dooi* de Deugd. Een vacantia op Zonnen- heuvel. Naar hei Engclsch van A. Swa n. Vertaald-door C. H. Vervolg van hoofdstuk VI. De kinderen zaten nu alle vier rustig op het «achle hooi en Annie begon te vertellen „Er was eens een oude vrouw „Die koeken bakken zou," vulde Frans on eerbiedig aan „Kijk* wat is dat?" „Och niets, en als je mij telkens in de rede Tal», kan ik niet vertellen,zei Annie. „Het is een heel mooi verhaal." „Vertel dan verder en houd niet elk oogen blik 4bp," zei Ilarry ongeduldig. „Goed. De oude vrouw had een hond, een poes cu een klein lammetje en „Ik „cloof, dal er ratten in het hooi zitten!" zei Ilarry nu. „Er beweegt wat onder ons." Annie gaf een gilletje cn sprong op. „Laten we hier weggaan. Ratten!" riep zij uit. „Och Hai r\ nare jongen, je zegt het alleen maar om ons tc plagen.' „Hoor maar, zei Harry nu, en Frans luis terde aandachtig. Binnen een minuut hoorden zij geritsel in het hooi. Frans sprong nu ook op. „Ja. ze zijn er. Laten wij ze wegjagen. O, ik wou, dat wij den hond van juf/rouw Bow- den hier hadden! „Als jullie ratten gaat jagen, ga ik weg," zei Annie nu. „Kom Nellie? we gaan in huis." „Doe dat nou niet, maar klim op deze meel zakken en blijf daar zitten toekijker.,'' zei Fran Schoorvoetend gaf Annie toe. Daarop begonncn.de jongens uit aljp macht met sfok- ken op het hooi te slaan en na cenige minu ten van opwinding, sprong er een groole rat uiu die* zich uit de voeten trachtte te make;u Nu begon er een wilde jacht van den cenena hoek van den zolder naar den anderen. Frans achtervolgde de ral en Ilarry hield de wacht bij liet holletje waar zij uitgekomen was. Nel lie klemde zich vast aan Annie; ze wist.niet, of ze lachen of huilen zou, zoo verschrikt was zij. Toch vond zij het grappig, dc rat, die door Frans achtervolgd werd, van den eenen kant naar den anderen te zien rennen. „Laat hem nu maar naar zijn holletje terug gaan zei Frans eindelijk. „Hij is doodmoe. Laat hem maar, Harry, hij' heeft nu genoeg gymnastiek gedaan.' „Ilein nu laten loopén!' riep Harry uit. „Geen sprake van. Laten we hem dood maken. Rallen zijn alleen maar goed om dood ge maakt Je worden. Geef hem een tik, Frans, dan zal ik hem cr ook een geven, als hij dczcir kant uit komt." „Als jc dat doet, Ilarry, zal ik het Groot vader zeggen! riep Annic nu verontwaar digd uit. „Ik zal hem niet slaan, Annic," zei Frans. „En jij zult het ook niet doen, Harry; laat hem nu naar zijn holletje gaan. De rat was nu vlak bij liet hooi. doch Ilarry hief zijn dikken slok op én liet dien in hel volgend oogenblik op den rug van het on gelukkige dier neerkomen. Dit uitte een schril ler. kreet, rolde over den grond en bleef voor dood liggen. „Ilarry, valsv.be, nare jongen! Ik ga dadelijk aan Grootvader vertellen, hoe wreed je bent!" riep Annie verontwaardigd uit. „O ja?" zei Harry, terwijl hij dc rat bij den staart (yipakle en ermee naar zijn zusjes zwaaide. Nellie gilde het uit van angst, liet zich van de meelzakken glijden cn liep in de richting van de ladder. Annie liep achter haar aan, ■want Ilarry vervolgde haar met de nog leven de ral. „Laat dat, Harrv! Je bent een lafaard!" riep Frans verontwaardigd uit, terwijl hij trachtte Harry de ral afhandig tc maken. Midden in deze worsteling deed een angstige gil van An- nj- hen plotseling ophouden. ..Nellie! Nellie is van de ladder gevallen! Ik geloof, dat zij dood is!" riep zij hevig ont steld uit. Allen keken nu naar beneden cn daar lag Nellie, doodsbleek en onbewegelijk, op een bos stroo. De kinderen keken elkander een oogenblik diep verslagen aan; toen liep Frans de ladder af, nam Nellie in zijn armen cn droeg haar bel huis binnen. Tante Ellen, die juist in dc keuken was, keek verbaasd op, in dc versie verte niet vermoedend, dal er iets ernstigs gebeurd was. ..Speel jij voor verpleegster, Frans?'- vroeg zij lachende. Doch plotseling zag zij Nellie*» doodsblecke gezichtje. #,.Er is iets gebeurd met Nellie, Tante. Zij is van de ladder gevallen," zei Frans op fluiste renden. nugstigen toon. Nu werd Tante Ellen ook bleek en zonder een woord le zeggen, nam zij Nellie in haar armen. „Stuur Sam naar den dokter in Brailsford cn laat hem in het teruggaan even bij meneer Stanley aangaan om Grootvader te halen," klonk hel van haar lippen. Frans holde naar buiten en kwam juist Sam tegen, die een emmer water droeg Haastig bracht hij Tante Ellen's boodschap over. Daarna ging hij vlug naar Annie en Harrv. Beiden zaten nog op dc ladder cn durfden blijkbaar niet hel huis binnengaan. „Is ze dood?" fluisterde Annie met bevende «tem. „Ik geloof het niet. Sam is naar den dok ter." antwoordde Frags. .,'t ïs ellendig! Wat zal Moe'der zeggen?" „Wat zal Grootvader zeggen?" vroeg Harry verschrikt ..Ik denk. dat hij ons een pak slaag zal geyen. Hij is vreesclijk. als hij boos is." „Ik zou graag een pak slaag willen hebben, als Nellie er door beter werd!' zei Frans in bed roefd. ,Ja maar, we hoeven niet te zeggen, dat liet Dn ze schuld is.'* zei Harry, „cn dat is het Eigenlijk ook niet, want ik zat Annie achterna cn Nellie hoefde heelemaal niet weg tc loo- pen." „Ik dacht, dat je genoeg berouw hadt om er niet om tc jokken." zei Annie. „Ik geloof, dat je er heelemaal niet om geeft, dat Nellie gevallen isf' „Om geven! Hij geeft alleen om zich zelf. Ik hoop, dat Grootvader je een flink pak slaag geeft, Ilarry!" zei Frans, bevend van veront waardiging. „Jij bcnl-de vals chic jongen, die tr beslaat!'; HOOFDSTUK VII. Een ridder. Nellie s toestand bleek gelukkig niet ernstig tc zijn. Het zachte stroo had den val gebro ken, doch hel zenuwgestel van het zwakke kind had zóó'n schok gekregen, dal het eenigen tijd zou duren, eer zij weer geheel dc oude was. Het werd evenwel niet noodig geoor deeld, Vader of Moeder te laten overkomen, noch hun verontrustende tijdingen te zenden, want de dokter had alle hoop, dat cenige we ken buitenlucht op Zonncnheuvcl cn de ver pleging van juffrouw Foster haar weer heele maal zouden doen genezen. Tante Ellen was werkelijk een buitengewone verpleegster. Geen stap was zóó licht als de hare, geen stem zóó gedempt en vriendelijk en geen handen zóó zacht als haar handen. Annie begreep niet, hoe zij Taille Ellen vroeger streng had kun nen vinden Grootvader was niet zóó „vreesc lijk" als Harry gedacht had, dat hij zijn zou; doch hij was gegriefd en sprak heel ernstig 'met dc jongens. Frans nam gewillig de helft der schuld op zich, want als hij dc rat niet opgejaagd had, zou hel ongeluk nooit gebeurd zijn. Harry was niet gewend brommen tc krijgen, daar hij thuis, zelden voor iels ernstig berispt werd en zijn vader altijd dadelijk ver ontschuldigingen voor hem vond. Doch op Zonncnheuvcl werden geen verzachtende om standigheden voor hem gezocht cn als zijn grootvader de volle waarheid omtrent het on geluk geweten had, zou hij ongetwijfeld Ilarry streng gestraft hebben. Doch Frans had, edel moedig als altijd, gezwegen en zijn broertje niet verklapt. Nellie's ongesteldheid wierp gedurende en kele dagen een schaduw over Zonnenheuvel en dc jongens gingen heel stil hun gang; doch toen'hun zusje langzamerhand weer meer kou verdragen en dc indruk van Grootvader s be risping verflauwde, waren zij weer even vroo- lijk als altijd. Zij mochten nu niet meer in de hijgebouwen komen, daar Grootvader en Tante Ellen voortdurend vreesden, dat er een nieuw ongeluk zou gebeuren, doch zij konden zich nu naar hartelust in de buitenlucht bezig hou den, want men was reeds met den oogst be gonnen in de beschutte vallei, waarin Zon nenheuvel lag en alle velden waren rijp voor de sikkel. De oogst beloofde prachtig te wor den cn de boeren zeiden, dal de aren nooit zóó vol waren geweest cn dal, als het mooie weer aanhield, dc schuren tot aan den nok toe gevuld zouden worden. Toen dc jongens op een morgen aan het ontbijt Grootvader en Tante Ellen druk hoor den spreken over de vooruitzichten van den oogst op Populieren-hoeve, besloten zij den boer eens op te zoeken om tc zien, ol" cr ook iéts was, dal hun belangstelling wekte. Zoo wandelden zij dus naar Populieren- hoeve. Toen zij de boerderij naderden, zagen zij, dal de maaiers in het groote veld achler hel populierenboschje druk bezig^waren. Het geklir der maaimachines, vermengd met bet getjilp der vogels en het gezoem der bijen, die van bloem tot bloem gaande, ook hun oogst binnenhaalden, trof hun ooren. Nu hadden Frans en Ilarry nog nooit een maaimacuine gezien,.zoodat zij er vol aandacht naar keken. Zij bleven eenigen tijd stilstaan. Het was zoo n mooi gezicht; de groote, scherpe tanden door het koren le zien snijden en gade tc slaan, hoe viug en netjes Ilurst het met zijn hark op den grond uitspreidde. Zij zouden graag wat dich terbij zijn gekomen, doch Sam Nuggins had hun zulke verhalen gedaan over het vreese- lijke humeur van Kurst, dat zij bang voor hem waren. „Zeg Frans, wat zou dat kleine meisje daar met haar hark doen?" vroeg Harry, terwijl h"ij naar een klein meisje wees, dat een houten hark achter zich aansleepte door het veld. „Dat weel ik niet; laten wc eens gaan kij ken." antwoordde Frans. „Ja maar Ilurst!"' zei Harry angstig. „Hij zal ons stellig wegjagen, zegt Sani." „Nee, dat doet hij niet; hij heeft het veel te druk. Bovendien kunnen wij harder loopen dan hij en als hij ons achterna zit, over dc omheining springen. Op Grootvader's terrein zijn we in ieder geval veilig," zei Frans. „Kom maar mee." Zoo liepen dc jongens samen het veld in cn gingen op hel kleine meisje met de hark of- Het was nog maar een heel klein meisje, cn wat zag zij er zwak uil! Het blecke gezichtje onder den grootcp zonnehoed keek heel ernstig. „Wat doe je daar, kleine meid?" _vroeg Frans, die als gewoonlijk het woord voerde. „De aren opharken,'* antwoordde het kind, terwijl zij een angstigen blik wierp in de rich ting der maaimachine. „Wórdt je cr hiel w arm en moe van, cn is het geen vervelend werk?" ging Frans voort met vragen. „Ja," antwoordde hel kind en zij streek met een gebaar van moeheid over haar voor hoofd. „Maar waarom doe je het dan? Ga wal met ons spelen," stelde Frans voor. „O nee, dat kan niet! Oom Jaap zou heel boos worden en Tante Rika ook," zei het kind en zij begon opnieuw te harken. „Bedoel je Ilurst en zijn vrouw?" vroeg Frans opnieuw. Het kind knikte bevestigend. „Hoe lang moet je dat nog doen?" luidde de volgende vraag. „Den heelen dag, net zoolang totdat de maaiers tegen dat dc zon ondergaat, ophou den," antwoordde het kind en er kwamen tranen in haar oogen. „Wat een schande!" riep Frans'verontwaar digd uit. „Waarom loop je niet weg? En waar om laten ze je dat doen?" „Oom Jaap zegt, dat ik werken moet voor den kost Vader cn Moeder zijn gestorven cn nou woon ik hier", legde het kind uit, dank baar dat Frans zoo vriendelijk was. „Hoe heet jc? „Marietje \rchcr. Oom en Tante noemen mij Poll of Polly. Maar ga nou liever weg, want ik weet zeker, dat Oom Jaap boos zal zijn; ik zie, dat hij kijkt," zei hel kleine meisje angstig. Frans sloeg haar lief, vermoeid ge zichtje gade, en daarna het barschc gelaat van Jaap Ilurst. Hij was diep verontwaardigd cn dacht, dat hij-sterk genoeg was om hem op den grond te gooien. „Ik zal je eens wal zeggen," begon hij weer. „Ik zal dc aren opharken; ik ben greoter dan jij cn ga jij nu met Harry aan den kant zit ten." ,0f ga mee naar dc beek, dan zal ik ic een massa visthjes laten zien," zei Harry vriende lijk. I-Iij vergal nu toch werkelijk eens. alleen aan zichzelf le denken. De oogen van het kind begonnen tc schit teren, doch vol twijfel keek zij haar haar oom cn schudde daarop haar hoofdje. „Ik ben bang voor Oom Jaap." „Dan zal ik naar hem toegaan en hel hem vragen!" zei Frans, en bang dal zijn moed hem plotseling zou begeven, staple hij kordaat op de maaimachine af. Toen dc boer zag, dat dc kleinzoon van den landeigenaar (dien hij wel van aanzien kende) naar hem toe kwam, iict hij de paarden stilhouden. Vragend keer de hij zijn gezicht naar Frans. Dc uitdrukking ervan was verre van aangenaam, <lc oogen waren zelfs hardvochtig. „Mag ik alstublieft de -aren opharken in plaats van Polly? Ze is zoo moe cn ik niet," zei Frans moedig. „Zoo! heeft Polly zich beklaagd?" vroeg dc boer grimmig, ,,'t Is anders heelemaal geen moeilijk werk met die kleine hark voor zoo'n 'groote meid." „Zij is kleiner dan ik cn ik'ben een jongen. Ik zou het zoo graag willen. Mag ik?" vroeg Frans gretig. Er kwam iels ris eeii grijns op het gezichl van Jaap Ilurst. „Ja, kijk eens hier, jongeheer: Polly zal haar vacanticdag hebben, als jij haar werk doet vandaag, jt boterham met de anderen om twaalf uur eet en niet ophoudt voor hel zeven uur is," zei hij, alsof hij er een grap van maakte. „Je zult hét nu wel niet meer zoo gauw voor luie meisjes opnemen, denk ik." „^gesproken! Ik zal tot zeven uur doorwer ken en Polly is vandaag den hcelcn dag .vrij," riep Frans verheugd uit, en weg holde hij om het heerlijke riiauVs aan het vermoeide, kleine meisje le vertellen, dat nog steeds bezig was de achtergebleven aren bij elkaar tc harken. Polly gaf haar werk maar al tc graag op cn ging blij cn tevreden met Harrv hel bosch in. Zij babbelden samen honderd-uit. (Wordt vervolgd.) Rust Roest door C. H. „Moeder, kijkt u eens, een brief van Tante Annie. Toe, leest- u eens gauw, of Tante de volgende week komt. 'I Zou heerlijk*zijn!" AJet deze woorden kwam Wies Brinkhorst, nadat zij om vier uur uit school was gekomen dc kamer binnenstormen, waar Moeder met kleine Zus zat te spelen. Glimlachend nam Moeder den brief aan cn haastte zich om 'aan Wiesjp's verzoek gehoor te geven door le kijken, ol Tante Annic de volgende week zou komen. Even later keek Moeder op en zei: .,Ja hoor, Wies, Tante komt. Is dat niet heerlijk?" „Dol! O Moeder, Tante heeft beloofd „Ja kindje, laat mij nu eerst eens rustig den brief uitlezen. Tante schrijft wel vier kantjes." „Goed, Moeder," antwoordde Wies gedwee, hoewel gedweeheid eigenlijk haar hoofddeugd niet was, maar ze was zóó in dc wolken over Tanle's komst, dat zij er graag wat voor over had, in dit geval: geduldig te wachten, totdat Moeder den brief heelemaal uilgelezen had. „Zus," fluisterde Wies, terwijl zij naar de box liep, waar kleine Zus al met uitgestoken handjes over het hekje geleund stond. „Zus, Tanlc Annie komt. Ben jij ook zoo blij? Ta-la," antwoordde het kleine ding, een woordje, waarmee ze eigenlijk alles uitdrukte, ja, Vader, Moeder en zelfs Wiesjc konden aan den toon, waarop dal „ta-ta" gezegd werd, precies hooren, wat kleine Zus er mee zeggen wilde. Nu eens beteckende het eenvoudig: „Dag", dan weer „alsjeblieft of soms ook ,,'k wou zoo graag eens uit de box." Nu wist Wiesje vast. dat zij cr mee bedoelde „Prettig!" Wies «fluisterde nog een oogenblik tegen kleine Zus, toen Moeder even haar brief op keek. hem weder in het couvert stak cn zei: „Ja Wies, Tante Annic komt Woensdagmid dag. Wal treft het mooi, dat je dan juist vrij van school hebt!" „Ja Moeder, heerlijk! Mag ik dan md u mee naar hel station om Tante te halen?" „Zeker Wiesje. Samen zullen wij Tante ver welkomen. In dc dagen, die nu volgden, jubelde het steeds in Wiesjc: Woensdag komt Tante Annic! Woensdag komt Tante Annic! En 's avonds, als zij naar bed ging lelde zij dc dagen, welke er nóg vorloopen moesten, eer het Woensdag zou zijn, blij als zij was, dat het aantal steeds kleiner werd. Eindelijk dan toch brak de Woensdag, waar op Tante komen zou, aan. Vlug kwam Wiesje om twaalf nur uil school om dadelijk na de koflie haar* lessen voor den volgenden dag le lecren. Dan: was zij heelemaal klaar, els de logé kwam en duurden die laatste uren met een niet zoo lang. Daar sloeg de klok in de huiskamer half drie cn deed Wies haar bock dicht. De Fran- schc les en de Geschiedenis zaten „er in", Heerlijk, ze was nu heelemaal klaar. „Hoe staat het cr mee, Wies?" vroeg Moe der, die juist op dit oogenblik de kamer bin nenkwam. „Net klaar, Moeder!" „Prachtig! Ga je dan maar aankleeden; over een kwartiertje moeien wij 't huis uit en Mina zal dan zoolang op kleine Zus passen." Vlug maakte Wiesje zich gereed cn even later Moeder vond het eigenlijk nog wel wat vroeg stonden zij op straat om naar het station le gaan. Vroolijk huppelde Wiesje over den weg Daar zag zij het slation al! Het duurde echter nog een tijdje, vóór Tante kwam, maar Wjes, die nu eenmaal aan het sla tion was, dacht: zij woonde in Utrecht cn Tante in Arnhem „Tante zal Driebergen nu toch zeker al voorbij zijn!" en zij tuurde cn tuurde, of zij de rookpluim van den trein, Tante's trein, nog niet kon onderscheiden. Eindelijk, daar'Gloorde zij fluiten, nu zag zij ook den rook en even later kwam de trein daverend het station" binnen snuiven, zoodat Moeder cn zij een eindje achteruit moesten gaan. Vlug werden de portieren geopend cn daar vlak voor hen staple Tante Annie uit dc coupé. Tante omhelsde Moeder cn Wies en terwijl de laatste een pakje voor Tante mocht dragen, gingen zij alle drie met dc mcnschcn- massa naar den uitgang, 't Was geen lange wandeling naar huis cn daar de tram juist weg was,-besloten zij maar le loopen: Tante in het midden met Wiesje aan haar arm. Toen zij thuis kwamen, vond Tanlc, dat kleine Zus bepaald groot was geworden, ,'t W-is 'ix*.a u'^rliaJU »ntLn haar het laatst gezien had en nu slond Zus al in <h? box cn liet dadelijk haar vriendelijk „Ta-ta hooren, cm tc zeggen, hoe blij ook zij'was. Na tafel, -toen Zus naai* bed was gebracht, deden Vader, Moeder, Tanlc en Wies een spel letje. Dat was een groote uitzondering zoo midden in dc week. maar Moeder zei, dat nu Wies haar werk af had, zij Tante's komst mei een spelletje zouden vieren. Tante won het en de helft der pepernoten ging naar Wies. Dat was een prettig begin. En de heele logeerpartij van Tanlc Annie was eigenlijk één feest voor Wies. Tante bleef veertien dagen cn in dien lijd was het prachtig Septemberweer, zoodat op de vrije middagen groote wandelingen werden gemaakt. Ook hielp Tante Wies met Fransch; Tante had er examen in gedaan en was er volgens haar nichtje „vreesclijk knap" in. Eén Zaterdagmiddag echter, toen hel regen de en zij reeds allerlei spelletjes gedaan had den, Tante wal had voorgelezen en 't nog maar steeds niet droog werd, begon Wies zich to vervelen. r „Kun je eens niet wal gaan handwerken?" had Tante haar gevraagd. „Eigenlijk ben ik niets bezig cn ik weet ook niets," luidde hel weinig opgewekte antwoord. „Heb je een naaidoosje? „Nee Tante." „Zou jc cr graag een willen hebben?'! „Dolgraag!" „Nu goed dan. Als hel na tafel droog is, gaan wij er samen een koopen." „Heerlijk! juichte Wies. „En nu moest jc eens beginnen met een lijstje te maken van hetgeen jc cr graag in had." Dit behoefde Tante Wies geen tweemaal te zeggen. Vlug baalde zij papier en potlood en begon op te scbi ijven. H c n vingerhoed. Twee scharen, één groole c n één klein f ij n t j c. Naalden en een naaldenkoker. Spelden met gekleurde knoppen. Allerlei kleuren garen. E e n n a a 1 d e n Iro c k j e. Tot aan het eten babbelde Wiesje nog druk over haar na aid o osje en den inhoud en toen het na tafel werkelijk droog was géwordén, gingen Tante en zij er samen op uit Wies mocht zelf den winkel aanwijzen en on Tante's vraag naar gevulde naaidoosjes kwam dc juffrouw met beelderige kistjes aan dragen. 't Eéne was nog mooier dan 't andere. „Kies nu maar uit," zei Tanlc en Wies keek van hel éénc doosje naar liet andere. Wat waren ze beelderig! 't Was heusch niet ge makkelijk een keuze te dóen, maar eindelijk meende zij toch wel, dal zij wist welk zij het mooist vond. Met een kleurtje van opwinding wees zij er één aan. „Dit alstublieft," zei ze. Tante vond het best, de juffrouw* pakte het in cn Wiesjc liep mei haar schat in haar arm stijf tegen zich aangedrukt naar huis. Natuurlijk moest Moeder dadelijk het kistje bewonderen! 't Was ook een beeldje! En alles wat zij gevraagd had, ja, nog veel meer, zat er in. Een koffiemolentjc als centimeter en wat een mooie gekleurde knoppen aan de spelden! Ook lag er een klein handyverkje in mei roodc zij. 't was een leeslcgger en met kruisjes stond cr op geteekend: „Rust roest." Gezellig ging Wies nu bij Moeder en Tante zitten en 't duurde niet lang, of zij was met de R van R u st bezig. Mooi stond die frisch- roode zij en toen Wies dc R klaar had, moest zij naar bed. Tante bleef nog een paar dagen en toen zij wegging, was "Wies juist met Rust klaar. Ilè, wat was dat saai, toen Tante weg was. Wel had Wies Tante Annic mee naar den trein mogen brengen, maar 't was nu niet half zoo prcltig aan 't station, als toen zij cr kwam, om Tante af te halen. Toen dc trein kwam aanrollen volgens Wies veel fc vroeg volgde het afscheid en beloofde Tante spoedig terug te komen Daar op zette dc trein zich in beweging. Tante en Wies wuifden met haar zakdoek totdat einde lijk de trein een bocht maakte en zij elkander niet meer konden zien. Ilè, wat duurde die eerste avond zonder Tante lang! Wies werd en bepaald knorrig van cn Moeder, die niet anders dacht, dan dat haar dochtertje moe was, liet haar maar vroeg haar bed gaan. Den volgenden dag was Wies lekker uitge slapen, maar Tante miste zij toch nog heel erg. Hoe 't eigenlijk kwam. wist zij zelf niet. doch veel lust in haar handweckjc had zij die eer ste dagen niet en'toen 't eenmaal in 'l vergeet hoek raakte, bleef dit zoo."Wel vroeg Moeder een paar keer, of zij 'l nu toch eens niet af zou maken, maar Wiesje had er niet veel zin in Zoo bleef hel naaidoosje niet haar hand werkje den heelen winter in dc speelgoed kast staan, waar het helaas niet al te droog was. Wiesje, die wel eens meer een bevlie ging voor iels had, en er dan later niets meer aan deed, daclit al gauw aan haar heclc naai doosje waar ze toch eerst zoo blij mee was geweest niet meer. Toen op zekeren dag kwam Wies om vier uur uit school. Duidelijk hoorde zij stem men in dc huiskamer. Zou er visite zijn? Zij ging naar binnen cn snelde in het volgend oogenblik op Tante Annic toe, die geheel on verwacht, op haar doorreis naar den Haag, een paar uur bij hen kwam. Wat was Wies blij! Maar toen Tante Annie na een poosje vroeg: „Wies, laat mij nu jc naaidoosje eens zien!" kreeg zij op eens een vuurroodc kleur van verlegenheid. Er zat niets anders op: ze moest het kistje halen, 't Was of cr lood in zal, zóó langzaam kwam zij er mee terug. „Maak het maar eens open, Wies!" zei Tante. O, wat schrikten Moeder, Tante en Wies toen! Vingerhoed, scharen, naalden, alles was ge roest. ja zelfs de naald, die in den leeslcgger zat, had hetzelfde lot ondergaan Wies durf de niet opkijken. „Ja kindje,'» zei Tante nu. „Rust roest, dat kun jc hier het beste zien. Vraag maar gauw een stukje schuurlinnen aan Mina. Mis schien krijgen wij het er nog af." En dc meeste roest ging cr af, alleen aan het kleine, bruine plekje tusschen rust cn roest was niets tc doen, dat bleef zóo. „Laat er nu aan niets weer roest komen en gebruik jc doosje ijverig. Wies!' zei Tante, «ion lfAclpflnpj- ui hr.Jjf. moet jp bcm aan Moeder geven. En zoodra er dan weg roest in je doosje dreigt te komen, kijk maar eens naar dat plekje tusschen die twe woorden in. 't Is toch wel een waar spreefc woord: Rust roes t." Wies knikte slechts en nam zich crnsli voor, te zorgen, dat er nooit meer roest i haar doosje kon komen. Zomerweelde. Er groeien roode rozen bij Oma langs de deur; tot in de kamer ruik je den heerlijk fijnen geur. Zooveel als nu heeft Oma cr nooit nog aan gehad; met dikke trossen hangen ze ver tot over 't pad. En wie langs Oma wandelt, blijft stellig even staan om naar die pracht te kijken; je kunt niet verder gaan! II c r m a 1111 a. Koning Wilhelm I en de candidaat-notaris. Toen een eandidaal-notaris Wilhelm Koning van Pruisen, om een notnrisplaals w: zocht, vroeg de koning hem, waar hij va: daan was. „Uit Berlijn," luidde het antwoord. „Dan kunt ge wel opstappen," zei dc vor vrij norsch, „want geen enkele Berlijn- deugt." „Neem mij niet kwalijk, Majesteit!" berm de 'candidaal, „daar zijn> toch ook nog goed? ik ken er ten minste zeker twee." „En wie zijn die dan?" vroeg Wilhelc nieuwsgierig geworden. „Dc eerste is Uwe Majesliet, en de twee. ben ik zelf." De Koning lachte hartelijk over dil \vo« op zijn pas en benoemde den jongen man Ic notaris. Van alles wat. Het Tetsehalte «Ier vimhen. Het vetgehalte van viscli is niet alle* afhankelijk van dc vischsoort, maar ook v dc toebereiding en andere omstandighede De grootste tegenstellingen bestaan bij verse: visschen. Het minste vet heeft de om 7 smakelijkheid graag gegeten zeelong, d slechts voor uit vet en voor 86 uit wi ter bestaat. Over het algeniceihgaal trouwer bij versche visch gering vet- en hoog wale? gehalte steeds samen. De -grootste yetrijkdoi bezit zalm, die zelfs versch voor meer dan h tiende uit vet bestaat cn slechts 67 wak heeft. Zeer vetarme visschen zijn schelvisd dorsch.^noek en baars. Dc schol heelt in ve schen toestand maar weinig meer vet, m geen 2 Tot de vetrijke visschen erkent me na den zalm in neergaande lijn de haring. <i makreel cn verder de heilbot. Vooral harre heeft een hoog vetgehalte van 3.5 Daaret tegen is van alle genoemde visschen behah de zeetong, de haring het armst aan ei witste: fen. Zeer- gering is natuurlijk het velgeh.il' van gedroogde visschen, bijv. bij den stoi visch. maar toch altijd nog grooter dan 1 versche schel viscli en zelfs bij zeetong. Bove; dien bestaat de zeetong voor meer dan xj zijn gewicht uit eiwitstoffen. Van de gezos ten visschen wint ""het de haring met bijc 17 vetgehalte en maar 46 walergehat'. De gerookte sproj heeft 16 vetgehalte, te: v\\ijl de zalm in gerookten toestand maar wc nig meer vet heeft dan in vcrsclien. GerooÜ haring of bokking heeft 8 u 9 vet. De sardines in olie bezitten, hoewel zc i olie zwemmen, zelf minder vet dan de gerotö te zalm, de sprot of zelfs de gezouten haiin- Interessant is het pas sinds korten lijd Vf tenschappelijk vastgestelde feit, dal het rt gehalte van den haring en ook van andere xi schen veel afhankelijk is van het jaargelijtk waarin de visch gevangen is. Een in Mei 9 vangen haring had slechts het zeer gcrinj vetgehalte van 2.5 terwijl een in begs September gevangen haring 3-3 bert Daarna schijnt de vctrijkdom dan weert het begin van den zomer af te nemen. Dc gastronoom wist intusschen al l*10* waarom de haring in Mei zoo lekktr is. flj Ilollnndsehe zeebanket vormt juist "in Mei grootste delicatesse. De xellector «les vogels. In de „Umsehau" vestigt de ornithöloi Slüblcr de aandacht op dc lichte vlek, die meeste vogels op den kop hebben, en die vom al bij dc meezeil sterk uitkomt. Volgens StuWf werkt deze vlek als een reflector, die door natuur aan de vogels is gegeven om het r# ken naar voedsel tc vergemakkelijken. Als fc? voorbeeld een koolmeesje een spleet in boom onderzoekt, klimt zij langs den jan licht afgekeerden kant omhoog en men bi nauwkeurig een kleine lichtvlek wnarnemc die op de spleet licen en weer beweegt. Doe den witten vlek op de kop wordt het zonlté teruggekaatst op den boom en daar de xU meestal om de oogen ligt, werkt zij als holle spiegel, waarbij het oog in het midd* zit. Keu wachtkftmerplakkaut. De commissie van bcstuurderen van neeskundigc vcrcenigingen tc Berlijn heeft be sloten, aan de artsen een plakkaat toe te den om in hun wachtkamers op te hangt» tot opheffing van de algemeene stemming der de bevolking, welke vooral lijdt onder 4 vrees voor ontoereikende voeding en onx# doende geneeskundige hulp. In dat plaklcfl wordt cr op gewezen, dat voor de yoedfc zoodanig is gezorgd, dat cr wel "genoeg is. dat voor zieken toesla een worden tocgcsta* als er voldoende grond toe bestaat, matir dan alleen. De bcstuurderen zijn blijkbaar if. niet overtuigd, van Iïcine' bewering: lm hungrigen Magen Eingang finden Nur Suppcnlogik und Knödelgründe. Verder wordt den zieken verzekerd, dal algemeene gezondheidstoestand niet heeft leden, en dat er geen gebrek aan artsen staat. Maar de artsen hebben het zeer dri) en met de vervoermiddelen is het gebrek» gesteld. Daarom moet men den arts t'P 's morgens ontbieden, vóórdat hij zijn l>ezC|j leen gaat afleggen. Door zindelijkheid i'1 woningen zorge voorts ieder er voor, ziek» te voorkomen.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1918 | | pagina 1