jr&n koloniën, is geboren in 1851 te Rotter
dam. Hij diende in het Ned. Indische leger
l£)ij de genie en w,prd in 1892 kapitein. Hij
fovas adjudant van de legercommandanten
(Vetter, Swart en De Bruyn. In 1D01 vaardig
de Gouda hem af naar de Tweede Kamer.
Van 25 Sept. 1902 tot 16 Aug. 1905 was
de heer Idenburg minister van koloniën in
het kabinet Kuyper en van 20 Mei 1908 tot
16 Aug. 1909 opnieuw in het ministerie^
"Heemskerk. Na het aftreden van het minis
terie Kuyper werd de heer Idenburg gouver
neur van Suriname (1905) en na zijn aftre-
'clen met het kabinet Heemskerk, gouvemeur-
en era al van Oost-Indië tot 1917.
Jhr. mr. dr. H. A. van K a r n e b e e k,
Tninister van buitenlondsche zaken, geboren
P ty\ Aug. 1874, was hoofdcommies in de af~
Üeeling justitie enz., later referendaris aan
het departement van koloniën. Zijn groote
bekendheid met buitenlandsche* aangelegen
heden was aanleiding dat hij in 1907 -tot lid
der tweede Vredesconferentie werd be
noemd, en het zal niet dan na eenige aarze
ling zijn geweest, dat hij in 1911 het burge
meesterschap van Den Haag aanvaardde,
hetwelk zijn loopbaan op een zijspoor scheen
te ^voeren. Hier evenwel toonde hij naast
groote kundigheden ook de eigenschappen
te bezitten, die vereischt worden in een re
gent en zoo is de aandacht op hem gevallen
voor het tegenwoordig zoo gewichtige ambt
van leider onzer buitenlandsche politiek,
dat een even vaste hand als kundig brein
vereischt. -
De heer H. A. van IJ s e 1 s t e y n stu
deerde aan de Polytechnische school te
Delft waar hij tot civiel-ingeneur bevorderd
werd.
Na werkzaam geweest te zijn bij den alge-
meenen dienst van den Rijkswaterstent,
jewam hij als ingenieur bij de gemeentewer
ken te Rotterdam. Hij was van 1882 lot
3908 adjunct-directeur. Als zoodanig is Rot
terdam hem voor de groote ontwikkeling van
haar haven veel verschuldigd.
Voor dat minister Talma in 1908 in de
Eerste Kamer het wetsontwerp verdedigd
had, dat o.m. de instelling beoogde van een
centrale leiding der .Arbeidsinspectie, wist
men al dat de Regeering iemand voor die
leiding op het oog had. Na de aanneming
van het ontwerp werd dan ook spoedig de
heer Van Usselsteyn benoemd tot Inspec
teur van den Arbeid, met den persoonlijken
titel van directeur-generaal. Later werd hij,
nadat de geheel e organisatie van de inspec
tie tot stand gekomen was, directeur-gene
raal van den arbeid.
Hij was voorts: lid van de Internationale
commissie van de Waterleiding te Brussel,
houw de te Riga een kaaimuur, was lid der
commissie voor de havenaanleg te Stock
holm, maakte een reis riaar Chili om een be
grooting te maken voor het graven der nieu
we haven te Valparaiso.
Een belangrijke functie had de nieuwe mi
nister ook bij den arbeid der Staatscommis
sie voor de Electriciteits voorziening en in
het Kon. Nat. Steun comité.
J h r. G. A. A. A 11 i r. g van Geu-
sau, de nieuwe minister van oorlog en ad
interim marine, werd in, 1864 geboren. In
1883 werd hij benoemd tot 2e luitenant. Tij
dens zijn loopbaan was hij o.a. leeraar aan
de Hoogere Krijgsschool. In 1909 werd de
heer Airing van Geusau, die inmiddels naar
den generalen staf overgeplaatst was, be
noemd tot hoofd van de lie afdeeling (gene
rale staf) aan het departement van oorlog.
Als medewerker van minister Colijn, heeft
hij toen een belangrijk aandeel gehad aan
'de legerhervorrnmgen. Voor zijn verdiensten
in dit opzicht viel hem als onderscheiding
de orde van den Nederandschen Leeuw te
beurt. Na eenigen tijd werkzaam geweest te'
zijn als luitenant-kolonel bij den generalen
staf, verliet hij den militairen dienst, orri in
Mei 1913 benoemd te worden tot directeur-
generaal der posterijen en telegrafie. Door
bezoeken aan de voornaamste post- en tele
graafkantoren had de heey van Geusau zich
weldra op de hoogte gesteld van dezen
dienst. Hij heeft zich in den loop der jaren
vele vrienden onder de hoofdambtenaren
der post en telegrafie verworven. Ook heeft
hij veel. gedaan om de materieele belangen
van het personeel te verbeteren. Groote her
vormingen op dit gebied kon hij moeilijk tot
stand brengen, daar reeds in het volgend
jaar de oorlog uitbrak, hetgeen voor dezen
dienst, ook al door de mobilisatie van een
groot deel van het personeel en bet gebrek
aan materiaal, vele moeilijkheden ten gevol
ge heeft gehad.
"De heer Airing van Geusau beeft in den
mobilisatie-tijd nog een boekje geschreven,
getiteld: „Populaire schetsen van het Ne
derlandse}» e leger".
Dr. J. li». De Visser, minister van
onderwijs werd in 1857 te Utrecht geboren,
waar hij in de theologie promoveerde op het
proefschrift: „De daemonologie van het Ou
de Testament". Hij was achtereenvolgens
predikant te Leusden, Almelo, Roterdam en
Amsterdam, en werd in 1897 gekozen tot
lid der Tweede Kamer. In 1909 legde hij,
bij zijn herverkiezing, het predikambt neer,
daartoe door het Synodaal besluit van 1906
gedwongen. De heer De Visser is boven
dien lid van de Provinciale Staten van Zuid-
Holland en sinds 1915 veldprediker in alge-
meenen dienst.
Hij stichtte den Chrisiehiken Nationalen
♦Werkmansbond, was ondervoorzitter van de
.Staatscommissie voor werkloosheid en lid
van de Ineenschakelingscommissie. In 1910
.volgde hij jhr. mr. A. F. de Savornin Loh-
inan op als voorzitter *der Christelijk-Histo-
rische Unie.
De nieuwe minister is ijverig voorstander
Van de stichting van openbare leeszalen.
Hij is lid van het algemeen college van
1
I toezicht, bijstand en advies voor het Rijks
tucht- en opvoedingswezen en sinds jaren
I van „Christelijk Volksonderwijs."
Volgens Het Vad. zou cle vice-sdmiraal \V.
j Naudin ten Cate optreden als minister van
marine in het nieuwe kabinet.
Een later bericht van hetzelfde blad
j meldt echter, dat deze vlagofficier weer„be-
J dankt heeft.
De beëedigmg van de nieuwe kabinets-
leden heeft gister te half Her door de Ko~
i ningin plaats gehad.
1 De overdracht der portefeuilles had heden
I morgen plaart.
Uit de Pers
Met nieuwe 'Hafciaeti*
De N. R. Ct. meent, dat, indien er waar
heid is in het gezegde, dat een kabinet zwak
ker is naarmate het langer heeft geduurd,
het ter wereld te brengen, het thans opge
treden ministerie er dan geen zijn kan van
bijzondere kracht En het blad vreest, dat
het ook ditoaal zoo uitk-omen zal, ondanks
de., zonderlinge buitennissigheïd, die door
den nieuwen minister-president staat inge
voerd te worden. De formateur is geen groo
te figuur, waarvan bezieling zal uitgaanhij
is al dadelijk er niet in kunnen slagen, met
een voltallig personeel voor het voetlicht te
komenniet alle departementen zijn sterk
bezet. Met name lijkt ons de keus van den
heer Van IJsselstein voor den zetel van
Landbouw (productie, distributie en verdere
crisisaangelegenheden) een misgreep. Vóór
alles was daar noodig eene persoonlijkheid,
die vertrouwen zal weten in te boezemen, en
juist in die kunst heeft de heer Van Dssel-
stein het tot nu toe niet ver gebracht.
„Intusschen, er is geen reden, om vijandig
I tegenover ^dit ministerie te gaan staan. Zijn
taak is meer dan moeilijk, en het moet op
i den loyalen steun van allen, ook van niet-
j geestverwanten, kunnen rekenen, zoolang het
j van zijn kant daartegen geen ernstige be
letselen opwerpt.
In aanmerking nemend, dat, naar luid van
het weinige betrouwbare, dat omtrent het
verloop van de kabinetscrisis bekend is ge
worden, de oplossing van den aanvang af
verkeerd is gezocht, kan men over het ten
slotte bereikte resultaat niet ontevreden zijn.
De heer Nolens schijnt gedurende de drie
weken "crisis, die hij voor zijne verantwoor
ding heeft, duiven nemen, op een „wagen
schot" kabinet uitgegaan te zijn. Deze opzet
nu was onjuist. Waar het voot het nieuye
kabinet onder de tegenwoordige omstandig
heden in de allereerste plaats op aan kwam,
was niet eene homogeniteit, die op algemeene
zwevende beginselen berustte, doch een vast
omlijnd aan de tijdsomstandigheden ontleend
practisch program, waarvoor het kabinet in
z ij n geheel aansprakelijk zou trillen zijn,
en waarvoor in de Kamer eene meerderheid
mocht worden verwacht. Van welke richting
de personen dan waren, die dat program
zouden verwezenlijken, kwam er minder op
aan. De personen moesten aan het program,
en niet omgekeerd het program aan de per
sonen aangepast worden.
Ware de heer Nolens van deze gedachte
uitgegaan, in stee van, zooals hij gedaan
schijnt te hebben, zijn steunpunt bij enkele
groepen van zekere richting te zoeken, dan
had hij zijn jachtveld aanmerkelijk verruimd,
en had hij naar alle waarschijnlijkheid in deze
maanden, waarin eene regeering zoo noodig
is, de verantwoordelijkheid voor een regee-
j ringloos tijdperk van langen duur niet op
zich behoeven te nemen. En hij had een
kabinet samengesteld met stuwende kracht.
De heer Rtrys schijnt in het zog van den
heer Noléns nog wat te zijn voortgevaren,
doch ten einde raad den koers eenigszins te
hebben veranderd. Zijn kabinet draagt er fta
sporen van, positief, door de* opneming van
den heer Van Karnebeek, en wellicht negatief,
door de afwezigheid van een minister van
marine. Uit hetgeen verder omtrent de vor
ming van het kabinet bekend is geworden,
zou ook moeten worden afgeleid, dat wij hier
hebben te doen met eene combinatie van per
sonen, waarbij vervolgens een passend pro
gram is gezocht, in stc-e dat het program
uitgangspunt is geweest en bij het zoeken
naar de geschikte titularissen de leidende
gedachte verschaft heeft.
Het is geen nadeel, dat de plannen van
den heer Nolens mislukt, en die van den
heer Ruys slechts ten deele geslaagd zijn.
Een zuiver rcchtsch kabinet, dat, gelijk in
dertijd dat van Dr. Kuyper, zijn grondslag
niet hier op aarde vindt, zou ons onvermij
delijk terug hebben gevoerd naar den ouden
antithesestrijd. Ons land heeft echter in de
naaste tien jaren aan iets anders, iets posi
tievers behoefte, dan san gekibbel over al
lerlei hocge beginselen, die voor de prakti
sche politiek van geen dadelijk zijn En
de kans. dat wij een periode ven handelen,
van regeeren in stee van redertege
moet gaan, is nu door de samen stolling van
het kabinet ten minste niet uiig -rieten.
Veel zal hier natuurlijk er van afhangen,
of het kabinet zelf dit wil, of het in zich net
vermogen voelt om ons voor te gde-. np
den Weg van -bezigheid, dan wel innerlijke
hulpelooshid zal gaan verbergen onder üdel
gepraat. Zoolang dit eerste het geval blijkt,
en het nieuwe bewind in* Je binnenlandsche
politiek het pad zal willen bewandelen, dat
door Cort van der Linden geëffend is, zal
het ook ter linkerzijde acrieven steun ont
vanger.. Een zakelijk program zal zakelijk
worden beoordeeld, zonder dat de vraag,
wie het verdedigt, voot- ©flegen-mgenomen
zal maker.. Ook bij verschil van meening
komt er dan plaats voor onderlinge waar
deering, en zal het kabinet de „bevrediging"
brengen, waarnaar Cort van der Linden niet
zonder succes heeft gestreefd. Van ministers
en Kamerleden zal de doorvoering van zulk
eene politiek eenige ze]fbeheer>ching._ en
misschien wel eenige zelfverloochening ver
gen. Zij zullen dan echter voldoening vinden
in het besef, dat zij het land een dienst be
wijzen, en in de overtuiging, det zij hun ambt
waarnemen in overeenstemming met der. al-
gemeenen volkswiL Voor het ministerie is
eene zakelijke politiek zélfs niet minder dan
een eisch van lijfsbehoud. Stuurt de Regee
ring op partijpolitieke conflicten aan. dan
zijn hare dagen rr^oedig geteldstreeft zij j
naar bevrediging in den ouden partijstrijd,
dan zal ook eene „omzetting" van de Eerste
Kamer, nis waarover in sommige links-poli
tieke bladen reeds werd gejubeld, haar niet
behoeven te verontrusten."
De Nieuwe C t. vraagt of bet noodig
was op deze combinatie van minstens twee
maanden te wachten.
„Het eenige zichtbare resultaat is, dat wij
dr. Nolens niet hebben' als Kabinetsforma
teur. Voor hem treedt in de plaats jhr. Ruys
de Bcerenbrouck, van wlen te zeggen is dat
hij geen Roomsch priester is, maar dat hij
zeker niet minder dan dr. Nolens het zuiver
Roomsche type vertegenwoordigt. De heer
Ruys is zoo door en door Roomsch als de
beste en de Stichtsche Courant, die zich al
over een anti-revolutionairen premier ver
heugde, krijgt de kous op den kop.
De beste mannen zijn het niet. Nu blijk
baar van den aanvang af naar een parle
mentaire oplossing van de crisis gestreefd
is, waarbij niet naar de eerste mannen werd
omgezien die het land opleverde, om haar
tot een goed einde te brengen, maar waarbij
de uitslag der verkiezingen als eenige richt
snoer werd genomen, nu vraagt men zich
met te meer verbazing of, waarom het zóó
lang moest duren. Zijn zoovele aarzelingen
te overwinnen geweest, heeft het zooveel
moeite gekest negen mannen tot het aan
vaarden der portefeuilles over te holen? Of
heeft men bij zooveel verschillende personen
aangeklopt dat dit den langen duur der cri
sis verklaart? De persoon van den minister
van Buitenlandsche Zaken in het nieuwe Ka-
binet bevestigt het; het is toch van alge
meene bekendheid, dat men zich ongeloof
lijk veel moeite heeft gegeven om den heer
Van Nispen te bewegen de portefeuille aan
te nemen.
Zij is nu in handen van den heer Van
Karnebeek. Hij is altijd van wat onzekere
kleur geweest in de politiek, zoowat vrij
liberaal, zonder zich bij de partij van dien
naam te hebben aangesloten. PositieF chris
ten is hij njet; hij heeft zich wel gewacht den
naam van God ooit in het openbaar debat
te mengen. Doet dus zijn optreden in een
zuiver rechtsch kabinet wat vreemd aan, men
kan van hem zeggen dat hij bij uitstek ge
schikt lijkt om jhr. Loudon's opvolger te
worden. Hij is knapper dan deze, beter bij
de pinken, vlugger in 't debat. Hij mist de
diplomatieke ervaring van zijn voorganger,
en diens hoogen roep van volstrekte be
trouwbaarheid in de wereld om ons heen.
Maar dat zou met eiken opvolger van onzen
tegenwoordigen minister het geval geweest
zijn. Erger is dat de heer Van Karnebeek
bekend staat als Duitschgezind. Dat zal arm
zijn gansche streven, hoe voorzichtig hij cok
zijn moge, iets verdachts geven, dat wij in
't bijzonder in den tegenwoordigen tijd niet
best gebruiken kunnen. Het is mogelijk dat
hierin eenigszins voorzien zal worden door
de benoeming van den extra-ordinairen
ambtenaar, die den heer Ruys als staats
secretaris bij zal staan; maar als hij bestemd
mocht zijn om op den minister van Buiten
landsche Zaken een soort van toezicht te
houden, dan lijkt ons dit voor dezen niet
zeer aangenaam.
Den premier, jhr. mr. Ruys de Bceren
brouck, zien wij met gemengde gevoelens
als chef van dit ministerie optreden. Hij
heeft er iets voor over gehad dit moet
men zeggen. Juist aan het hoofd van de pro
vincie gesteld, die zijn vader gedurende zoo
vele jaren gelukkig bestuurde, doet hij daar
van afstand en gaat het onzekere ambt van
minister tegemoet. Overigens is er weinig
aantrekkelijks in den nieuwen premier. Hij
is een figuur van den tweeden rang, die alle
persoonlijk overwicht mist. Hij bezit noch
het imponeerende van Cort van der Linden,
noch het familiaar-mysterieuse van Heems
kerk, noch het machtig innemende van Kuy
per. Hij is maar een heel gewoon mensch
met al de tekortkomingen en zwakten van
dezen. Een partijman bovendien, wien het
groote moeite zal kosten zich boven de over
wegingen der partij uit te werken, van wien
niets groots zal uitgaan en die er zich in de
eerste plaats op zal moeten toeleggen de
antipathieën te overwinnen, die hij op zijn
weg zal ontmoeten.
Heemskerk stelt zich met een tweede
plaats in het Kabinet tevreden. Zijn optreden
is niettemin een zegepraal op Kuyper, die
alles gedaan heeft waartoe hij bij machte
was om een toetreding van anti-revolutio
nairen tot het Kabinet te verijdelen. De re
den waarotn hij voor de Kamer bedankt
heeft, zal nu wel onopgehelderd blijven; rij
verliest trouwens door het feit zijner aan
vaarding van het ministersambt voor een
goed deel haar beteekenis.
Het blad verheugt zich over de keuze van
Idenburg voor Koloniën.
Een politiek ietwat onzekere figuur in het
Kabinet is de heer Van IJsselstein.
„Men verneemt thans dat zijn sympa-
-thieën rechtsch zijnmaar hoe hij aan zijn
plaats in het Kabinet gekomen is, is een
raadsel. Hij is een verwoed staatssociab'st,
de ongeschikste crisis-minister die men
zich denken kan. Een bureaucratisch type,
waaraan wij al de onaangenaamheden voor
spellen, die zijn voorganger in zoo ruime
mate zijn ten deel gevallen en die er zich
vermoedelijk niet met dezelfde gelijkmoe
digheid doorheen zal weten te slaan. Dat
er van hem, gelijk De T ij d vermeldde,
„vereenvoudiging van het distributiestelsel
en opheffing van de thans 'vigeerende
overbodige bureaucratie" zou uitgaan,
schijnt te mooi om het te gclooven.
Als minister van Arbeid treedt de heer
Aalberse op, een radicaal doctrinair, die
door zijn professorenambt belangrijk is ge
kalmeerd in zijn vroeger zeer roode neigin
gen. Zijn praeadvies voor de Vereeniging
voor de Staathuishoudkunde en de Statistiek
is er een levend bewijs van. Hij zal de zaak
der ouderdomsrente op te knoppen hebben
en lijkt ons de geschikte man om m dit op
zicht de nalatenschap van Tolma te aan
vaarden. Van de linkerzijde zal hij daarbij
vermoedelijk op minderen weerstand stui
ten don waaroen die bewindsman heeft
blootgestaan."
Het blad acht het voorts volkomen onbe
grijpelijk, waarom men den heer De Jonge
als minister van Oorlog is voorbijgegaan.
Kan men zeggen, dat de proef met den
•burger-minister mislukt isMen heeft er de
proef niet méde genomen, de h^er De Jonge
tooh kan her aarlijk sis het burger type van
den minister ven Oorlog, dat men zich voor
stelt, gelden.
„In den heer De Vries heeft de minister
president een bewindsman gevonden die
hem uit de verlegenheid heeft gered. Het
schijnt dat de heer Trip zijn eisohen voor
dit ministerie te hoog steldeniet, gelijk
gemeld is, dat het ministerie de eischen te
hoog stelde voor hem. In elk geval heeft
men voor den anti-revolutionair De Vries
een Roomsche pleets in hei ministerie over
gehadnu zullen er van de elf ministers
maar vier Roomsch zijn, hetgeen niet in
overeenstemming is met de getalsterkte der
Rcomschen in de Kamer, noch met de ver
houding van de anti-revolutionaire partij,
die met een bijzonder groot aantal zetels
strijken gaat De heer De Vries is iemand
met merg in zijn knokken hij heeft het in
zijn Amsterdamsche wethouderschap bewe
zen. Oyerigens zal moeten worden afge
wacht, wat hij van deze buitengewoon moei
lijke portefeuille in het Kabinet de las
tigste misschien van alle maken zal.
Wat de mobilisatie betreft, schijnt men
het makkelijker eens geworden te zijn dan
zich aanvankelijk tusschen de onderteeke
naars van het RoomsGhe program en de
aanhangers van de Standaard liet aan
zien. Vermoedelijk in dien zin, dat een ge
leidelijke vermindering van het aantal der
onder de wapens gehouden dienstplichtigen
mag worden verwacht een oplossing, die
den opperbevelhebber niet zal aanstaan."
Het Vaderland uit zijn vreugde over
het tot stand komen van een parlementair
kabinet.
JBn .reeds daarom, omdat het rechtsche
kabinet ons terug brengt in de Grondwet
telijke banen, die te kwader ure in 1915
zijn verlaten, is al wat werkelijk democraat
is op loyale oppositie aangewezen, die,
wanneer ze zich alleen door de groote be
ginselen laaf leiden en alle klein gedoe
versmaadt, nooit eenig nadeel kan doen
aan het land. En indien de 50 waarop het
ministerie m de eerste plaats moet kunnen
vertrouwen, het eens zijn geworden, zooals
men verwachten mag, over een program,
dat in deze tijden natuurlijk niet uitdagend
kan zijn, zal bij loyale oppositie dit mi
nisterie sterker staan dan een dat over 60
stemmen in de Kamer beschikte, zooals het
kabinet-Heemskerk, en dat steunende op
een onderling zeer verdeelde meerderheid,
zijn voornaamste wetten alleen door het
politieke dreigement het Staatsblad
zag bereiken."
Ook de Haagsche redacteur van het H b 1.
verheugt zich in het tot stand komen van
een parlementair ministerie.
De zwakke stee in het ministerie ziet de
schrijver in het premierschap van den heer
Ruys.
„Natuurlijk achten wij den voormaligen
afgevaardigde van Gulpen een volkomen
ministrabel man en op zijn aannemen der
portefeuille van Binnenlandsche Zaken
dunkt ons niets aan te merken. Maar de
heer Ruys zelf, die zich nooit op den voor
grond heeft gedrongen en nooit ge/ocht
heeft, als politiek leider op te treden, zal
de laatste zijn om het te betwisten oen
staatsman van den eersten rang is hij niet."
Dan legt de schrijver er naclruk op, dat
door deze. kabinetsformatie is bereikt het
resultaat, waartoe dr. Kuyper's coalitie-poli
tiek eenmaal moest voerende openlijke
leiding van Rome in de coalitie.
De T elegraaf zegt o. m.
„De samenstelling van dit kabinet spreeki
voor zichzelf. Het spreekt tot het Neder-
landsche volk van de onmacht der "leiders
van onze „groote politiek", die zich door
partijgeschil en zucht op partij-behoud,
eventueel partijwinst, liet afhouden van de
eenige taak, die zij te vervullen haddende
samenstelling van een kabinet, beantwoor
dende aan de eischen van dezen "tijd.
In stede dat het geschokt vertrouwen her
steld is, in plaats van dat we nu een periode
zijn ingetreden, waarin het Nederlandsche
volk vol vertrouwen de toekomst kan tege
moet gaan, sterk in het besef, dat het krach
tige leiders had en de baan van kleine poli
tiek, waarin ons publieke leven nu eenmaal
geklemd is, nu eindelijk door een daad ware
verbroken, blijkt het oud-zeer voortkanke
ren.
Het -ware ons lief geweest, indien een
krachtig nationaal ministerie een nieuwe
aera had ingeluid en wij het met vreugde
haddon mogen begroeten, vol hoop op tij
den van opbloei en herleving uit de inzin
king en demoralisatie van het heden.
Wij zien nu echter de toekomst met be
zorgdheid tegemoet, nu er geen rust en be
zonkenheid is gekomen, en geen enkel
symptoom wijst op gezonder verhoudingen
op economisch en politiek gebied."
De Nederlander wijst op de vele
moeilijkheden, die de afgetreden regeering
had te overwinnen, en schrijft o. a.:
Het kabinet heeft het hoofd koel gehou
den, maar scheen toch ten langer, leste ver
moeid; zoowel wet het buitenlandsch-beleid
betreft als ter zalce van de^voedselvoorzie-
ning. Het meest wreekt zich het totaal ge
mis aan eenheid in het kabinet cn aan de
noodige voeling met de Kamers der Staten-
Generaal. Een zoodanige disharmonie onder
de ministers zelve als zich van lieverlede
vertoonde is wel .nimmer tc voren aan
schouwd.
Er is reden voor kritiek.
Maar er is ook reden voor hulde en dank
baarheid.
Sprekende over de oplossing der crisis,
gaat de Neder 1. voort:
Thans treedt een nieuw kabinet op; een
rechtsch kabinet.
Een kabinet buiten de partijen om, dat
niet tevens kan zijn een „Koninklijk Kabi
net", (waarin de persoonlijke wil der Kroon
overhêerscht) is uiteraard zwak. Wij zagen
het aan het thans afgetredene.
Een uit rechts en links samengesteld, ge
mengd kabinet, waar principieele verdeeld
heid over vraagstukken, die dringend oplos
sing vorderen, bestaat, is onmogelijk.
Een kabinet van „stoere, doortastende
vaderlandslievende zakenmannen", prachtig
op papier, is fantastisch onvindbaar.
Wel vindbaaT was een kabinet, welker
leden zich over de vraagstukken boven be
doeld èn onderling één voelden en één met
de helft der Tweede Kamer.
Berichten
De Staatscourant van 9 September be
vat o.a. de volgende Kon. besluiten
de kapitein J. J. H. Vink, van het 4e regi
ment infanterie, ter zake van ti' onge*j
steldheid en alzoo krachtens punt 5o. vara
j art. 70 dei- Bevorderingswet voor de Lancw!
i macht 1902, op non-activiteit gesteld. [J
j benoemd tot leeraar aan de H. B. -schoojj
te Zalt-Bommel M. P. van den. Bérg te Nij<i
megen; idem te Gouda C. J. J. Bosch aldaarg
idem te Helmond en Venlo J. B. Wilmink te£
Oldenzaal; tot leerares aan de R. H. B.-/_
school te Helmond mej. M. P. de Vos.
op verzoek eervol ontslagen wegeni
lichaamsgebreken de luitenant ter zee 2è
klasse A. E. G. Post Uiterweer.
-- H.M. de J<oningin is gister voormid
dag te half twaalf uur weder uit het Loo in
de Residentie aangekomen.
A f s c h e i d s-a u d i n t i e. H. M. <5*
Koningin, die de aftredende ministers reed*
successievelijk ten afscheid had ontvangen*
heeft Maandagnamiddag ten koninklijken
paleize het aftredende hoofd van het vorig.
Kabinet, den minister van Staat mr. Cort v«jn
der Linden, in afscheids-audiëntie ontvan
gen.
Afscheid Po-sthuma. Ivïinisiefl
Posthuma zou heden, in verband met »iö(:
overdracht van zijn portefeuille aart zijn op*;
volger, aan de hoofdambtenaren van zijrft
departement en aan de verschillende crisis^
organisaties gelegenheid geven afscheid vaflfl
hem te nemen, van halftien 's morgens afgi
in het gebouw van het departement aan dertl
Bezuidenhoutschen weg. m
Shiitu£8TerïJM!«rlniï
StateH-'-eitcrnal.
De leden van de beide Kamers dec
Staten-Generaal zijn tot een verc-enigöe ver
gadering der beide Kamers in het Gebouw
der Tweede Kamer bijeengeroepen tegert
Zaterdag aanstaande, te kwart vóór driai
uren des namiddags, voor de sluiting van dei
gewone zitting der Staten-Generaal.
Opening der iileawe stillag.
i Het ligt, naar wij vernemen, in het voorw
nemen dat H. M. de Koningin persoonlijk c'*a
nieuwe zitting van de Staten-Generaal, o g
Dinsdag 17 dezer zal openen in de Ridde
zaal.
Nederland en de oorlog
i-'rauai ix t-ti v».rT- ttjert.
Men meldt ons uit den ITang:
"Wij waren in de gelegenheid tot een bff
voegde Fransche persoonlijkheid eenige vra;
gen te richten naar aanleiding van het onlang
door de Fransche Regeering uitgevaardigd^
decreet ten aanzien van schepen, welke vatf
een vrijgeleide voorzien zijn. Er werd ons gc«i
antwoord, dat dit decreet slechts beoogde een!
leemte in de Fransche wetgeving aan te vullen;
welke, in tegenstelling met de Engelsche ert
Amerikaansche wetgevingen, niet gedoogde
die schepen voor het Prijzcnhof tc bréngen
welke rich onderwerpen aan regelen, v.rnr-
door zij hun onzijdig karakter zouden verlies
zen en waardoor zij dientengevolge hel voor-
deel hunner onzijdigheid zonden komen te
i derven. Wat met name Nederland betreft is
er dus geen enkele wijziging gekomen in den;
tegenwoordigen toestand, zoolang de scheep
vaart voorwaarden, zooals die op het oogen-
blik gelden, zelf geen wijziging hebben onder
gaan.
De brielwl©*ellng PoithnnA"
aHinmerjman.
De burgemeester van Rotterdam heeft aan mi
nister Posthuma een antwoord gezonden op
diens laatsten brief in zake de bekende quaestie
omtrent de levensmiddelenvoorzieriing.
Ten opzichte van het verwijt van den minister,
dot de burgemeester met de'" publicatie der cor
respondentie is begonnen, merkt b vgemeester
Zimmerman op, dat de beide eerste brieven pu
bliek zijn geworden, omdat zij aan den Raad zijrt
medegedeeld door opneming in de Verzameling!
van Gedrukte Stukken, een officieele gemeente
lijke publicatie, waardoor herhaaldelijk meer be
langrijke, niet geheime brieven aan ministers tot'
's Raads kennis worden gebracht.
De derde brief is echter Rotterdam's bur
gemeester wijst daarop uitdrukkelijk niet
gepubliceerd. Hij handelde over chocoladeree-
pen, over de hoedanigheid der aardappelen, overt
melkrantsoeneering en -condenseering en overt
het gebrek aan vet en "zeep. Van dit alles ij
slechts wat de aardappelen be
treft een kort samengevat bericht op 2 Au
gustus in de avondbladen verschenen.
„Niet ik", aldus de heer Zimmerman
„doch Uwe Excellentie heeft, door Uw open
schrijven van 17 Augustus l.L ook den overigen
i inhoud in de publieke gedachtenwisseb'ng be-
j trokken. Het courantenbericht, trouwens ver-
I schenen toen mijn brief U had kunnen hebben
bereikt, kon niet worden uitgesteld, omdat cen:
dag te voren door mij eenige vrouwen waren
ontvangen, als afgevaardigden ecner groote me-t
nigte, welker stemming zeer opgewonden was<
j Het soreekt vanzelf, dat het aanbeveling verdien
de om, ter geruststelling, spoedig bekend te ma
ken v/elk gevolg de plaatselijke overheid aaïï
haar klachten had gegeven, hetgeen geheel iett
anders; is dan het in de courant plaatsen van eei<
ambtsbrief."
Verder vervolgt de burgemeester
„Ik mag in dit verband niet verzwijgen, dat,
hoewel thans in de open briefwisseling groot*
uitvoerigheid wordt betracht, ik nimmer eenf^j
antwoord mocht vernemen op mijn brief van'
14 Mei j.l., waarin ik, behalve den uitvoer vartf
andere levensmiddelen, den uitvoer van gecon
denseerde melk en het op te groote schaal ver-
vaardigen van dit artikel ter sprake bracht, ge
heel in den zelfden zin als in mijn brief van t!
Augustus en in dien van burgemeester en wet
houders van 8 en 13/14 Augustus. Indien naar
aanleiding van dien niet-gepubliceerden ambts
brief de noodige inlichtingen op de gebruikelij
ke wijze waren verstrekt, had de openbare cor
respondentie over dit onderwerp achterweg*
kunnen blijven."
Na de korte opmerking, dat het geen rut knis
hebben om de gedachtenwisseling over en weert
op deze zelfde wijze te blijven voortzetten, re
sumeert de burgemeester ten slotte de twee fei
ten waarom het ging
I„Ten eerste heb ik er over geklaagd, dat Rot
terdam dezen zomer uit een veraf gelegen streef
aardappelen verkreeg van een hoedanigheid*