0oop de Deugd, niets van tegen Ke/iah of Jacob. Wacht maar.' „Niemand, meneer." antwoordde Jacob, die ..Is dat nu er door springen? Ezel! Kom totdat Rupert terugkomt, en geef hem dan aan al even bleek was als zijn meester. „Niemand bier! Spring, zeg ik!' hem. Hij heeft er gisteravond naar gezocht. anders dan Tim Bennett en de jongeheer was D« Gespen. Naar het Engelsch van H. Clarke. Vertaald door C. Ii. HOOFDSTUK IX. Waar zijn de diamanten? O, ik ben zoo blij, dat de gesp terecht is!" Grootmoedigheid. Bruno word met geweld voor den hoepel i In het jajr 171», jn den tijd dat Engeland gezet en hardhandig er doorheen geduwd. p—•=- - weer op hun plaats leggen en niemand be halve Bupert hoefde er iets van te weten. Dit was haar eerste gedachte, doch haar geweten liet haar niet met rust. Kon zij wer kelijk alles ongedaan maken door de gespen 1 weer in het kistje te leggen? Nan ging naar Den volgenden morgen kwam Keziah bij j haar stoel terug en bleef daar met samenge meneer Trelawny om een goed woordje voor j vouwen handjes zitten nadenken. Twee wegen Rupert te doen. „Ik weet zeker, dat hij berouw stonden er voor haar open, waarvan de ééne den geheelen tijd bij hem." Zij liep naar haar latafel, nam er den ande- i Meneer Trelawny hief zich op in zijn stoel Toen ging het dier op den grond liggen ren gesp en het vergeelde papiertje uit en en zei: „Nee, hij is een oogenblik alleen ge- alsof hij zeggen wou: stak beiden in haar zak. Zij kon de gespen nu weest, Jacob, toen Rupert naar Nan ging. Kan j „Doe verder maar met mij, wat je wilt." w"#r ftT> rv;»T«o.wi - ko. hjj de dief zijn? Ik kwam hem in de buurt van j En Herman? het huis legen; hij wachtte blijkbaar on Ru- O, die was al wèt boos. Groote menschen Rams Edward zae seen anlïï Vha^A ondervragen^** hem °nmidde"«k boorc" zeRRe": "Daar b«b om lading en bemJnLg te redden ffidS Jacob Lam spoedig me, Tim terug, den \Z ztt den^n verschrikten jongen bij den arm vasthoudend. „Hier is hij, meneer." bent een domoor!' en Spanje elkaar te land en tc water hefti| bestreden, had het van Jamaica komende Em gelsche koopvaardijschip „Elizabeth" met eerf zeer kostbare lading aan boord, tegen eefl bevigen storm te kampen. De kapitein. Wil- n 'groote moeite bracht men het vaartuig dat ^a„:edgln-het dan' kUn' n,e'5- door "en storm erg besrhadigd wlf en r^ i i j I nauwelijks boven water kon houden, in dal diamanten gesp in de andere. Meneer Trclaw- Hij was blij, datT.^die'karwei 'I lapUeingilwd «"wiMhij Tim had zijn pet in de ééne hand en den heeft, meneer, en ben overtuigd, dat hij er heel gemakkelijk en de andere heel moeilijk nf keek hem zóó streng aan. dat hij over al Als de andere jongens zeiden: „Fik kent j n..?.W1SJ .IJ' 1 ]cs jj1 Tei" niet bij dacht, wat hij deed. Jongens zullen was. Welken moest zij inslaan? Zij wist. wat zijn ledematen begon tc beven en uit verlegen- veel meer kunstjes dan Bruno." dan zei Her- r' ,.na?r de" SP3311' wel altijd jongens blijven, zoo lang de wereld de goede was. hcid eerst zijn pet, en toen hij die opraapte, man: „Ja! Dat wil ik wel gelooven Willem 1,.1,1-üt UV rnfur' en..ve. e c cm de ong«- bestaat En het zal de jongejuffrouw weer Tim stond nog steeds bij de achterdeur te den diamanten gesp liet vallen, vlak vóór do kan ook zoo lang met hem bezig wezen, maar dl>,S.ge l?" zl'"f 'i' acbleruit zetten, als zij hoort, dat haar broertje wachten, toen Rupert tegen twaalven thuis-voelen van meneer Trelawny. daar heb ik geen geduld voor. Ên Bruno leert relsa Cn, 'L z0° ol, 'J z2n straf heeff. Zij is toch al zoo onrustig, omdat kwam. De laatste werd echter door zijn groot-1 Met een kreet van verrassing raapte deze ook niet gemakkelijk de eene hond kan veel „-„li', "3an ilj"1'3' en.,mlJ"'p' mi-m hil oi«lni rtrtrl 'nn vnnmnpxn. 1 ktt k- s.nHnn A Sk Innn nnrtnnmnI.J T'.m niftto k.M.Th1..1. k!t TfJ 1_:I V-1-. 1I I J.matrOZCn, mijll «aQlIlg ÊH mjj ZClf Uitleveren. hij gisteravond en vanmorgen niet bij haar is vader in de laan opgewacht, zoodat Tim niets hem op. Daarna keek hij Tim doordringend beter leeren dan dc andere.' Ti i j j gew-Mst.' tegen hem zeggen kon. Ruper, had een brie, aan. j Het hondje van Herman kreeg zijn eten £n™e „Kapitein," antwoordde de Spanjaard hem, „Goed. Stuur hem dan maar bij me," zei in de hand. „Waar zijn de andere diamanten?" vroeg J ook niet steeds op tijd. Zijn vader was meestal meneer Trelawny min of meer ongeduldig, i .Van Madame, Grootvader," zei bij. „Zij hij streng. „Heeft je moeder die soms?" van huis en zijn moeder was werkelijk niet in Hij ging dien morgen nog meer dan gewoon- j riep mij. toen ik voorbij haar huisje kwam en Tim"staarde hem aan en was niet in staat .de gelegenheid, om ook voor den hond te zor- I 'jn°^Zal ,k zaoiets doen- Wanncer wij u op lijk onder geldzorgen gebukt. Den vorigen j schreef, terwijl ik er op wachtte." I te antwoorden. Na eenige oogcnblikken sta-gen. Dan jankte het dier en dan was het: *dJ! r?£n ™fl .eeJ*_ï de ekster j Maar de oude heer liet hem niet uitspreken. 1 moet nog wel zes sommen maken." Een enkele avond, nadat Rupert was thuisgekomen, had De oude heer maakte den brief niet dadelijk melde hij: „Ilij lag in de kooi hij een brief van meneer Polwhele gehad, open. Hij hield zijn doordringende oogen op j heeft hem meegebracht en waarin deze schreef, dat het ontginnen der zijn kleinzoon gevestigd. kopermijnen meer kosten zou dan oorspronke- „Rupert," zei hij, „ik heb altijd gedacht, dat Hij wendde zich tot Jacob en zei: lijk beraamd was en hij was bpng. dat er nu ik op ie vertrouwen kon. Waarom ging je naar „Jacob, haal den veldwachter." niets van komen kon. De oude heer was juist de rivier?" bezig dezen brief tc beantwoorden, toen Keziah binnenkwam, en had dus geen lijd over Rupert's ongehoorzaamheid to Toen zijn kleinzoon beneden kwam, zei hij toon voort: j „Neem hem mee en sluit hem op!" zei streng- „Keziah zegt me, dat je berouw hebt, Ru- ndere vijandelijke bedoeling ontmoet had- Herman! Heb je Bruno wel eten gegeven?" j d dan zouden wij Uw schip als €en goeden „Die nare hond!' mopperde hij dan. „tic K„ ,KJ. I buit beschouwd hebben cn waart gij cn uwe bemanning nu onze gevangenen. Maar nu gij maa on L>rnije m?C er, ZlC door den storm gedwongen zijt in onze haven: - ovcr he eS\ maar 't Rebeurde ook wel eens he, anker ui ve -k cn mnet „Hij lap in de kooi - de ekster heeft hem „n mei, en dan werd de hond vergeten, of v<,rgeten da( uw Polk zich me, hc, mijnc >cn Keziah Rupert's lip trilde. Hij kon geen woord uit- meegebracht!" gilde Tom, hevig verschrikt bij Herman liep met zooveel spektakel naar het n- alWn /tr,n mLc k in 1 om lang brengen. Zijn grootvader zag, dat hij zich diep het hooren van het woord .veldwachter.'voederbakje, dat Bruno, uit angst, dat hij een! v 1 i mnrtanif» u hr» spreken, ongelukkig voelde en ging op vriendelijker „Werkelijk, meneer - en de jongejuffrouw pak slaag ZOu krijgen, de deur uit holde. Ph"UW4,n r;: mensrhe- Dan zwierf hij met een leege maag langs de schouwen. Gij zijt ongelukkig en de mensche- lijkheid eischt dus. dal wij u zooveel dit in» ons vermogen is, helpen. Los maar op uw ge- „Zorg dus maar, dat ik in dc toekomst weer 'meneer Trelawny tegen Jacob. En tegen Tim straat. Hij at allerlei dingen, die minder goed vcmu op je vertrouwen kan Wc zullen de zaak dan RinR hij voort: „Binnen enkele ooRcnblikken Voor hem waren, of hij slond tc bedelen voor ~'aVYa'at'uw erhin hehoorliik herstellen- heb» pert, cn ik hoop, dal dit zoo is. Je wilt officier nu vcr(|cr laten rusten. Hoe maakt Madame 2al ik je laten halen en dan zeg je de volle de deur van een slagerswinkel. Zag hii de kans j!s i; j worden, jnaar een jongem die officier wil hct? jjcb je haar verteld, dal Nan veel beter waarheid. Begrepen? Neem hem nu mee." schoon, dan slal hij wel eens wat ook. Dat was R) p R' - i -- maaj,je zjc^ ongerust over haar." Tim trachtte tc spreken, doch Jacob voerde best te begrijpen; het beest moest toch eten. worden moet leeren gehoorzamen. Ga nu naar je zusje. Het is ter wille van haar, dat ik je straf ophef. Verder wensch ik, dat je dezen brief aan Simmons geeft. Hij gaat vandaag naar Bodmin." Nan zat door kussens ondersteund in een grooten stoel vóór het raam van haar slaapkamer, toen Rupert binnenkwam. „O Rupert? waar zou hij zijn?" waren haar eerste woorden „Weet je zeker, dat je alles goed afgezocht hebt?' Nan zag er uit, alsof zij nog heel ziek was. Zij had donkere kringen onder de oogen en haar wangen gloeiden koortsig Zij had bijna geen oog dicht gedaan dien nacht. Rupert's haastig gekrabbeld briefje, waarin hij schreef, dat hij den gesp niet gevonden had, was een bittere teleurstelling voor haar. „Ik heb alles afgezocht, Nan tusschen dc braam: truiken en overal. Ik weet zeker, dat hij niet op de helling ligt en ik geloof ook .niet, dat hij in het water gerold is Ik denk dat iemand hem opgeraapt heeft. We moeten Grootvader vertellen, dat hij verloren is ge raakt. Begrijp je dat nu zelf niet. Nan?" ..Ju. het zal wel moeten," antwoordde Nan met trillende lippen. „Maar zou je nog niet eens willen zoeken, Rupert?" „Ik ben bang. dat het toch niets uithaalt. Hij ligt er werkelijk niet en ik moet nu een brief naar Simmons brengen. Iemand moet „Madame had plan gehad vanmorgen naar hem weg. Hij sloot den armen, verschrikten Herman kon hem ook leelijk plagen. Hij gaarne dc behulpzame hand bieden. Kunt gif de hooge herstellingskosten niet opbrengen, dan geef ik u verlof, uwe lading zonder bela- 111 1 j 1--1 TT 11 UB. U VLUIufJblU IUI dull tijul. vi 1 zvvz- WH-Mh en °P WaS "°ar de 'T1,)k *en?me" eIY"e™?n T z'üs zo° mudaseilantlen waarborfil. Gij zijt nu voor blbh0,heek' schreeuwend onrechtvaardig dat hi, hen, m„ En„elschman maar cen onccluklti«e (Slot volgt.) Uit hetrelfde nest door G. J. Visscher. schreeuwend onrechtvaardig, dat hij hem daarvoor sloeg. Nan te komen kijken, maar zij moest een brief )°n«e" dcn kerker onder de voordeur en nam het etensbakje wel eens weg. als Bruno £n bclasti in ons lan(i lc Ycrkoop<:n. beantwoorden dien zij gisteravond gekregen deed de deur op slot. Toen g.ng hy naar den stond te eten. Dan gromde het ,1,er ja hij bee Bi, uw vertrek zal ik u een vrijbrief meegeven, had. O Grootvader, wist u. dat Madame een veldwachter H.j was juist weg, toen Nan uit soms naar z.jn baas. Dat werd htm dan hoogst vcilipbl.id tot aan gcnc zijdc der Bcr- nek l'Uiil'On 1/U'O m an An n-ori mac noor lia 1.,..a1u1. ifanam.,- a„ 'uarmna 1I.AC «olie AAA r c-i j kleinzoon heeft van mijn leeftijd?' „Ja, dat wist ik. Heeft zij je dit vanmorgen vergeld?" „Ja, zij sprak over hem. Hij heet Claude en zijn vader is gestorven. Waarom zou hij niet bij haar in huis zijn. Grootvader?" „Hij wordt door zijn oom opgevoed en die oom heeft partij gekozen voor Napoleon. Hij en Madame konden dus geen goede vrienden zijn," antwoordde de oude heer ernstig. vreemdeling, die mijn hulp noodig hééft." Na een poos verliet het nu weer zeewaar-1 Toen Bruno door de plagerijen van zijn baasje wat bijterig werd, begon deze hem op d - d(? baven van den firoolmoediK(.n 1ei?„ 'Sin00 l6tS I0U Spanjaard en kwam zonder verderen tegen- aan, waar kapitein bdwara Willem met zijn Fikkie nooit doen. Toen Bruno bemerkte, dat hij er Herman te H51 v*n TT j j j v v. i niet moede werd, de edele handelwijze van Herman en Willem waren buurjongens. Ze een genoegen mee deed, gewende hu heelvj:and roemen speelden nog al eens samen. Herman was gauw aan dat aanblaffen en bijten van kinde- j „Breng dit briefje even naarVeneer BÖsca"- ^reeselijk jalocrsch Wanneer Willem iets ren. Weldra behoefde hij niet eens te worden j wen, Rupert. Ik wilde graag zijn paard leenen. 1 2'e-u\" had' dacht Herman dadelijk: „Had ik aangehitst; hij deed het uit zich zelf wel. Je hoeft echter niet op antwoord te wachten." da' 6ók maarlWlllem en Anme «ln"en ZondaSS dlkw,)U Bupert snelde weg met het briefje en de ?P een keer had Willem een jong hondje met oude heer haalde zijn bril te voorschijn om zc®fn' v mee. ZeUs vreemden hadden er erg m. hoe Madame's brief te lezen I dacht Herman, „als ik ook eens een netjes het hondje altijd achter hen aanliep. Deze was in het Franseh geschreven. Het hondje hadli Dat zou fijn wezen. Die Willem Daar behoefde men bij Bruno niet aan te nam cenigcn tijd om het fijne handschrift te kr'J?.t ook J Au d" nn 7nnd!"' knn Hij zei tegen zijn moeder: „Willem heeft een jong hondje." „Zoo!" zei zijn moeder, „daar za]S*hij wel weer terug waren, zoodat de buren zeiden: j dezen machtigen stedenbond afhankelijk, ja, blij mee wezen." „Wat is dat toch een vervelende hond!" 1 1 1 „Ja. Ik wou, dat ik ook een hondje had. De VAN AIXFfl Y* AT. hun ouders wandelen. Dan mocht Fik i Waaraan dankt de naam „een pond ftterllns" z!ju ontstaan Hiervoor wordt het volgende opgegeven. De naam zal ontstaan zijn in dien goeden denken. Als de familie op Zondag uitging, kon lezen, doch de eerste paar zinnen deelden j hem reeds mede, dat er iets gebeurd was, i hetwelk cen groote verandering in Madame's leven zou teweegbrengen. Claude's oom, Generaal Donay, was gesneu- - - k v a veld in den sla» van Waterloo. Den avond hondenkoopman heeft er nog een over uit het- van t begin tot het eind aan het koord wor- Dit alleen had in Engeland koers. De bewo- r»ocl dpn (Tphnii/Jpn want lipt mpn hem maar even 1j._ _z._ j.„«u:: 4» ^«0,700 mat. I Bruno onmogelijk thuis gelaten worden, want ouden tijd, toen de Hanze-steden bloeiden, dan jankte hij aan één stuk door, totdat zij De Engeteche handel was geheel en ^al voB zoodat de buren zeiden: j zoo afhankelijk, dat de Engelschen er toe En zou men hem meenemen, dan moest hij j kwamen te rekenen met het geld der Hanze. hem opgeraapt hebben, Nan. Daar ben ik zoo 1 f'?nJMadan« d'Aulnay, welke het verzoek in- goed als zeker van Diamanten schitteren zoo; hield' of mocht hii komen te vaUen Ma" I óór den slag had hij een brief geschreven ze^de nest I „En zou jij dat zoo graag hebben? ,.0f ik!" „Vraag het dan maar aan vader. Als die er i den gehouden, want liet men hem maar even ners der ste(ien o:n en nabij de Oostzee wet- los, dan holde hij weg en dan zag men hem j dgn door de Engelschen, gelijk ook door ninl i arii rv iiaaa *0 nvAnne lt»of I i ons, Oosterlingen genoemd en zoo kwam er niet terug voor 's avonds laat. ,,'t Is me een perceel, die hond van jouwt" j dat herinner ik »il Tm Mn idame de zor« zich wild« ^00r Clau" 1 "Vraag hCl n TOaar T - v 7 t f i - r 1 H.t een munt in omloop die een Oosterlingen- flat ncrinner ik mij nog \an Moeders ring - /inr-hipr-iip ,..ior mnoHnr hat niet op tegen is, om een hond in huis te ne- zei Hermans vader tegen zijn zoontje. „Is dat I Nan je moet het Grootvader vertellen." j «n fljn_ c ?f" dothicJ.lje' wier moedcr het m<>n hït mïi coc-d." hondie van WiUem ook zoo vervelend?" pond heette, (Engelsch: easterlmgs) het- voriCe iaar Bestorven was men, is het mij goed." hondje van Willem ook zoo vervelend?" Ruperj zweeg plolseling, want hij hoorde; Dj( b bericht van Generaal Vader vond hel best, „maar," zei hij er bij, „Neen," zei Herman. „Dat is al lief, wat er Keziah aankomen. Nan verborg haar gezichtje Q dd h d voricen avond ••i'i moet het beclemaal verzorgen. Zooals je aan is. Ik heb het wel slecht met hem getrof- in de kussens, terwijl zij trachtte haar snik- I bere;kt weet: ik ben overdag niet thuis en moeder ten. En wal ik zeg of niet zeg. hij stoort zich ken te smoren. Zij vond zichzell het ongeluk- meneer Trelawnv ver- heett het tc druk met het huishouden. Dus jij nergens aan. De slager heeft hem al achterna kigstc kleine meisje, dat er ooit bestaan had. zoch( M d b bjj b 33n zorgt voor je eigen hond." gezelen, omdat hij een stuk vleeseh gestolen Zij begreep, dat Rupert gelijk had en Groot- wanneer hel hem h',-t beste I Daar zou niets aan mankeeren! Of Herman had. Het liefst zwerft hij maar op straat rond Niet lang daarna teekende Bruno zijn eigen doen. - - - j niets dan aan zijn hondje. Hij Meneer Trelawny besloot onmiddellijk na bandje gekocht met een lang koord er aan en zei zijn "vader, tafel naar haar toe tc gaan. Zij schreef wel telkens ging hij met het beestje de straat op. iet lanj n n r nel/eu""r"vH™| niet over de diamanten, welke hij van haar Willem kwam da„ ook-met zijn kleine puk j vonnis „„„rnaam ntk-x helje? De kuikentjes van de witte hen had maar hjj wj|de ze toch Y00r n„r b„i,en. De beestjes stoeiden met elkaar Het vijfjarig zoontje van een der voornaam- loopen hinten cn die heb je nog niet eens ge- j hanr meenemcn. cn rolden over elkaar heen en zoo hadden stc ingezetenen had een mooi nieuw tiuwee- Toen Madame d'Aulnay uit Frankrijk zij met hun viertjes de grootste pret. len pakje aan met korte broek en witte kou- nen vo/id. Lang kon zij echter niet zij haar blijven, want zij had het heel druk. „Zou je graag beneden komen en voor het keukenraam zien. zei zjj, Nan voelde op dat oogenblik niet de minste belangstelling voor de kuikentjes van de witte pond heette, (Engelscheasterlings), het welk al spoedig werd afgekort tot „sterling'*, Aarilappelkaas. 1$ T'huringen en in een deel van Sak sen, zoo meldt een Franseh blad, maakt men kaas van aardappelen, die daarom algemeen gezocht is, dat zij jaren lang goed blïjift, als men haar bewaart in gesloten, droge vaten. Om haar te bereiden neemt men groote, witte aardappelen van goede kwaliteit, kookt die in een ketel en laat ze koud wor den; dan stampt en wrijft men ze in een mortier tot een soort deeg, dat overal ge lijk ven dikte is. Vijf kilogrammen van dit deeg kneedt men dan met één kilogram zu- s.iaucune m jvuiMay mi ïiuiuvujiv -M o- - - j „f Hnrvr oeeg Kneeeu men aan mei een Kitograiu zu- SUeb?f',Pnmi^cUdk mar-„?.at, Jin?rfié'ko„en dü, doet er niet toe. maar Bruno re melk en laat het mengsel, van de lucht „Ja Lest saai! kies d'Aulnay, door het schrikbewind was Ier toen begon voor de jongens het nieuwtje er af dj^ous«m. dM af?esloten, een dag of vijf staan. Dan hoogcre klasse kwamen tc zilien, waar- zag. Herman riep hem terug, maar ja weltkneedt men de massa op nieuw en doet de hen, maar zij wilde Keziah. die zoo vriendelijk dood Rcbrarb', b;td zij b3ar diamanten mee- te raken. Daar kwam hij. dat ze op school in vloog direct op h voor haar was, gaarne cen genoegen doen !,cnomen hoewel al haar andere koslbaarhe- een hoogere klasse kwamen tc zilien, waar- zag. Herman ri_„ antwoordde zij. ,,'t Is hier ook zoo den verlórcn gin"en Niemand wist dat zij ze door zij meer huiswerk mee kregen Dat Bruno luisterde niet Hij beet het jongetje in kaasjes in kleine mandjes om ze in de scha. gered had en haar zoon dacht - evenals dc laatste slond Herman niet best aan. want hij zijn been en het ventje snel voorover in een duw te laten drogen. Als ze droog zijn „Drink je melk dan maar op, en als Jacob anderCn dat z,j ncsi0iCn waren toen hun was niet van dc vlugsten. 'Willem sloeg er plas. De wond moest bij een apotheker wor- plaatst men ze in lagen in groote potten thuis komt, zal ik hem vragen je sloel naar huh door het RcpeuYcl in brand w'erd gesto- zich beter doorhoen. den uitgebrand en het mooie pakje was on- of vatePj waarin ze minstens veertien da- beneden te brengen. Iluil nu niet meer, liefje, ken. Jc zult wel gauw weer heclemaal beter zijn Doch hoewel zij het niet gezegd had aan en morgenmiddag komt jongejuffrouw Rosa haar zoon, dien zij als een verrader van zijn ken '^nken- za^ NVat lekkv^rs bak- koning en zijn vaderland beschouwde, sinds hij de zijde van Napoleon gekozen had, wa- auwelijks was Keziah de kamer weer uit, ren de diamantcn haar een heilig bezit cn zelfs die nog altijd even bedroefd uit het j jn dc ireUrige. moeilijke tijden, welke volg- De beide, hondjes tjes missen. moesten hun stoeipartij- toonbaar. jren blijven liggen. Zij zijn des te beter( 's Avonds kwam de vader van het jongetje naarmate zij ouder zijn Willem hield nog wel lijd genoeg over, om bii Herman's vader. Hij eischic tien Ruiden i zich met het zijne te bemoeien. Daar kwam schadevergoeding. Werd dat geweigerd, dan j no. bij. dat zijn zusje Annie zich ook graag jou hij de politie er mee in kennis stellen, mei hel hoestje bezig hield. Als Willem vroeg: Herman's vader zei niet veel maar hij he- „Anniel Wil jij even dit brood in stukjes bre- taalde. l, ken cn aan Fik geven?" dan kon hii er op „Zie zoo Herman' rijn vader, töcn men. Hij droeg zijn kooi in de hand, zette haar kwam van honger, was het niet in haar opgc- rekenen, dat Fik goed bediend werd. En was heer weg was nu het al -.vo.ieijes. of Nan raam zal lc staren— zag Tim Bennet! aanko- den op jlaar vlucht, cn waarin zij bijna om- Alioriei uitvindtasen. Hoe winstgevend dikwijls kleine uitvin dingen zijn, moge uit de volgende voorbeel den blijken. De door een jongmensch uit- 0~., --. o- -- gevonden stylographische pen bracht hem op den grond en keek behoedzaam om zich komen de diamanten te verkoopen Jaren Annic er niet. dan deed een ander het wel, hebben niets dan M yanje °n1 ]e 200.000 dollars op. De uitvinder van het heen. Nan's kamer bevond zich in den ouden later, toen zij in haar kleine huisje was ko- want hij Willem waren alle huisgenooten slot van rekening heb ik nog tien gume y OUmmi-buisje, hetwelk over de pot- vleugci, met ver van de achterdeur, waardoor mcn wonen en Franseh onderwees, gaf zij dc goed voor dieren. voor hem kunnen betalen ook. Nu moet hi] j d geschoven wordt, verdiende Rupert gewoonlijk binnenkwam. Zij stak haar diamanten aan meneer Trelawny in bewaring, i Fik kreeg zijn eten cn drinken altijd op^tijd deur uit. ,100 000 dollars Niet minder dan hoofdje door hel open raam en riep Tim. Hij en Madame waren groote vrienden en en hij werd door iedereen zacht behandeld. Herman kon dat best be, ripen cn hi, a dollars verdiende de man die „Zoek ie Ruoert. Tim? Hii is naar dp stad. 1v™.r i-rsnrio hat diprlip niet of het moest er. om de waarheid te zeggen, \olstrekt mei 1.250.000 dollars \erdiende de an' dat Bruno den volgenden dag de kleine ijzeren plaatjes voor zool- en hiel- maar hij komt vóór het eten thuis. Ik wou je zoudcn moeten nemen, verheugde hii zich er zijn voor Willem's vader, doordal die zoo'n rouwig om bedanken, fjm.- - - - - - cn, ha zouaen moeien nemen, vcrneugcie nii zien er zijn voor wintrm a 1 j over, da, zij einde,ijk naar haar vaderland, zware siem had. Dat was wellens_goed. Fik «arj» hondenasvl j Tim kreeg een kleur, half van plezier en het mooie Frankrijk, kon terugkeeren. Met kon soms in öe kamer slaan blaften van ge- een hond! Neen! Dan w half ,,n verlegenheid. „Ik ben blij, dat ik er CPn „jimjach op de lippen bij de gedachte, hoe weid, als hij door het raam slond te kijken, heel "ander beest! toevallig juist was, jongejuffrouw,;' zei hij. gelukkig Madame zou zijn, naderde hij Ru- en er op straat een andere hond voorbij ging. „We hebben Bruno weg moeten uoen, 'Oill 11 ni»jn ekster eens zien? Dit is mijn perfs boeken in de bibliotheek. Hij nam het „Niet doen. Fikkie!" zei moedcr dan. nieuwe kooi. En ik heb er zoo iets prachtigs bewuste boek weg, opende het geheime kastje,! Fik blafte door. in gevonden Ik heb het meegebracht om het staj- zijn hand er in en wilde het fluweelen Jen jongeheer tc laten zien. Misschien weet kistje er uitnemen. 'r- T is' i Het kistje was echter verdwenen en het Hij (leze laatste woorden haalde hij iets uit kastje leeg! zijn zak te voorschijn en Weid het in de hoog- te. Nan kon haar oogen niet gelooven. Haar w ^uJÉLiw elk"1 n»en sc^iltc^dc i^n den zonne- j de bibliotheek om voor het middagmaal de alleen maar te zeggen: „Stil, Fik!" dan was CvJ i.erW1J. lm em te dekken. Hij vond meneer Trelawny het gedaan met het blaffen, en Fik ging heel an *on de eerste oogcnblikken niet spre-met een doodsbleek gelaat tegen de boeken- bedaard in zijn mandje liggen, cn z o groot was haar vreugde. „O Tim. kast geleund. De oude gedienstige snelde op Willem leerde zijn hondje allerlei kunstjes. „:?P *!l Slralcnd «e^ebtje hem toe. Daar' was die jongen net de rechte voor- Ge- j..i j ,1 u:: KazI I Ti ah lurinlirf mtial lipt hiï „Niet stout wezen, Fiklcie! Stil zijn!" zei Annie. Fik blafte nog een beetje harder, j Was Willem thuis, ja, die pakte hem op en bracht hem in de keuken. Dan was het Eenige oogenblikkcn later kwam Jacob in leven natuurlijk ook uit. Maar vader behoefde Een predikant in Massachuetts bevestig de een gummi-koordje aan een poppetje, - waardoor dit kon op en neer dansen en liet hij tegen zijn vriendjes. „Die htid zulke nare potenteeren. Resultaat: gewoonten en er zaten zu^k\ 7?lsphYS'Yn" 1 een wekelijksrh inkomen van 2000 dollars E" da« rel 'e F,kva" gedurende vijftien jaïen of 1millioen dol- uit, „die is van mij! Ik heb hem verloren, toen i .Meneer. 11 bent ziek." ik van het partijtje naar huis ging. Maar hoe komt hij in jc kooi? Ik heb hem bij de rivier verloren." duld dat hij had! Tien, twintig maal liet hij Meneer Trelawny hief zijn hoofd op en zei: Fik hetzelfde probceren. Begreep hij, dat het „Nee, maar ik ben hevig geschrikt. Help beest moe werd, dan was het: „Vooruit Fik! Pl. me in mijn stoel, Jacob." Nu niet meer. Morgen zullen we het nog eens *s ers pikken alles op wat schittert, jonge- i Jacob bracht hem naar zijn stoel cn de doen!" En alles ging met zachtheid ju rou^- aat de mijne nu en dan wel eens oude heer liet zich er in neervallen. Het aan-1 Herman's Bruno had een veel hardere leer- os, ze '°mt oeri altijd weer terug. Een paar schouwen van het leege kastje had hem ge- j school te doorloopcn. Toen Herman zag, dat r^ffnh w ZC CCn S!ukje Cl?s wéldig geschokt. Hij zou het stellig beter heb-Fik zoo mooi door 't hoepeltje kon springen, ge rac Maar is dit niet prachtig? Zal ik ben verdragen, indien de diamanten van hem- j wou hij het Bruno ook leeren. Hij hield hem Kcziah Jfevejn° Ik.wist niet. dat hij van zelf waren geweest. 'een hoepel voor. u was, maar Moeder zei, dat ik er maar dadc- „Jacob, ik ben bestolen!" zei hij hijgend. ,Je „Kom, Bruno! Spring!" zei hij, en Bruno he "j100] Ilaar jongeheer moest gaan om moet den veldwachter waarschuwen. Maar liep er onder door. vr0if a c?z,en wacht even wie is er van de week in de „O. wat ben je doml Kom hier. Nog eens. „wee, geer hem niet aan Keziah. Tim." zei bibliotheek geweest behalve de huisgenoo- Spring!" an Haastig. „Geef hem aan Rupert en zeg er ten?"- Bruno kwispelstaartte en liep er langs. is een juweel van cen hond 't Is onbegrijpe lijk. Ze waren toch allebei uit hetzelfde nest!" Prinsesje's verjaardag door C. H. 't' Prinsesje is jarig. Komt kind'ren, hoezee! Wie zingt met ons liedje Voor 't Koningskind mee? Juliaantje, Prinsesje, Wij hebben je lief: Eerst dacht ik, ik schrijf je Een hart'lijken brief. Maar Moes zegt: Nee kind»" Als ieder dat doet, Moet zij te veel lezen, Dat is dus niet goed. Bid God op den avond Van dertig April: Hij spa/e Juliaantje En leide haar wiL gedurende vijftien jaren t lars in het geheel. Aan de verschillende soorten van rol schaatsen hebben, de uitvinders, acht tot twaalf in aantal, ieder van half tot een heel millioen dollars verdiend. De kleine hou ten, aan gummi-koordjes bevestigde zal, die weggeworpen in de hand van den werper terugkeert, werd in den winkel en op straat voor één dollarcent verkocht en bracht den gepatenteercen vervaardiger van dat stuk speelgoed niettemin eene zuivere jaarlijk- sche winst van 50.000 dollars op. Het langs een stokje op- en afklimmend aapje, waar van het patent nu afgeloopen is, verzeker de zijnen uitvinder gedurende vijftien jaren eene jaarliiksche winst van 45.000 dollars. Het toestelletje om een draad in de naald te steken, hetwelk men tegenwoordig nog slechts zelden ziet, werd door zijn uitvinder voor 50.000 dollars aan eene fabriek ver kocht, welke omstreeks vijftien millioen dol- ilss met het ding moet verdiend hebben.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1918 | | pagina 4