dooi* de Deugd.
Een vacantia op Zonnen-
heuvel.
Naar hei Engclsch van A. Swa n.
Vertaald-door C. H.
Vervolg van hoofdstuk VI.
De kinderen zaten nu alle vier rustig op het
«achle hooi en Annie begon te vertellen
„Er was eens een oude vrouw
„Die koeken bakken zou," vulde Frans on
eerbiedig aan „Kijk* wat is dat?"
„Och niets, en als je mij telkens in de rede
Tal», kan ik niet vertellen,zei Annie. „Het is
een heel mooi verhaal."
„Vertel dan verder en houd niet elk oogen
blik 4bp," zei Ilarry ongeduldig.
„Goed. De oude vrouw had een hond, een
poes cu een klein lammetje en
„Ik „cloof, dal er ratten in het hooi zitten!"
zei Ilarry nu. „Er beweegt wat onder ons."
Annie gaf een gilletje cn sprong op. „Laten
we hier weggaan. Ratten!" riep zij uit. „Och
Hai r\ nare jongen, je zegt het alleen maar
om ons tc plagen.'
„Hoor maar, zei Harry nu, en Frans luis
terde aandachtig. Binnen een minuut hoorden
zij geritsel in het hooi.
Frans sprong nu ook op.
„Ja. ze zijn er. Laten wij ze wegjagen. O,
ik wou, dat wij den hond van juf/rouw Bow-
den hier hadden!
„Als jullie ratten gaat jagen, ga ik weg," zei
Annie nu. „Kom Nellie? we gaan in huis."
„Doe dat nou niet, maar klim op deze meel
zakken en blijf daar zitten toekijker.,'' zei
Fran Schoorvoetend gaf Annie toe. Daarop
begonncn.de jongens uit aljp macht met sfok-
ken op het hooi te slaan en na cenige minu
ten van opwinding, sprong er een groole rat
uiu die* zich uit de voeten trachtte te make;u
Nu begon er een wilde jacht van den cenena
hoek van den zolder naar den anderen. Frans
achtervolgde de ral en Ilarry hield de wacht
bij liet holletje waar zij uitgekomen was. Nel
lie klemde zich vast aan Annie; ze wist.niet,
of ze lachen of huilen zou, zoo verschrikt was
zij. Toch vond zij het grappig, dc rat, die door
Frans achtervolgd werd, van den eenen kant
naar den anderen te zien rennen.
„Laat hem nu maar naar zijn holletje terug
gaan zei Frans eindelijk. „Hij is doodmoe.
Laat hem maar, Harry, hij' heeft nu genoeg
gymnastiek gedaan.'
„Ilein nu laten loopén!' riep Harry uit.
„Geen sprake van. Laten we hem dood maken.
Rallen zijn alleen maar goed om dood ge
maakt Je worden. Geef hem een tik, Frans,
dan zal ik hem cr ook een geven, als hij dczcir
kant uit komt."
„Als jc dat doet, Ilarry, zal ik het Groot
vader zeggen! riep Annic nu verontwaar
digd uit.
„Ik zal hem niet slaan, Annic," zei Frans.
„En jij zult het ook niet doen, Harry; laat hem
nu naar zijn holletje gaan.
De rat was nu vlak bij liet hooi. doch
Ilarry hief zijn dikken slok op én liet dien in
hel volgend oogenblik op den rug van het on
gelukkige dier neerkomen. Dit uitte een schril
ler. kreet, rolde over den grond en bleef voor
dood liggen.
„Ilarry, valsv.be, nare jongen! Ik ga dadelijk
aan Grootvader vertellen, hoe wreed je bent!"
riep Annie verontwaardigd uit.
„O ja?" zei Harry, terwijl hij dc rat bij den
staart (yipakle en ermee naar zijn zusjes
zwaaide.
Nellie gilde het uit van angst, liet zich van
de meelzakken glijden cn liep in de richting
van de ladder. Annie liep achter haar aan,
■want Ilarry vervolgde haar met de nog leven
de ral.
„Laat dat, Harrv! Je bent een lafaard!" riep
Frans verontwaardigd uit, terwijl hij trachtte
Harry de ral afhandig tc maken. Midden in
deze worsteling deed een angstige gil van An-
nj- hen plotseling ophouden.
..Nellie! Nellie is van de ladder gevallen!
Ik geloof, dat zij dood is!" riep zij hevig ont
steld uit. Allen keken nu naar beneden cn daar
lag Nellie, doodsbleek en onbewegelijk, op een
bos stroo. De kinderen keken elkander een
oogenblik diep verslagen aan; toen liep Frans
de ladder af, nam Nellie in zijn armen cn
droeg haar bel huis binnen. Tante Ellen, die
juist in dc keuken was, keek verbaasd op, in
dc versie verte niet vermoedend, dal er iets
ernstigs gebeurd was.
..Speel jij voor verpleegster, Frans?'- vroeg
zij lachende. Doch plotseling zag zij Nellie*»
doodsblecke gezichtje.
#,.Er is iets gebeurd met Nellie, Tante. Zij is
van de ladder gevallen," zei Frans op fluiste
renden. nugstigen toon.
Nu werd Tante Ellen ook bleek en zonder
een woord le zeggen, nam zij Nellie in haar
armen.
„Stuur Sam naar den dokter in Brailsford
cn laat hem in het teruggaan even bij meneer
Stanley aangaan om Grootvader te halen,"
klonk hel van haar lippen.
Frans holde naar buiten en kwam juist Sam
tegen, die een emmer water droeg Haastig
bracht hij Tante Ellen's boodschap over.
Daarna ging hij vlug naar Annie en Harrv.
Beiden zaten nog op dc ladder cn durfden
blijkbaar niet hel huis binnengaan.
„Is ze dood?" fluisterde Annie met bevende
«tem.
„Ik geloof het niet. Sam is naar den dok
ter." antwoordde Frags. .,'t ïs ellendig! Wat
zal Moe'der zeggen?"
„Wat zal Grootvader zeggen?" vroeg Harry
verschrikt ..Ik denk. dat hij ons een pak slaag
zal geyen. Hij is vreesclijk. als hij boos is."
„Ik zou graag een pak slaag willen hebben,
als Nellie er door beter werd!' zei Frans in
bed roefd.
,Ja maar, we hoeven niet te zeggen, dat liet
Dn ze schuld is.'* zei Harry, „cn dat is het
Eigenlijk ook niet, want ik zat Annie achterna
cn Nellie hoefde heelemaal niet weg tc loo-
pen."
„Ik dacht, dat je genoeg berouw hadt om
er niet om tc jokken." zei Annie. „Ik geloof,
dat je er heelemaal niet om geeft, dat Nellie
gevallen isf'
„Om geven! Hij geeft alleen om zich zelf. Ik
hoop, dat Grootvader je een flink pak slaag
geeft, Ilarry!" zei Frans, bevend van veront
waardiging. „Jij bcnl-de vals chic jongen, die
tr beslaat!';
HOOFDSTUK VII.
Een ridder.
Nellie s toestand bleek gelukkig niet ernstig
tc zijn. Het zachte stroo had den val gebro
ken, doch hel zenuwgestel van het zwakke
kind had zóó'n schok gekregen, dal het eenigen
tijd zou duren, eer zij weer geheel dc oude
was. Het werd evenwel niet noodig geoor
deeld, Vader of Moeder te laten overkomen,
noch hun verontrustende tijdingen te zenden,
want de dokter had alle hoop, dat cenige we
ken buitenlucht op Zonncnheuvcl cn de ver
pleging van juffrouw Foster haar weer heele
maal zouden doen genezen. Tante Ellen was
werkelijk een buitengewone verpleegster. Geen
stap was zóó licht als de hare, geen stem zóó
gedempt en vriendelijk en geen handen zóó
zacht als haar handen. Annie begreep niet,
hoe zij Taille Ellen vroeger streng had kun
nen vinden Grootvader was niet zóó „vreesc
lijk" als Harry gedacht had, dat hij zijn zou;
doch hij was gegriefd en sprak heel ernstig
'met dc jongens. Frans nam gewillig de helft
der schuld op zich, want als hij dc rat niet
opgejaagd had, zou hel ongeluk nooit gebeurd
zijn. Harry was niet gewend brommen tc
krijgen, daar hij thuis, zelden voor iels ernstig
berispt werd en zijn vader altijd dadelijk ver
ontschuldigingen voor hem vond. Doch op
Zonncnheuvcl werden geen verzachtende om
standigheden voor hem gezocht cn als zijn
grootvader de volle waarheid omtrent het on
geluk geweten had, zou hij ongetwijfeld Ilarry
streng gestraft hebben. Doch Frans had, edel
moedig als altijd, gezwegen en zijn broertje
niet verklapt.
Nellie's ongesteldheid wierp gedurende en
kele dagen een schaduw over Zonnenheuvel
en dc jongens gingen heel stil hun gang; doch
toen'hun zusje langzamerhand weer meer kou
verdragen en dc indruk van Grootvader s be
risping verflauwde, waren zij weer even vroo-
lijk als altijd. Zij mochten nu niet meer in de
hijgebouwen komen, daar Grootvader en Tante
Ellen voortdurend vreesden, dat er een nieuw
ongeluk zou gebeuren, doch zij konden zich
nu naar hartelust in de buitenlucht bezig hou
den, want men was reeds met den oogst be
gonnen in de beschutte vallei, waarin Zon
nenheuvel lag en alle velden waren rijp voor
de sikkel. De oogst beloofde prachtig te wor
den cn de boeren zeiden, dal de aren nooit
zóó vol waren geweest cn dal, als het mooie
weer aanhield, dc schuren tot aan den nok toe
gevuld zouden worden.
Toen dc jongens op een morgen aan het
ontbijt Grootvader en Tante Ellen druk hoor
den spreken over de vooruitzichten van den
oogst op Populieren-hoeve, besloten zij den
boer eens op te zoeken om tc zien, ol" cr ook
iéts was, dal hun belangstelling wekte.
Zoo wandelden zij dus naar Populieren-
hoeve. Toen zij de boerderij naderden, zagen
zij, dal de maaiers in het groote veld achler
hel populierenboschje druk bezig^waren. Het
geklir der maaimachines, vermengd met bet
getjilp der vogels en het gezoem der bijen, die
van bloem tot bloem gaande, ook hun oogst
binnenhaalden, trof hun ooren. Nu hadden
Frans en Ilarry nog nooit een maaimacuine
gezien,.zoodat zij er vol aandacht naar keken.
Zij bleven eenigen tijd stilstaan. Het was zoo n
mooi gezicht; de groote, scherpe tanden door
het koren le zien snijden en gade tc slaan, hoe
viug en netjes Ilurst het met zijn hark op den
grond uitspreidde. Zij zouden graag wat dich
terbij zijn gekomen, doch Sam Nuggins had
hun zulke verhalen gedaan over het vreese-
lijke humeur van Kurst, dat zij bang voor hem
waren.
„Zeg Frans, wat zou dat kleine meisje daar
met haar hark doen?" vroeg Harry, terwijl
h"ij naar een klein meisje wees, dat een houten
hark achter zich aansleepte door het veld.
„Dat weel ik niet; laten wc eens gaan kij
ken." antwoordde Frans.
„Ja maar Ilurst!"' zei Harry angstig. „Hij
zal ons stellig wegjagen, zegt Sani."
„Nee, dat doet hij niet; hij heeft het veel te
druk. Bovendien kunnen wij harder loopen
dan hij en als hij ons achterna zit, over dc
omheining springen. Op Grootvader's terrein
zijn we in ieder geval veilig," zei Frans. „Kom
maar mee."
Zoo liepen dc jongens samen het veld in cn
gingen op hel kleine meisje met de hark of-
Het was nog maar een heel klein meisje, cn
wat zag zij er zwak uil! Het blecke gezichtje
onder den grootcp zonnehoed keek heel
ernstig.
„Wat doe je daar, kleine meid?" _vroeg
Frans, die als gewoonlijk het woord voerde.
„De aren opharken,'* antwoordde het kind,
terwijl zij een angstigen blik wierp in de rich
ting der maaimachine.
„Wórdt je cr hiel w arm en moe van, cn is
het geen vervelend werk?" ging Frans voort
met vragen.
„Ja," antwoordde hel kind en zij streek met
een gebaar van moeheid over haar voor
hoofd.
„Maar waarom doe je het dan? Ga wal met
ons spelen," stelde Frans voor.
„O nee, dat kan niet! Oom Jaap zou heel
boos worden en Tante Rika ook," zei het kind
en zij begon opnieuw te harken.
„Bedoel je Ilurst en zijn vrouw?" vroeg
Frans opnieuw.
Het kind knikte bevestigend.
„Hoe lang moet je dat nog doen?" luidde de
volgende vraag.
„Den heelen dag, net zoolang totdat de
maaiers tegen dat dc zon ondergaat, ophou
den," antwoordde het kind en er kwamen
tranen in haar oogen.
„Wat een schande!" riep Frans'verontwaar
digd uit. „Waarom loop je niet weg? En waar
om laten ze je dat doen?"
„Oom Jaap zegt, dat ik werken moet voor
den kost Vader cn Moeder zijn gestorven cn
nou woon ik hier", legde het kind uit, dank
baar dat Frans zoo vriendelijk was.
„Hoe heet jc?
„Marietje \rchcr. Oom en Tante noemen
mij Poll of Polly. Maar ga nou liever weg,
want ik weet zeker, dat Oom Jaap boos zal
zijn; ik zie, dat hij kijkt," zei hel kleine meisje
angstig. Frans sloeg haar lief, vermoeid ge
zichtje gade, en daarna het barschc gelaat van
Jaap Ilurst. Hij was diep verontwaardigd cn
dacht, dat hij-sterk genoeg was om hem op
den grond te gooien.
„Ik zal je eens wal zeggen," begon hij weer.
„Ik zal dc aren opharken; ik ben greoter dan
jij cn ga jij nu met Harry aan den kant zit
ten."
,0f ga mee naar dc beek, dan zal ik ic een
massa visthjes laten zien," zei Harry vriende
lijk. I-Iij vergal nu toch werkelijk eens. alleen
aan zichzelf le denken.
De oogen van het kind begonnen tc schit
teren, doch vol twijfel keek zij haar haar oom
cn schudde daarop haar hoofdje.
„Ik ben bang voor Oom Jaap."
„Dan zal ik naar hem toegaan en hel hem
vragen!" zei Frans, en bang dal zijn moed
hem plotseling zou begeven, staple hij kordaat
op de maaimachine af. Toen dc boer zag, dat
dc kleinzoon van den landeigenaar (dien hij
wel van aanzien kende) naar hem toe kwam,
iict hij de paarden stilhouden. Vragend keer
de hij zijn gezicht naar Frans. Dc uitdrukking
ervan was verre van aangenaam, <lc oogen
waren zelfs hardvochtig.
„Mag ik alstublieft de -aren opharken in
plaats van Polly? Ze is zoo moe cn ik niet,"
zei Frans moedig.
„Zoo! heeft Polly zich beklaagd?" vroeg dc
boer grimmig, ,,'t Is anders heelemaal geen
moeilijk werk met die kleine hark voor zoo'n
'groote meid."
„Zij is kleiner dan ik cn ik'ben een jongen.
Ik zou het zoo graag willen. Mag ik?" vroeg
Frans gretig.
Er kwam iels ris eeii grijns op het gezichl
van Jaap Ilurst.
„Ja, kijk eens hier, jongeheer: Polly zal haar
vacanticdag hebben, als jij haar werk doet
vandaag, jt boterham met de anderen om
twaalf uur eet en niet ophoudt voor hel zeven
uur is," zei hij, alsof hij er een grap van
maakte. „Je zult hét nu wel niet meer zoo
gauw voor luie meisjes opnemen, denk ik."
„^gesproken! Ik zal tot zeven uur doorwer
ken en Polly is vandaag den hcelcn dag .vrij,"
riep Frans verheugd uit, en weg holde hij om
het heerlijke riiauVs aan het vermoeide, kleine
meisje le vertellen, dat nog steeds bezig was
de achtergebleven aren bij elkaar tc harken.
Polly gaf haar werk maar al tc graag op cn
ging blij cn tevreden met Harrv hel bosch in.
Zij babbelden samen honderd-uit.
(Wordt vervolgd.)
Rust Roest
door C. H.
„Moeder, kijkt u eens, een brief van Tante
Annie. Toe, leest- u eens gauw, of Tante de
volgende week komt. 'I Zou heerlijk*zijn!"
AJet deze woorden kwam Wies Brinkhorst,
nadat zij om vier uur uit school was gekomen
dc kamer binnenstormen, waar Moeder met
kleine Zus zat te spelen.
Glimlachend nam Moeder den brief aan cn
haastte zich om 'aan Wiesjp's verzoek gehoor
te geven door le kijken, ol Tante Annic de
volgende week zou komen. Even later keek
Moeder op en zei: .,Ja hoor, Wies, Tante
komt. Is dat niet heerlijk?"
„Dol! O Moeder, Tante heeft beloofd
„Ja kindje, laat mij nu eerst eens rustig den
brief uitlezen. Tante schrijft wel vier kantjes."
„Goed, Moeder," antwoordde Wies gedwee,
hoewel gedweeheid eigenlijk haar hoofddeugd
niet was, maar ze was zóó in dc wolken over
Tanle's komst, dat zij er graag wat voor over
had, in dit geval: geduldig te wachten, totdat
Moeder den brief heelemaal uilgelezen had.
„Zus," fluisterde Wies, terwijl zij naar de
box liep, waar kleine Zus al met uitgestoken
handjes over het hekje geleund stond. „Zus,
Tanlc Annie komt. Ben jij ook zoo blij?
Ta-la," antwoordde het kleine ding, een
woordje, waarmee ze eigenlijk alles uitdrukte,
ja, Vader, Moeder en zelfs Wiesjc konden aan
den toon, waarop dal „ta-ta" gezegd werd,
precies hooren, wat kleine Zus er mee zeggen
wilde. Nu eens beteckende het eenvoudig:
„Dag", dan weer „alsjeblieft of soms ook ,,'k
wou zoo graag eens uit de box." Nu wist
Wiesje vast. dat zij cr mee bedoelde „Prettig!"
Wies «fluisterde nog een oogenblik tegen
kleine Zus, toen Moeder even haar brief op
keek. hem weder in het couvert stak cn zei:
„Ja Wies, Tante Annic komt Woensdagmid
dag. Wal treft het mooi, dat je dan juist vrij
van school hebt!"
„Ja Moeder, heerlijk! Mag ik dan md u mee
naar hel station om Tante te halen?"
„Zeker Wiesje. Samen zullen wij Tante ver
welkomen.
In dc dagen, die nu volgden, jubelde het
steeds in Wiesjc: Woensdag komt Tante Annic!
Woensdag komt Tante Annic! En 's avonds,
als zij naar bed ging lelde zij dc dagen, welke
er nóg vorloopen moesten, eer het Woensdag
zou zijn, blij als zij was, dat het aantal steeds
kleiner werd.
Eindelijk dan toch brak de Woensdag, waar
op Tante komen zou, aan. Vlug kwam Wiesje
om twaalf nur uil school om dadelijk na de
koflie haar* lessen voor den volgenden dag le
lecren. Dan: was zij heelemaal klaar, els de
logé kwam en duurden die laatste uren met
een niet zoo lang.
Daar sloeg de klok in de huiskamer half
drie cn deed Wies haar bock dicht. De Fran-
schc les en de Geschiedenis zaten „er in",
Heerlijk, ze was nu heelemaal klaar.
„Hoe staat het cr mee, Wies?" vroeg Moe
der, die juist op dit oogenblik de kamer bin
nenkwam.
„Net klaar, Moeder!"
„Prachtig! Ga je dan maar aankleeden; over
een kwartiertje moeien wij 't huis uit en Mina
zal dan zoolang op kleine Zus passen."
Vlug maakte Wiesje zich gereed cn even
later Moeder vond het eigenlijk nog wel wat
vroeg stonden zij op straat om naar het
station le gaan. Vroolijk huppelde Wiesje over
den weg Daar zag zij het slation al! Het
duurde echter nog een tijdje, vóór Tante
kwam, maar Wjes, die nu eenmaal aan het sla
tion was, dacht: zij woonde in Utrecht cn
Tante in Arnhem „Tante zal Driebergen nu
toch zeker al voorbij zijn!" en zij tuurde cn
tuurde, of zij de rookpluim van den trein,
Tante's trein, nog niet kon onderscheiden.
Eindelijk, daar'Gloorde zij fluiten, nu zag zij
ook den rook en even later kwam de trein
daverend het station" binnen snuiven, zoodat
Moeder cn zij een eindje achteruit moesten
gaan.
Vlug werden de portieren geopend cn daar
vlak voor hen staple Tante Annie uit dc
coupé. Tante omhelsde Moeder cn Wies en
terwijl de laatste een pakje voor Tante mocht
dragen, gingen zij alle drie met dc mcnschcn-
massa naar den uitgang, 't Was geen lange
wandeling naar huis cn daar de tram juist
weg was,-besloten zij maar le loopen: Tante
in het midden met Wiesje aan haar arm.
Toen zij thuis kwamen, vond Tanlc, dat
kleine Zus bepaald groot was geworden, ,'t
W-is 'ix*.a u'^rliaJU »ntLn
haar het laatst gezien had en nu slond Zus
al in <h? box cn liet dadelijk haar vriendelijk
„Ta-ta hooren, cm tc zeggen, hoe blij ook
zij'was.
Na tafel, -toen Zus naai* bed was gebracht,
deden Vader, Moeder, Tanlc en Wies een spel
letje. Dat was een groote uitzondering zoo
midden in dc week. maar Moeder zei, dat nu
Wies haar werk af had, zij Tante's komst
mei een spelletje zouden vieren. Tante won
het en de helft der pepernoten ging naar Wies.
Dat was een prettig begin.
En de heele logeerpartij van Tanlc Annie
was eigenlijk één feest voor Wies. Tante bleef
veertien dagen cn in dien lijd was het prachtig
Septemberweer, zoodat op de vrije middagen
groote wandelingen werden gemaakt. Ook hielp
Tante Wies met Fransch; Tante had er examen
in gedaan en was er volgens haar nichtje
„vreesclijk knap" in.
Eén Zaterdagmiddag echter, toen hel regen
de en zij reeds allerlei spelletjes gedaan had
den, Tante wal had voorgelezen en 't nog maar
steeds niet droog werd, begon Wies zich to
vervelen. r
„Kun je eens niet wal gaan handwerken?"
had Tante haar gevraagd.
„Eigenlijk ben ik niets bezig cn ik weet ook
niets," luidde hel weinig opgewekte antwoord.
„Heb je een naaidoosje?
„Nee Tante."
„Zou jc cr graag een willen hebben?'!
„Dolgraag!"
„Nu goed dan. Als hel na tafel droog is,
gaan wij er samen een koopen."
„Heerlijk! juichte Wies.
„En nu moest jc eens beginnen met een
lijstje te maken van hetgeen jc cr graag in
had."
Dit behoefde Tante Wies geen tweemaal te
zeggen. Vlug baalde zij papier en potlood en
begon op te scbi ijven.
H c n vingerhoed.
Twee scharen, één groole c n één
klein f ij n t j c.
Naalden en een naaldenkoker.
Spelden met gekleurde knoppen.
Allerlei kleuren garen.
E e n n a a 1 d e n Iro c k j e.
Tot aan het eten babbelde Wiesje nog druk
over haar na aid o osje en den inhoud en toen
het na tafel werkelijk droog was géwordén,
gingen Tante en zij er samen op uit
Wies mocht zelf den winkel aanwijzen en
on Tante's vraag naar gevulde naaidoosjes
kwam dc juffrouw met beelderige kistjes aan
dragen. 't Eéne was nog mooier dan 't andere.
„Kies nu maar uit," zei Tanlc en Wies keek
van hel éénc doosje naar liet andere. Wat
waren ze beelderig! 't Was heusch niet ge
makkelijk een keuze te dóen, maar eindelijk
meende zij toch wel, dal zij wist welk zij het
mooist vond.
Met een kleurtje van opwinding wees zij er
één aan.
„Dit alstublieft," zei ze.
Tante vond het best, de juffrouw* pakte het
in cn Wiesjc liep mei haar schat in haar arm
stijf tegen zich aangedrukt naar huis.
Natuurlijk moest Moeder dadelijk het kistje
bewonderen! 't Was ook een beeldje! En alles
wat zij gevraagd had, ja, nog veel meer, zat
er in. Een koffiemolentjc als centimeter en
wat een mooie gekleurde knoppen aan de
spelden! Ook lag er een klein handyverkje in
mei roodc zij. 't was een leeslcgger en met
kruisjes stond cr op geteekend: „Rust roest."
Gezellig ging Wies nu bij Moeder en Tante
zitten en 't duurde niet lang, of zij was met
de R van R u st bezig. Mooi stond die frisch-
roode zij en toen Wies dc R klaar had, moest
zij naar bed.
Tante bleef nog een paar dagen en toen zij
wegging, was "Wies juist met Rust klaar.
Ilè, wat was dat saai, toen Tante weg was.
Wel had Wies Tante Annic mee naar den
trein mogen brengen, maar 't was nu niet half
zoo prcltig aan 't station, als toen zij cr kwam,
om Tante af te halen.
Toen dc trein kwam aanrollen volgens
Wies veel fc vroeg volgde het afscheid en
beloofde Tante spoedig terug te komen Daar
op zette dc trein zich in beweging. Tante en
Wies wuifden met haar zakdoek totdat einde
lijk de trein een bocht maakte en zij elkander
niet meer konden zien.
Ilè, wat duurde die eerste avond zonder
Tante lang! Wies werd en bepaald knorrig van
cn Moeder, die niet anders dacht, dan dat
haar dochtertje moe was, liet haar maar vroeg
haar bed gaan.
Den volgenden dag was Wies lekker uitge
slapen, maar Tante miste zij toch nog heel erg.
Hoe 't eigenlijk kwam. wist zij zelf niet. doch
veel lust in haar handweckjc had zij die eer
ste dagen niet en'toen 't eenmaal in 'l vergeet
hoek raakte, bleef dit zoo."Wel vroeg Moeder
een paar keer, of zij 'l nu toch eens niet af
zou maken, maar Wiesje had er niet veel zin
in
Zoo bleef hel naaidoosje niet haar hand
werkje den heelen winter in dc speelgoed
kast staan, waar het helaas niet al te droog
was. Wiesje, die wel eens meer een bevlie
ging voor iels had, en er dan later niets meer
aan deed, daclit al gauw aan haar heclc naai
doosje waar ze toch eerst zoo blij mee was
geweest niet meer.
Toen op zekeren dag kwam Wies om
vier uur uit school. Duidelijk hoorde zij stem
men in dc huiskamer. Zou er visite zijn? Zij
ging naar binnen cn snelde in het volgend
oogenblik op Tante Annic toe, die geheel on
verwacht, op haar doorreis naar den Haag,
een paar uur bij hen kwam.
Wat was Wies blij! Maar toen Tante Annie
na een poosje vroeg: „Wies, laat mij nu jc
naaidoosje eens zien!" kreeg zij op eens een
vuurroodc kleur van verlegenheid. Er zat
niets anders op: ze moest het kistje halen, 't
Was of cr lood in zal, zóó langzaam kwam
zij er mee terug.
„Maak het maar eens open, Wies!" zei
Tante.
O, wat schrikten Moeder, Tante en Wies
toen!
Vingerhoed, scharen, naalden, alles was ge
roest. ja zelfs de naald, die in den leeslcgger
zat, had hetzelfde lot ondergaan Wies durf
de niet opkijken.
„Ja kindje,'» zei Tante nu. „Rust roest,
dat kun jc hier het beste zien. Vraag maar
gauw een stukje schuurlinnen aan Mina. Mis
schien krijgen wij het er nog af."
En dc meeste roest ging cr af, alleen aan
het kleine, bruine plekje tusschen rust cn
roest was niets tc doen, dat bleef zóo.
„Laat er nu aan niets weer roest komen en
gebruik jc doosje ijverig. Wies!' zei Tante,
«ion lfAclpflnpj- ui hr.Jjf. moet jp bcm
aan Moeder geven. En zoodra er dan weg
roest in je doosje dreigt te komen, kijk
maar eens naar dat plekje tusschen die twe
woorden in. 't Is toch wel een waar spreefc
woord: Rust roes t."
Wies knikte slechts en nam zich crnsli
voor, te zorgen, dat er nooit meer roest i
haar doosje kon komen.
Zomerweelde.
Er groeien roode rozen
bij Oma langs de deur;
tot in de kamer ruik je
den heerlijk fijnen geur.
Zooveel als nu heeft Oma
cr nooit nog aan gehad;
met dikke trossen hangen
ze ver tot over 't pad.
En wie langs Oma wandelt,
blijft stellig even staan
om naar die pracht te kijken;
je kunt niet verder gaan!
II c r m a 1111 a.
Koning Wilhelm I en de
candidaat-notaris.
Toen een eandidaal-notaris Wilhelm
Koning van Pruisen, om een notnrisplaals w:
zocht, vroeg de koning hem, waar hij va:
daan was.
„Uit Berlijn," luidde het antwoord.
„Dan kunt ge wel opstappen," zei dc vor
vrij norsch, „want geen enkele Berlijn-
deugt."
„Neem mij niet kwalijk, Majesteit!" berm
de 'candidaal, „daar zijn> toch ook nog goed?
ik ken er ten minste zeker twee."
„En wie zijn die dan?" vroeg Wilhelc
nieuwsgierig geworden.
„Dc eerste is Uwe Majesliet, en de twee.
ben ik zelf."
De Koning lachte hartelijk over dil \vo«
op zijn pas en benoemde den jongen man Ic
notaris.
Van alles wat.
Het Tetsehalte «Ier vimhen.
Het vetgehalte van viscli is niet alle*
afhankelijk van dc vischsoort, maar ook v
dc toebereiding en andere omstandighede
De grootste tegenstellingen bestaan bij verse:
visschen. Het minste vet heeft de om 7
smakelijkheid graag gegeten zeelong, d
slechts voor uit vet en voor 86 uit wi
ter bestaat. Over het algeniceihgaal trouwer
bij versche visch gering vet- en hoog wale?
gehalte steeds samen. De -grootste yetrijkdoi
bezit zalm, die zelfs versch voor meer dan h
tiende uit vet bestaat cn slechts 67 wak
heeft. Zeer vetarme visschen zijn schelvisd
dorsch.^noek en baars. Dc schol heelt in ve
schen toestand maar weinig meer vet, m
geen 2 Tot de vetrijke visschen erkent me
na den zalm in neergaande lijn de haring. <i
makreel cn verder de heilbot. Vooral harre
heeft een hoog vetgehalte van 3.5 Daaret
tegen is van alle genoemde visschen behah
de zeetong, de haring het armst aan ei witste:
fen. Zeer- gering is natuurlijk het velgeh.il'
van gedroogde visschen, bijv. bij den stoi
visch. maar toch altijd nog grooter dan 1
versche schel viscli en zelfs bij zeetong. Bove;
dien bestaat de zeetong voor meer dan xj
zijn gewicht uit eiwitstoffen. Van de gezos
ten visschen wint ""het de haring met bijc
17 vetgehalte en maar 46 walergehat'.
De gerookte sproj heeft 16 vetgehalte, te:
v\\ijl de zalm in gerookten toestand maar wc
nig meer vet heeft dan in vcrsclien. GerooÜ
haring of bokking heeft 8 u 9 vet.
De sardines in olie bezitten, hoewel zc i
olie zwemmen, zelf minder vet dan de gerotö
te zalm, de sprot of zelfs de gezouten haiin-
Interessant is het pas sinds korten lijd Vf
tenschappelijk vastgestelde feit, dal het rt
gehalte van den haring en ook van andere xi
schen veel afhankelijk is van het jaargelijtk
waarin de visch gevangen is. Een in Mei 9
vangen haring had slechts het zeer gcrinj
vetgehalte van 2.5 terwijl een in begs
September gevangen haring 3-3 bert
Daarna schijnt de vctrijkdom dan weert
het begin van den zomer af te nemen.
Dc gastronoom wist intusschen al l*10*
waarom de haring in Mei zoo lekktr is. flj
Ilollnndsehe zeebanket vormt juist "in Mei
grootste delicatesse.
De xellector «les vogels.
In de „Umsehau" vestigt de ornithöloi
Slüblcr de aandacht op dc lichte vlek, die
meeste vogels op den kop hebben, en die vom
al bij dc meezeil sterk uitkomt. Volgens StuWf
werkt deze vlek als een reflector, die door
natuur aan de vogels is gegeven om het r#
ken naar voedsel tc vergemakkelijken. Als fc?
voorbeeld een koolmeesje een spleet in
boom onderzoekt, klimt zij langs den jan
licht afgekeerden kant omhoog en men bi
nauwkeurig een kleine lichtvlek wnarnemc
die op de spleet licen en weer beweegt. Doe
den witten vlek op de kop wordt het zonlté
teruggekaatst op den boom en daar de xU
meestal om de oogen ligt, werkt zij als
holle spiegel, waarbij het oog in het midd*
zit.
Keu wachtkftmerplakkaut.
De commissie van bcstuurderen van
neeskundigc vcrcenigingen tc Berlijn heeft be
sloten, aan de artsen een plakkaat toe te
den om in hun wachtkamers op te hangt»
tot opheffing van de algemeene stemming
der de bevolking, welke vooral lijdt onder 4
vrees voor ontoereikende voeding en onx#
doende geneeskundige hulp. In dat plaklcfl
wordt cr op gewezen, dat voor de yoedfc
zoodanig is gezorgd, dat cr wel "genoeg is.
dat voor zieken toesla een worden tocgcsta*
als er voldoende grond toe bestaat, matir
dan alleen. De bcstuurderen zijn blijkbaar if.
niet overtuigd, van Iïcine' bewering:
lm hungrigen Magen Eingang finden
Nur Suppcnlogik und Knödelgründe.
Verder wordt den zieken verzekerd, dal
algemeene gezondheidstoestand niet heeft
leden, en dat er geen gebrek aan artsen
staat. Maar de artsen hebben het zeer dri)
en met de vervoermiddelen is het gebrek»
gesteld. Daarom moet men den arts t'P
's morgens ontbieden, vóórdat hij zijn l>ezC|j
leen gaat afleggen. Door zindelijkheid i'1
woningen zorge voorts ieder er voor, ziek»
te voorkomen.