stap af en houd mijn fiets een oogenblik vast. Dan zal ik je den volgenden heuvel-opduwen. 0OOF de Deü^d. Een Schooflveete. Naar het Engelsch van Florence Coombe. Bewerkt door C. II HOOFDSTUK III. Het kuiken en de fiets. Hoewel de kostleerlingen van Brincliffe niet mochten fietsen, had meneer West sinds kor ten tijd daarin verandering gebracht door zijn. toestemming voor rijwielsport te geven. Iedere bijster," zei Grey nu. „Kijk, daar liggen pa jongen, dje een fiets rijk vvas, mocht deze piertjes, dacht ik het niet! Je zult zien. dat meebrengen, en hoewel er natuurlijk bepalin-dit bet juiste spoor is en dat de hazen alleen gen werden gemaakt voor het gebruik er vaneen eind verder den hoofdweg hebben gevolgd Lij welker overtreding de fiets een tijdlang 0rn de honden te misleiden.' op non-acti\ileit werd gesteld waren de jongens in de wolken over het besluit meneer West. Met uitzondering van zulke kleine baasjes als -M.;.\je en Tip, had bijna iedere jongen eon fiets Kr waren er heel oude onder, één was zelfs cc.i damesfiets en een ander een stevige driewieler, doch zoo lang als ze maar liepen, kwam dat er minder op aan, en ze moesten al heel oud zijn, als een jongen er geen beweging meer in kon brengen. hen passen. Er is niemand, die het ongeluk" meer betreurt dan ik, maar ik ben een arme Ik ben legen een boom aangereden en nu staatvrouw en als ik boete moest betalen, zou dit mijn stuur scheef. Ik kan het onmogelijk alieea j mij heel twaar vallen!" in orde maken." - „Wc zullen. «1 werkelijk niet hardvallen," Grey voldeed aan dit verzoek en het duurde riep Cadbury nu nog vriendelijker uit. eenige oogenblikken, vóór het stuur weer recht stond. „Ik zie niets meer van de anderen l" zei Cad bury, toen de beide jongens op het punt wa ren weer op te stappen. „Ik ben bang, dat wo dadelijk Andy zullen zien verschijnen om de luie honden op te zweepenl Maar dat is niets; ik houd je gezelschap. Rij maar niet al te hard! We zullen er toch wel komen 1" „Wat schreeuwen ze! Ze zijn het spoor ,'t Kan zijn, dat je gelijk hebt. Laten wc ons angeluk in elk geval beproeven. Het gaat heuvel- j af, dus gemakkelijk gen-oeg. Pas op, ouwe jon gen, ik ga je rechts voorbijen zal op je wachtenbeneden!" De laatste woorden gingen in den wind verloren. Cadbury was als een bliksemstraal langs Grey heen gescholen, met zijn voeten van de trappers af en zijn handen in zijn zakken. Een eindje verder maakte de weg een bocht, zoodat Grcy zijn kameraad een oogenblik uit Er werd besloten „een jacht met fietsen" tc j hel oog verloor. Hij keek. of het nog ver was ,U is wel goed. Ik weel heusch niet, wat ik u kan aanbieden. Zou ik u misschien van dienst kunnen zijn met het kuiken zelf?" „Het kuiken! Wel, dat kunnen we niet wei geren. Vindt jc wel, Grey?" „Wat in de wereld moeten wij er mee doen?" mompelde Grey. »,Ja, er is één bezwaar, doch daarin is mis schien wel tegemoet te komen. Zoudt u zoo vriendelijk willen zijn het voor ons te braden, juffrouw? Wij hebben daartoe geen gelegen heid. Als u op ons voorstel ingaat, nemen wij met deze regeling genoegen en laten de zaak verder rusten." „Dank u wel. Heel graag zal ik het voor u braden. En waar mag ik het dan bezorgen?" „Lieve help!" mompelde Grey nu. Cadbury dacht ccn oogenblik na. „Ik geloof, dat het 't beste is, wranneer u het voor ons bewaart, tot wij het komen halen, zei hij even later. „Dan zullen we Woensdag iemand sturen om het tc halen." De vrouw keek wel eenigszins verwonderd bij deze woorden, doch antwoordde slechts: „Heel goed, zooals u wilt. Ik zal zorgen, dat hij klaar is. En komt er dan verder niets van?" „Zeker niet Wij begrijpen volkomen, dat u houden. Het plan ging uit van Jack Brady en: tot ónder aan de helling. Het laatste eind was j doet wat u kunt en bedanken u vriendelijk, iedere jongen, die er van hoorde, vond het j nog steiler, doch de vlakke weg was nu niet Goeien middag! Kom Grey, denk je, dat je een prachtig denkbeeld, terwijl meneer West i ver meer. zijn toestemming gaf op voorwaarde, dat er Een half-wassen kip, een lecraar zou-nieegaan. Lweer op kunt stappen? Leun maar op mijn 4opgeschrikt door de arm, dan zal ik je wel helpen." vlug na'dcrende fiets, sprong plotseling uit de I Daar de vrouw dankbaar en opgelucht haar Na veel overleggen werd overeengekomen, haag cn rende al klokkende vóór Grey's fiets deur sloot, keek Grey zijn kameraad vol be- dat Ikillell en Jack'de hazen zouden zijn en 1 uit. Deze belde uit alle macht; het verschrikte wondering aan. da! ?.ij drie minuten voorsprong zouden krijgen.kuiken, dat zijn ongeluk niet scheen -te kunnen „Cadbury, wat ben jij een handige vent!" led: r die wilde, mocht hond zijn. Yickcrs zou ontloopen, luisterde er echter niet naar. Grey riep hij uit. ,Jc hebt het prachtig ingepikt. den boren omhangen en blazen, als hij een spoor ontdekt had. Bovendien werden er nog ccn halt dozijn jongens aangesteld om te \vaai»t»chuwen voor valsche sporen. Op den Zaterdag, waarop de jacht gehou den zou worden, was het prachtig weer en all jongens, die mee zouden doen, waren op j1 trachtte te remmen, doch de rem werkte Maar zeg eens, wie zal het kuiken halen? Wie niet een gesmoord geluid en een lichte schok volgden. Van schrik reed Grcv zijn karretje in de haag en viel op den grond. zou dat durven wagen?" .Wel, jij natjiurlijk!" „Ik?! Hoe bedoel je dal?** „Net zooals ik het zeg. Je gaat Woensdag Toen Cadbury vijf minuten later den heuvel immers naar je Tante?" weer opreed, om te zien, waar zijn makker j „ja, dat dient wel. Zij heeft West geschre- iv vooruit bepaalde uur bij het hek aanwc-tbleef, zag hij een tooneeltje, dat hij allerminst i ven, waarom ik niet eens kwam." zi Meneer Anderson zou hen op zijn fiets be-1 verwachtte: een fiets, die op den grond lag „Je gaat er dus heen, maar eerst fiets je geleiden. en daarnaast een nog levenden, doch stoffigen even hier aan." 1'én of twee jongens, die zelf geen^ficts en pijnlijken jongen, die ontzet naar een dood „Zij woont heclcmaal den anderen kant uit." bezaten,-hadden er voor dien middag een mo-1 kuiken staarde. gen huren en zoo kwam het. dat Maxjc en „Dat hindert niet; dan kom je maar wat 'lip eenigen waren, die achter bleven. Niet 1 gebeurd? Hoe kwam het?" wetende wat te doen, zaten zij op het hek j „O Cadbury, wat ben ik blij. dat je er bent! Maar Grey! Wat voer je uit? Wat is er later en zeg je, dat je opgehouden bent." „Hm! Veel zin heb ik er niet in.' I „Dat kan wel zijn, maar wc kunnen nu een- en /.igen met leede oogen de anderen vroolijk j Is het niet verschrikkelijk? Ik zou hel dier maal niet alleen dingen doen, waarin we zin wegrijden, toen meneer Anderson het sein tot voor geen geld hebben willen overlijden, als hebben. Dit is jouw aandeel in de zaak. Ik heb ik er ook maar iets aan had kunnen doen, het mijne er in gedaan. Je verstopt het kui- 't was net, alsof het zelf niet anders i ken, als je er mee thuiskomt, dan zal ik het verl rekken had gegeven. „Ik wou maar, dat ze ons ook hadden mee- maar genomen; hé Tip?" zei Maxje. „la.' zuchlte Tip. „Zeg Tip," ging Maxje even later voort, ter wijl hij dichter, naar hem toe schoof. „Laten wij er ons maar niets van aantrekken. Ik hou va" hou erg veel van je! Zullen wij elkaar een zoen geven? zullen er geen werk van maken, denk je wel?" 'lip schudde op besliste wijze zijn' krullebol j Grey zette; een diep ongelukkig gezicht. Cadbury keek. weer naar het tooneeltje en Dit mocht hem barstte in lachen wou.j wel van je in ontvangst nemen en er verder „Zelfmoord als gevolg van lijdelijke krank- i voor zorgen." zinnigheid," zei Cadbury lachende. -1 De beide jongens hadden nu den top van „Ja, 't was werkelijk, alsof het den dood j <]en heuvel weer bereikt. Natuurlijk moesten zocht! Wat zal ik moeten opdokken, denk je? zij. hel zoeken van het spoor opgeven zij Een riks? Meer heb ik niet bij mij. Maar ze i hadden te'veel tijdverloren. Cadbury sloeg cn sprong het hek af. H - D°t is nu de tweede keer sinds Zaterdag. trachtte ernstig te blijven, dat je mij wilt kussen," zei hij, „en ik heb je echter niet gelukken en hij al zoo dikwijls gezegd, d.u ik dat niet kan uit- I uit. st.mu! Ik hou fTcelemaal niet van kussen. Nou J .,'1 Spijt mij werkelijk, Grey weet jc het voor goed!" Maxje keek teleurgesteld. „Als je een Hollandsche jongen was, zou jc nooit zooiets vragen," ging Tip voort. Al pra tende liep hij heen en weer. Hij wilde niet on aardig zijn tegen Maxje, maar aan kussen had hij gruwelijk het land. Hij vond het ver beneden zijn waardigheid. „Zie je Maxje," be gon hij weer, „er zijn menschen, die me willen kussen en die ik het niet beletten kan zoo als juffrouw Turner bij voorbeeld." Juffrouw Turner was de huishoudster. 7,En dan zijn er maar h.o, ha, ha! wat kan ik er aan doen? Jc ziet er zoo ha, ha! zoo ongelukkig uit! Ik ha, ha, ha! Ik ben dadelijk weer ernstig. Oh, ho, ho, ho! Ik moet even uitlachen!" Grey voelde niet de minste neiging tot lachen. Met moeite krabbelde hij weer op cn zei min of meer kortaf: „Nu Cadbury, als je klaar bent Cadbury hield zich nu in. ,,'t Is al weer over, Grey. Ik ben weer één en al ernst. En om je te toonen, hoe berouw- ol ik ben, zal ik dit zaakje eens voor je op- Grey het stof van zijn goed af en samen reden zij nu huiswaarts om op d& terugkomst der anderen te wachten, die na een wilde jacht de hazen op een heel geschikte plaats vlak voor een limonade-tentje hadden ^gevangen. Grey en Cadbury moesten bekennen, dal zij het spoor bijster waren geworden. (Wordt vervolgd). Genezen. Een sprookje uil Grijsbolland. Door Truus Salomons. Mevrouw Verstraeten was wanhopige Er was niets met Liesje te beginnen cn zij wist niets te bedenken, dat ze niet gedaan had om haar kléine meisje te helpen, 't Kind was en bleef erg hangerig en zeurig. Haar moeder wat ik zeg. Nee, schud het stof nu niet van-je j dat zij nu besloten was haar eens alles te wei- goed! Ga precies weer zoo liggen, als jc lag geren; misschien zou dat helpen, en welke aanvechtingen je er ook toe krijgt Mevrouw Verstraeten had jaren geleden maak vooral geen verontschuldigingen! Je i haar man verloren en Liesje was haar cenig moet de beleedigde spelen." i kind. Zij hield innig veel van haar dochtertje, Grey stribbelde eerst nog wat tegen, doch J maar nu wist zij geen raad meer met haar en onderwierp zieh ten slotte toch aan Cadbury's zij wilde toch zoo graag een goed mensch van anderen, door wie ik mij wel moet laten kus- i knappen. Maar dan moet je ook precies doen, had haar zóó lang in alles haar zin gegeven sen, zooals de Tantes. Maar als ik er af kan, doe ik het niet. Als ik groot ben, kus ik nie mand meer; dat zal heerlijk zijn! Dan geef ik alleen een hand of maak een buiging, zooals Harry doet." „Maar verleden week heb je me toch ccn zeen gegeven, Tip," zei Maxje nu. Tip bleef nu staan en kreeg oen kleur. „Ja, dat deed ik ook. Omdat je mij na was gesprongen in het water!" „Eii zult ie mij dan nooit nooit weer een zoen géven?" „Ja kijk eens! Misschien op jc verjaardag, als niemand ons ziet dan zal ik je er eentje maar heel vlug geven!" „Gro^g!" zei Maxje dankbaar. j Liesje maken. Zóó ging het niet langer. Liesje had een heel groot verdriet: zc wilde bevelen. „Maar om nu den eigenaar van dit domme ding uit te vinden! Wij zullen eens zien; of zoo graag zijn nét als alle andere kinderen, het hier thuis hoort!" Prettig op straat spelen, hollen en hoepelen, Cadbury duwde een hékje open en klopte maar dat mocht allemaal niet. hoewel zij din- tegen de deur van een hutje. Dit bleek inder- j gen, die haar niet eens zoo veel konden sche- daad de woning der meesteres van het kuiken 1 len, altijd dadelijk kreeg. In huis had zij nie- te zijn. een dikke, slordig-uitziende vrouw, j mand om eens heerlijk mee te stoeien, en Cadbury begroette haar, alsof hij minstens j dan; 'l mocht toch ook niet. „Zeg Tip, ik moet je. wat zeggen," ging hij een advocaat of een overheidspersoon was, en 's Avonds lag ze al even wanhopig in haar even l&lcr voort. „Die Armitagc is een valsche de vrouw luisterde eerbiedig naar hem. j bedje als moeder in liet bare. en ze wist niet, Daarop trad men het paleis binnen. Prinses Zonnestraal, die jullie nog wel kent uit mijn vroeger verhaal, was de eerste, die mevrouw Verstraeten tegemoet kwam. De aarde sliep en dan kon zij naar het huis van haar vader en moeder gaan om daar haar nieuwe dagtaak te vernemen. „Wat een snoezig kind!" zei mevrouw Ver straeten tegen den ouden koning. „Ja, ja," antwoordde deze, „ze is me een goede hulp. Zelf heeft zij zich haar naam Zon nestraal verworven door haai- vriendelijk heid." „Wat gaat u met me doen?" vroeg mevrouw Verstraeten bedeesd. „Ga maar mee," zei koning Grijsbol. Nu kwamen zij in een groolc zaal; die zat tot den nok toe vol dwergen, prachtig ge- kleede en heel gewone, want je hebt bij de dwergen ook verschillende standen. Aan 't einde der zaal zaten op een verhevenheid drie groote, deftig in het zwart geklecde vrouwen te ieekenen. Alle dwergen keken naar die drie vrouwen, die zoo vlug op een groot doek al lerlei tooneelen teekenderi, als bij ons in een bioscoop te zien zijn. Nu zei koning Grijsbol met luider stemme: ^Zusters!" De drie vrouwen hielden op en wachtten met teekenen. „Zoo," zei de oude vorst, „teeken dit men- schenkind eens wat moois voor." De dwergen schikten een eindje op cn lieten mevrouw Verstraeten zitten. Koning Grijsbol droeg aan een kamerheer op, verder voor zijn gast le zorgen en hij zelf verdween om ander werk te gaan verrichten. Het doek, waarop zooeven nog een schilderij van een ouden man had gestaan, was nu wit, en kijk, daar zag mevrouw Verstraeten zich zelf, haar man en Liesje. De heele geschiedenis, zooals het werkelijk gegaan was. Haar man, die bij het paardrijden was gewond en later gestorven, en Liesje met al haar kuren. En verbeeld je! Het doek ging door. Zij zag hoe Liesje grooter werd en lasti ger, nog veel lastiger; er was nu niets meer met haar aan te vangen. Toen kreeg Liesje een nieuwen vader, een man, die 't goed met haar meende, doch die haar niet in alles haar zin gaf en mevrouw Verstraeten dacht, hoe vaak zij tegen dengene, die Liesje's tweede vader zou worden, geklaagd had, hoe lastig het kind werd. Deze had haar aangeraden haar toch niet altijd haar zin tc geven. Mevrouw Ver straeten zag nog verder: hoe niemand meer iets van Liesje wilde weten en het kina heel ongelukkig werd. Doch nu was alles plotseling weer uit, voelde mevrouw Verstraeten zich naar haar slaapkamer terugbrengen en lag zij weer in haar bed. De zon scheen door de roode gordijnen en lachte. „Dag prinses Zonnestraal," zei een kinder stemmetje dicht bij haar oor. „Hoe ken je haar?" vroeg mevrouw Ver straeten, die op eens recht-op in bed zat en Liesje zag lachen. „O," zei Liesje, „ik ben vawiacht bij haar op visite geweest. Wij hebben samen gehol pen om arme kinderen naar school te bren gen. Ik mocht ook „zonnestraaltje" zijn net als zij en als ik mijd best doe, mag ik het blij ven ook." „En zal je je best doen, kleintje?" vroeg haar moeder nu. „Ja mammie, ik heb zoo heerlijk met haar gespeeld en ze heeft me verteld, dat ik zoo veel voor anderen kan doen." „En wat wil je dan doen?" vroeg mevrouw Verstraeten. blij verrast dat haar kleine schat zulke goede plannen had. „Mammie," antwoordde Liesje, ,,'k was van nacht bij prinses Zonnestraal, de konings dochter van Dwergcnland. En die zei: „Als je echt goed oppast, wordt jc vanzelf net als ik; ik was eerst ook een klein, naar kind en ik moest allerlei doen voor vader en moeder. Dat wou ik niet graag, en weet je, il^ moest zooveel laten, wal ik graag had willen doeri. Maar als je wilt, kun je alles, en" zei Liesjè vast besloten „ik wil ook." stilte, die mij omgaf. Ik kon mij niet öpfieffc^' noch roepen; ik stikte bijna. Toen yerlooB ff het bewustzijn." In de zon. De zonnestraaltjes spelen door 't kleine vensterkijn; het vogeltje daar buiten kweelt liedekens zoo rein. Klein kindje ligt te droomen en lacht met d' oogjes dicht; een gouden zonnestraaltje kust 't lieve, kleine wicht. Ook Grootje in haar hoekje verkwikt zich in de zon zij reeds aan 't eind van 't leyen, dat 't kindje pas begon. Zij ziet naar 't slapend kleintje, en vouwt de handen saêm; /mocht 't in Uw Licht steeds leven „tot eer van Uwen Naam.'i Zoo prevelt 't vrome oudje; het vogeltje kweelt mee daar op dat zonn'ge plekje aómt alles rust en vreê. Hermann*. Van alles wat. Haastje. Deg een eindje touw voor je. Pak de uitein.* den met de handen beet, in iedere hand eeiï eind. De kunst is: een knoop in dat touw té leggen zonder één der uiteinden los te laten. De oplossing is heel eenvoudig. Men slaat de armen over elkaar op de horst. Pak met de linkerhand (onder den rechterarm door) het rechteruiteinde van het touw en met dei rechterhand (over den linkerarm) heen het linkeruiteinde van het touw en als men dan; langs elkaar de rechterhand naar rechts en de linkerhand naar links trekt, zonder de uit einden van het touw los te laten, komt er een knoop in het midden. Edison als krantoajongen. Van Edison wordt het volgende verteld: Hij was nog in den lijd van zijn couranten' jongenschap. Ilij reisde in dien rang meest al met den trein mee, om aan de reizigers in' den wagen zijn couranten tc verkoopen. Op; een kouden dag lukte het hem heelemaal niet. Tevergeefs somde hij al zijn bladen op. Nie mand kocht er een Nog een laatste poging waagde hij bij een ouden heer, die als be-< vroren in een hoek zat te suffen. Èdisóni trachtte hem een krant te verkoopen, maar dc man bromde: 't Is veel te koud om le lezen, maar ik gaf wel een rijksdaalder als ik vuur in die stoof had. Hij wees op een koperen stoof, die hij voor, de lange reis lmd meegenomen, maar die nu koud was géwordén. Oogenblikkelijk greep Edison'al zijn kranten, stopte die vlug in de stoof, stak zij met een lucifer aan, sloot het deurtje en vroeg om zijn rijksdaalder. De andere reizigers schaterden van het lachen! en de oude heer, die schik had in de slim heid van den knaap, betaalde. Alles uitverkocht! schreeuwde de jongen en juichend verliet hij bij het eerste station' den trein. v* Jïet geheim «Ier oude violen. De Stradivarius en de-Amali hebben een diepen, weeken klank, die geen moderne viool kan evenaren. Reeds jarenlang heeft men ge* tracht de oorzaak van dit klankverschil op té sporen. De oude kunst schijnt echter met de beroemde vioolmnkcrs van Cremona verloren; ten zijn gegaan. Tal van hypothesen zijn reeds opgeworpen. Zoo meende de Engelschmanl Dodd (1780), dal de fraaie klank was toe taf schrijven aan een eigenaardig vernis, dat dé oude meesters gebruikten, en waarvan de sa* menstelling verloren was gegaan. Een En* gelsch deskundige. M. W. C. Honeyman, is na' Door een walvisch ingeslikt, een jarenlang onderzoek lot dc conclusie ge* s komen, dat de diepe klank der Stradivarius cn' Een walviscnvaardcr zond twee booten uit Amali_Yiolcn lc danken is aan de keus der om op een Kroelen walvisch jacht te maken. houlsoorlen_ die in ,,cl weoJderig klimaat vart Voorzichtig werd naar het monster toege- I jrcdijonZclts de Italiaansche violen vati roeid cn hield men de harpoenen gereed. Toen min(Ier b,.rocmde meesters, hebben dien eigenaardigen klank, die door hun ouderdoiV nog vertcrskl wordt. jongen. Ik ik haat hem!" „Indien het kuiken, waarover ik spreek, aan „Waarom?" vroeg Tip verwonderd. u behoort," ging hij op plechtigen toon voort, „Omdat hij je heeft willen verdrinken!" zei „spijt het mij u lc moeten medcdeclen. dat u Maxje „Maar ik ik zal jc wreken." j de oorzaak is van dit ernstig ongeluk, dat „Och, onzin! zei Tip nu. „Hij deed alleen I noodlottig had kunnen worden. Ik ga van dc wat ik hem vroeg; dat zou jij ook gedaan heb-1 veronderstelling uit, dat u weet, dat op vee, ben." gevogelte en andere huisdieren toezicht ge- „Neel 't Was echt valsch van hem. Dat zeg- i houden moet worden. Als u zoo gopd wilt zijn gen ze allemaal. Iedereen met wien ik er j even met mij mee naar huiten te gaan, zal ik één voor één en in 't geheim over praal, u laten zien, welk ongeluk heeft plaats gehad." vindt hm ook. 't Is een valsche jongen. Ze zijn allemaal boos op hem. Net goed!" De vrouw, die niet weinig ontsteld was, volgde Cadbury gedwee naar de plek des on- .Onzin!' herbaalde Tip doch ditmaal veel heils. Toen zij het doode kuiken zag, hief zij ongeduldiger. „Je hoeft er met niemand over haar handen in ontzetting'op. tc spreken. En wat zie jc er kwaad uit, Maxje! i Denk maar- niet meer aan Armitagc ^n laten we wat gaan schommelen." Inlusschen was de jacht in vollen gang. Het spoor liep zonder eenigen twijfel in dc richting va» de stad naar buiten. Dc zoogenaamde hon „Och, och, hij is dood!" zei'zij. „En het mag nog een geluk genoemd worden voor u en voor ons, dat mijn vriend hier niet dood is," ging Cadbury ernstig voort. „Het kuiken stierf eerst, nadat het een poging aan gewend had hem van het leven te bcrooven^ den yolgden het zoosnel zij konden en menige J En dan de schade aan de fiets! Een fiets is fiets had een vaart, in tijden niet gekend. Nu een kostbaar voorwerp. Grcy, arme jongen; dan botst'cn er eens een paar tegen elkaar voel je jc al iets beter? Weet je zeker, dat je aan, doch zoo ééi> der jongens zich al pijn deed, werd dit verzwegen, want iéder stapte weer op cn reed verder, terwijl niemand ach ter bleef om er een onderzoek naar in te stel len. Natuurlijk werd er vaak valsch alarm ge blazen, terwijl ook menigmaal het geluid van Yickcrs horen in het rumoer verloren ging. Meneer Anderson wa< er echt „in" cm had evenveel plezier als dc jongens. Herhaaldelijk riep hij: Kom jongens, vlug! Wc gullen hen dadelijk hebbenj" Het was merkwaardig om te zki. hoe gewillig dc ho-vden hem gehoor zaamden. Na een kleine botsing geraakte Grey, die geen al te best rijder was, van zijn troepje af. niets gebroken hebt?'' Cadbury's stem klonk bezorgd. „Ik geloof het niet," antwoordde Grey zon der zich tc bewegen. „Och, lieve help!" riep de vrouw uit, ter wijl zij de handen in elkaar sloeg. „Is er iets, wat ze zou beginnen. de drenkelingen op. Op twee na werdefi allen gered, doch ofschoon men het lijk van één der matrozen terugvond, was van den twee den geen spoor te vinden. zij wist hoe de deur open en een klein mannetje met een lichtje in zijn hand stond voor haar bed. Zij wilde eerst schreeuwen, maar door den angst was z.e haar stem kvyijt. Zij keek haar oogen uit naar zijn grijzen, langen haard en zijn dik, grijs krulhaar, zijn roode puntmuts en zijn slobkousen. Toen hij op een stoel klom en zijn lantaarntje in de hoogte hield, wilde zij weer roepen, maar het mannetje zei met een heel zachte, vrien delijke slem; „Dag, lieve mevrouw. Ik ben koning Grijs bol. U kent me wel. Ik regeer over Dwergen- land. U weet, de dwergen zijn menschenvrieu- den en ik wil u komen helpen." Toen was mevrouw Verstraeten zoo hang niet meer en zei: „Ja, dal weet ik. Maar "kunt u mij helpen?" En daarop vertelde zij olies van Liesje. „Ik zal li helpen," antwoordde koning Grijs bol, „maar dan moet u één lyiclil uw kindje alleen achterlaten in dit groote huis en mee gaan naar mijn rijk. Ik weet, wat u noodig hebt. doch alleen in mijn eigen paleis kan ik u helpen." j vanaf het oogenblik dal liij in het vvpler viel Mevrouw Verstraeten vond het wel heel totdat hij weer bijkwam. men dicht genoeg bij het dier gekomen was om een worp le wagen, vlogen dc harpoenen door de lucht en het dier, door de zware ijzdren lansen getroffen, lag weldra te stuip- trekken in liet water. Kén der booten: die - Oevoleeu thh een drukfout, onvoorzichtig genoeg le dicht bij den wal- j Dezer dagen werd in een drukkerij lege* iscli gekomen was. werd door den krachtigen ijj^ inet een krant een kookboek gezet, schrijft den zet* krant eeni stuk zetsel van het kookboek tusschen dc ko* llommen van het dagblad. Hel was een gedee* I te van een recept voor morellcnsaus, dal ini ccn artikel over de hcidenenbekeering aan; Moe-der had het licht uitgedraaid en lag nu S[aari van hei dier getroffen en kenterde, J-Jbld. Door een onhandigheid van wakker in hel donker. Daar ging zonder dal kNVam de andere boot tc hulp en vischte ler geraakte hij liet opmaken der k Nadat het monster opgehouden had dc zee fjen Congo verzeild raakte Door deze nood- met zijn groote vinnen en staart te geeselen, j j0niqC omstandigheid luidde hel artikel als en men er zeker van was. dat hij niet meer YOig\. leefde, werd het aan boord gehesehen, waar £)e Missionarisen (leclen mede, dal hel z.en* men dadelijk begon met bet aan stukken te j dingswerk ongetwijfeld vooruitgaat. Gedu* snijden. Een dag en een nacht duurde deze rencjc ^c laatste drie jaren heeft de zending in] operatie. Eindelijk kwam de maag bloot te pinnonland van Afrika vasten voet gezeti liggen. Men kan zich echter don algemecnen j cn 2jjn er verschillende zendelingen naar <lö schrik voorstellen, toen men bij het opensnij- qr00|Sje negerstaten aan den Aequator gezon den der maag het lichaam van den vermisten (]en ye ieagcn er zich vooral op loc om jonge zeeman ontdekte.-Hij was niet dood, doch be- negerkinderen le doopen. De gemakkelijkste wustcloos. wat'na een verblijf van 3G uur in cn' beste manier om ze week n mnlsch le ma- een vvalvisschcnmaag niet te verwonderen is. j.en 7X jangdurig le kloppen, totdat het Men legde hem in zijn hangmat, wreef hem en murw cn zacht is. dan roet bouillon en wist hero op die manier bij te brengen, doch pCpCr in een verglaasde pan legion cn gedurende vele dagen had hij herhaalde aaiL i langzaam te laten snerken, tojtdat zc geschikt vallen van waanzin en vvas het onmogelijk om -n jdcinc stukje, g sneden te worden, hem aan hel praten te brengen. Eindelijk na j)air o a 3 uur laten koken cn met Gods hulp drie weken kreeg hij zijn verstand lerug en 7llljcn cr Woldra belangstellende Christen men* kon hij uitleggen wal hij ondervonden had, cpen „roeiCUt die op hunne beurt weder an- 1-1-1- i_. i... ...~i deren zullen helpen leiden en ontwikkelen naar Liesje alleen achter te lalen.maar als het J herinner mij heel goed," 7ei hij. „dat dc Hij zag Cadbury nan^l /ijn fC^ts aan den kant j door het beloven van onrijp fruit. vrin den weg slaan. dat ik kan doen voor u? Och1, och, het spijt me zoo!" dan voor hel bestwil van het kind was, zou walvisch mij in de hoogte wierp en mij daarna „Ik wil graag geloovcn. dat het u spijt." zei het doen. Zij ging nu langs een lange, rech- inslikte. Ik voelde mij in een zachte buis glij- Cadbury nu wat vriendelijker tegen haar. „En te ladder naar beneden, door lange, donkere wij zouden de zaak liever niet vervolgen, als gangen, totdat zij eidelijk mei den dwergen- koning vóór de deur van zijn paleis stond. Boven (Ie deur stond met groote letters ge schreven: „"Wcest goed en helpt anderen." „Waarom staat dal daar?" vroeg mevrouw Verstraeten. wij haar in der minne konden schikken." Bij hel hooren van het woord „vervolgen" schrikte de vrouw blijkbaar hevig. Zij drong er bij de „heeren" op aan, dat zij binnen zouden komen cn trachtte hun hart te vermurwen Ja, ziet u, van de wet weet ik niet veel. J!n!!°! \\ai hapert er aan?' vroeg hij inu zult wel gelijk hebben. Het is heel moeilijk hel voorbijrijden. te zorgen, dat de kuikens niet over den weg «,vn, uaii vit Auiuviu iiivi v«ti u\.ii I'Cf, •i hen -jij het, Grcy? Weeg eens aardig, I loopen, maarJa 't yeryolg zal ik wel beter op, Jiiiu van Tmsiulfcii- In „The Gardin" wordt er dc_ aandacht! op gevestigd dat men van tomaten, groen ol mij den, waarvan dc samentrekkingen mij tegen r wil en dank noodzaakten dieper en dieper te j even gekleurd dc rijpe z:jrt minder ge-, zakken. Deze gewaarwording duurde echter 7chi een h rlijkc J^m kan maken, die slechts kort, weldra bevond ik mij in een aan .pruimen-jam herinnerd groolen en donkeren zak. Ik kon hier ten op een pond tomaten v 3 ons suiker noo« minste ademhalen, ofschoon mei moeite. Ik dig, cr zijn cr die liet een half ons suiker onderging een vreeselijke hitte en verbeeldde i minder doen en een -n ander wat langer op mij levend gekookt tc zullen worden. De onl- het vuur laten slaan. „Opdat iedereen er aan denken zal," zei j zeilende gedachte, dat ik veroordeeld was om nI zoo menigen tuin s\rden de groene torna- koning Grijsbol. „Wij vergeten al dergelijke in dc maag van een walvisch om lc komen.'ten dikwijls weggegool1. wat bij de grooté dingen, als zij niet vlak vóór onzen neus te martelde mij erg. Ik hield echter al mijn ge-schaarschle aan appelen en peren jammer is- Jezca slaao/V 'dachten bij elkaar en yoelde.de yreeselijke'Maakt cr Jam van nu het nog kan-geschieden^

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1918 | | pagina 1