten en Tuchtscholen moeten worden toevertrouwd aai) kerkge nootschappen of liefdadige instellingen, krachtiger ondersteuning der missiën in de Koloniën, invloed van de kerkgenootschap pen op het inlandsche onderwijs enz. Wat de sociale vraagstukken betreft: „Voor de Kath. leden der Tweede Kamer is de Ency cliek Rerum novarum op dit stuk de grond wet." Geheel overeenkomstig dus de over weging, welke bij de samenstelling van het program leiding gegeven heeft: „Als Kath. mannen belijden zij en verdedigen zij wat door den H. Stoel over het wezen van den Staat, over oorsprong en bevoegdheid van het gezag, over plichten van vorsten en vol ken wordt geleerd. Zij verwerpen wat de Syl labus verwerpt, zij aanvaarden wat de Ency clieken Quanta cura van 1864 en Immorta- le Dei van 1885 leeren," terwijl iets verder uitgesproken wordt dat „allen en een iege lijk de voorschiften van den H. Stoel hou den als de wet van hun leven en zich rich ten naar de Bisschoppen, die de H. Geest gesteld heeft tot het besturen van Gods Kerk". Aan dit, voor zoover het politieke gedeel te betreft zeer verouderde program is in 1909 'n program van actie toegevoegd dat behelst: doorvoering der sociale verzekering en in verband daarmee herziening van de tarieven van in- en uitvoer, regeling der adm. rechtspraak, verdere gelijkmaking van openbaar én bizonder onderwijs, invoering van gezinshoofden-kiesrecht met evenredi ge vertegenwoordiging. Zoo moeielijk het voor de R. Kath. Staats partij is om politieke wenschen in haar pro gram op te nemen, zoo gemakkelijk valt het haar ze te laten varen; dat gezinshoofden- kiesrecht bijv. heeft zij zonder eenige consi deratie prijs gegeven. Er zijn vele teekenen welke op 'n a.s. tfer- jongingskkur wijzen. Nog zijn de conservatie ven in de partij machtig maar de democra ten roeren zich en de R. Kath. zouden hun oude taktiek verloochenen als zij niet, zien de het gevaar van scheuring, eieren voor hun geld kozen en door allerlei concessies de eenheid redden. Sinds wij dit schreven is inderdaad 'n nieuw concept-program van het Bestuur van den Alg. Bond van R. K. Kiesvereenigingen verschenen (zie Dagblad 10 Jan.) en dat maakt ongetwijfeld n frisscheren i ndruk. Toch draagt het n kenmerk der halfheid. Deels bestaat het uit poÜijeke punten, wel ke men onafhankelijk van godsdienstige overtuiging, in alle partijen of maatschappe lijke lagen onderschrijven kan en welke dus, onbedoeld, 'n getuigenis zijn tegen de vermenging van godsdienst en politiek en tegen het bestaan van 'n roomsche staat kunde, deeds houdt het eenige wenschen in welke het program toch 'n christelijk tint je moeten geven (krachtige ondersteuning -der Zending, bestrijding der zedeloosheid, handhaving der christelijke beginselen in de huwelijkswetgeving) %n ien slotte worden eenige. waarlijk democratische gedachten uitgesproken, als__daar zijn: meerdere in vloed der volksvertegenwoordiging op het buitenlandsch beleid, geleidelijke internati onale ontwapening, erkenning van de orga nisaties van belanghebbenden als advisee- rende colleges bij het voorbereiden van so ciale wetten. Waar zóó uitgesproken demo cratisch is dit program toch ooi* weer niet, of de stijfste conservatief kon het nog zon der politiek gewetensbezwaar onderschrij ven. Van staatspensioen wordt niet gekikt, van vrouwenkiesrecht evenmin. Schrap de enkele specifiek roomsche wenschen, en dit concept zou de grootst gemeene deeler van alle partijen kunnen zijn. Overigens bewijst dit concept dat mep in het roomsche kamp uit de wereldgeschiede nis dfizer dagen veel geleerd heeft, méér dan in menig en anderen kring. Men begrijpt daar dat de bakens verzet moeten worden. En met het bewonderenswaardige aanpas singsvermogen weet men dit zoo te doen dat het evenwicht -van het logge lichaam toch bewaard blijft. Men voelt dat aan de democratische stroorhïng niet-te ontkomen valt maar men weet juist die democratische wenschen uit te kiezen en over te nemen welke niets kosten en dus ook voor de meer conservatieve elementen aannemelijk zijn. De schuit blijft dezelfde maar er komt 'n de mocratische wimpel aan de vlag. Politiek Overzicht De boodschap van Lansing. fll. Met zijne boodschap, dat Amerika voort gaat "met den oorlog en dot het moet en zal overwinnen, heeft staatssecretaris Lansing de Entente een hart onder den riem gesto ken. Die boodschap heeft haar een moreelea steun verschaft, waaraan zij dringend be hoefte had. Men kan veilig zeggen, dat de fcoop op den steun, die uit Amerika zal ko men, zoo niet de eenige, dan toch zeker de voornaamste factor is, die den moed aan die zijde nog levendig houdt. Maar op den duur, heeft men aan toezeggingen van steun niets. Slechts feitelijke, daadwerkelijke hulp uit Amerika- kan aan de Entente redding uit den nood brengen. Hoe staat het nu met de vervulling van de beloften, waarmee men aan Amerikaansche zijde niet karig is geweest? In Juli 1917 werd aangekondigd, dat de regeering der Ver- eenigde Staten een leger van twee millioen manschappen uitrustte voor den oorlog tegen Duitschland. Over den arbeid, die gedurende het jaar 1917 is verricht voor die uitrusting, heeft het hoofd van het oorlogsdepartement, secretaris Baker, enkele dagen geleden eene verklaring afgelegd aan eene commissie van den Senaat. Men verneemt daaruit, dat Amerika in Frankrijk een leger van aan merkelijke sterkte heeft, dat gereed is in actie te treden. Officieren en manschappen zijn opgeleid voor de moderne oorlogvoe ring; wapenen van de nieuwste en beste con structie zijn beschikbaar voor ieder soldaat in Frankrijk en voor iederen de wapenen dragendon man, die in 1918 naar Frankrijk kan worden gezonden. Nagenoeg 1.500.000 man slaan in het veld of worden opgeleid. Geen leger van dergelijke sterkte is ooit in de wereldgeschiedenis zoo vlug ingelijfd, uit gerust en geoefend, en nog nooit zijn maat regelen van dien omvang genomen voor het gerief, de gezondheid en het u&efzijh van het leger. Het totale aantal van de in mili tairen dienst staande manschappen is ander half maal grooter dan eenige strijdmacht, die Amerika ooit heeft gemobiliseerd. Secretaris Baker noemt cijfers tot illustra tie van den door het departement, aan welks hoofd hij staat, verrichten arbeid; hij zegt: Den len April 1917 bestond het staande leger uit 5791 officieren en 121.806 man schappen, de landweer uit 3733 ofiicieren en 76.713 ingeschreven manschappen, de reserve uit 2573 officieren en 4000 inge schreven manschappen. Den 21 en December 1917 bestonden de geregelde troepen uit 10.2^0 officieren en 475.000 manschappen, de landweer uit 10.031 officieren en 400.900 man, de landstorm uit 180.000 man en de reserve uit 84.575 offreren en 727.500 man. De toeneming bedroeg dus in negen maanden van 9524 tot 110.850. offi cieren en van 202.519 tot 1.428.650 man. Van de voor den luchtdienst aangewezen af- deelingen worden bijzondere cijfers ge noemd. waaruit men ziet, dat bij dien dienst werkzaam waren op 1 April 1917 65 offi cieren en 1120 manschappen en op 1 Januari 1918 3900 officieren en 82120 man. Tot besluit zegt secretaris Baker: „In de eerste plaats heeft het Amerikaansche volk het recht te weten, hoe de regeering in staat was de mannenkracht en de materieele kracht van het land te organiseeren, in de tweede plaats wat ons leger onder Pershing in Frankrijk verricht. Onze bondgenooten hebben gelijk, voordeelen te halen uit de ontmoediging van hunne vijanden, die moet komen als de Duitschers tot het inzicht komen, dat de Amerikaansche democratie geene fouten maaïcte en niet draalde, maar inderdaad hare volle georganiseerde kracht tegen de Duitsche militaire machine in.-wer king bracht." Men ziet uit deze verklaring, door de Amerikaansche regeering afgelegd, dat zij niet karig is met den lof, dien zij aan zich zelve toebrengt. Die lof is misschien ten volle verdiend, want er is ongetwijfeld veel werk verricht op een gebied, dat tot dusver geheel buiten cie regeeringszorg lag. Maaiv de vraag is hier niet of er veel, maar of er goed en doeltreffend werk is verricht. Daar op is hel antwoord minder bevredigend. Reeds dadelijk blijkt, dat van het cijfer van twee millioen, waaruit volgens/de aankondi ging van Juli het voor de bestrijding van Duitschland bestemde leger zou bestaan, een half rniüioen moet worden afgetrokken. Baker spreekt van 110.850 officieren en 1.428.650 manschappen, te zamen dus 1.539.500 ïfian, die op 31 December 1917 aanwezig waren. Maar dit totaalcijfer is ver kregen, door bijeen te voegen de geregelde troepen dat is de legermacht, waartoe het vóór den oorlog beschikbare staande leger, voor den dienst buitenslands bestemd, is uitgegroeid de landweer, den landstorm en de reserve. Het staande leger is nu sterk 10.250 offficieren en 475,000 manschap pen; het blijft dus beneden het halve mil lioen. Dat is, bij vroeger vergeleken, zeer zeker eene aanzienlijke versterking; niaar vergeleken bij de aangekondigde twee mil lioen, maakt dit cijfer, dat voor uitzending beschikbaar is, toch geen schitterende fi-; guur. Of uit de andere bestanddeelen landweer, landstorm en reserve - een gfed georganiseerd, in den oorlog bruik baar leger kon worden samengesteld, moet te meer betwijfeld worden, omdat het Ame rikaansche volk tot vóór dezen oorlog mili tair geheel ongeorganiseerd was en omdat er, lettende op het kleine beroepsleger, dat aanwezig was toen besloten werd in den öorlog te gaan, een groot gebrek moet zriiv aan personeel, bekwaam om aan het „volk onder cie wapenen" de noodige opleiding te geven. In ieder geval is daarvoor tijd noo- dig en die tijd mag niet te krop worden toe gemeten. Men kan dus, op oud u de cijfers, door secretaris Baker genoemd, de sterkte van de Amerikaansche strijdmacht, die op 31 December voor uitzending naar Europa beschikbaar was, op niet hooger stellen den een half millien. De oortot; Berlijn16 Jan. (\V. B.) i'e Brest- Litowsk heeft de Duitsch-Oost.-Hong.-Rus- sische commissie ter bespreking van de ge- biedskwestie op 14 Januari 's namiddags om vijf uur hare vierde zitting- gehouden. Staatssecretaris von Kühlmann deelde mee, dat de verbonden regeeringen tot het besluit zijn gekomen, de geformuleerde voorstellen der Russische afvaardiging van hun kant eveneens in geformuleerdcn vorm te beantwoorden. Hij moet er echter op nieuw op te wijzen, dat hij de manier, vnn doen, volgens welk de delegatie wederkce- rig met geformuleerde schrifturen onder handelen als buitengewoon tijdroovend en weinig doeltreffend beschouwt. Als men in derdaad tot een vreedzaam einde wil komen, zou het voortaan aanbevelenswaardig ziin, de onderhavige slof grondig te bespreken en darwvan eiken kant aan één onderhande laar slecht? de redactie op te dragen Deze twee heeren zouden als redactie- comité samen moeten nagaan, in hoe ver zij een gemeenschoppelijken tekst zouden kun nen zoeken en ingeval deze niet mogelijk zou zijn, in onderlinge overeenstemming de punter\ van geschil over en weer onder woorden en op schrift moeten brengen." Vervolgens werd het eigenlijke antwoord der bondgenooten voorgelezen, hetgeen als volgt luidt: De Duitsche en de O.-H. oelegatie heb ben de voorstellen der Russische delegatie nopens de ontwikkeling van den toestand in Je door de centrale mogendheden bezetto gebieden van Rusland overgebracht, welke voorstellen zoozeer afwijken van de opvat ting dér bondgenooten, dat zij, zooals ze daar liggen, als onaannamelijk moeten wor sen bestempeld. Zonder nader in den vorm. dezer voorstellen te willen treden, kan men ze toch niet met stilzwijgen voorbijgaan, dat ze niet het karakter van de door de centra- len nagestreefde schikking dragen, naar veeleer een eenzijdige Russische eisch blij ken, die niet getuigt van den wensch om de billijke gronden van weerszijden in aanmer king te nemen. Nochtans zijn de? O.-H. en Duitsche dele- Onzs Partijen. V. De Roo ms ch-K a t ho i i ek en. Th*r.s komen wij lot de beschouwing van 4e politieke partijen zelve cn hun program ma s. Wij zullen beginnen met de rechter zijde, welke gevormd wordt door de R. Kath. Staatspartij, de Anti-Revolutionaire partij en Sa€ Christ.-Historische Unie, gedrieën ver bonden tot een „Coalitie". Men hoort ook wel spreken van „de christelijke partijen". Deze naam getuigt echter van zeer oncliris- telijke aanmatiging en is slechts juist voor zoover „christelijk" hier gebruikt wordt in den zin van politiek-christelijk. In dien zin is de beruchte antithese: christelijk anti christelijk of paganistisch inderdaad be- stasnbear. Want de andere politieke partij en zijn niet anti-christelijk doch anti-poli- liek-christelijk, d.w.z. zij wenschen geen ver band te leggen tusschen godsdienst en po litiek, zij wenschen niet beide dienstbaar te maken aan elkaar, waarbij aan den eenen kan*, politieke winst geslagen wordt uit de godsdienstigheid van de bevolking, en aan den anderen kant de politiek kerkelijke be langen bevorderen moet. Alle partijen der linkerzijde huldigen het vrijzinnig standpunt dat, vooral in 'n land met zoo groote ver scheidenheid van kerkgenootschappen als het onze, aan elk daarvan volle vrijheid ver schaft moet worden zich te ontplooien, het-, geenmeebrengt dat de overheid zelve de strengste neutraliteit in acht moet nemen daar geen hunner zich mag laten beïnvloe den noch aan eep hunner bizondere voor rechten mag toekennen; 'n standpunt, dat slechts eenjge moeielijkheid oplevert ten op zichte van verkregen historische rechten. Juister dan de naam „christelijk" is voor de rechterzijde de naam „kerkelijk". Want zelfs meer dan het politieke program is het ten slotte het lidmaatschap van 'n kerkge nootschap, dat de band vormt tusschën de leden van de partijen der rechterjjjdè. Het moge zonderling klinken, doch het is helaas zoo: niet de politieke inzichten doch de kerkelijke, de godsdienstige meeningen ge ven voor de kiezers der rechterzijde den doorslag hoe zij bij politieke verkiezin gen stemmen zullen. Zij vragen niet naar de politiek doch naar den godsdienst van den candidaat. Het sterkst komt dit uit in de R. Kath Staatspartij. Het is duidelijk dat tot deze partij slechts R. Kath. behooren. Toch om vat zij niet alle R. Kath. Vèrreweg de mees ten, de leidzame laten zich ook in de po litieke organisatie indeelen; maar de meer- onafhankelijk denkenden wenschen zelfstan dig 'n keuze te doen tusschen de verschil lende polfReke programma's en daarbij niet den maatstaf aan te leggen van het belang der kerk doch in de eerste 'plaats dat van Land en Volk. Deze liberale Katholieken, als wij ze zoo noemen mogen, vindt men hoofdzakelijk in de groote steden en in vrij grooten getale in eenige zuidelijke steden, als Breda, Eindhoven, Den Bosch, Roer mond, Maastricht. Ook onder de R. Kath. arbeiders zijn er zeer velen die buiten de politieke organisatie van de Kerk vallen. Voroal in de mijnstreek en de grootere fa brieksplaatsen wint de soc.-dem. arb. partij steeds meer stemmen onder^ roomsche ar beiders. Wel spant ook de Kath. Sociale Actie zich krachtig in, maar juist onder de reeds weifelende elementen staat deze in verdenking meer door het belang der kerk dan door het welzijn van den arbeider ge dreven te worden. Hel politiek program der R. Kath. Staats partij is niet* scherp omlijnd. De R. Kath. hebben 'n buitengewoon aanpassingsvermo gen; als maar de uiterlijke eenheid bewaard 'blijft, kunnen de meest verschillende poli tieke inzichten naast elkaar bestaan; dat zij Men vindt meer troost in gelooven dan in .weten. Uit het Deensch door Betsy Bakker—Norb O, en wat was hel heerlijk, daar buUea op de fjord tc Joopen in die grauwe vorstdagen, terwijl de heuvels langs de kust bedekt sche nen met kristal, en de dennen van de plan tage zoo teer en fijn als porselein geleken. En de hemel hoven hen en hetijs onder hen was oven grauw, zelfs de roode daken van Har back hadden hun kleur in den nevel verloren. En als dan, de hemel plotseling hooger en lichter werd/ en overging lot blauw, als de zon doorbrak en de rijm als fijne scherven tus schen hel heidekruid klirde, terwijl de den nen de porseleinen omhulsels van hun appels schudden en zich koesterden in de Februari zon, hoe heerlijk was het dan, over het ijs te .vliegen en te weten dal daaronder groote, wonderlijke visschen zwommen, in nog groe ier vaart; en daarboven vlogen de meeuwen en ..raaien en andere r aerogels haar sui zend voorbij. O, liet leven boven haar en het leven onder haar, en zij zelf vliegend als een vogel, glij dend als een visch „O, Ingeborg, wat is het heerlijk, en dat heb ik alleen aan jou tc danken. Ja, want ik weet, dat ik er zelf nooit aan gedacht zou hebben1.'1 „We krijgen al gasten tegen St. Johannes", zei Ingeborg op een dag in hel voorjaar. „Dat heeft Petersen in zijn alwetendheid bedisseld. Dan kunnen de paarden cn dat alles beter ge mist worden dan in den echten /vacantielijd. En ze zijn toch allemaal, zooals Petersen zegt, „nietsdoeners" die hier komen, dus hebben ze ook niet veel met de vacantia te maken. Ik moet hierbij tusschen haakjes zeggen, dat voor Petersen elk een nietsdoener is, die niet achter een ploeg loopt, op een mestkar zit, en zijn brood eet in het zweel zijns aanschijns. En dus komen ze allen te gelijk met de rozen, de groene kruisbessen en de eerste kui kentjes." Maar Malhildc was erg teleurgesteld. Ze wist hot zelf niet, maar zoo had ze hen toch niet voorgesteld. Ze waren allemaal zoo vree- selijk gewoon. Volstrekt niet of ze van zulk een groote stad, Kopenhagen, kwamen. Eerst de neef en nicht. Zij was telefoniste, een verdrukt, vreemd persoontje, maar wel lief. Ze geleek op Ingeborg, maar dan een min der fleurige editie, ze zag er veel gewoner uit in haar eeuwige schotsche blouse en blauwe tietsrok. Haar broer was verbazend aardig, hij was student, maar leek nog een jongen, ofschoon hij over de twintig was." Zijn bovenlip slak rvnl uit. flat kwaai. zei Ingeborg, omdat hij tot zlju zevende jaar had loopcu tc 'gruiicn, om dat hij naar school moest. Hij was zoo goed moedig, dal ze legen liem konden zeggen wat ze maar wilden, dan trok hij den mond een weinig op naar den genen kant en glimlachte. Hij was zeker vreesdijk naïel' op literair ge bied. Hij kon dingen zeggen, dal de anderen eerst dc oogen wijd opensperden, cn laler de handen ineen sloegen en luidkeels lachten „Dc wilde eend'* von Erik Bögh. Ja. maar. hoor eens, dan mopt ik toch mijn hoed voor hem afnemen, want dan heb ik den man onrecht in zijn gral gedaan. Ja, wil je dan een collecte- voor hem op de avondschool arran- geeren, 'zoodal we een behoorlijk monument voor hem op de oude markt krijgen?" Dein den hoek gebrachte keek radeloos van den een naar den ander. Zijn zuster sliet hem aan. Meen jij niet „De gans van Valby", zei ze. „O ja. Natuurlijk, liet was immers dc gans van Valby.!' „Trek u er maar niets van aan!" zei Malhil dc dan, als ze het te bont jegens liem maak ten. U moet er zich ïiiels van aantrekken." Ze vond hem ecu- goedmoedigen, aardigen jongen, precies zoo als zij graag een broer had gehad. «Ja, ik trek me er ook niets van aan," lachte hij. „Laten de kinderen zich maar wat amu- seeren." Maar hij vond haar verbazend lief, zoo roe rend ernstig als zij alles opnam, en dadelijk de partij opnam van dengene, die ze meende, dat het zwakst stond En vairden eersten keer dat ze hem zoo te hulp was gekomen, hechtte hij zich aan haar, als iels dal van zelf sprak. Iets dal bij Haar hoorde, dal zij nu eenmaal '■nder haar bescherm'hat! genomen cn nu ook voortdurend moest houden. En als de anderen het soms te erg maakten, dan keek hij naar haar, verbaasd, alsof hij wilde zeggen; „Heeft u hel niet gehoord, wal zal u nu voor me doen? En die uitdrukking van kalme overtuigiftg, dat zij zijn partij wel zou opnemen, kon Malhildc nooit weerstaan. Die gaf haar een moed en driestheid, waar over ze zelf, meer dan iemand anders, ver baasd was, deze in zich te ontdekken. En dan waren er eenige gasten, wier namen Malhilde nooil kon onthouden, zoó liech- gewone namen op „sen. of theologen, of juristen, of zoo iets gestudeerds, waarbij men hel tot professor kon brengen. Maar ze alen verschrikkelijk veel. Malhilde moest wel denken, dal dc men- schcn in Kopenhagen heclemaal niets te eten kregen, zoo allemachtig veel aten ze. Zoo als nu bij voorbeeld Ilolm Jensen, van wien niemand wist wat hij was. omdat hij zoo veel ambachten had gehad, dat zr nooit wisten waarbij liij op 't oogenblik gebleven was. Hij kwam altijd aan de ontbijttafel, als de anderen op 't punt stonden heen te gaan, dan at hij des te vrijer, zei hij. Hij had hen direkt ontwapend. Want op een dag, dal Ingeborg lachend vroeg: „Zeg me eens. mijnheer Holm i<ru wel eens in uw leven verzadigd ge weest," wendde hij zich naar haai- om met mes en vork in de hand, en zei ernstig: „Nee, juffrouw Ingeborg, want ik heb een lintworm." Later was ei" niemand, die hem met vragen van dat soort lastig viel. Maar dan alle jonge meisjes, Ingeborg''s cur- suskameraden, een beetje flauw waren ze wel maar lieve hemel wal waren ze" toch vrcolijk en er op uit zich te omusejgren. Malhildc hic-Jci het meest van hel nichtje van Waugedigaard, Julie Brein. Maar zij be zorgde mevrouw Norup heel wat last. Ze was zeventien jaar, maar groot als een huzaar, en /.e had een klinkende mannen stem. Zc vloekte als een stalknecht, sloeg zich op dc heupen als ze lachte, en ze kon kringe tjes spuwen en zeilen. Maar zc was zoo verbazend mooi. als zc in rust was en zweeg. Haar gezicht was eigen lijk een schoonheid, met die fijn gevormde trekken en het zachte waas over dc roode wangen, maar het had een nfstootende uit drukking, zoodal men haar liefst vermeed. Maar hel wonderlijke gebeurde, zoodra ze den mond open deed, dan was hot eigenlijk' gedaan rfiet haar schoonheid; maar men moest wel, op genade en ongenade van haar hou den, zoo'n hartelijke, brutale straatjongen was ze. 't Ergst was hel, dat ze nooit „een broeks pijp" kon zien. zonder gek te worden, zooals Ingeborg zei- Petersen gaf zc toch dadelijk op, „Zulk een dorschmachinc!" zei ze, „dan zijn dc stalknecht en Peter Shytt nog beter." Toen ze er drie dagen was, riepen de knechten haar na, als ze voorbij dc knechten* kamer liep. Mevrouw Notup was vol zorg. De dochters van Waugedigaard die waren nu eenmaal zoo. I)c oudste, Johanna, had het vorig jaar hals over kop bruiloft moeten houden met den stalknecht cn nu zat ze als daglooncrs- vrouw in Thy. Het zat haar in het bloed, dat hadden ze zeker geërfd van haar moeder. Tooit deze jong was, had ze precies zoo gehandeld, ofschoon ze zich nu dood treurde over liaar doiiltcis. (Wordt vervolgd-i

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1918 | | pagina 1