o unions
DE EEMLANDER"
BUITENLAND
1I8KXEMEKTSPRIJS T3T Z
PRIJS DER ADVERTENTIE elke -tegel meet f 0.2o[
FEUILLETON.
Astrid Ehrencron-Müller.
t6e Jaargang, No. ISO
per poll 1 2.00. per week (met gratis veriekering
«9» o*s«!ukVcn) f 0.14. afconderlilke nummers
OjOS. VCekehikscb bijvoegsel Holhndxht
(ocd«r rrci.de van Thtrètt Hoven)
tn J maaaden 50 ce«t. WekeliJUcb bgvoegsel
*V*c<+c*-uc* per 3 maanden 60 cent.
AMERSFDORTSCH DAGBLAD
Donderdag 17 Januari 1913
it
HOOFDREDACTEUR: M.. D. J. VAN SCHAARDENBURG
UITGEVFRSVALKHOFF 4 C.
BUREAU: ARNHEMSCHE POORTWAL, HOEK UT«echtsck»,T«.
INTERCOMM. TELEFOONNUMMER 513
dienstaanbiedingen 1—5 regels f 0J0. groote letten
naar plaatsruimte. Voor handel en bedrijf bestaan
zeer voordcelige bepalingen tot het herhaald advei»
teeren in dit Blad, bij abonnement. Eene drculaire;
bevattende de Voorwaarden, wordt op aanvraag
toegezonden.
ook tot- hun rechi komen, is natuurlijk uitge
sloten, er wordt 'n modus vivendi gezocht;
en slechts die politieke wenschen kunnen
in het program 'n plaats vinden, welke zóó
rijp zijn dat de over groote meerderheid der
R. Kath. er zich mee vereenigen kan en
alle gevaar voor splitsing dus uitgesloten is.
Zijn het aan de linkerzijde gemeenlijk de
vooruitstrevenden die de leuze aanheffen en
aan het hoofd optrekken, bij de R. Kath. zijn
het de achterblijvers die de pas aangeven,
de verdedigers van nieuwe politieke mee
ningen moeten geduld hebben tot dat ook
de meer bedachtzamen er toe bekeerd zijn.
Het gevolg is natuurlijk dat het program
uiterst vaag is, ja dat van 'n Kath. partij ols
politieke partij met 'n waarlijk poli
tiek programma eigenlijk niet gesproken
kan worden.
Het program, waarop de R. Kath. Staats
partij thans nog voortteert is dan ook 'n
zeer zonderling ding. De meeste desiderata
zijn reeds lang vervuld of zullen spoedig ver
vuld worden en de rest is voor vervulling
vrijwel onvatbaar: zoo bijv. de afschaffing
van de successiebelasting. Vermakelijk-na
ief klinkt ons in de ooren het program
punt: Geen verdere uitbreiding of verhoo
ging van 's rijks directe belastingen. Ver
makelijk juist hierom wijl dit program da
teert uit 1896, in welk jaar de directe lasten
"bij thans vergeleken nog maar 'n peulschil
letje waren; naïef, wijl het thans vrijwel
communis opinio is dat juist de indirecte
belastingen zoo min mogelijk verzwaard mo
ge worden wegens hun onbillijken druk.
Eén deugd heeft het program: militairis-
tisch Is het niet. „Vermindering van finan
tieele en persoonlijke lasten moet richt
snoer en doel blijven. De vraag moet wor
den onderzocht of bij den tegenwoordigen
stand van zaken een uitgave van meer dan
20 millioen 's'jaars voor het leger gewet
tigd is".
Overigens zijn de meeste wenschen van
dit politieke program specifiek kerkelijke be
langen najagend: bizondere school zij regel;
recht voor de kerkgenootschappen tot ves
tiging van leerstoelen aan de Universiteiten,
Rijksopvoedingsgestichten en Tuchtscholen
moeten worden toevertrouwd aai) kerkge
nootschappen of liefdadige instellingen,
krachtiger ondersteuning der missiën in de
Koloniën, invloed van de kerkgenootschap
pen op het inlandsche onderwijs enz. Wat
de sociale vraagstukken betreft: „Voor de
Kath. leden der Tweede Kamer is de Ency
cliek Rerum novarum op dit stuk de grond
wet." Geheel overeenkomstig dus de over
weging, welke bij de samenstelling van het
program leiding gegeven heeft: „Als Kath.
mannen belijden zij en verdedigen zij wat
door den H. Stoel over het wezen van den
Staat, over oorsprong en bevoegdheid van
het gezag, over plichten van vorsten en vol
ken wordt geleerd. Zij verwerpen wat de Syl
labus verwerpt, zij aanvaarden wat de Ency
clieken Quanta cura van 1864 en Immorta-
le Dei van 1885 leeren," terwijl iets verder
uitgesproken wordt dat „allen en een iege
lijk de voorschiften van den H. Stoel hou
den als de wet van hun leven en zich rich
ten naar de Bisschoppen, die de H. Geest
gesteld heeft tot het besturen van Gods
Kerk".
Aan dit, voor zoover het politieke gedeel
te betreft zeer verouderde program is in
1909 'n program van actie toegevoegd dat
behelst: doorvoering der sociale verzekering
en in verband daarmee herziening van de
tarieven van in- en uitvoer, regeling der
adm. rechtspraak, verdere gelijkmaking van
openbaar én bizonder onderwijs, invoering
van gezinshoofden-kiesrecht met evenredi
ge vertegenwoordiging.
Zoo moeielijk het voor de R. Kath. Staats
partij is om politieke wenschen in haar pro
gram op te nemen, zoo gemakkelijk valt het
haar ze te laten varen; dat gezinshoofden-
kiesrecht bijv. heeft zij zonder eenige consi
deratie prijs gegeven.
Er zijn vele teekenen welke op 'n a.s. tfer-
jongingskkur wijzen. Nog zijn de conservatie
ven in de partij machtig maar de democra
ten roeren zich en de R. Kath. zouden hun
oude taktiek verloochenen als zij niet, zien
de het gevaar van scheuring, eieren voor
hun geld kozen en door allerlei concessies
de eenheid redden.
Sinds wij dit schreven is inderdaad 'n
nieuw concept-program van het Bestuur van
den Alg. Bond van R. K. Kiesvereenigingen
verschenen (zie Dagblad 10 Jan.) en dat
maakt ongetwijfeld n frisscheren i ndruk.
Toch draagt het n kenmerk der halfheid.
Deels bestaat het uit poÜijeke punten, wel
ke men onafhankelijk van godsdienstige
overtuiging, in alle partijen of maatschappe
lijke lagen onderschrijven kan en welke
dus, onbedoeld, 'n getuigenis zijn tegen de
vermenging van godsdienst en politiek en
tegen het bestaan van 'n roomsche staat
kunde, deeds houdt het eenige wenschen
in welke het program toch 'n christelijk tint
je moeten geven (krachtige ondersteuning
-der Zending, bestrijding der zedeloosheid,
handhaving der christelijke beginselen in de
huwelijkswetgeving) %n ien slotte worden
eenige. waarlijk democratische gedachten
uitgesproken, als__daar zijn: meerdere in
vloed der volksvertegenwoordiging op het
buitenlandsch beleid, geleidelijke internati
onale ontwapening, erkenning van de orga
nisaties van belanghebbenden als advisee-
rende colleges bij het voorbereiden van so
ciale wetten. Waar zóó uitgesproken demo
cratisch is dit program toch ooi* weer niet,
of de stijfste conservatief kon het nog zon
der politiek gewetensbezwaar onderschrij
ven. Van staatspensioen wordt niet gekikt,
van vrouwenkiesrecht evenmin. Schrap de
enkele specifiek roomsche wenschen, en dit
concept zou de grootst gemeene deeler van
alle partijen kunnen zijn.
Overigens bewijst dit concept dat mep in
het roomsche kamp uit de wereldgeschiede
nis dfizer dagen veel geleerd heeft, méér
dan in menig en anderen kring. Men begrijpt
daar dat de bakens verzet moeten worden.
En met het bewonderenswaardige aanpas
singsvermogen weet men dit zoo te doen
dat het evenwicht -van het logge lichaam
toch bewaard blijft. Men voelt dat aan de
democratische stroorhïng niet-te ontkomen
valt maar men weet juist die democratische
wenschen uit te kiezen en over te nemen
welke niets kosten en dus ook voor de meer
conservatieve elementen aannemelijk zijn.
De schuit blijft dezelfde maar er komt 'n de
mocratische wimpel aan de vlag.
Politiek Overzicht
De boodschap van Lansing.
fll.
Met zijne boodschap, dat Amerika voort
gaat "met den oorlog en dot het moet en zal
overwinnen, heeft staatssecretaris Lansing
de Entente een hart onder den riem gesto
ken. Die boodschap heeft haar een moreelea
steun verschaft, waaraan zij dringend be
hoefte had. Men kan veilig zeggen, dat de
fcoop op den steun, die uit Amerika zal ko
men, zoo niet de eenige, dan toch zeker de
voornaamste factor is, die den moed aan
die zijde nog levendig houdt. Maar op den
duur, heeft men aan toezeggingen van steun
niets. Slechts feitelijke, daadwerkelijke hulp
uit Amerika- kan aan de Entente redding uit
den nood brengen.
Hoe staat het nu met de vervulling van de
beloften, waarmee men aan Amerikaansche
zijde niet karig is geweest? In Juli 1917 werd
aangekondigd, dat de regeering der Ver-
eenigde Staten een leger van twee millioen
manschappen uitrustte voor den oorlog tegen
Duitschland. Over den arbeid, die gedurende
het jaar 1917 is verricht voor die uitrusting,
heeft het hoofd van het oorlogsdepartement,
secretaris Baker, enkele dagen geleden eene
verklaring afgelegd aan eene commissie
van den Senaat. Men verneemt daaruit,
dat Amerika in Frankrijk een leger van aan
merkelijke sterkte heeft, dat gereed is in
actie te treden. Officieren en manschappen
zijn opgeleid voor de moderne oorlogvoe
ring; wapenen van de nieuwste en beste con
structie zijn beschikbaar voor ieder soldaat
in Frankrijk en voor iederen de wapenen
dragendon man, die in 1918 naar Frankrijk
kan worden gezonden. Nagenoeg 1.500.000
man slaan in het veld of worden opgeleid.
Geen leger van dergelijke sterkte is ooit in
de wereldgeschiedenis zoo vlug ingelijfd, uit
gerust en geoefend, en nog nooit zijn maat
regelen van dien omvang genomen voor het
gerief, de gezondheid en het u&efzijh van
het leger. Het totale aantal van de in mili
tairen dienst staande manschappen is ander
half maal grooter dan eenige strijdmacht, die
Amerika ooit heeft gemobiliseerd.
Secretaris Baker noemt cijfers tot illustra
tie van den door het departement, aan welks
hoofd hij staat, verrichten arbeid; hij zegt:
Den len April 1917 bestond het staande
leger uit 5791 officieren en 121.806 man
schappen, de landweer uit 3733 ofiicieren
en 76.713 ingeschreven manschappen, de
reserve uit 2573 officieren en 4000 inge
schreven manschappen. Den 21 en December
1917 bestonden de geregelde troepen uit
10.2^0 officieren en 475.000 manschappen,
de landweer uit 10.031 officieren en
400.900 man, de landstorm uit 180.000
man en de reserve uit 84.575 offreren en
727.500 man. De toeneming bedroeg dus in
negen maanden van 9524 tot 110.850. offi
cieren en van 202.519 tot 1.428.650 man.
Van de voor den luchtdienst aangewezen af-
deelingen worden bijzondere cijfers ge
noemd. waaruit men ziet, dat bij dien dienst
werkzaam waren op 1 April 1917 65 offi
cieren en 1120 manschappen en op 1 Januari
1918 3900 officieren en 82120 man.
Tot besluit zegt secretaris Baker: „In de
eerste plaats heeft het Amerikaansche volk
het recht te weten, hoe de regeering in staat
was de mannenkracht en de materieele
kracht van het land te organiseeren, in de
tweede plaats wat ons leger onder Pershing
in Frankrijk verricht. Onze bondgenooten
hebben gelijk, voordeelen te halen uit de
ontmoediging van hunne vijanden, die moet
komen als de Duitschers tot het inzicht
komen, dat de Amerikaansche democratie
geene fouten maaïcte en niet draalde, maar
inderdaad hare volle georganiseerde kracht
tegen de Duitsche militaire machine in.-wer
king bracht."
Men ziet uit deze verklaring, door de
Amerikaansche regeering afgelegd, dat zij
niet karig is met den lof, dien zij aan zich
zelve toebrengt. Die lof is misschien ten
volle verdiend, want er is ongetwijfeld veel
werk verricht op een gebied, dat tot dusver
geheel buiten cie regeeringszorg lag. Maaiv
de vraag is hier niet of er veel, maar of er
goed en doeltreffend werk is verricht. Daar
op is hel antwoord minder bevredigend.
Reeds dadelijk blijkt, dat van het cijfer van
twee millioen, waaruit volgens/de aankondi
ging van Juli het voor de bestrijding van
Duitschland bestemde leger zou bestaan,
een half rniüioen moet worden afgetrokken.
Baker spreekt van 110.850 officieren en
1.428.650 manschappen, te zamen dus
1.539.500 ïfian, die op 31 December 1917
aanwezig waren. Maar dit totaalcijfer is ver
kregen, door bijeen te voegen de geregelde
troepen dat is de legermacht, waartoe het
vóór den oorlog beschikbare staande leger,
voor den dienst buitenslands bestemd, is
uitgegroeid de landweer, den landstorm
en de reserve. Het staande leger is nu sterk
10.250 offficieren en 475,000 manschap
pen; het blijft dus beneden het halve mil
lioen. Dat is, bij vroeger vergeleken, zeer
zeker eene aanzienlijke versterking; niaar
vergeleken bij de aangekondigde twee mil
lioen, maakt dit cijfer, dat voor uitzending
beschikbaar is, toch geen schitterende fi-;
guur. Of uit de andere bestanddeelen
landweer, landstorm en reserve - een
gfed georganiseerd, in den oorlog bruik
baar leger kon worden samengesteld, moet
te meer betwijfeld worden, omdat het Ame
rikaansche volk tot vóór dezen oorlog mili
tair geheel ongeorganiseerd was en omdat
er, lettende op het kleine beroepsleger, dat
aanwezig was toen besloten werd in den
öorlog te gaan, een groot gebrek moet zriiv
aan personeel, bekwaam om aan het „volk
onder cie wapenen" de noodige opleiding te
geven. In ieder geval is daarvoor tijd noo-
dig en die tijd mag niet te krop worden toe
gemeten.
Men kan dus, op oud u de cijfers,
door secretaris Baker genoemd, de sterkte
van de Amerikaansche strijdmacht, die op
31 December voor uitzending naar Europa
beschikbaar was, op niet hooger stellen den
een half millien.
De oortot;
Berlijn16 Jan. (\V. B.) i'e Brest-
Litowsk heeft de Duitsch-Oost.-Hong.-Rus-
sische commissie ter bespreking van de ge-
biedskwestie op 14 Januari 's namiddags om
vijf uur hare vierde zitting- gehouden.
Staatssecretaris von Kühlmann deelde
mee, dat de verbonden regeeringen tot het
besluit zijn gekomen, de geformuleerde
voorstellen der Russische afvaardiging van
hun kant eveneens in geformuleerdcn vorm
te beantwoorden. Hij moet er echter op
nieuw op te wijzen, dat hij de manier, vnn
doen, volgens welk de delegatie wederkce-
rig met geformuleerde schrifturen onder
handelen als buitengewoon tijdroovend en
weinig doeltreffend beschouwt. Als men in
derdaad tot een vreedzaam einde wil komen,
zou het voortaan aanbevelenswaardig ziin,
de onderhavige slof grondig te bespreken
en darwvan eiken kant aan één onderhande
laar slecht? de redactie op te dragen
Deze twee heeren zouden als redactie-
comité samen moeten nagaan, in hoe ver zij
een gemeenschoppelijken tekst zouden kun
nen zoeken en ingeval deze niet mogelijk
zou zijn, in onderlinge overeenstemming de
punter\ van geschil over en weer onder
woorden en op schrift moeten brengen."
Vervolgens werd het eigenlijke antwoord
der bondgenooten voorgelezen, hetgeen als
volgt luidt:
De Duitsche en de O.-H. oelegatie heb
ben de voorstellen der Russische delegatie
nopens de ontwikkeling van den toestand in
Je door de centrale mogendheden bezetto
gebieden van Rusland overgebracht, welke
voorstellen zoozeer afwijken van de opvat
ting dér bondgenooten, dat zij, zooals ze
daar liggen, als onaannamelijk moeten wor
sen bestempeld. Zonder nader in den vorm.
dezer voorstellen te willen treden, kan men
ze toch niet met stilzwijgen voorbijgaan, dat
ze niet het karakter van de door de centra-
len nagestreefde schikking dragen, naar
veeleer een eenzijdige Russische eisch blij
ken, die niet getuigt van den wensch om de
billijke gronden van weerszijden in aanmer
king te nemen.
Nochtans zijn de? O.-H. en Duitsche dele-
Onzs Partijen. V.
De Roo ms ch-K a t ho i i ek en.
Th*r.s komen wij lot de beschouwing van
4e politieke partijen zelve cn hun program
ma s. Wij zullen beginnen met de rechter
zijde, welke gevormd wordt door de R. Kath.
Staatspartij, de Anti-Revolutionaire partij en
Sa€ Christ.-Historische Unie, gedrieën ver
bonden tot een „Coalitie". Men hoort ook
wel spreken van „de christelijke partijen".
Deze naam getuigt echter van zeer oncliris-
telijke aanmatiging en is slechts juist voor
zoover „christelijk" hier gebruikt wordt in
den zin van politiek-christelijk. In dien zin
is de beruchte antithese: christelijk anti
christelijk of paganistisch inderdaad be-
stasnbear. Want de andere politieke partij
en zijn niet anti-christelijk doch anti-poli-
liek-christelijk, d.w.z. zij wenschen geen ver
band te leggen tusschen godsdienst en po
litiek, zij wenschen niet beide dienstbaar te
maken aan elkaar, waarbij aan den eenen
kan*, politieke winst geslagen wordt uit de
godsdienstigheid van de bevolking, en aan
den anderen kant de politiek kerkelijke be
langen bevorderen moet. Alle partijen der
linkerzijde huldigen het vrijzinnig standpunt
dat, vooral in 'n land met zoo groote ver
scheidenheid van kerkgenootschappen als
het onze, aan elk daarvan volle vrijheid ver
schaft moet worden zich te ontplooien, het-,
geenmeebrengt dat de overheid zelve de
strengste neutraliteit in acht moet nemen
daar geen hunner zich mag laten beïnvloe
den noch aan eep hunner bizondere voor
rechten mag toekennen; 'n standpunt, dat
slechts eenjge moeielijkheid oplevert ten op
zichte van verkregen historische rechten.
Juister dan de naam „christelijk" is voor
de rechterzijde de naam „kerkelijk". Want
zelfs meer dan het politieke program is het
ten slotte het lidmaatschap van 'n kerkge
nootschap, dat de band vormt tusschën de
leden van de partijen der rechterjjjdè. Het
moge zonderling klinken, doch het is helaas
zoo: niet de politieke inzichten doch de
kerkelijke, de godsdienstige meeningen ge
ven voor de kiezers der rechterzijde den
doorslag hoe zij bij politieke verkiezin
gen stemmen zullen. Zij vragen niet naar de
politiek doch naar den godsdienst van den
candidaat.
Het sterkst komt dit uit in de R. Kath
Staatspartij. Het is duidelijk dat tot deze
partij slechts R. Kath. behooren. Toch om
vat zij niet alle R. Kath. Vèrreweg de mees
ten, de leidzame laten zich ook in de po
litieke organisatie indeelen; maar de meer-
onafhankelijk denkenden wenschen zelfstan
dig 'n keuze te doen tusschen de verschil
lende polfReke programma's en daarbij niet
den maatstaf aan te leggen van het belang
der kerk doch in de eerste 'plaats dat van
Land en Volk. Deze liberale Katholieken,
als wij ze zoo noemen mogen, vindt men
hoofdzakelijk in de groote steden en in vrij
grooten getale in eenige zuidelijke steden,
als Breda, Eindhoven, Den Bosch, Roer
mond, Maastricht. Ook onder de R. Kath.
arbeiders zijn er zeer velen die buiten de
politieke organisatie van de Kerk vallen.
Voroal in de mijnstreek en de grootere fa
brieksplaatsen wint de soc.-dem. arb. partij
steeds meer stemmen onder^ roomsche ar
beiders. Wel spant ook de Kath. Sociale
Actie zich krachtig in, maar juist onder de
reeds weifelende elementen staat deze in
verdenking meer door het belang der kerk
dan door het welzijn van den arbeider ge
dreven te worden.
Hel politiek program der R. Kath. Staats
partij is niet* scherp omlijnd. De R. Kath.
hebben 'n buitengewoon aanpassingsvermo
gen; als maar de uiterlijke eenheid bewaard
'blijft, kunnen de meest verschillende poli
tieke inzichten naast elkaar bestaan; dat zij
Men vindt meer troost in gelooven dan in
.weten.
Uit het Deensch door
Betsy Bakker—Norb
O, en wat was hel heerlijk, daar buUea op
de fjord tc Joopen in die grauwe vorstdagen,
terwijl de heuvels langs de kust bedekt sche
nen met kristal, en de dennen van de plan
tage zoo teer en fijn als porselein geleken. En
de hemel hoven hen en hetijs onder hen was
oven grauw, zelfs de roode daken van Har
back hadden hun kleur in den nevel verloren.
En als dan, de hemel plotseling hooger en
lichter werd/ en overging lot blauw, als de
zon doorbrak en de rijm als fijne scherven tus
schen hel heidekruid klirde, terwijl de den
nen de porseleinen omhulsels van hun appels
schudden en zich koesterden in de Februari
zon, hoe heerlijk was het dan, over het ijs te
.vliegen en te weten dal daaronder groote,
wonderlijke visschen zwommen, in nog groe
ier vaart; en daarboven vlogen de meeuwen
en ..raaien en andere r aerogels haar sui
zend voorbij.
O, liet leven boven haar en het leven onder
haar, en zij zelf vliegend als een vogel, glij
dend als een visch
„O, Ingeborg, wat is het heerlijk, en dat
heb ik alleen aan jou tc danken. Ja, want ik
weet, dat ik er zelf nooit aan gedacht zou
hebben1.'1
„We krijgen al gasten tegen St. Johannes",
zei Ingeborg op een dag in hel voorjaar. „Dat
heeft Petersen in zijn alwetendheid bedisseld.
Dan kunnen de paarden cn dat alles beter ge
mist worden dan in den echten /vacantielijd.
En ze zijn toch allemaal, zooals Petersen zegt,
„nietsdoeners" die hier komen, dus hebben ze
ook niet veel met de vacantia te maken. Ik
moet hierbij tusschen haakjes zeggen, dat
voor Petersen elk een nietsdoener is, die niet
achter een ploeg loopt, op een mestkar zit, en
zijn brood eet in het zweel zijns aanschijns.
En dus komen ze allen te gelijk met de
rozen, de groene kruisbessen en de eerste kui
kentjes."
Maar Malhildc was erg teleurgesteld. Ze
wist hot zelf niet, maar zoo had ze hen toch
niet voorgesteld. Ze waren allemaal zoo vree-
selijk gewoon. Volstrekt niet of ze van zulk een
groote stad, Kopenhagen, kwamen.
Eerst de neef en nicht. Zij was telefoniste,
een verdrukt, vreemd persoontje, maar wel
lief. Ze geleek op Ingeborg, maar dan een min
der fleurige editie, ze zag er veel gewoner uit
in haar eeuwige schotsche blouse en blauwe
tietsrok.
Haar broer was verbazend aardig, hij was
student, maar leek nog een jongen, ofschoon
hij over de twintig was." Zijn bovenlip slak
rvnl uit. flat kwaai. zei Ingeborg, omdat hij tot
zlju zevende jaar had loopcu tc 'gruiicn, om
dat hij naar school moest. Hij was zoo goed
moedig, dal ze legen liem konden zeggen wat
ze maar wilden, dan trok hij den mond een
weinig op naar den genen kant en glimlachte.
Hij was zeker vreesdijk naïel' op literair ge
bied. Hij kon dingen zeggen, dal de anderen
eerst dc oogen wijd opensperden, cn laler de
handen ineen sloegen en luidkeels lachten
„Dc wilde eend'* von Erik Bögh. Ja.
maar. hoor eens, dan mopt ik toch mijn hoed
voor hem afnemen, want dan heb ik den man
onrecht in zijn gral gedaan. Ja, wil je dan een
collecte- voor hem op de avondschool arran-
geeren, 'zoodal we een behoorlijk monument
voor hem op de oude markt krijgen?"
Dein den hoek gebrachte keek radeloos van
den een naar den ander.
Zijn zuster sliet hem aan. Meen jij niet „De
gans van Valby", zei ze.
„O ja. Natuurlijk, liet was immers dc gans
van Valby.!'
„Trek u er maar niets van aan!" zei Malhil
dc dan, als ze het te bont jegens liem maak
ten. U moet er zich ïiiels van aantrekken."
Ze vond hem ecu- goedmoedigen, aardigen
jongen, precies zoo als zij graag een broer
had gehad.
«Ja, ik trek me er ook niets van aan," lachte
hij. „Laten de kinderen zich maar wat amu-
seeren."
Maar hij vond haar verbazend lief, zoo roe
rend ernstig als zij alles opnam, en dadelijk
de partij opnam van dengene, die ze meende,
dat het zwakst stond
En vairden eersten keer dat ze hem zoo te
hulp was gekomen, hechtte hij zich aan haar,
als iels dal van zelf sprak.
Iets dal bij Haar hoorde, dal zij nu eenmaal
'■nder haar bescherm'hat! genomen cn nu
ook voortdurend moest houden.
En als de anderen het soms te erg maakten,
dan keek hij naar haar, verbaasd, alsof hij
wilde zeggen; „Heeft u hel niet gehoord, wal
zal u nu voor me doen?
En die uitdrukking van kalme overtuigiftg,
dat zij zijn partij wel zou opnemen, kon
Malhildc nooit weerstaan.
Die gaf haar een moed en driestheid, waar
over ze zelf, meer dan iemand anders, ver
baasd was, deze in zich te ontdekken. En dan
waren er eenige gasten, wier namen Malhilde
nooil kon onthouden, zoó liech- gewone namen
op „sen. of theologen, of juristen, of zoo iets
gestudeerds, waarbij men hel tot professor
kon brengen. Maar ze alen verschrikkelijk
veel. Malhilde moest wel denken, dal dc men-
schcn in Kopenhagen heclemaal niets te eten
kregen, zoo allemachtig veel aten ze.
Zoo als nu bij voorbeeld Ilolm Jensen, van
wien niemand wist wat hij was. omdat hij
zoo veel ambachten had gehad, dat zr nooit
wisten waarbij liij op 't oogenblik gebleven
was. Hij kwam altijd aan de ontbijttafel, als de
anderen op 't punt stonden heen te gaan, dan
at hij des te vrijer, zei hij. Hij had hen direkt
ontwapend. Want op een dag, dal Ingeborg
lachend vroeg: „Zeg me eens. mijnheer Holm
i<ru wel eens in uw leven verzadigd ge
weest," wendde hij zich naar haai- om met
mes en vork in de hand, en zei ernstig:
„Nee, juffrouw Ingeborg, want ik heb een
lintworm."
Later was ei" niemand, die hem met vragen
van dat soort lastig viel.
Maar dan alle jonge meisjes, Ingeborg''s cur-
suskameraden, een beetje flauw waren ze
wel maar lieve hemel wal waren ze" toch
vrcolijk en er op uit zich te omusejgren.
Malhildc hic-Jci het meest van hel nichtje
van Waugedigaard, Julie Brein. Maar zij be
zorgde mevrouw Norup heel wat last.
Ze was zeventien jaar, maar groot als een
huzaar, en /.e had een klinkende mannen
stem. Zc vloekte als een stalknecht, sloeg zich
op dc heupen als ze lachte, en ze kon kringe
tjes spuwen en zeilen.
Maar zc was zoo verbazend mooi. als zc in
rust was en zweeg. Haar gezicht was eigen
lijk een schoonheid, met die fijn gevormde
trekken en het zachte waas over dc roode
wangen, maar het had een nfstootende uit
drukking, zoodal men haar liefst vermeed.
Maar hel wonderlijke gebeurde, zoodra ze
den mond open deed, dan was hot eigenlijk'
gedaan rfiet haar schoonheid; maar men moest
wel, op genade en ongenade van haar hou
den, zoo'n hartelijke, brutale straatjongen
was ze.
't Ergst was hel, dat ze nooit „een broeks
pijp" kon zien. zonder gek te worden, zooals
Ingeborg zei- Petersen gaf zc toch dadelijk op,
„Zulk een dorschmachinc!" zei ze, „dan zijn
dc stalknecht en Peter Shytt nog beter."
Toen ze er drie dagen was, riepen de
knechten haar na, als ze voorbij dc knechten*
kamer liep.
Mevrouw Notup was vol zorg. De dochters
van Waugedigaard die waren nu eenmaal
zoo. I)c oudste, Johanna, had het vorig jaar
hals over kop bruiloft moeten houden met
den stalknecht cn nu zat ze als daglooncrs-
vrouw in Thy. Het zat haar in het bloed, dat
hadden ze zeker geërfd van haar moeder. Tooit
deze jong was, had ze precies zoo gehandeld,
ofschoon ze zich nu dood treurde over liaar
doiiltcis.
(Wordt vervolgd-i