Qcot3 de iJecjgc!.
Was ht] wel zoo'n Sukkel?
(Slot.)
.Oom!*' riep Ernst, terwijl hij naar den
burgemeester toe liep, „we hebben water ge
pompt en toen is Pieter le dicht bij gekomen,
toen ik weer begon, en hij is kletsnat gewor
den
Dadelijk naar boven en droge kleeren aan
trekken! zei de burgemeester tegen den drui
penden jongen die met de beide anderen aan
kwam. „IIclp frem eens gauw, je weel, waar
je kamer is."
Spoedig kwam Ernst weer naar beneden,
schaterend van 't lachen.
„Wel?"
„Hij lig? in bed!"
..Is hij dan ziek?" vroeg tante bezorgd.
Nee, Maar de sleutel, dien bij or> bet per
ion opgeraapt beeft, is de zijne niet, en nu
kan hij zijn koffer niet openmaken."
Nu moesten ook Oom en Tante lachen.
„Maar de arme jongen kan toch niet de heelt?
vacantia in zijn bed blijven liggen," zei de
laatste medelijdend. „Geef hem dan wat van
jullie goed."
..Dai wilden we ook doen, maar mijn goed
i hem veel tc lang en te wijd en dat van
llans tc kort. Daarover moesten wc erg
lachen, en toen begon hij tc huilen cn daar
lig! hij nu."
Mvi gen vroeg," zei Tante." zullen we den
smid I den komen om den koffer open le ste
ken. Misschien is het heel goed zoo, want dc
jongen ziet er zwak uit cn het koude bad zou
h;m slecht kunnen bekomen."
Den volgenden morgen toen Piet met dc an
deren aan hol ontbijt kwam, zei dc burge
meester:
..Kw: ad heeft het je niet gedaan, maar jc
schijnt je eigen kleeren weer aan te hebben.
Is de smid er nu geweest?"
..No Oom," zei Piet verlegen. „Maar ik had
vi rgetcn, dat ik den sleutel in mijn porte
feuille gestoken had en van morgen vroeg
vond ik hem."
.Geluksvogel!' zei de vróolijke gastheer
lachend, „nu, des te heter!"
Iicl scheen wel, of Piet's bezoek $ij den
burgemeester cn zijn vrouw, dat zoo ongeluk
kig begonnen was, niet anders zou worden.
De eerste vacantiewcck was bijna verstre
ken, maar heel veel plezier had de stumper
nog niet gehad Oom cn Tante waren heel
vriendelijk voor hem, vooral de laatste, die
lieni als een moeder behandelde, zijn kame
raden waren geduldiger dan thuis, maar wat
hielp dal? Hij kon zijn vreesachtigheid maar
niet verwinnen en nooit had zij hem zóó in
«Ier. weg gestaan als jufsl nu. Zij maakle het
heui onmogelijk aan de genoegens der ande
ren deel le ilenièn. want waar zij ook waren,
en wat zij ook uitvoerden, zij waren in de
nabijheid van dieren, die hem angst inboc-
cmden, of zij maakten kunstjes en deden
irhaamsoefeningen, waartoe hij niet in staat
was.
..Ga met mij mee," zei Elsje op zekeren dag
goedhartig legen hem, toen haar broers
mder toezicht van den koetsier uitgereden
a iren, een pretje, waarvan zij tol haar groote
pijt uitgesloten was. „Ik heb een mooi boek,
ian gaan we in den tuin elkaar voorlezen."
„Graag," antwoordde Piet.
-llc zal je naar mijn lievelingsplekje bren
gen," ging Elsje voort, daar is het koel cn
kan geen mensch ons storen!" Zij liep voor
uit in de laan, waarvan dc hoornen reeds
bccl laag lakken hadden. „Hier is 't," zei ze,
ki wijl" ze bleef slaan.
„Maar er is geen bank," zei Piet. „Wat wil
je dan doen?" want Elsje had een lagen tak
gegrepen.
„Wel, in den hoorn/* antwoordde ze lachend,
alsof dat vanzelf sprak. „Kijk. iets hoogcr
zijn twee mooie plaatsjes, -Piel. Kom!"
En vlug van den eencn tak op. den anderen
springend, klom zij in den hoorn, terwijl Piet
haar onbewegelijk bleef nastaren.
„Nu?" riep zij cn keek tusscben de blade
ren door naar beneden.
„Maar daar kan ik toch niet tegenop
klauteren! Als er nu eens een tak afbreekt cn
ik val naar omlaag?'^
„Wie zal TTaar nu uitvallen? Heb je dan
geen gymnastiek geleerd?"
„Ja, maar ik doe 't zoo slecht," antwoord
de dc moedige Piet.
„Blijf dan beneden." En gemakkelijk legen
■den boomstam aanleunend, sloeg zij haar bock
open en begon le lezen Piet sloop treurig weg.
Zelfs met een meisje kon hij niet meedoen
Waarom was zij ook zoo - wild 1
Hij kwam zich zeiven in zijn afzondering al
heel beklagenswaardig voor. Toch was hij
zoo verstandig om in dc brieven aan z.ijn moe
der geen enkele klacht te uilen. Hij deed al
leen het goede uitkomen, dal hij genoot. Of
zijn moeder echter niet lusschen dc regels
door las, wat hij verzweeg, is een andere zaak.
„Kinderen!" zei dc burgemeester op zekeren
dag tegen zijn neefjes, „jullie moet jc eens
wat meer met onzen gast bemoeien. .Te laat
den armen jongen te veel aan zijn lot over
Kun jc niet het een of ander verzinnen, waar
hij ook aan mee kan doen?"
„We hebben er al aan gedacht. Oom!' ze»
Ernst. „We gaan juist vandaag een spelletje
doen: Roover en soldaat, dal hij gemakkelijk
mee kan spelen. D^ar Piet juist op dit oogen-
hlik binnenkwam, vroeg Ernst hem: „Wil je
meespelen. Piet? Hans en ik zijn dc roovers
en jij en Elsje dc soldaten. Daar is nu niets
wilds of gevaarlijks aan. Wij roovers betrek
ken onze holen in de kleine, uitgegraven sloot
aoor in 't bosch en jullie moet ons van boven
aanvaller.."'
„Ja! Ja! riep Elsje en Piel ging heel opge
wekt mee. Hij nam zich ernstig voor, al zijn
moed samen te rapen. Het spelletje was dan
ook zoo onschuldig mogelijk; het was klaar
lichte^ dag cn in den hollen weg, dien hij wel
kende, was geenerlei gedierte, waar hij be
vreesd voor hoefde te zijn. En mocht er ge
vaar dreigen, dan zou Elsje hem immers be
schermen.
Hij speelde ijverig mee cn Elsje prees hem
•herhaaldelijk. „Kijk," zei zij, loen Zc boven aan
den rand der uilgegraven sloot stonden, „ik
geloof, dat zij zich daar beneden achter die
dikke hoornen verstoppen. Wanneer wij ons
hier dadelijk laten zakken, dan vangen wij
te, geloof je ook niet?"
Piet knikte. „Ga maar vooruit," zei hij. Toen
I
Elsje vlug en lenig als een jong poesje dc steile „We krijgen onweer cn al heel gauw ook Wc
helling nfklnuicrdc, voorzichtig achter hel moeten ons haasten."
struikgewas bukkend, bespeurde hij op klei- Een onweer! Dat was iets verschrikkelijks
nen afstand een smal paadje, dal hem gemak- voor Piet, zelfs wanneer liij thuis was, en nu
keliiker toescheen. Heel beneden zag hij wal waren zij onder den blooten hemel! Zijn khicén
helders schemeren, dat zeker de lichte pet begonnen le knikken, maar hij moest zich
an Hans w as. Wanneer hij de roovers in flink houden, als hij niet alleen achter w ilde
den rug aanviel, terwijl Elsje hen van voren blijven. Reeds begon het te druppelen, ccn j Lo'ukté. Dan kunnen we n nog minstens
en waarschijnlijk vroeger dan hij aan- heftige wind gierde over l veld en zij hadden cen jin||-
wichligc cn prettige zaak, die er aan vooraf
S'ng.
„Ben je klaar, Loukie?-' riep Moedor nu.
..Ja Moeder, al wel vijl. piinuten,klonk hel
terug.
Daar werd gebeld.
Hè, als dal maar geen visite is," dacht
greep, zouden zij een schitterende overwin- t dorp nog niet bereikt, toen het onweer los
ning behalen. Hij begon niet korte stappen brak.
naar beneden tc klauteren, maar onhandig „Kunnen we niet ergens schuilen?" vroeg
als hij was, gleed hij uil, viel cn rolde de hel-Piet, loen zij dc eerste huizen naderden; maar
1 ling af Hij zag zijn noodlot voor oogen, in Ernst antwoordde:
zijn verbeelding dan, want zijn werkelijke „Vooruit maar! Nat zijn wc toch al; laten
oogen had hij uit vrees dicht geknepen. wc maar maken, dat we thuis komen."
i Daar kraakte het plotseling onder he^i; hij j in het lage deurtje barer woning stond «.Is er bezoek? 1 vroeg Moeder aan Loukie,
voelde iets weeks, dat zich draaiend bewoog oude Mieke cn keek angstig in hel rond. „Och aio juist op dc Irap was.
en tegelijkertijd cen paar bcenige handen aan jongeheeren," riep zij smeekend, „hebt u-mis-.«Nee Moeder, gelukkig niet. 'I Is dal kin
zijn kraag, die hem ongemakkelijk schudden, schien Bruno ook gezien? Hij is wcggcloo- van van Herpen maar. O, wal heeft zc ccn g;
uur wachten met uil le gaan en als
het die oude juffrouw Verburg van den over
kant komt er misschien heclemaal ntels
van. Hè, wal Vervelend!"
Daar kwam. Mina door dc
later hoorde Loukie haar dc voordeur open
doen.
„Nu goed, ik zal jc gelooven. Maak dnU'
maar, dat je wegkomt."
„Kom jc over een uurtje even hij me?'*-
vroeg mevrouw van Rees nog. Bctjc kuikteJ
bedeesd, nog geheel ontdaan en zich angstig
uit de voeten makend.
„Moeder," zei Loukie nu, toen ook zij den
winkel verlaten hadden, vindt u goed. dat
wc naar huis gaan?"
„En je baljurk dan?'*
„O, die kunnen we Woensdag nog wel Koo4,
pen. k Heb zoo'n vreeselijke spijt, dat ik dal'
zoo ondoordacht van Belie zei en haar zoo'r.
'n.i\ °n CN<Ln "verdriet heb gedaan. Als als zc- oneerlijk?-
w as geweest zou 't m ij n schuld geweest
zijn, gelukkig, dat ze 't nog maar b ij n a was;
Vindt u goed, dat ik wal speelgoed voor
haar bij elkaar zoek en haar dal geef, als ze
kind 'straks komt cn en Moeder mag ik dat
zijn kraag, die hem ongemakkelijk scnuuuen. semen uruno ook gezien? inj is wcggcioo-mui van ncipeR muur. u, was neen zc «-cn gat paar kousen u weet wel voor haar uil'
Hij opende zijn oogen en keek nu in het woe- p?n, 't arme dier! Als hij maar niet vèrongc- i« haar kous! Hoe kan haar moeder haar mijn spaarpot koopen?"
dendc gezicht van cen oude vrouw, die, in lukt is! j nou zoo laten loopen!' y j „Goed, kind," antwoordde mevrouw van,
hevige mate vertoornd, hem toesnauwde: „Wc hebben niets gezien! riep Hans en liep „St Loukie," vermaande Moeder, „stil toeli, Rees.
■Afijn mand! Mijn mand en mijn gesprok- achter zijn broer voort. dat kan zij immers niet helpen."
lceld hout! Pak hem, Bruno!" En toen voelde! „Zoo, jongens zijnjullie daar'! zei de bur-j la haar jeugdigen overmoed en haar blijd
hij dat er iets aan zijn broek trok cn bccl en gemccslcr ecnige minuten later. Hij had sc]iapt (]ai ]lct geen bezoek was, maar Betjc
hij met nieuwe ontsteltenis, dat het reeds onrustig naar hen uitgekeken. „Maar J vau-Herpen, die naaiwerk kw am terugbrengen.
In lusschen liep Betjc eenzaam döor de stra-
ten lc dwalen. Naar huis gaan durfde /.c
niet, want dan moest zc Moeder natuurlijk
weèke. waarop hij neergekomen was* ccn waar is Piet?" gaf Loukie zich er geen rekenschap "van, -dat *'"es vertellen en wat was ze bang, dat Moe-
bruine hond was. De ongelukkige jongen! ,Ja, waar is hij dan toch?' herhaalde zjj jiel arme kind kwetste. Zij daciit er zelfs <ïor «gedaan zou krijgen bij mevrouw van
schfeeuwdc van angst, maar dc booze, oude Ernst verwonderd. „Hij kwam vlak achter^ niet eens over na. dal Betjc haar kon verslaan. ^ecs ua die geschiedenis met dc Kousen!
vrouw overschreeuwde hem nog. ons aan."
„Zoo'n onbeschaamde hengel heeft het j „Hij is stellig hier of daar gaan schuilen,
En Bctjc hajd haai verslaan, woord voor
woord. O, wal was zc verdrietig cn er kwamen
tranen in haar-oogen, toen 2ij verder liep. Ja,
"t was waar, zc had een gat in haar kous, cen
heel groot gat zclh, maar dat kou z. ij toch
niet helpen en Moeder al evenmin. Ze had
hcele bosch om tc spelen cn gaat uil baldadig- zooals hij voorstelde; misschien wel bij dc
hcid in mijn sprokkelhout rollen om dc mand oude Mieke,' zei Hans lachend,
lc breken! Maar pas op, ventje! ik ga hel da-j ,,'t Is t<: hopen, dal hij onder dak is," zei
dclijk aan don burgemeester vertellen en die Tante, „want het weer wordt hoe langer hoe
*al het je wel inpeperen!'' «erger."
i t -v.maai- Iwec paar kousenen t andere was zelfs
Moeder Mieke! riepen nu twee lachende De regen wel nu in-uerdaad Lij stroomen
stemmen. Laat onzen Piet toclTlos!" Hel wa- neer en het weerlichtte en donderde zonder
ren Ernst en llans, de roovers, die den sol- ophouden.
daat te hulp kwamen. „Maar hoe is dal dan i Hans en Ernst gingen vlug droog goed nnn-
locli gebeupi vroeg Ernst nog altijd lachen- trekken Toen zij weer beneden kwamen, «was
dc. l onweer even snel weggetrokken, als het op-
li i x- r» i geen werk vindon zooals nu weer veertien
„Ik heb niet met opzet gedaan! ver ze- gekomen was. Van Piet was echter geen spoor N
t.- i i i- i i- i w dagen aan een stuk dan was Moeder ziek
leerde Piet, dien hel oudje nu eindelijk to*- te zien. c
liet. „Ik dacht, dat jullie hier beneden waart „Nu 'begint de zaak toch bedenkelijk te Zt "Cn(!C",C ,en'msN
cn ik wilde jc overvallen.- i wonlen. zei de burgemeester en maakle zich Jg, al'f Ze dc?d **?r
..Dat *al wel. bromde dc oude. iuist uerecd om den vermisten jóngen te roe- ',.0,cl,11. **aaI zc un C1 1,1
Maar hou dan loeh je hond bij je! riep ken, lo-r. Mina, het tweede meisje, binnen vr'Jen „jd hc naaiwerk weg, waarmee Moede.
O, wat duurde dat uur lang! 't \Vas alsof
tr geen eind aan kwam! Zij verlangde er
naar, dat het om was cn toch zag ze er zoo
bitter tegen op. Eindelijk vermande zij zich
en belde met een kloppend hartje aan.
Loukie deed haar zelf open en trok haar
met cen stralend gezichtje naar binnen.
Haastig duwde zij haar cen kamer in en zei
Piet, die weer aan zijn broek voelde trekken, kwam niet de lijding: „.«„i i on,inrn luv,ut tc
Jc moogt den hond niet tegen me ophitsen! „Jongeheer Piet is cr; hij Ls door dc ach- L an L i S ,-Ja zeker,", antwoordde Loukie.
i t-, -r>-k:lwndercn wel eens hadden, kwam nooit wal
nog slechter. Moeder had ct al zooveel sloppen y 2ij op a!lcrlui s]>celgoed op dc
m gelegd, .„nar nu was de «..jol op en Moeder ,af ..Kijk Botje, voor jon en dit paar
had geen geld on, nauw. Ie koopen. Och, kouscn Ue]) ,fc m n voor jc ge.
waarom waren yc toch zoo aim! ij hadden
ook cens nooit iels prettigs. Dan kon Vader 1 Bcljc waj Lcclcnliia, bcduus?. In ]lJaats
vrecselijke brommen en misschien de mcdedec-
ling, dat Moeder niet meer aoor mevrouw
bclioefde le naaien, werd zc zóó ontvangen!
Ze kon haar eigen ooren en oogen niet geloo
ven
„Is dat is dal hcuscli voor mij?" sla-
melde ze eindelijk.
wat verdiénde om het allernoodigsle te kun-
„Koesl Bruno!" zei de oude vrouw wend- terdeur binnen gekomen."
de 2ich tol de twee anderen. „Wanneer dc „Laat hem dan hier komen Waar blijft
jongeheeren aan den burgemeester willen zeg- hij?' zCi dc burgemeester.
'cn wel
in. Altijd moest ze werken, 's avonds laat naar
gen, wat me overkomen is..." i In de keuken,' antwoordde Mina. „Hij is
1 „Je zult jc mant! vergowl hebben.' beloofde heek-maal met leem cn klei bedekt,
Ernst „Beken tiaar maar op." I is bvziS hem af tc schrobben om het ergste
Vrouw Mic-kc stond morrend op en verza
melde zoo goed mogelijk het sprokkelhout in
da mand, Avaarbij dc jongens haar trouw lachen
hielpen. Doch Piet keek slechts mei schuwe Daai
blikken naar Bruno, die nu in het gras lag- ^T^t
Daarop nam het oudje haar mand op den
rug cn strompelde weg.
„Wel," zei dc burgemeester, toen dc kin
deren thuis kwamen. „Wat heb jij je toegeta
keld. Piet! Ben jc zoo aan 'l ravotten gc-
w.ccst?"
Hij is in dc mand met sprokkelhout A'an alleen A*an schaamte.
Mieke gevallen!' juichte llans. -Jongen, wat is cr gebeurd?" riep Tante
1 Ja," zei Piet, nog lieelemaal ontdaan, „ik ««t. terwijl zij de handen m elkaar sloeg,
ben den heuvel afgerold en toen heeft een erg „Waar hen je geweest?'
booz'c vrouw me heen en weer geschud en „WccSt u niet boos, Tante in de lccm-
haar hond tegen me opgehitst. Het had hec-1 groeve,' stotterde Piet.
erg kunnen worden!" „Maar wat dcedt ie daar?
„En hier heb ik nog wat ondcrgo"èd. Geef
r- dat maar aan je moeder," zei mevrouw van
morgens vroeg er al weer uit. En Rccs dip onggmei^t binnen was gekomen.
dat zoo'n rijk kind dan nog op jc neerkeek
Jansjc cn ZQl' (lal oalcn in kousen liadW Zelf
ou'zc 'l immers ook 7.00 graag anders, maar
1 rnnir tv 1 lc ,vc v\ -vt inlrvfotn' m f\i c 1 fl ^tft r
,,0 mevrouw o jongejuffrouw! dank u dui
zend maal!" riap Betjc eindelijk uit. „O, Avat
is u goed en wal zal Moeder blij z.ijn!"
„Wacht Belic. ik zal jc helpen dragen, zei
ge
in jui11 ti* j i I iiivi ut; juugi.ju»u vu<„ "«.-vu »«»w v«v armen
den cn zijn haar waren vol kleren daarbij "'ct uitgaan, wat hadUc cr aan, tc wandelen,!.^ ,e ?ien thuiskomen.,
droop de regen uit zijn goed. Doch ondanks ffe ]e;kousen zqó stuk waren, de mcnschen jjaaslig deed Loukie het verhaal, zichzelf
dezen jammerlijken toestand en de verlegen- -c cn 3L' maar no. t was waai oo, len «c niet sparend en haar ondoordachte woorden
de Kroon had gevraagd, of zc mee ging n- TC1.zwijgend. O, wat was zc gelukkig, loen
wandelen. Dat had haar eerst zoo prettig ge- y d- sU.alcnde geziciilcn zag, ook van Rctje's
lekon, maar nu ze aan haar kousen dacht, k|cine bl.oerljcs cn 7Usljcs. die nog nooit zulk
was alle aardigheid er at. Och. als ze nu maar mo(). s|M.cl„oed gezien hadden!
eens voor één dag heele kousen aanhad en En ,Qcn w _s aj(on(k naar Le(, ging nam zij
mei Mientje de Kroon kon wandelen, wat zou.- ?ich emslig v00r nooit mw lcts van cen ariïv
zc dan gelukkig zija. Maar nee, voor haai bjnd z00 liefdeloos en ondoordacht tc zeggen
was dat niet weggelegd.
I In dergelijke bittere gedachten verdiept, liep
J zij de stad door, nauwelijks lettend op dc frouw Loukie goed en voorlaan
beid, Avaarmcc .hij de binnenlrcdenden aan
keek, lag er op zijn gezicht een eigenaardige
glans en gloeiden zijn wangen blijkbaar niet
en Bctje schaamde zich over hnaj- lcclijke ge
dachten van dien middag. Wat Avas jongejuf-
De burgemeester lachte hardop. „Gevaarlijk1 „Ik heb cr Bruno van oude Mieke uit-ges winkels om haar heen, totdal daar zag ze"zou zelfs aict kijken naar heigeen van een
'was 't in** gc-en rfeval, Piet Bruno is blind en haald, zti Piet, en toen dc bekentenis cen- cen winkel van gebreide goederen. Keurige, aiu]er en nict Yan haar was. Eerlijk zou zc
- -- 1-::. i.i:»l.» ,""«M" k:: /lnn r» 1 1-1 nu },ecj goed, dat ietS
cgencmen, niet goed, nee
oude vrouw heeft jaren geleden haar man en gcloopen was en ging hem zoeken, en jawel, zou dat willen?
kinderen verloren cn staat heel alleen op de hij was in den kleiput gevallen en jankte cr- Wal waren ze mooi en wat leken zc haar
wereld. Zij is doodarm cn *bezil niets anders barmclijk. Ik viel cr toen ook in, zei Piet lekker warm! Betje slak haar hand er al naar
dan haar ouden hond, waarop zij op haar lachend, „want het i? daar erg glibberig, en Maar wat ging ze eigenlijk doen? Die
manier dol is. Niemand bekommert zich om met Bruno op den «arm cr uit le klimmen, kousen Avcgnemen, stelen dus en daarvoor
haar. Ik zal haar dadelijk een mand met hout Avas geen gemakkelijk werk Maar eindelijk j,n(j Moeder haar altijd zoo gewaarschuwd,
sturen, dan zal ze wel tevreden zijn. Maar ik /ijn we er tocli met ons beidjes uitgekomen ,.Blijf eerlijk, kind," had Moeder meermalen
zou wel cens gezien willen hebben, hoe zij cn „En jc angst voor honden en voor onweer? gezegd. Ja, inaar zc wou ze ook niet weg-
Bruno op je afkwamen!" j vroeg Oom. nemen voor goed één dagje dragen maar
Dc burgemeester kwam in den loop A'an den ,.Op 't onweer heb ik toen eigenlijk met en Maandagmorgen vroeg vóór zij naar
avond nog ccnige keeren op Piet's avontuur gelet, antwoordde Piet, ,,en l.runo kan wer- school ging zc haastig om het hoekje
terug, en hij en zijn vrouw moesten cr harte- kcfijk niet meer b:j!cnt Oom! Hij probeerde hel gooien. I)e meneer uit den winkel zou ze mis-
lijk om loehen,^/iet A\'as diep beleedigd. Ilij wel eerst, maar hij merkte al heel gauw. dat schien niet eens missen en als hij zc dan later
wenschte bijna, dal hij in een diep water was ik het goed met hem meende en verweerde 0p jjpj^ «jron(j /a« liggen, denken, dat zc ge-
gcvalkn, of een verscheurend dier hem le pak- zich toen niet langer. En toen ik bij «le oude vallen waren \Veer stak Betje haar hand uit
ken had gehad, want (lan zou men hem nog Mieke kwam, die nog altijd in de huisdeur en weer Avas het Moeders waarschuwende
beklagen en nu werd hij 110^ uitgelachen op stond heeft zij mij beide handen gekust en sjCTTl (jjc haar in de ooren klonk. Maar 't
den koop toe en P|el lachte verlegen cn tegelijkertijd was jjamgrs «reen stelen,^— nee, nee, ze mocht
Maar hoe diep gekwetst hij ook was, 'l wil- scholen liem de tranen jn dc oogen; hij veeg- jiet njC[ doen, die kousen waren niet van haar
de hem maar niet uit het hoofd, wat Oor/van dc ze met zijn mouw af, wat zijn gezicht juist en zcThochl cr dus ook niet aankomen
de oiulc vrouw gezegd had: dat zij bitter arm nic' schooner maakte. maar was t dan zóó erg? Zij stak dc
was en niemand op dc wereld meer had. Hij -■ „Maar nil naar boven, jongen, en ie cens hahden opnieuw uit en had dc kousen al
vond, dat hij zelf goed moest maken wat flink Avassclien, hoor!" zei Oom, „en dan krijg jJccl
Plotseling gebeurde er iels vleselijks: zc
hoorde roepen: „Houdt den dief!" hel duizelde
Iri het najaar.
Scliuifel-schuifel gaan de voetjes
\an dc blijde kinderschaar;
rilsel-rilsel doen de blaren
'l is in T einde van het jaar.
Leuk is Tt, vindt het kleine goedje,
door de greppel nu te gaan,
waar het vol ligt met de blaren
van de lange lindenlaan.
Ilaast al kaal slaan hier de hoornen
'n enkel blad nog dwarrelt roncl
als een late, gele vlinder,
daalt dajj zachtjes naar den grond.
Schuilei-schuifel gaan de voetjes
van dc jeugd, zoo frisch en blij
ritsel-ritsel doen dc blaren,
wij ook waren jong als gij!
Ilermanna.
Een a oorI•opsier.
De groote drommen \rouwelijke kantoorbe-
liij hnnr zonder het le willen voor leed berok- je van Tante en mij ook een naar ferme kus-
kend had Den volgenden middag ging hij naar sen, zooals ie wel verdiend hebt!"
't hulje, waar Mieke Avoon-de. Zij zat op cen En toen Plet/door Ernst cn Hans in triomf haar voor oogen en 'i was, of alles om haar
bankje voor de deur met Bruno op haar weggebracht was an na eenigen tijd flink heen wegzonk. Dief, was z ij dat? Zij voelde
schoot. gCAvnsschen en stralend van geluk met de zjeix beetpakken cn streng toespreken. Betaje
..Dag moeder Mieke," zei hij verlegen en anderen weer beneden kwam. nam Oom zijn barstte in tranen uil,
bleef op eer.igen afstand staan. Ik kom u ver- gezicht tusscben beide handen, kuste hem Op dit oogenblik kwamen mevrouw van
giffenis vragen, dat ik u gisteren zoo heb la- en zei: „Je bent cen beste, brave jongen!" Jc pl6es cn Loukie den winkel binnen om ccn ca-
len schrikken." hebt ter wille van een arme, oudé vróuw c^n deauljc lc koopen voor Mina, die dc volgende dienden onzer dagen hebben, b:jna 60 jaar
„De burgemeester hecfl me al cen mand overwinning op ie zelf behaald. Dat is dc weck jarig A\as. Onmiddellijk herkenden zij geleden een voorloopster gehad in een
met hout r_ tuurd," antwoordde het oudje, beste soort van dapperheid, die ik ken.j,i hel snikkende kind Betje van Herpen. Maar kloeke Frieschc, die van 1861 tot 1863 reeds
zond «r P' t aan te zien. „De burgemeester ..En van nu af aan." jubelde Elsje, terwijl wat deed die liier? als klerk fungeerde op het notariskantoor,
weet, hoé mof*, een arir.e, oude vrouw behan- zij om hem heen danste, „heet hij „dappere De winkelier lette niet op mevrouw van haar vader. Zij heeft de liefde van a<t-
delen moei." r>: .i-, r-,
„Ik
„een kl<
schadeloosstelling lllj Kwam nu naucrwij mjiraam ie iiuuuivlü mj miu nu vuui kul-u *»u«- KCIier. tj a TA Knrr
Bruno b - n te brommen; daarom legde hij Kinderachtige vrees afgeschud en werd een „Waarom steel jij hier kousen? vroeg hij der Hervormde gemeen e e ronrijp.
't geld, dat hij in zijn hand hield op 'l uiterste vroolijke, flinke en* gezonde jongen. streng. j nadat zij weduwe werd, ontving zij van e
puntje der bank en ging heen. Van verre zag liet uitstapje bij Oom e/ Tante van den j NV0U ze niet stelen, meneer! diakenen het verzoek de taak van^haar over-
hij met inwendige voldoening, dat Mieke t Berg had hem in meer dan één opzicht goed „Nict stelen? Maar ik heb toch zelf gezien, leden man voort te zetten en tot haar 73e
ld opnam en hel met ccn tevreden gezicht gedaan en dc vacanfie, waartegen hij zoo had jat je zc wegnam! Maal: liet niet erger, door jaar heeft zij niet alleen het comptabele
bekeek. Hij ging opgewekt terug
er met niemand over.
maar sprak
„Wie van jullie wil cen pak met stukken
voor me naar den ontvanger brengen? vroeg
de burgemeester een jiaar dagen later.
„Ik! ik! ik!" riepen dc drie jongens en
opgezien, eindigde meer dan prettig.
Dat liep nog geod af.
tloor C. II.
't \Y:is cen koude dag op 't eind van No-
nog allcilei leugens te bedenken." werk verricht, doch ook de notulen bijge-
„Nce hcusch, meneer, stelen wou ik ze bou(jen. Zelve geen lid van het college ent'
niet, alleen inaar nemen voor één dag en ze bovend|en door" rhumatiek aan haar kamer
dan Maandag vroeg weer terugbrengen.' ebomlen, kon zij de vergaderingen niet bij.,
Stelen of nemen, is 6 «..u.. i
dat soms nict hetzelfde?"
„Maar ik
brengen. Gelooft u me' toch:!", en Betje keek
"Ja. ja, dat kennen wc Stelen of neme», is doch bro/,ers diakenen deelden haac'
wou /e u hcusch eerlijk terug-Steeds mee wot er verhandeld was en aan
de hand van die gegevens legde zij alles
Elsje z< i- ..Ik zou het graag doen, Oom, ipnar vember. i Vroor wel nict, maar dc wind blies den winkelier bij deze \voorden zóó wan- vast in het notulenboek. Met de pen m de
ik h lp Ti-.n'.c vandaag met inmaken. Zij vinnig door dc kleeren heen, echt waterkoud, hopend aan, dat dc man medelijden met hel hand A'ergat zij de bezwaren harer ziekte^
hield cr van, af en toe Tante in keuken, kcl- zooals de groote menschen dat noemen. Wie ]cjn<| begon tc krijgen cn iets minder onvricn- Een andere weduwe bekleedde tot voor,
korten tijd het voor een vrouw merkwaar-
an boekhoudster bij den visch-
een onzer Zuiderzee-Arisschers-
(De Vrouw en haar Huis).
afslag
plaatsen,
der en provisiekamer tc volgen, en vond zich er zich echter aan hel weer stoorde, mevrouw delijk vroeg:
zelf al heel gewichtig, wanneer haar een of van Rees cn haar dochtertje Loukie zeker niet. „Maar waarom wou je ze dan voor één dige ambt van boekhoudster bij den visch-
ander werkje opgedragen werd. Geen wonder: beiden stonden reeds aangc- dag nemen?" 1
Het drietal ging dus o^weg en had weldra kleed in dikke mantels en ieder had een mof j „Omdat-omdal," klonk het nu snikkend,
het huis vonden ontvanger bereikt. Zij deden in dc hand. Zij zouden boodschappen gaan „omdat ik morgen zoo graag wou-wandelen
hun boodschap en aanvaardden daarop den doen en Loukie had zich reeds dagen van le en cn mijn kousen zoo stuk zijn de
terugweg, l oen zij van huis gingen, scheen er A'oren op dezen Zaterdagmiddag verheugd: ze mcnschen zeggen nu al, dat er zulke gaten in
cen helder zonnetje, maar in de -weinige mi- zouden immers cen baljurk gaan koopen voor zijn en Moeder heeft geen geld om sajet
nuten, welluf zij i» het afgelegen huis van het feest, dat Oom en Tante dc Heus over ic koopen," snikte zij diep bedroefd,
den ontvanger hadden doorgebracht, was het veertien dagen zouden geven. .Of Loukic-zich J Nu fluisterde mevrouw van Rees, die na-,
Weer heclemaal omgeslagen. 'daar ook veel van voorstelde! En het koopen derbij Avas gekomen, den winkelier Avat in en j
„Kijk die zwarte wolken cens!" zei Ernst.van de baljurk was natuurlijk cen lieèï gc- deze /.ci ernstig tegen Belie: A