(3OOP de dJcügd.
3-
hel drtf^c bracht, waar Vader en Moeder ze
in de arracu sloten. En ieder, die hoorde, hoe
flink en dapper Frans zich gedragen had. riep
van harte uil: „Wat een wakkere, brave jon
gen r
De overstrooming.
(Slot).
Zij deed alles precies, zooals haar broer het
aangaf cn op oen tecken vari hem schoof zij
het kleine meisje van het dak. Nu zweefde
Rcsi ecnigc oogenblikken boven het water, cn
werd daarna door de krachtige armen van
Frans op 't vloertje getrokken; zoodra rij daar
goed en wel op was, bond bij haar met een
strik aan den stam van den boom vast, op
dat zij niet. als ze soms duizelig mocht wor
den. in dc diepte zou neerstorten, cn begon de struiken werden- gescheiden en een groote,
toen aan zijn laatste, maar ook zijn lastigste breed-geschouderde man stond plotseling yóór
perkje. j hen. IIet was iemand in jachtcostuum; in de
Tlickla was een sterk, flink ontwikkeld eene hand droeg hij een knocstigcn stok en
meisje; een last, die voor een zestienjarigen in dc andere een bus, zooals hengelaars wel
Jongen te zwaar scheen. meer bij zich hebben voor aas.
Hij twijfelde in stilte, of hij haar wel naar Een oogenblik keken dc beide kinderen
boven zou kunnen trekken, maar wat kon hij i elkaar sprakeloos aan; toen viel de blik \an
De Carllonsche Kermis.
Naar liet Engelscli van Mabel Mack ness.
Bewerkt door C. H.
Vervolg van hoofdstuk II.
De woorden bestierven hem echter op de
lippen en dc uitdrtikking op zijn gezicht ver
anderde plotseling van trots in angst, want
..Hoe eerder we gaan, hoe beter. Als we Tante
laten wachten, is zij vast boos."
Het was een heel ernstig en verlegen paar
kinderen, dat eenige minuten* later Tante
Anne's kamer binnentrad, waar deze op hen
zat te wachten. Op de schrijftafel lag een brief
„Dat is 't 'm juist," antwoordde Guy. „Ik
ben bang, dat het te ver is om te loopen, als
ons ten minste geen wagen achterop komt,
waar we op mogen meerijden." Plotseling
schitterden zijn oogen echter en riep hij uit:
f,Molly, ik weel wat!" en na angstvallig om
cn een voorwerp, dat Guy een koude rilling zich heen gekeken te hebben, fluisterde hij zijn
over zijn rug bezorgde. I zusje in het oor: „Tante Corrie's driewieler!"
Het was een oude "pet en Guy wist, (lat bin-"
neii-in zijn naam stond: Guy Vernon.
Toen de kinderen binnen kwamen, keek
„Oh!" zei Molly half verschrikt. „Guy, zou
dat kunnen?"
„Natuurlijk," antwoordde Guy haastig. „Je
Tante Anne op cn zei op ernstigen toon: „Ik 'hebt Ben toch zelf liooren zeggen, dal een kind
heb jullie late roepen, Guv en Molly, om je een er op rijden kan. Ja. dal is het eenige, wat er
brief voor te lezen, dien ik zoo juist ontvangen j opzit."
heb van mijn vriend, kapitein Arnold van J „Maar hoe krijgen wc hem?" vroeg Molly.
Earlsfield, het builen grenzende aan het „De schuur, waarin hij staat, is op slot."
mijne." i „Ik zal den sleutel wel zien te vinden," zei
„Ja Tante," zei Guy onderdanig, bang voor Guy. „Wc hebben hem niet noodig vóór mor-
hetgcen hij vreesde, dat volgen zou. I genavond en legen dien tijd zal ik wel ont-
anders doen, want zij moest toch, hel kostte 1
Wal het wilde, gered wordenL.
Na een kort gebed wikkelde hij 't eind van
het touw om de handen, opdat 't hem niet
ontglippen zou, stutte beide voeten legen den
boomstam cn riep Tlickla, die reeds hel
andere einde van het touw om het lichaam
gebonden had. toe: „Eén, twee, drie!"
Bij „drie!" liet Thekla zich van den dak
rand in dc lucht glijden.
Een seconde later zweefde zij tüsschen lucht
en water... Frans trok cn trok uit alle macht
cn kon den zwaren last slechts met rukken
naai zich toetrekken... Hij raakte zelfs buiten
adem van inspanning; het bloed steeg hem
naai t hoofd en t was alsof zijn armen uit
het lid getrokken werden.
Na tien minuten, die den kinderen een
eeuwigheid toeschenen, geraakte Thekla zóó
dicht bij den boom, dat zij zich aan de takken
kon vasthouden en haar broer in zijn arbeid
behulpzaam kon zijn.
Het was hoog lijd, dat zij eindelijk het
vloei tje bereikte, want juist toen zij er den
voet <>p zette, zonk Frans bewusteloos op het
vloei je néér.
Hij kwam echter spoedig weer bij, cn zijn
eerste werk was, voor dc zusjes een ligplaats
in gereedheid .le brengen; van de doeken
maakte hij een rustbed cn dc dekens bond
hij a.in en tusscheu dc takken vast, zoodat
zij een soort tent vormden, waarachter dc
meisjes tegen wind en regen beschermd wa
ren.
Nadat Thekla en Rcsi waren gaan zitten,
gaf hij hun spek en brood en zei. „Eet maar
flink!* -
Zij aten en dronken, terwijl bij hun verha
len Wtcldc om ze op vroolijkeii. Toen het
donker werd, gingen dc zusjes slapen.
den vreemdeling op de forel in het gras en
zijn gezicht werd rood van kwaadheid. Molly
voelde, dat er iets vreeselijks ging gebeuren
en kroop angstig naar Guy, hem stevig bij zijn
blouse vasthoudend.
„Wie beeft dien visch dood gemaakt?" vroeg
de man met een stem, die trilde van ingehou
den toorn, terwijl hij de beide verschrikte kin-
derin doordringend aankeek.
„I-ik," antwoordde Guy zacht.
„Jij?" zei de man, terwijl hij steeds boozer
werd. „En wie heeft je toestemming gegeven
dit park te betreden? Ik zal je lceren op ver
boden terrein te komen en bovendien nog
forellen dood te maken!"
De man dregde Guy met zijn slok cn Guy,
die anders voor geen kleintje vervaard was,
greep Molly bij de hand.
„Loop," fluisterde bij, „loop wat je kunt!"
En de kinderen liepen zóó hard, a)s zij nog
nooit in hun leven gedaan hadden. Zij stonden
niet stil, vóór zij de opening in de heg bereikt
hadden, waardoor zij in het park waren ge
komen.
„Eindelijk veilig 1" zei Guy hijgend en Molly
liet zich op den grond vallen cn trachtte zich
met baar grooten zonnehoed wat koelte toe te
wuiven.
„O Guy," zei ze een oogenblik later. „Kijk
eens! Daar is een bord tegen dien boom gespij
kerd. Wat staat er op?"
Guy stond nu op cn zei, toen hij het gele
zen bad:
„Sapperloot! Terrein van kapitein Arnold!
Dun moet h ij het geweest zijn ,die ons over
vallen heeft.
„Wat zal Tante Anne boos zijn, als zij het
hoort!" zei Molly met bevende slem.
„Zij hoeft het niet te hooren," antwoordde
Guy op kwasi-luchligen toon. „Hij heeft ons
Tante Anne zette haar bril op en las der.
brief, dien zij in de hand hield, voor. Hij was
slechts kort en dc schrijver deelde juffrouw
Vernon er in mede, dat haar neefje en nichtje
den vorigen dag zonder toestemming in zijn
park waren geweest en daar groot onheil had
den aangericht. Zij hadden een lievelingsforel
van hem gedood en daarbij een pet achterge
laten, waardoor hij hun naam te weten was
gekomen. Hij zond hierbij de pet terug en
hoopte, dat juffrouw Vernon zorg zou dragen,
dat zulks zich niet herhaalde.
Nadat. Tante Anne den brief voorgelezen en 1
1 dekt hebben, waar Ben hem bewaart.'
En wat Guy gezegd had. bracht hij ten uit
voer ook, want toen Tante Anne den volgen
den avond een dutje deed, zei hij tegen Mollv:
„Kijk eens!" en hij liet haar vol trots een
sleutel zien. Er was een stukje karton aan be
vestigd, waarop stond: .Fiets-schuur'. Molly
maakte een luchtsprongetje van plezier.
„Waar heb je hem gevonden?" vroeg zij
fluisterend.
Guy glimlachte. „Ik zag "hefirbp de venster
bank in de bijkeuken liggen Ben was een
praatje gaan maken met Mina cn ik heb
weer neergelegd bad, keek zij de kinderen, die j *iem meegenomen. Ik denk niet, dat hij hem
met neergeslagen oogen vóór haar stonden, S^mist heeft, want ik bleef in de buurt, totdat
ernstig aan. Molly's blauwe oogen vulden zich
met tranen.
„Wat jammer." snikte zij. „Wij wisten heele-
maal niet. dat die forel een lieveling van ka
pitein Arnold was. O, het spijt me zoo, dat wo
hem hebben dood gemaakt!"
„Is dat zoo, Guy?" vroeg Tante Anne streng.
„Ja, Tante," stamelde Guy.
„We wilden hcusch niet ondeugend zijn,"
zei Molly, terwijl de tranen over haar wangen
stroomden. „We gingen alleen maar naar het
park om stekelbaarsjes te visschen en toen
zagen we een forel in den vijrer. We wisten
heelemaal niet, dat het een lieveling van kapi
tein Arnold was, is het wel, Guy?" Het kleine
meisje keek bij deze woorden haar broertje
aan, die het hoofd schudde. „En we deden
zóó ons best om hem te vangen," ging zij
voort, „totdat het Guy eindelijk gelukte en
le» wijl zij, vermoeid van al de inspanning %oor Jandloopers aangezien. En we heb-
C".df-M."d<*nin«en P» den af«el™Pcn dag ben in,mcrs geen kwaad Redaan. allcen ccn
spoedig in diepe rust waren, zat Frans van
zijn hooge schuilplaats, waar dc wind om hem
heen gierde, naar het huis daaronder te turen.
Het stond nu al tot het dak onder water
en de ijsblokken bcukjen met een dofklinkend
gekraak -tegen de muren, zoodat liij elk
oogenblik verwachtte, dat liet zou instorten.
Dr vloed steeg al hooger en hooger.
Nu beving Frans de angst, dat het water
ook hun toevluchtsoord zou bereiken.
„Dan zijn wc verlorenf zuchtte hij.
..Wie weet, of het woeste water ook niet
den boom ontwortelen zal!'
Zoover zijn oog de schemering kon door
dringen, zag hij niets dan vuil-gecl, scfihi-
mend wider, waarop ijsschollen dreven. Ner
gens zag hij een boot, die redding bracht; het
zou onmogelijk zijn geweest, een schuit of een
tootje door die woeste golvén en tusschen de
ijsblokken door te sturen.
forel voor zijn middagmaal gevangen."
„O Guy," zei Molly toen zij Jachtlust nader
den, „waar is je pet?"
„Heb ik die dan niet op?" vroeg Guv cn ter
wijl hij met zijn band naar zijn hoofd greep,
zei hij: „O, ik weet het al; ik heb hem ge
bruikt om dc forel te vangen en hem zeker
hij weer naar builen ging en liij heeft er niet
verder naar omgekeken. Ik geloof, dat hij
heelemaal vergeten was, dat hij den' sleutel
daar had neergelegd."
Guy liet het begeerde voorwerp daarop weer
in zijn zak glijden. „Denk er aan, dat je cr
tegen niemand een woord over zegt," fluister
de hij, „en zorg, dat je morgenochtend om zes
uur kant en klaar bent."
(Wordt, vervolgd.)
Van een slim konijntje.
Een Sprookje voor de Kleintjes.
„Blijf nu vandaag eens zoet in je holletje,"
hij. hem dood maakte. We dachten alleen aan sprak moes konijn tot haar oudste zoontje,
een forel als iets lekkers om te eten, maar
niet als ccn lievelingsdier dan zouden we
hem natuurlijk niet gedood hebben, Tante."
Tante Anne liet Molly uitspreken, zette haar
bril af en zei ernstig:
„Ik ben meer gegriefd dan ik zeggen kan,
kinderen. Ik geloof wel, dat Molly de waar
heid spreekt en jullie er niet bij nagedacht
hebt. wat je deedt, maar dat is geen veront
schuldiging en ik moet jullie natuurlijk straf
fen."
Zij hield even stil en Guy koesterde een flau
we hoop, dat zij naar huis gestuurd zouden
worden.
„Als er -thuis geen mazelen waren," ging
Tante Anne even later voort, „zou ik aan
jullie vader schrijven en Tiem verzoeken je te
komen halen, maar ik kan het je ouders, die
drie zieke kinderen hebben, niet nog moeilij
ker maken. Daarom- moet ik jullie een andere
straf opleggen en je verbieden de volgende
op net gras laten liggen. Wat vervelend! Nu i week naar de Carllpnschc kermis te gaan."
moeten wc weer terug, Moll.
Doch Molly schudde haar hoofdje. „Dat
nooit," zei zij beslsist, ,,'t is veel te gewaagd.
Het hindert niet, Guy; je pet was toch oud
cn je hebt nog andere."
„O, Tante Anne!" barstte Guy los, terwijl
Molly opnieuw begon te snikken.
Tante Anne hief. haar vinger waarschuwend
op. „Geen woord meer hierover, kinderen,"
een ongehoorzaam konijntje, „oude, slimme
vos sluipt rond, en je weet,wat dat zeggen wil."
„Nou moeder, óf ik 't weet," antwoordde ko
nijntje.
Maar toen ^tonijnen-moeder was uitgegaan
om voedsel te zoeken, sloop stout konijnen
zoontje heel stil het holletje uit en liep klip-
perdeklap, lipperdelap, klip-klap weg.tot
dat liij kwam bij de doornheg. Achter die
doornheg lag een graanveld, eu op dat graan
veld zag konijntje een zwart ding met armen
en beenén en een hoed op.
„Daar staat een Man," dacht konijntje en
j hij kroop angstig in de doornheg. Maar toen
hij daar zoo een poosje zatr hoorde en zag
dat het zwarte ding maar op dezelfde plaats
bleef staan, kroop konijntje heel voorzichtig
uit de heg en liep voetje voor voetje verder,
totdat hij al bijna voor het zwarte ding stond,
en toen dit zich nog altijd niet bewoog, werd
konijntje erg brutaal, en.hip, hip-hip, daar
was hij met zijn snuitje vlak voor het zwarte
ding. „Hè, wat rook dat lekker! En wat glom
het mooi! Wat zou 't toch voor een ding zijn?"
dacht konijntje en hij slak zijn rechter-voor-
pootje uit om eens te voelen, of het zacht
was! Maar toen konijntje zijn pootje tcgeh het
zwarte ding liad gelegd, wilde dit zijn pootje
zei zij. „Ik begrijp, dat het jullie spijt, doch je
De kinderen oordeelden het verstandiger i hebt je zeiven dit leed berokkend en moet nu n
door de achterdeur naar binnen te gaan. Zij de straf moedig dragen. Hier is je pet, Guy,i niet mee, loslaten. Heel hard begon konijntje
liepen dan minder kans hun tante tegen te j VOegde zij er nog aan toe, terw ijl zij haar j nu té schreeuwen: „Laat mijn pootje los, Iee-
komen, die zeker niet nalaten zou te vragen, neefje het verraderlijke kleedingstuk over- lijk. .zwart <ling. laai los!"
hoe het kwam, dat zij er zoo vuil en slordig I handigdc. „Jullie kunt nu gaan." Maar het zwarte ding liet niet los.
uitzagen.
Yóór de kinderen het huis bereikten, kwa-
Frans waakte den gchcelen nacht door, cn cl<_.
luisterde i„ groote spanning ZOowel naar hetnien z« lanRs. crajehuur. me^alop^slot
bruisen
naar ieder geluid uit de verte, want hij zag
ennucndTiioik hm"T Uch,i" ",kk«ren. i De" keken aan
cn nu en dan klonk hem geroep van dien kant j__Ki.
in t oor. oacnilS lUL-
t j I ..O wat een mooie fiets!" riep Guy opgelo-
Toen de nieuwe dag aanbrak, kraakte en' - 1 1
Guy en Molly slopen met gebogen hoofden I „Hoor je niet, wat ik zeg!" riep het konijn
en neergeslagen opgen de kamer uit. Zij lie- tje. „Ik zeg. dat je mijn poólje moet loslatenl"
4..:.. 1 - I 1 rt r\ A O .illranf» V T !- II 1. .1 1 <1 v. I - rit...-, IrAnïinliaV nAAI
1.1 SP»,mine zoowel naar net I - J pen den tuin in oil klaagden daar tegen elkaar Nóg M'eld het zwarte ding konijntje's pootje
an het steeds klimmende water als was' <luch nU °pen sl was i °ver hun ongelukkig lot cn dc teleurstelling,vast.
-T geluid uit dc verte want hij zag ^czig nict schoonmaken en oppoetsen van weifcc het verbod van naar de kermis te mo-1 Heel boos werd nu konijntje, zóó boos, dat
1 -W-f"** §*"H Tw"'e""0" gen gaan, veroorzaakte. hij het zwarte ding ging schoppen met zijn
i rechter-achterpootjc.
HOOFDSTUK IV. f o wce> daar hield nu ook het zwarte ding
konijntje's achterpootje vast! Nu begon ko-
Een samenzwering. j mjntje nog harder te schreeuwen. „Laat los,
leelijk. zWart ding. laat los!" schreeuwde hij.
Drie lange en vervelende dagen waren er Maar het zwarte ding liet niet los, en konijntje,
voorbijgegaan, gedurende welke Guy en Molly dat nu heel erg boos werd, riep: „IIclp, help,
dreunde het plotseling in zijn nabijheid cn bij
het glanzen der eerste zonnestralen zag hij,
dat de muren der ouderlijke woning barstten;
cr vormden zich scheuren cn spleten en in 't
volgend oogenblik zakte hel huis in elkaar.
Alles, dak en muren zonken in de diepte cn
dc golven dansten er schuimend overheen en
dreven de ijsschotscn verder, alsof hier altijd
hun bedding was geweest.
brans drukte de handen voor zijn gezicht en 1
snikte het uitZoo zal hij. totdat het
geheel dag werd eu de zusjes wakker weiden.
Hun eerste blik was in dc richting
huis. Hoe jammerden zij, toen zij
znecr zagen
Zoo brachten zij den morgen cn middag
door, en keken naar alle kanten uit, om ccnig
spoor van menschen of reddingsboolen tc ont
dekken; eindelijk, tegén den avond, hoorden
zij geroep en geschreeuw, dal al nader en na
der kwam. Frans keek over den houten bo
dem heen en bespeurde lol zijn niet geringe
vreugde, dat het hooge water, langzaam viel
en de ijsschollen steeds kleiner en minder
werden.
Door dc bladcrloozc takken loerend, zag hij
een bootje met drie stoere roeiers flink oor-
uit schieten.
Frans greep een willen doek, dien Thekla
om het hoofd geslagen*had, en zwaaide cr
mee door dc lucht, terwijl hij zoo hard moge
lijk oni hulp riep.
Zijn teekens werden* opgemerkt en zijn ge
schreeuw gehoord, en spoedig landde het
vaartuig aan den stam van den boom aan.
Frans bond zijn zusje Rcsi met touwen op
zijn rug vast en wierp bel ééhe eind van hel
louw den mannen toe, die in dc boot stonden.
Zij vierden het langzaam cn zoo kwam hij
mei zijn vrachtje beneden-
Thekla bleef op don boom achter. Zoodra
nu echter Frans de bool bereikt cn Resi daar
in gezet had, riep hij zijn oudste .zusje toe:
..Maak hel louw van den boomstam los en
bind hel om je lijf!
Dat deed zij. en de mannen in het bootje
grepen het andere eind touw. dat los om een
tak geslingesd was: op een teeken van haar
nikkelen stuur. cn dacht:
„Ja," antwoordde de oude man. terwijl hij J Ik blij, dat hetgeen ik gezegd lieh. een
zich liet voorhoofd afveegde, want hij had het ,roc<je uitwerking op hen - heeft, .hoewel het i
warm gekregen. „Hij is van mevrouw Os- injj voor dc arme kinderen spijt, dat zij hun
wald; zij kan heel moeilijk loopen, sinds zij bezoek aan dc kermis zullen missen. Ik zal
verleden jaar zoo gevallen is en dé majoor jaun echter een ander genoegen verschaffen;
gen uit. „Van wie is die, Ben?''
De oude man keek van zijn werk op en zei:
„Ja, 't is een keurig karretje en eerste klas.
De majoor heeft hem voor zijn vrouw ge
kocht." hun best deden niet in nieuwe moeilijkheden bij houdt mijn twee pootjes vast en wil ze niet
„Is het Tante Corries driewieler, Ben. j geraken. Tante Anne. knikte goedkeurend, loslaten!"
vroeg Molly en zij streek eerbiedig over het a]s zjj ben rustig in en uit het huis zag gaan Op konijntje's geschreeuw kwam vosje aan-
sluipen.
„"Dag, lief konijntje," Tei slim vosje,
i „Dag," zei toen konijntje, want het had nog
nooit een vos gezien.
„Waarom schreeuw je zoo?' vroeg vosje.
„En waarom hou je dien paal zoo vast?"
„Die paal houdt.mij vast. en hij wil me maar
niet loslaten," antwoordde konijntje.
„Dan zal ik je er wel aftrekken," sprak vosje
en met één ruk haalde hij konijntje van het
duwrijk plekje in den tuin lagen, zou zij cr zwarte ding.
waarschijnlijk niet zoo gerust over zijn ge- „Dank je wel, hoor," zei ko. ijntje en hij
weest wilde vlug naar zijn holletje tcrugloopeu
.Ik hou het niet uil!" zei Guy. boos, terwijl „Nee, nee," zei vosje toen, „dat gaat zoo
hij met zijn voet in het gras schopte. „Het is maar niet, ik trok je van den paal en nu ben
er op te rijden! Ik wou maar, dat Oom Bob, va]?cjli en ik v.cct zeker, dat dit niet de manier je ook van mij. 'k Mag nu met je doen wat ik
thuis was; dan zou ik hem vragen, of hij mij js Qm mjj Spjjj tc jaien voelen. Ik ik heb net wil.'
eens meenam!" 1 een gevoel, alsof ik nog veel erger dingen zou
lien wreef de bel nog eens op en zette den kunnen doen."
driewieler in den hoek, waar hij altijd stond, j Molly keek haar broertje onthutst aan.
„Guy". zei ze langzaam, „dat mag je niet zeg
gen, want wc zijn eigenlijk heel ondeugend
het niet heeft <lczen driewieler voor hen beiden laten bovendien zouden -zij nu de pony kreupel is
1 maken, zoodat zij samen kunnen uitgaan. I lock nje. naar je kermis kunnen gaan
Terwijl hij dit zei. draaide hij een wiel rond ^js Tante Anne echter de kinderen samen
en voegde er nog aan toe: „Nog nooit ccn hooren pralen, terwijl zij op een sehn-
fiets gezien, die zóo licht is, een kind zou er
op kunnen rijden/'
„Zit Tante Corrie op dit aardige stoeltje?"
vroeg Molly, nog steeds in bewondering voor
den driewieler. „O, wat moet het heerlijk zijn
dekte hem zorgvuldig toe, deed de deur der
schuur op slot en liep naar huis.
„Wat een. prachtstuk!" zei Molly, terwijl zij
langzaam doorliepen naar de achterdeur.
„Wat zou ik graag Tante Corrie w illen zijn om
die beelderige fiets te hebben!"
HOOFDSTUK III.
Wal cr daarna gebeurde.
,Wie ben je dan, dat je zoo de baas over
me speelt?" vroeg konijnjte.
„Ken je mij niet?" vroeg vosje op zijn beurt.
„Ik heet vos!
Konijntje schrikte niet weinig, toen hij dit
geweest en hebben straf verdiend, alleen hoorde. „Nu zal hij mij zeker opeten." dacht
en zij zuchtte bij deze woorden „wou ik. hij. En toen vroeg hij: „Je zult me toch niet
dat Tante Anne een andere straf bedacht had. opeten, wel vos?"
Ja, dat wou ik." „Ja zeker, zal ik je opeten," zei vosje.
.Ik geloof nooit, dat Vader en Moeder ons Konijntje dacht na, of cr niets was, dat hem
j zooiets zouden aandoen, hoe ondeugend we kon redden, en eindelijk liad hij er wat op
dan ook geweest mochten zijn." zei Guy. „Ik gevonden. „Wil je mij nu dadelijk opeten, vos?"
kan je wel vertellen dat zoo'n soört straf me vroeg hij.
nog ondeugender maakt„Nee." zei vosje, eerst hang ik je op aan
Mnlly dacht een oogenblik na en zei: een tak van de. heg."
Guv. dal wij dc forel gedood hebben was „Dat is best, sprak konijntje, .hang me dan
plak je heel neljes met je tier pootjes art
den paal en dan eel ik je zoo op."
„Doe dat, lief vosje," zei konijntje, „maai
gooi me toch niet in de doornheg." t
Nu wilde konijntje juist zoo heel graag
de doornheg geworpen worden, maar vosj«^
die dit niet begreep, en konijntje heel erg wiL
de plagen, zei: „Nu gooi ik je juist eerst in
de doornheg en daarna eet ik je op." En wip^
wip-wip, daar wierp vosje het konijntje ia
de doornheg. j
Maar konijntje bleef daar niet zitten wach*
ten, totdat vosje hem kwam opeten, want lii|
ging klipperdeklap, lipperdelap, klip-klap, naai}
zijn holletje terug, en hij riep, terwijl hij zoo
voortliep, tegen vosje: „Sliep uit, sliep uit, ik
was vandaag veel, veel slimmer dan jij. sliep
uit, sliep uit!"
En toen konijntje nu in zijn holletje was aan
gekomen en aan moes konijn, die al wecr^
thuis was, vertelde wat cr met hem was ge-,
beurd, toen was konijnen-moedertje eerst wejj
wat boos op-haar ongehoorzaam zoontje, maar^
toch was ze erg blij, dat hij er zoo goed afge-%
komen was. R
Sinds dien ^dag was konijntje cchtei uieïi
meer ongehoorzaam. Nooit meer ging hij al-d
leen het holletje uit, en nooit plakten zijnj
pootjes meer aan een met teer besmeerde®
vogelverschrikker, want niets anders dan da^
was het leelijke, zwarte ding geweest, datkci*
nijntje's pootjes had vastgehouden.
Tante Jolt
De mooiste bloem.
door C. H.
1.
Klein Toosje is aan 't spelen
Bij Oma in den tuin
En in den zandbak maakt zij
Een heele hooge duin.
Pluk jij maar eens wat bloemen,
Zegt Oma na een poos.
De mooiste mag je kiezen,
Mijn naamgenootje Toos,
Klein Toosje kijkt nu ernstig
Naar heel dien bloemenschat
In perken cn aan struiken
En langs het breede pad.
4.
Van alle mooie bloemen,
Die kleine Toosje ziet,
Weet zij lieusch niet te kiezen,
Gcmak'lijk is het niet.
De mooie roode rozen?
Die prikken immers zool
Dc anjers cn violen
In 't hoekje van Oom CoZ J
G.
Misschien een groote goudsbloem
Of een begonia?
Een hooge rose stokroos
Of soms een dalia?
Klein Toosje kan niet kiezen,
Kijkt zoekend in het rond.
Daar ziel zij madeliefjes,
Vlak vóór haar op den grond.
Zij gaat een kransje vlechten,
Tooit daarmee Oma's haar
Eu zegt: die zijn het mooiste,
'k Ben nu met kiezen klaar.
En Oma kust klein Toosje,
Zegt vriend'lijk tegen 't kind,
Weet je waarom of Oma
Die ook het mooiste vindtfc
10.
Let maar eens op hun hartje.
Dat is zoo geel als goud,
En het geheim waarom ik
Zoo heel veel van ze houd,
11.
Bij kind en bloemen komt liet
liet meest op 't hartje aan,
is dat van goud, dan kan het
Bij niets ten achter staan.
12.
Bewaar, mijn lieve Toosje,
Je hart als goud zoo rein,
Dan zul jij Oma's bloempje
Het allermooiste zijn.
Trouw.
broer sloeg Thekla haar armen om den boom- Ihoop maar
„Jongeheer en jongejuffrouw, uw Tante
wenscht u beiden tc spreken. Dc juffrouw is in 1
haar kamer,zei Saartjc op afgemeten toon eigenlijk meer een vergissing dan ongehoor-
tcgen de beide kinderen, die bezig waren in zaamheid. is het niet?
den moestuin erwten te plukken. Zij hadden „Natuurlijk!' antwoordde Guy vcrontwaar-
het keukenmeisje geholpen en zetten nu hun en Molly ik heb een plan bedacht,
manden neer Angstig keken zij elkander Aan. jj. „a Vrijdag toch naar de kermis. Jij hoeft
„Waarom zou Tante ons laten roepen? n}ej niee, als je niet wilt, maar ik ga
vroeg Molly. 1 „Guy!" riep Molly nu verschrikt uit. „Dat
„Ik weet liet niet," antwoordde Guy. „Ik meen je toch niet?"
maar dadelijk op aan een tak. maar gooi me
vooral niet in de doornheg."
,,'k Wil liever eerst je velletje afstroópen,"
zei vosje.
,,'t Is goed." lici nam konijntje, „stroop gerust
eerst mijn velletje af, maar gooi me toch voor
al niet in de doornheg."
Plaaggeest vosje begon weer: „Ik wil je lie
ver eerst in de rivier laten zwemmen en daar-
Het volgende geeft zeker wel blijk vaii
j een grotoe gehechtheid aan den ouden staL
I Een landbouwer lcocty onder Simonsha«*
ven een paard. Het dier wist met een kame
raad uit de weide te komen, waarna zij sa
men naar Simonshaven zijn geloopen en bij
den vorigen eigenaar terecht kwamen. Daar
toe hebben zij het geheele eiland Voorne en
Putten van 't Westen naar 't Oosten moeten
doorkruisen, een afstand van ongeveer vijl
"laaf me eerst
plotseling werd hij spierwit en Qa je mce 0f niet?" vroeg Guv zakelijk,
stani cn schoof er vlug langs naar beneden.ging voort: „Molly, zou het misschien om dc terwijl hij zijn zusje onderzoekend aankeek, na wil ik je opeten
terwijl cij door het touw vastgehouden werd, j forel zijn?" Molly antwoordde: t Is goc zei onijntje.
opdat zij niet in dc diepte zou neerstorten. ..O Guy!" was alles wat Molly kon uilbrcn- „j_ j. ja. jk denk het wel. als jij gaat. Maar zwemmen, eet mc daarna op. maar gooi me
Zoo kwam ook zij in de reddingsboot, die gen, terwijl zij groote oogen opzette van Guy j10c ko-^n v.ü cr? Het Carltonsche veld nict in de doornheg
^oeüiü dual or Uc. drie £cyed(le kinderen op. schrik. Zij nam haar mand od cn zei kordaat: js een heel eind weg."
„Weet je-wat ik doe/' plaagde vosje, „ik