(loot* dc Deugd.
Een vaoantie op Z<yinen-
heuvel.
Kaar hel Engclsch van A. Swan.
Vertaald Öor C. II.
HOOFDSTUK IX.
SIoL
Toen Frans den volgenden morgen wakker
.werd, wist hij, dat er iets heel akeligs ge
beurd was. Het duurde dan ook niet lang. of
hij wist wat het was. Hij stond op, keek uit
het raam en was blij, dat het regende, want
/jen heldere lucht en zonneschijn zouden een
le groote tegenstelling vormen met zijn som
bere gedachten.-Geheel tegen zijn gewoonte in
talmde hij met zich aan le kleeden, want hij
jvoelde, dat als hij naar beneden ging, hij
Grootvader en Tante Ellen niet zou durven
aankijken, voordat hij hun alles verteld had.
SToen hij bezig was zijn haar te borstelen, werd
Harrv wakker en keek slaperig rond.
„Zeg Frans, denk er aan, dat je niels zcgU
anders worden we aiog in de gevangenis ge
zet,'' zei Harry angstig. „Het hindert niels, dat
ae denken, dat hel door een vonk uit een pijp
kwam. Dal zou immers ook best gekund heb
ben."
„Och, ik weet liet niet. Maar zóó houd ik het
niet langer uit. Ik zou nog liever naar de ge
vangenis gebracht worden dan mc nog lan
ger zoo ellendig tc voelen," antwoordde Frans.
„En als Grootvader mc wat vraagt, zal ik hem
zeggen, dat wij het gedaan hebben."
„Dan ben je een valsche jongen," zei Harry
op knorrigen toon. „Ik vertel het in geen ge
val cn ik hoop maar, dat Grootvader er niet
naar vraagt."
Frans zuchtte cn ging mei een somber ge
richt naar beneden. Er was nog niemand in
de eetkamer, hoewel het ontbijt al op de tafel
klaar stond. Binnen een paar minuten kwam
Grootvader binnen, onmiddellijk gevolgd door
Tante Ellen en Annie. Nellie ontbeet nog al-
lijd op Tante Ellen's kamer, waar zij sinds het
ongeluk ook sliep. Juist toen allen zaten en
met ontbijten wilden beginnen, werd de post
binnengebracht cn de beide jongens waren
verlicht bij het zien van het grootc aantal brie
ven, dat Grootvader cn Tante Ellen kregen,
toodat hun aandacht er gcduFcndc het ontbijt
3oor in beslag werd genomen. Grootvader was
'den brand echter niet vergeten.
„Wisten jullie, dat er gisteravond brand was
op Populieren-hoeve, jongens?" vroeg hij,
doch zonder hen aan te kijken, want hij was
oog in zijn brieven verdiept.
„Ja Grootvader, wc zagen hel, vanuit het
raam van onze slaapkamer," haastte Harry
zich le zeggen,
„Zoo. Werd het dus niet ontdekt, vóór jullie
weggingen?" zei Grootvader min of meer ver
strooid.
„Nee Grootvader,antwoordde Harry zon
der blikken of blozen, doch Frans liet zijn
hoofd steeds lager zakken en had een gevoel,
nlsof hij maar het liefst onder de tafel had
Avillen kruipen van schaamte. Want was zijn
wijgen niet even erg als Harry's leugen?
„Dat doet me plezier. Ik was al bang, dat
uliie er schuld aan liadt,zei Grootvader nu.
,Het spijt mij voor den armen Hursl. Hij heeft
ijn twee mooiste hooibergen verloren en ze
waren niet verzekerd, Wel Ellen," ging hij
tegen zijn dochter voori, „van wie heb jij brie
ven?''
Het gesprek liep daarna over heel andere
dingen en over den brand werd niet meer ge
sproken. Tante Ellen, die met haar gedachten
nog bij haar brieven was, lette niet bijzonder
op Frans, hoewel hei haar niet ontging, dat
bij niet veel eetlust scheen le hebben.
Oogstfeesten en laat naar bed gaan is niet
goed voor kleine jongens, zie ik wel," zei zij
beril „Ik geloof, dat je de tafel van moeder
li-tr# gisteravond tc veel eer hebt aangedaan
en nu niet veel trek liebt. Frans. Je voelt je
toch vvel goed?"
„O ja, best. Tante,'* antwoordde Frans met
een flauw' glimlachje, terwijl Ilarry hem bc-
fcekenisvol onder de tafel op zijn voet trapte,
uit angst dal Frans de waarheid zeggen zou.
Toen iedereen klaar was met ontbijten, had
dc regen opgehouden cn begon de lucht tc
breken. Het was slechts een voorbijtrekkende
bui geweest, die de slof van de boomen en
het gras had afgespoeld, zoodat gilles er weer
even fi isch uitzag als in het voorjaar. Bedroefd
liep Frans naar buiten. Hij stond daar met
zijn liandcn in zijn zakken, alsof hij niet wist,
.wat hij doen zou.
Grootvader ging met de dogcart naar de
stad. een tocht, waarop één der jongens hem
altijd mocht vergezellen, en daar Frans den
laatsten keer was meegeweest, was het nu
Harry's beurt. Frans zag zijn grootvader cn
zijn broertje wegrijden zonder ook maar
eenigszins jaloerscli op den laatste le zijn, iels
dat hij gewoonlijk wel was, want er bestond
voor hem niets zóó heerlijk als een ritje met
Grootvader, wien hel gebabbel der jongens
nooit verveelde, en die hun vragen altijd vol
geduld en belangstelling beantwoordde. Toen
de dog-cart uit hel gezicht verdwenen was,
dwaalde Frans rond achter het huis en zag
hij, dat Tante Ellen bezig was de kippen le
voeren. Vandaag echter kon hij niet lachen
om de grappige pogingen van écn der kleinste
kippen, die het ontbijt van den grooten haan
onder diens oogen trachtte weg tc halen.
„Ik geloof, dai er wal aan hapert, jongen,"
«ei. Tante Ellen, terwijl zij hem vriendelijk
aankeek, want zij was hel hcclemaal niet van
Frans gewend, dat hij zoo stil zijn gang ging,
zonder zelfs een woord te zeggen.
„O, ik voel mc best, Tante," zei Frans op
nieuw en zich omkeerende liep hij den stal
■binnen. Een uur later, toen Tante Ellen met
haar werkmandje vóór hel open raam in dc
eetkamer zat. kwam Frans binnen en ging
naast haar zitten.
„Tante.'"
„Ja jopgen." .},M$j?;
„Mag ik u iels vragen?"
„Zeker.'»"
„Denkt u, dat hel even erg is ceri leugen bij
Je zelf tc denken als er een *tc zeggen?"
„Bedoel je: de waarheid tc verzwijgen,
Frans?'"
„Ja Tante. Ik bedoel, dat je iemand dopr je
zwijgen in de* meening laat, dat hij de waar
heid weet."
..Zeker jongen, ik begrijp je heel goed," ant
woordde Tante Ellen. „En voor God is hei na-
liiWJijk i ven erg. Je \vecl, dal hij ook onze ge
dachten ként."
„Als ik hel gedaan liad, zou God mij dan
vergeven, denkt u. Tante?"
Zeker Frans, als je ernstig berouw Jiadt,"
antwoordde Tante Ellen, die begreep, dat de
jongen op hel punt was een bekentenis tc
doen.
„Ik denk "niet, dat een ridder 'iels zou ver
zwijgen. als hij de waarheid zeggen moest; is
hcL wel, Tante?" vroeg Frans nu.
„Nee, hij zou daarvoor lerugsclirikken. Een
ridder zou nooit zoo laf willen zijn, Frans."
„Dar, ben ik geen ridder, want ik zweeg wel
Tante. Het waren geen vonken uit een pijp,
die de hooibergen in brand hebben gestokeu.
Ilarry en ik waren het. We hadden ieder een
lampion uit de schuur meegenomen om bui
ten een fakkeloptocht tc houden. en het woei
jfoo hard enne die van Harry woei hem
uit de hand en en stak een bos stroo
in brand,snikte Frans het plotseling uit
..Toen zijn wc hard naar huis geloopcn cn in
bed gekropen cn we wilden er niets van ver-
teilen. maar ik kon het niet langer verzwij
gen. Ik voelde mc zoo diep ellendig. O Tante,
denkt u, dat God en Grootvader erg boos zul
len zijn? Het spijt mij zoo vreesclijk en ik wil
wel naar dc gevangenis, als Jaap Hursl het
aan den burgemeester vertelt."
Er kwam een vriendelijke trek op hel ge
laat van Tante Ellen. „Mijn beste jongen/1 zei
zij ernstig, „je hebt iets heel ergs gedaan, dat
door Grootvader of je vader vergoed zal moe
ten worden. Maar ik ben blij, Frans, dat ie
Y°or de waarheid bent uitgekomen, hoewel ik
gedacht had, dal je tc eerlijk zou zijn om die
ook maar één nacht te verzwijgen."
„O Tante, ik zal het nooit, nooit meer doen,
zoo lang als ik leef!" riep Frans boetvaardig
uit. „En als ik groot ben, zal ik hard werken
om Grootvader of Vader het geld terug tc ge
ven. dal zij aan Hurst moeten betalen."
„Grootvader zal heel boos zijn, vooral op
Harry, die vgnmorgen zoo vreesclijk gejokt
heeft, zei Tante Ellen. „Er is niels waar
Grootvader zoo'n hekel aan heeft als aan
bedrog en onoprechtheid."
„Wat hebben wc al veel verkeerde dingen
gedaan, sinds we hier kwamen! Ik zou ze niet
eens kunnen optellen," zei Frans berouwvol.
„Ik hoop maar, dat Grootvader ons straffen
za), want dal is gemakkelijker tc verdragen
dan uw bedroefde oogen, waarmee u juist
kijkt zooals Moeder, als we haar verdriet heb
ben gedaan."
De oogen van Tante Ellen vulden zich met
tranen. Haar hart klopte warm voor den jon
gen. Zijn gevoeligheid en zijn strijd, nadat hij
iels verkeerds had gedaan, trok haar sterk in
hem aan. Éénmaal zou hij een goed mensch
worden, een echte ridder, waarnaar nu al
door hem gestreefd werd. Zij nam zijn hoofd
lusschcn haar handen, kuste he*m op het voor
hoofd en zei zacht:
„Ik geloof, dat Grootvader hel je vergeven
zal Frans. Hij zal begrijpen, dat jc er heel veel
verdriet van hebt gehad."
Grootvader was heel boos, vooral op Harry,
en hoewel hij Frans vergaf, omdat deze zoo
ruiterlijk voor de waarheid was uitgekomen,
■meende liij hem toch zijn straf niet te moeten
Kwijtschelden. Hij zond oe beide jongens
niettegenstaande Tante Ellen voor Frans pleit
te naar huis. Eerst nam hij ze echter meo
naar dc Populieren-hoeve, waar zij Jaap
Hurst, dien hij beloofde de schade te zullen
vergoeden, hun spijt moesten betuigen.
Grootvaders strengheid was een heilzame
les voor beiden, vooral voor Ilarry, die thuis
maar al te dikwijls zijn verdiende straf ont
liep. Zoo was het verblijf op Zonnenheuvel
plotseling geëindigd voor Frans en Harry en
werden zij den volgenden dag naar huis ge
stuurd. terwijl Annie en Nellie achter bleven.
Natuurlijk hoorde Moeder dc hcele geschie
denis uit den mond van Frans, cn zij zei en
kele liefdevolle woorden tegen hem, die hij
niet licht vergelen zou, hoe oud hij ook werd.
En Frans nam zich stellig voor, 'dal als zij
het volgend jaar weer op Zonnenheuvel moch
ten terugkomen hij al zijn best zou doen
om den last en de moeite, welke bij Grootvader
en Tante Ellen bezorgd had, weer goed le
maken.
Do geschiedenis van den
weerhaan.
„Ik ben bet kostbaarste van den heelcn kerk
toren," rei dc spits, „omdat ik hel aUerhooa-
ste sla/'
Dit werd slechts uit de grap gezegd, want
het was daar boven vrij saai. Maar de weer
haan nam de zaak ernstig op.
„Maar ik,'- zei hij, „ben het voornaamst,
daar alle menschen naar mij opzien, wanneer
zij willen welen, w aar de wind vandaan komt.
Voorts sla ik nog liooger dan de torenspits;
ik bekroon haar, geef haar eigenlijk pas het
ware aanzien. Wanneer de zon op mijn gouden
veeren schijnt, fonkel ik zóó, dat men mij uren
ver zien kan."
,^Kraai maar niet zoo hoogmoedig," ant
woordde de spits. „Wat zou je beteekenen,
als ik jc niet droeg, niet stevig vasthield? Bij
elk windje zou je naar beneden vallen, het
eerste van allemaal, want je heet niet voor
niels: haautje-de-voorste!"
„Wat kan 't mij schelen, hoe ze mij noemen!
Denk jc, dat ik wat geef om die menschen en
dieren daar beneden! Ik kijk van boven op
hen neer, dat brengt nif eenmaal mijn hooge
stand mee. Maar je weet zeker niet, dat dc
menschel altijd heel veel met me op hebben
I gehad^en dal zelfs een groot Nederlandsch
dichter, de Génesiet, een heel mooi gedicht
op me gemaakt heeft."
„Dal kan wel zijn," hernam de spits, „maar
ik laat mc door zoo'n verzenmaker niet van
mijn stuk brengen. Jij hierboven hebt al even
veel praats als jc kameraad beneden!"
„De wijze Pytagoras," ging dc haan voort,
zonder zich om de hatelijkheden der spits te
bekommeren, noemde mij: vogel van zon en
maan. Mahomed gebood, mij 4c huldigen als
den wachter, die de hcmelsche heerscharen
wekt. De vrome bouwmeesters der middel
eeuwen zetten mijn beeltenis hoog op de spits
des torens, boven het kruis. Gregorius de Groo-
te zegt van mij: „Een opmerker slaat altijd in
de hoogte, opdat hij, hetgeen komen zal, reeds
van verre vooruitzie."
„Nu, heb maar zoo'n praats niet!'* ant
woordde de spits. „Denk jc soms, dat ik niet
weet, dat je op de eerste bladzijde van menig
eerste leesboekje staal?'!
..Dat is geen schande, maar een eer," ant
woordde de haan, „mijn portret moet de jeugd
aanmanen, dat hij wie het goede wil, vroeg
beginnen moet."
Zoo kibbelden dc torenspits en de weerhaan
daar in de hoogte, waar toch eigenlijk zuiver
der lucht moest heersehen. liet bescheidenst
iu dezen strijd hield zich blijkbaar de spits,
want deze sprak geen vierde gedeelte der
woorden, welke de trotsche haan deed hoo-
ren cn eindelijk zweeg de spits heelcmaal,
omdat ze in haar dikken, ronden kop dacht:
„de verstandigste geeft toe."
Tegen den avond kwamen in het Oosten
donkere wolken opzetten, die bij het naderen
van den nacht den ganschen hemel bedekten.
Daarop begon hel le regenen, met dikke, zware
druppels en bijna tegelijkertijd zette de wind
zijn reusachtige blaasbalgen uit cn begon het
te stormen cn de storm werd een orkaan. De
orkaan steunde cn huilde, alsof duizenden
luchtgeesten hun leed wilden klagen en dc
regen kletterde als hagel op de daken, straten,
boomen cn velden. Bladeren, takken en dak
pannen dwarrelden in de lucht rond als stuk
jes papier of bloesems; schoorstcencn werden
afgerukt, zoodat zij krakend erf ratelend neer
vielen. Het was vreeselijk weer en een storm,
xooals er in tientallen van jaren geen om 't
oude kerkje, de torenspils en den weerhaan
rondgespookt had.
Eindelijk, tegen middernacht, kwamen de
elementen tot bedaren; uit de vaneen scheu
rende wolkenmassa's trad voor enkele oogen-
blikken de heldere maan te voorschijn. Wat
zij zag? Een gebogen weerhaan, die door den
geweldigen orkaan bijna varf zijn zetel geslin
gerd was de trotsche vogel, die altijd zoo
fier rechtop in het rond gekeken had, hield
nu den kop gebogen, alsof hij een armzalig
kruimeltje van den aardbodem wilde oppik
ken. En de windvaan op zijn rug stond in
plaats van loodrecht nu horizontaal!
„Wal men al niet ziet en beleeft, wanneer
men zoo oud wordt als ik!" zei de maan en
hij trok weer het zwarte wolkengordijn voor
zijn breed gezicht.
Toen de torenspits, die niet de geringste
schade geleden had, den volgenden morgen
rag, wat er gebeurd was, dacht zij: „De hoo-
vaardigen worden vernederd en dc deemoedi-
gen verheven." Zij zei echter tfeen woord, dat
vond zij niet aardig tegenover den weerhaan,
met wien zij in hagr hart toch medelijden had.
E«n bengel.
Eerlijk gezegd was kleine Jan, of zooals men
hem in het dorp noemde. Jonker Jantje, een
ondeugende bengel. Toch mocht iedereen hem
graag lijden, want ofschoon hij een wilde
jongen was, had hij een goed hart. Hij toon
de altijd zoo'n oprecht berouw over zijn dolic
streken, dat zijn ouders hem spoedig verga
ven. Soms echter kon Jonker Jantje liet zóó
bont maken, dat Vader en Moeder niet wisten,
wat zij met den jongen beginnen zouden. Dan
schudden zij ernstig het hoofd en zeiden: „Er
komt niets van dien jongen terecht!"
Doch gelukkig komt met de jaren het ver
sland. Dit heeft Jan ook ondervonden cn hij
heeft ingezien, dat men wat beters in het
leven te doen heeft,dan dolle streken uit
halen. Ja, hij gedraagt zich tegenwoordig
zóó verstandig, dat zijn guitenstreken bijna
in het vergeetboek- zouden raken. Vóór dit het
geval is, wil ik er jullie eenige vertellen.
Het leeren in dc dorpsschool ging niet meer.
De oude, geduldige schoolmeester verklaarde
met een gewichtig gelaat: „Jonker Jan is een
oproerig element in de klas; alle kinderen
hebben onder zijn overmoed te lijden, 's Zo
mers spuit hij hen nat en 's winters bombar
deert hij hen met sneeuwballen. Hij vertelt
van buitengewoon lange visschen, die hij ge
vangen heeft, waarbij hij de armen plotseling
uitbreidt, schijnbaar om de lengte tc loonen,
waar in werkelijkheid om de wangen der luis
teraars eens flink 4e raken. Gisteren bracht
hij een jongen hond in zijn schooltasch mee
en vandaag twee konijntjes. En dot alles onder
de les!"
Jan's vader zag in, dat dc jongen strenger
toezicht behoefde en hij werd naar een school
in het naburig stadje gezonden, waar kleiner
klassen waren Dit viel niet bijzonder in Jan's
smaak, want hij moest den weg naar school
cn terug naar huis tc voel afleggen zijn
vader vond hem nog te jong en ondoordacht
om te fietsen en daarmee ging veel tijd
verloren, dien hij liever met spelen gebruikt
had.
Bovendien hield hij meer van rijden cn va
ren dan van loopen. Kon hij voor het eerste
een of andere gelegenheid vinden, dan greep
hij die dadelijk aan. Het was hem hetzelfde,
of hij een plaatsje op een paard, een boeren
kar of een czelwogcntje kreeg, als het er maar
flink op los ging.
Op zekeren middag scheen hij het al bijzon
der te treffen. Zoodra hij buiten dc stad was,
zag hinden dikken Joris te paard zitten. „Wel."
dacht Jan, „dat is een buitenkansje!" Joris
was namelijk do oudste zoon van boer Leem
kuil, wiens boerderij aan het goed van zijn
ouders grensde, en reeds menigmaal had de
dikke, goedhartig, jonge boer, wanneer'hij te
paard reed, den kleinen jonker voor zich in
't zadel gezet en hem een eind mee laten rijden.
Het was dus en teleurstelling voor den jon
gen, toen Joris reeds van verre riep: „Nee,
jonker Jantje, vandaag gaat het niet! Ik heb
een grooten zak met meel achterop geladen,
en moeder wacht er op, omdat ze pannckoe-
ken wil bakken."
„Ja maar, Joris," antwoordde Jan, „wc kun
nen er best met ons drieën op: jij, de zak cn
ik! Kom er maar even af, dan zal ik jc wijzen,
hoe het gaat!"
Om den jongen geen verdriet te doen, kwam
Joris, die werkelijk haast had, van het paard
af. .Hij nam er ook den zak met meel af,
om zijn jeugdigen vriend des te beter in het
zadel te kunnen zeilen. Maar nauwelijks zat
deze goed, of met een ruk aan den teugel
zette hij Bruin aan cn zonder zich om het
schreeuwen cn schelden van den gefoplen boer
te storen, spoorde hij het vurige dier.tot een
snellen galop aan. De dikke Joris kon nu
zuchtend cn hijgend achteraan komen. Ilij be
zweek bijna onder den zwaren* last van den
zak met meel. Aan ieder haar zijner vlas
blonde wenkbrauwen hing een parelend zweet
druppeltje,, dat zoowel door den last op zijn
rug, als door den angst, dal den onbezonnen
jongen een ongeluk zou overkomen, veroor
zaakt werd.
Maar ruiter cn paard stormden in vliegen
den galop voort. Den dijk af. door het boschie
ging het, altijd maar vooruit. Nu had Joris
paard en ruiter uit het oog verloren. En toen
hij eindelijk na een half uur dat hem een
eeuwigheid toescheen den slagboom be
reikte, die het weiland van den straatweg
afsloot, zag hij tot zijn groole verrassing, dat
zijn paard daaraan vastgebonden was. Van
jonker Jantje was echter geen spoor 4e ont
dekken. Blijkbaar had dc kleine deugniet het
raadzaam geoordeeld, zich bijtijds uit de voe
ten tc makeu cn voorloopig den vertoornden
Joris niet onder de oogen te komen.
Dat was nu eigenlijk nog zoo dom niet van
hem. Maar luister naar hetgeen hij nog ver
der uithaalde.
Toen de zomer aanbrak cn Jantje eiken dag
warm thuis kwam. kocht zijn vader een bok-
kenwagentje voor hem. Daarmee mocht Jan
dagelijks naar de stad rijden; onder school
tijd zouden bok en wagen stallen in „dc Lig
gende Os." Dat was me een vreugde voor
ons Jantje!
Daar Vader zijn Jantje kende, gaf hij hem
de volgende ernstige les aangaande de be
handeling van het mooie" dier:
„Slim er verstandig als de bok is, bemerkt
hij dadelijk, of iemand hem onrechtvaardig
behandelt. Goed afgerichte bokken zijn ge
woonlijk gewillig, doch verzetten zich, als
zij onnoodig gekweld of geplaagd worden. In
zijn horens heeft de bok een wapen, waarmee
hij zich in geval vnn nood terdege weet te
bedienen."
„O Vader," verzekerde Jan; „ik zalRino heel
goed verzorgen en zacht met hem omgaan 1"
En Jantje hield woord. Hij behandelde het
hem toevertrouwde dier met veel zorg en tee-
derheid, bracht hem zelf naar den stal, als
hij thuis kwam en zette hem zijn voer voor.
Ook zocht hij alle mogelijke lekkernijen uit
het plantenrijk voor zijn viervoeligen vriend
op. want de meeste bokken zijn echte lekker
bekken.
Alles ging dus goed, totdat Jonker Jantje
op zekeren dag heel verdrietig uit school thuis
kwam. Zijn moeder'vroeg dadelijk, wat cr
aan scheelde.
„Och," antwoordde dc jongen, „tol nu toe
was ik dc eenige op onze school, die met een
bok naar de stad reed. En daar is me nu van
morgen die nare Piet Pauwels op een paardje
komen rijden, een diertje, dat niet grooter is
dan een flinke hond. Piet zegt, dat het een
Shetland pony is, van één der Noordelijke
Britsche eilanden en dit zou de allerkleinste
soort zijn. Vroeger bewonderden de jongens
Bino en nu loopen ze allemaal dien pony ach
terna. Piet heeft ook veel mooier wagentje
dan ik. Het mijne noemen de jongens nu een
melkwagen en Riuo maken zc voor een lee-
lijkcn, ouden bok uit."
„Jan," zei zijn moedc.r ernstig, „wees toch
niet zoo jaloersch. Wees tevreden met je bok,
waarmee je eerst zoo blij was en niet afgunstig
op Piet en zijn pony."
„Als de jongens me maar niét altijd plaag
den," hernam Jan- „Zij zeggen, dat Piet en
ik best de fabel van den wedloop tusschen den
haas cn de slak kunnen vertoonen. En dan
is mijn Rino natuurlijk de slak."
„Kom Jan, wees toch wijzer. Als je nog lan
ger blijft mopperen nemen wij je den bok en
den wagen weer
Jan zweeg nu, maar iu zijn hart flikkerde
de jaloerschheid als een vonk in dc asch.
Toen onze Jan den volgenden middag met
zijn wagentje naar huis reed, kwam Piet Paü-
wels hem plotseling op zijn pony achterop.
Piet deed dit blijkbaar om hem tc sarren,
want hij moest immers een heel anderen weg
rijden om thuis te komen! Jantje maakte dade
lijk van de zweep gebruik om Rino aan te
sporen.
„Hé, jonker Jantje!" riep Piel, terwijl hij
den bok zegevierend voorbijreed, „je Rino
schijnt jicht in de bcenen 4e hebben."
„Wat wed je," riep Jonker Jantje boos, „dat
mijn slak het tegen jouw haas volhoudt? Ik
verwed mijn nieuwe mes."
„Mijn allermooiste boek met de Indianen-
platen. Kom maar dadelijk vlak naast mc of
wil je soms een* eindje vóór hebben? Niet?
Ook goed! Ik tel tot drie en dan gaat het er
op lost"
Jonker Jantje geloofde zelf niet aan zijn
overwinning; maar hij was zóó boos, dat hij
zich zelf geen rekenschap gaf van zijn woor
den.
„Eén twee drie!" telde Piel. Daar
schoten de twee wagentjes elkaar voorbij. Al
spoedig moest Jonker Jantje erkennen, dat bij
achterbleef, doch de driftige baas wilde nog
niet toegeven: onbarmhartig daalde de zweep
op Rino's rug neer. Toen gebeurde cr iets,
waarvoor Jan's vader gewaarschuwd had. Ri
no deed wat hij kon die aanhoudende
zweepslagen waren dus onverdiend! Het dier
besloot zich te verzetten, want hier was blijk
baar plagerij in 't spel. Plotseling wierp hij
zijn bovenlijf in de hoogte en stond op de
achterbeenen, zóó boos als een echte bok.
Door deze onverwachte beweging werden de
voorwielen van het wagentje opgelicht, zoo
dat Jonker Jantje het evenwicht verloor en
overboord tuimelde juist midden in een
grooten plas. Jammer van zijn witte pakje,
dat hij juist schoon aanhad! Toen de bok zag,
dat zijn wraak gelukt was, liet hij zich weer
op zijn voorpoolen vallen en bleef kalm staan.
Piet, die zich omkeerde en Janlje's val cn ver
nedering zag, begon luid te lachen. Ilij maak
te rechtsomkeert en reed naar huis toe. Jonker
Jantje stond op en bekeek zijn nieuw pakje.
Wat zag het cr uil! Rij dit gezicht vlamde
nog eenmaal zijn toorn over den nukkigen
Rino op, maar dc stoïcijnsehc kalmte van den
witten aartsvader deed hem onmiddelijk be
koelen; Jonker Jantje vond het niet geraden,
nog eens hel dier tc mishandelen. Integen
deel, hij besteedde zijn tccderstc licfkoozingen
aan Rino, eer hij eer in het wagentje klom
om naar huis te rijden.
„De zon brengt hel aan het licht," zegt het
spreekwoord; maar in dit geval brachten de
vlekken op het witte pakje de waarheid aan
het licht. Jonker Jantje voelde zich diep be
schaamd, maar het meest speet het hem zijn
armen bok zoo mishandeld tc hebben Ilij
nam zich ernstig voor, hel dier door extra
goede zorgen het gebeurde spoedig te doen
vergeten.
Op een warmen dag.
O zusje, kijk die honden eens,
hun long hangt uit hun bek;
zij zien zoo moe en warm er uit
't is ook een heele 4rekl
Och baas, laat z' even rusten, to*,
dan draag 'k wat water aan;
zc hebben stellig ergen dorst
cn kunnen haast niet gaan. "V*
Meclijdend Liesje loopt naar huis *-
cn keert dan gauw weerom
met water in een houten bak
en koffie in een kom.
Dc baas tikt 'even aan zijn pet,
de honden janken zacht,
verlangend naar den frisschen dronV]
die hun van Liesje wacht. j
En als straks allen zijn gelaafd,
versterkt zijn voortgegaan,
dan zie jc Liesje nog heel lang
haar inn'gc blijdschap aan.
TTt-.t- Hermanm
Van alles wat.
HUlorUch noodgeld.
Dal "er in tijde van oorlog „nooü"-g,
moet worden aangemunt, is vier eeuwen;
leden reeds noodzakelijk gebleken, .nwcl l
dens den dcrligjarigen oorlog in Duits,
land. Zelfs is op dit gebied al het oiogeli;
„schon dagewesen". Noodmunten hebben
haar plicht gedaan van zilver, lood, kojh
tin, hout, leer, glas, boomschors, vruckV
en wat niet al. In 1848 vond men in Oostt
rijk-Hongarije uit. om bankbiljetten in t
ren te scheuren
Een historisch voorbeeld der noodaanmi
anig is het geld. dat de keizer Ferdinant 1
1552 uit het „zilveren vaatwerk" van aar,
bisschop Georg von Gran liet slaan. In t
Duitsch museum worden nog exemplaren!
waard van de noodmunten, die tijdens Tiet 1
leg van Greiswald in 1631 uil het tinnen;
rei der burgers waren geslagen on liet
schrift droegen Necessitns Crrïplieswalöc
sis.
Andere merkwaardige munten zijn de bt
germuntcn, ter herinnering, aan tijden
hongersnood geslagen.
Iu 1694 maakte Duilschland een vrem'
ken tijd door. Uit dat jaar zijn de hongenm
ten afkomstig, die cencizijds het opsch;
dragen „Dure tijd 1691" cn anderzijds"V
koren inhoudt wordt vervloekt; gezegend!
die het verkoopt".
Tijdens den Sleeswijkschen waternood
1736 werden munten geslagen, waar, ia
genstelling met het „te weinig" der hou?
munten, op staal„O, lieer, wat ecu ov;
vloed".
Llakken als brandit»!.
Dc Dcensclie ingenieur Alfred Mathie»
Kopenhagen heeft een belangrijke ontdekh
gedaan. liet is hem gelukt dc slakken c
hoogovens en locomotieven als brandstol
zuiggas-motoren te gebruiken. De method*
ug niet gepubliceerd en nadere bijzonderheé
ontbreken. Echter moet cr ccn groole bes?
ring zoowel aan kolen als aan geld verkil?
worden niet deze nieuwe methode, als bra
stof voor ziuggasmoloren gebruikte men
nog toe bruinkool en in Denemarken voe
anthraciet. Met dc'nieuwe brandstof word
de bedrijfskosten 90 lager. Indien alle i
slallatics met zuiggas-motoren in Denemnri
eze slakken gebruikten, zou er ja ar lijk. 154
ton kolen en 2 raillioen Kronen bezuinigd va
den. Het slakkenmalcriaal is in voldoa
hoeveelheid aanwezig.
De raob!li*»4ie «icr Niagara.
Door het groole kolengebrek is bet I
bruik der waterkracht buitengewoon loega
men. Nu wil de Generaal Electric Conip!
in dc Yereenigdc Staten de Niagara mob
seeren. Volgens het Journal des Dèbals 1
deze reuzenwaterval 10 milliocn Kilowatt
veren. Een deel dezer energie wordt ra
door middel van turbines voor het ma kon
electrischen stroom gebezigd. De boven
noemde maatschappij wil echter dc gebe
energie bruikbaar maken. Echter zal hicri
veel van de schoonheid verloren gaan er.
dc Niagara haar aantrekkingskracht voor
risten verliezen. Nu zeggen dc prac"
Amerikanen: zes dagen zal dc waterval a
den en den zevenden dag zal zij rusten
Zondag zullen alle machines rusten cn het
Ier zal weer over de rotsen slroomcn, inp
van door de kanalen. Dit zal bovendien
levensduur van den waterval ten goede
men: inuners men heeft geconstateerd,
door afslijping dc waterval langzaam a*
uitwijkt. Iloe minder men dus het naluu
bed gebruikt, des tc langer zal dc Niagari
staan.
Een Ijplsen (jeo/ai/.-
Op 1 Aug. j.l. zag men in Den Haag
scheidene krijgsgevangenen. Engelsche
lairen. inct twee rozen, rood en wil. op
uniformpet rondwandelen. De gevolgde1
lag voor de hand, dat men hier le doen
met 'n versiering ter gelegcnhei van dc
denking van den wereldoorlog 4 jaar gol
Iniusschen was de aanleiding tot het dr
van deze rozen van geheel anderen aard
sommige regimenten van het Engelsche I
zijn namelijk van lijd tot lijd door den
verschillende privilegies en ecreblijken
gekend. Daaronder bevindt zich het recht
sommige historische gebeurtenissen door
regimenten le herdenken door bel dragen
een%cnibleem op dc uniformpet. Dit is ccn!
bewijs, waarop dc regimenten zeer trotsch
cn waarvan dc autoriteiten zc niet gaarne
den berooven. De twee rozen, welke ver?
lende krijgsgevangenen, officieren cn
schappen, op 1 Aug. droegen, vormen een
bewijs, dat uitsluitend is toegekend aan
regimenten, welke hebben deelgenomen
ccn bepaald gedeelte van den slag van M|ü
in 1759, toen de bedoelde regimenten te^J
Fransclicn overmacht in een rozentuin
men tijd hebben stand gehouden. Ilel z'l"
Suffolk Regiment, de Lancashire Fusiliers
Kings Own Scottish Borderers, het HaWP-
Regiment en een" batterij artillerie, n*~"
de 2e batterij Rovnl Field Artillery. Op
dc .wijze is' aan Ierschc regimenten Ycr-
op St. Patrieksdag een klaverblad op bur
le dragen. St. Patrick is*namelijk de Pal
heilige von Ierland. Terwijl een regim1-;
Wales op dezelfde wijze op St. DaV'
knoflook op de pet mogen dragen. Sint
is namelijk de patroon van Wales.
Dergelijke gebruiken worden in het
leger op hoogen prijs gesteld, daar in dit
het esprit de corps van de individueel
heden zeer slerlc ontwikkeld is.