i
0ioop de Heügd.
Esn jaar op Veldzicht.
Naar het Engelsch van A S w n n
Vertaald door C. H.
HOOFDSTEK I
N i e u w s.
I Mevrouw Rayne glimlachte, legde haar
j hand op den schouder der gouvernante en zei
vriendelijk:
„U bent een grootc slcuu voor mij, juffrouw
King! Maar nu moe} ik eerst eer. cr ander
voor onze nieuwe huisgenoolen in gereedheid
brengen. "Wilt u den kinderen van middag
vacanlie geven? Ik wou Mabel mee naar Arn-
borough nemen."'
Na deze woorden verliet mevrouw Raync
1 „Louis is een fat, nog veel erger dan Jimmv
Wnlson, dien Iluib verleden jaar in de vacan-
tie meebracht. Vin-je ook. niet?"
Dc
HOOFDSTUK II.
2 u w e h u i s g c n o o t c n.
Dien- Maandagavond becrschlc er groole
De jeugdige Rayne's waren van oordeel, datde leerkamer cn ging juffrouw King met haar
er nergens op dc gcheelc wereld zoo n heerlijk l«s voort- Dc gedachten barer leerlingen
en mooi oord tc vinden was als Veldzicht.dwaalden echter telkens af naar dc komst
Andere mcnschcn vonden het niet 7.00'n ver-I "van Louis en Fanny, welke met ongeduld
rukkcü k piekje, al was de ligging heel schil- door hen verbeid werd.
derachtig, doch de vijf Rayne's oordeelden
het in «die opzichten volmaakt. Stellig was
er geen huis of tuin, welke zooveel aantrek-1
IkelijKv voor een kind had, als h u 11 huis cn j
'hun tuin. Dc laatste werd niet onderhouden j
door een tuinman, doch ieder kind had er zijn opwinding op Veldzicht: Louis en Fanny
eigen tuin in. In den stal stond Bobby, dc werden verwacht. Te hunner eerc werd er
oude pony, rustig zijn gras te cicn, als hij ton eer. uur later thee gedronken, zoodat Kitty en
minste niet voor ccn ritje opgevorderd werd. I Baby al naar bed waren en alleen Mabel en
De der van de Rayne's was dokter. Hij 1 Charlie met hun moeder in de huiskamer za-
had een groole praktijk, doch bezat geen for- 1 ten te wachten. Daar hield dc dog-cart voor
tuin. Ilun moeder was een Moede r,- meer het huis stil.
liocf jk niet te /.eggen. Mevrouw Rayne haastte zich onmiddellijk
Iluib. de oudste van liet vijftal, ging op naar de voordeur en Charlie, die zijn onge-
een School Op hem volgde Mabel, een I duld niet langer bedwingen kon, begon ruslc-
vriendclii'- zathj meisje van twaalf jaar; dan j j0.os de kamer op en neer te loopen. Mabel
kwam Chunk, een goedhartige jongen, van was even kalm als altijd en bleef rustig op
wie-o -.Iereen veel hield, daarna Kitty of Ca-haar stoel zitten, lachend om hel ongeduld
thc Ma Maria zoöals zij zelf soms heel deftig j van haar broertje.
k' r. «.cn wild, vroolijk en zonnig kind, I Ka een paar minuten kwam mevrouw Raync
van levenslust en liefde voor dc kamer weer binnen met een meisje aan
aii. v. leefde. Eindelijk kwam het dikke dc hand, dat zóó diep in kostbaar bont en
kh* 1' dat r.og maar nauwelijks loopen kon. warme sjaals gewikkeld was, dat alleen het
7.:i :>o. nu kennen jullie dc heele familie puntje van haar neus en een paar zwak-uit-
„Ja, veel erger,'' antwoordde Mabel. „Maai*!
jij hoeft niet met hem te slapen cn ik wel met j
j Fanny."
j „Geef cr maar niet om," trachtte Charlie j
/Lijn zusje tc troosten. „Maar d&l weel ik wel:
ons goeie leventje is uit! Nou slaap lekker,
hoor!'
Mabel knikte en ging haar kamer binnen.
Het gas brandde laag, doch zij draaide hel
niet op, uit angst haar nichtje wakker te ma
ken. Vóór zij zich begon uil te kleeden, keek
zij naar haar. Fanny sliep en er lag nu een
vredige, rustige uitdrukking op liaar gezichtje.
Haar wangen droegen nog de sporerr van tra
nen en Mabel's vriendelijk hartje werd ver
vuld van medelijden met liet arme kind, dal
zichzelf in slaap had geschreid. Zij begreep,
dat zij aan haar moeder gedacht had.
„Ik zal heel lief voor haar zijn," fluisterde
zij voor zich heen. „Arme Fanny! O, wat zou
ik bedroefd zijn, als mijn lief moedertje naar
Australië was! Ja, ik zal zoo lief tegen haar
zijn, als ik maar kan."
En Mabel liicld woord.
(Wordt vervolgd.)
Raync cr. kan ik voortgaan mei vertellen
Op c-en kouden, vochtigen Januari-morgen
w dokter Rayne en zijn vrouw alleen in
dc eetkamer liet was na 'het ontbijt en dc
ziende blauwe oögen zichtbaar waren. Ach
ter haar aan kwam een jongen, die zeker
even groot was als Kuib, maai* veel tengerder.
„Kijk Mabel, hier zijn Louis en Fanny. Jul-
ki .di ren 1 v.onden zich met juffrouw King He zult .stellig goed vrienden worden,'' ging
in dr leerkamer. Mevrouw Raync zat nog aan j mevrouw Rayne legen Fanny voort, terwijl
<lc tab j cn staarde naar een geopenden brief, j zij haar bont en sjaals begon los te maken
Hnjtr moederlijk gezicht vertoonde een ver- j Mabel kwam met een uitgestoken hand naar
warde en ontstelde uitdrukking. Dc dokter - haar loc en wilde Fanny een kus geverv Deze
sirmd bij den haard en keek met gespannen ir(>k met een onvrieivdelijken blik echter haar
aninl.jrhi naar zijn vrouw, geduldig waeh- hoofdje achteruit, weerde de hand harer
lend op hetgeen zij naar alle waarschijnlijk
hci<! zeggen zou.
..Wek Moeder?"' zei hij eindelijk op vragen-
den toon
„We zulien hen wel moeten laten komen,"
zei mevrouw Raync met een lichten zucht.
„Ife word! ons niet aan de keus gelaten. Wil
lem schrijft alsof hel dc eenvoudigste zaak
ter wereld ware dat dc dokter Mary een
zee: Australië voorgeschreven heeft
en d( kinderen Maandag hierheen gezonden
zullen worden
D te, Rayne lachte.
,N'fL iels voor Willem, vrouw!" zei hij. „Ilij
senijnt alles ai voor elkaar tc hebben."
.Dat heeft hij ook, maar ik ben bang, dat
zijn plan ons heele huis in opschudding zal
brengen, antwoordde mevrouw Raync.' „Ik
herinner mij Louis en Fanny als erg verwende
kinderen, foen ik ze vijf jaar geleden het
laabt zag. Wal moeten we beginnen, als zij
'l met ons troepje niet vinden kunnen? Er is
echter niets nan tc doen; zij komen in elk ge
val
„Tob er maar niet over, vrouwtje, en laat
de mie kinderen komen. Je zult zoo goed
voor hen zijn als 't maar kan en kinderkibbe-
lari hebben veel overeenkomst niet zomer
hui: m Maar kom. ik moet weg; 't is al laat.
Goeien morgen dus!" zei dokter Raync op de
hem eigen opgewekten loon. Nadat hij zijn
vrouw* een kus had gegeven, ging hij heen.
Nog wel tien minuten nadat haar man haar
alleen had gelaten, zat mevrouw Rayne na
Je denken over den brief cn de konisr der bei
de kinderen. Zij was niet bijzonder ingeno
men met het vooruitzicht, want cr viel reeds
genoeg ie doen voor haarzelvc en de beide
dienstmeisjes. Bovendien waren dc jeugdige
Yernons vanaf hun prilste jeugd erg verwend
er. steeds door allerlei gemakken en weelde
omringd geworden.
Meneer Vernon was een neef van dokter
Rayne en eigenaar van een groot landgoed,
w: ar hij echter door dc zwakke gezondheid
zijner vrouw slechts zelden vertoefde. Dc moe-
deidie bijna voortdurend ziek was en boven
dien hun in alles hun zin gaf, bleek niet in
slaat tc zijn haar kinderen op te voeden, ter-
tante af en wierp haar mantel op den grond.
Intusschcn had Louis zijn vingertoppen l>e-
schermend naar Charlie cn daarna naar Ma
bel uitgestoken.
„Ik zal jullie eerst je kamers even wijzen,
dan kunnen jullie jc laarzen uittrekken,'zei
mevrouw Raync.
„Best, gauw* dan maar!" zei Louis familiaar,
terwijl hij zijn tante en zijn zusje volgde cn
Charhc en Mabel met verbaasde gezichten
achterliet.
„O Mabs!" begon Charlie, doch daar hij be
greep, dat woorden zijn gevoelens slechts ge
brekkig konden weergeven, luchtte hij zijn
hart door te-fluiten en ten slotte een soort
krijgsdans om de tafel uit te voeren
Na een minuut of tien kwam Louis terug.
Hij ging naar den haard, trok er een stoel
midden-voor en nam de gehccle ruimte vóór
den haard in beslag.
„Oef, wat is het hier een gat van ccn dorp!
En waarom heeft Oom Iluib geen eigen rij
tuig?"
„Vraag 't Vader zelf!" zei Charlie met een
uitdrukking op zijn gezicht, die Mabel's ernst
bijna verstoorde.
„Je bent een heele jongedame cn ziet cr
nogal aardig uit. Mabel," zei de wijsneuzige
jongen, terwijl hij achterover in zijn stoel
leunde en Mabel aankeek. „En heb je nog niet
een broer, die ouder is dan jij?'
„Ja, Iluib; maar hij is op kostschool,"
antwoordde Mabel min of meer uil de hoog
te. Het optreden van haar neefje maakte niet
den minsten indruk op haai*.
„Ik hoop, dat hij gauw* rcel vacanlie thuis
komt, want ik kan niet buiten een vriend."
Op dit oogenblik kwam meneer Rayne de
kamer binnen; verwonderd keek hij naar zijn
neefje vóór den haard.
„Hallo, jongmensch!" zei hij. „Er willen er
.wel meer om den haard ziltc-n. Schik eens
een eindje op. Waar is Moeder cn is de
thee al klaar?"
„Ilier ben ik en de thee is klaar," klonk
mevrouw Rayne's opgewekte slem, terwijl zij
met Fann}' in dc kamer kwam. Zij zochten
nu allen een plaatsje. Nu haar nichtje zich
van bont cn sjaals ontdaan had. nam Mabel
wijt meneer Vernon blind scheen te zijn voor haar eens op. Zij was lang voor haar leeftijd
hun gebreken. Het gevolg hiervan was, dat en veel te kostbaar en modieus gekleed. Zij
Louis cn Fanny eigenzinnig en lui werden. za?r er zwak uit cn haai* gezichtje vertoonde
Daar zij steeds gewend waren hun luimen ból een ontevreden, stuurschc uitdrukking. Zij
tc vieren, konden zij niet velen op hun plaats j sprak geen woord, maar Louis praatte zóó
£czt t Ie worden en waren zij thuis de schrik j druk en pochte zóó, dat zijn oom niet nalaten
der dieiv-lboden. Mevrouw Rayne wist dit al- J kon hem op vriendelijke wijze terecht te zei-
les heel goed, zoodat het werkelijk niet tc j ten, waarop hij een kleur kreeg en haastig en
verwonderen viel, dat zij tegen hun komst op
zag Xa ccnigen tijd stond zij op, stak den brief
weer in het couvert, belde Ellen om het ont-
bijtblad mee te nemen en begaf zich naar de
leerkamer boven.
Juffrouw King was bezig Mabel, Charlie
er. Kitty les tc geven. Bij het binnenkomen
vrij brutaal antwoordde. Dokter Rayne zei
niets, zijn mond nam echter een strenge uit
drukking'aan en zijn kinderen wisten, dat hij
boos was. Louis Vernon scheen er zich vol
strekt niets van aan te trekken; spoedig'fou
hij echter leeren, dat hij zóó niet-behoorde te
spreken en gehoorzaamheid één der eerste
r.v vrouw 'Raync hield zij echter op. Zij ^'oorschriften op Veldzicht was.
v iemand, die veel tact bezat en gewend
'va mét kinderen om te gaan. Dokter Rayne,
zijn vrj.nv en de kinderen hadden haar lief
gek.*. r. in de vier jaar, welke zij bij hen
.was.
„Neem; u mij niet kwalijk, dat ik u kom
sloren, juffrouw King, maar ik wilde u even
vertellen, dat u er de volgende week twee
leerlingen bij krijgt. Kinderen, jullie neefje
en nichtje Louis en Fanny Vernon ko
men Maandag bij ons," zei mevrouw Rayne.
„En blijven ze lang, Moeder?" vroeg Mabel.
„Verscheiden maanden denk ik. Anne Tante
Mary is erg ziek en de doktoren hebben Oom
Willem aangeraden een grootc zeereis
naar Australië heelcmaal met Tante te
Iedereen was blij, toen men kon opstaan en
mevrouw Rayne bracht Fanny dadelijk naar
bed. Zij sliep bij Mabel iets wat de laatste
eigenlijk niets nretlig vond, doch zij wilde dit
niet aan haar moeder loonen. Mabel was van
nature zóó weinig zelfzuchtig, dat zij liever
zelf iels onaangenaams verdroeg dan anderen
onaangenaam te zijn.
Daar Louis zich in de huiskamer niet bij
zonder op zijn gemak voelde, besloot hij het
voorbeeld van zijn zusje te volgen en ging hij
naar ziin eigen kamer. Charlie en Mabel ble
ven nog even talmen; zij wilden graag nog
wat meer over hun nieuwe huisgenoolen
hooren.
„Hij is lieelemaai geen speelkameraad voor
gaan maken. En daar Louis en Fanny niet mee me," zei Charlie en keek daarbij zóó versla-
kunnen gaan, komen ze bij ons." j gen, dat zijn vader begontc lachen. „Hij is
„O Moeder, heerlijk!" riep Charlie uit. Dan j lang zoo leuk niet als Huib en die is toch al
kan ik mc*t Louis spelen. Hoe oud is hij?" veertien
„Dertien jaar en Fanny is elf. Juffrouw! „Ze zijn allebei hun leeftijd vooruit, maar
King, v zullen een en ander nog nader be-1 zij hadden ook geen ander gezelschap dan
spreken - - met deze woorden wendde me-elkaar," zei dc dokter. „Miscnsien veranderen
vrouw Raync zich opnieuw lot de gouver-1 zij wel op'Veldzicht. En nu naar Led! liet is
santé, en de lessen zóó regelen, dat er zoo al half negen! Slaap lekker!"
Weinig mogelijk verandering in komt.'
„Ik wi! cr heel graag twee leerlingen bij
hebben, mevrouw," antwoordde de gouver
nante, dankbaar dat mevrouw Raync steeds
'dergelijke zaken met haar overlegde. „Het zal
geen groot verschil maken, daar de kinderen
ongeveer van denzelfden leeftijd zijn en het is
even gemakkelijk aan vijf les te geven als aan
drie-'*
De beide kinderen wenschlen liuh vader en
hun moeder die intusschen weer binnen
was gekomen goeden nacht en liepen naar
boven. Halverwege de trap gingen zij even
zitten, keken elkaar een oogenblik aan cn be
gonnen te lachen
„Aardig, hè Mabs? zei Charlie.
„Nou!" luidde het korte, doch krachtige
1 antwoord.
De strooper.
„Mijnheer," zei dc jachtopziener van oom
Herman, toen hij op een helderen morgen in
Januari de kamer binnenkwam, om zijn ge
woon rapport uit te brengen, „ik hoor, dat
Zwarte Hein hier weer rondzwerft. "Wij zullen
hel wel spoedig merken aan den voorraad
j wild in de- bosschen."
,.ik had gehoopt, dat v.ij hem niet meer
j zouden zien, Jansen!" zei mijn oom. „Die vijf
jaar gevangenisstraf schijnen niet veel gc-
holpcn ie hebben."
„Ik vrees, dat we maar al te gauw van hem
hooren zullen, cn als wij liem liet stroopen
trachten te beletten, zal hij zich wanhopig
verdedigen. U weet, dat hij veroordeaid werd
op uwe beschuldiging, en hij heeft gezworen,
dat hij zich zou wrekëh!"
Het gelaat van mijn oom betrok. Hij was
in sommige opzichten een streng man. Het
wild, dat in zijn bosschen werd geschoten,
werd grootendeels onder dc armen van het
dorp verdeeld, maar daarom was hij dan ook
des tc meer gebelgd op hen, die zijn goede
bedoelingen miskenden en in zijn bosschen
durfden jagen.
„Als de man liet stroopen niet laten wil,
moet hij dc gevolgen maar weer ondervinden,"
zei hij na eenig nadenken. „Houd hem zooveel
mogelijk in hel oog, en neem de noodige
maatregelen om het wild te beschermen.
„Ja, mijnheer! maar als dóór één of twee
levens mee verloren gaan, zal het mij niet
verwonderen. Wij zullen echter onzen plicht
doen.'
Jansen ging heen en mijn oom begaf zich
niet een ernstig gezicht naar zijn studeer
kamer.
Tpm en ik logeerden sinds Kerstmis cenigen
lijd bij oom door de langduige ziekte van
onzen yader.
Wij hadden als dikwijls hooren spreken van
Zwarte Hein, den strooper; wij wisten, dat
hij ccn der moedigste lieden van zijn soort
was.
liet was dal jaar redds vroeg beginnen tc
vriezen. De vijvers en een groot deel der rivier-
lag reeds vol ijs. De wegen waren met sneeuw
bedekt en daardoor konden veel menschen
niet werken. Hel was een prettige winter
voor al wat jong en gezond was, maar voor
ouden van dagen en voor armen was het een
slechte tijd. Ik hooide mijn oom dikwijls
zeggen, dat in dien winter veel armoede werd
geleden. Er waren heel wat lieden, die gaarne
wilden werken, maar geen werk konden krij
gen; hun vrouwen en kinderen leden gebrek.
Tom en ik deden dikwijls heele tochten met
dc wei-gevulde mand van tante, en wij zullen
nooit dc vrooliike gezichten der arme men
schen vergelen, als wij hun een flinken voor
raad proviand hadden gebracht.
Terwijl dc fatsoenlijke lieden thuis bleven
of eenigc stuivers trachtten te verdienen, met
sneeuw opruimen, vormde het ruwer deel dei-
bevolking een slroopersclub. Elk lid betaalde
een geringe contributie en daarvan werd de
boete betaald van een strooper, die gevat en
door dc rechters veroordeeld werd. Spoedig
was hel bekend, dat Zwarte Ilein de hoofd
man der bende was. Eiken nacht klonken in
de bosschen geweerschoten. Er ging geen week
voorbij, of er had een gevecht plaats tussehen
jachtopzieners en stfoopers, waarbij dc eersten
gewoonlijk het onderspit dolven, daar dc
stroopers hun tc talrijk waren. Eindelijk vcr-
eenigden zich dc jachtopzieners van dc ver
schillende landgoederen cn toen dit der.
stroopers ter oorc kwam, verspreidden zij
zich bij troepjes van twee of drie in ver
schillende richtingen.
Tal nu toe waren dc bosschen van 00111
Herman nog niet door de stroopers bezocht.
Oom vond dat vreemd, maar wij schreven
hel toe aan zijn milddadigheid, die alom be
kend was. Oom liet zijn bosschen evenwel
I streng bewaken.
j Op een helderen avond in Februari keerden
Tom en ik van een partijtje terug. Het ^vns
laat geworden, twaalf uur. maar het was volle
maan en wij behoefden dus niet bang te zijn,
I dat wij den weg niet zouden vinden,
j „Wij zullen dwars door dc velden gaan,'
i zei Tom. „dat snijdt ccn heel eind af."
j „Maar dan moeten wij het bosch door," zei
ik aarzelend.
j „Je bent toch niet bang?*' vroeg Tom. Ik
zweeg en wij begaven ons op weg. Ik voelde
I mij wel wat angstig; ik was altijd een zenuvv-
aclitige ion gen geweest en kon nu niet zeggen,
dat ik dc wandeling erg plezierig vond.
i Toen wij bij het bosch waren gekomen,
bicven wij als bij afspraak staan.
„Waar denk je aan, Tom?" vroeg ik.
„Aan stroopers!" luidde het antwoord.
„O Tom, laten we liever tcrugkceren!"'
„Wat ben jc toch flauw, -Pim, maar ik voel
mij toch ook niet erg op mijn gemak. Als
cr stroopers in de -buurt waren, dan zouden
wij hun geweer wel gehoord hebben. Als wij
iemand tegenkomen, dan is het een jachtop
ziener. Vooruit maar!"
Wij betraden liet bosch. Alles was doodstil
om ons heen en wij verlangden naar het oogen
blik, dat wij de boomen achter ons zouden
hebben. Wij stapten stevig door en kwamen
eindelijk midden in het bosch. Hier was een
>-:roote. onen plek. waaroD acht verschillende
wegen uitkwamen. Wij hadden die plek dik
wijls hooren noemen als dc verzamelplaats
der jachtopzieners cn hoopten maar, dal wij
er een zouden" ontmoeten. Wij versnelden
onzer, nas toen we plotseling een geweerschot
hoorden.
Een tweede schot volgde, toen nog een
derde cn een vierde- wij gingen eenvoudig op
den loop.
Wc waren misschien een honderd meter
voorlgcloopen, toen Tom struikelde cn ik
over hem viel.
„Wat zijn wij toch dom! riep Tom hijgend.
„We hadden de stroopers wel tegemoet kunnen
loopen en dan was hel zeker niet goed met
ons afgeloopen
„Laten wc achter de struiken kruipen, zei
ik, „dan kunnen wij alles zien, wat er op de
open plek gebeurt. Luister, de opzichters geven
elkaar seinen; zij sluiten hen in.'
Wij verscholen ons achter dc struiken en
luisterden. Geen vijf tellen later kwamen vier
mannen, het gezicht met zwarte maskers be
dekt, op de open plek. Zij keken behoedzaam
naar alle kanten rond en bicven besluiteloos
staan, terwijl zij naar dc verschillende ge
luiden schenen te luisteren.
„Kijk/' fluisterde Tom, „die grootc, zware
man is zeker Zwarte Hein."
„Zij zullen ons vermoorden," zei ik angstig.
„Ja. dat zullen zij zeker, als zij ons zien,"
was het antwoord.
Daar snelden plotseling van één der zij
wegen zes opzichters op dc stroopers toe. Deze
waren zoo verrast, dat zij zich bijna zonder
tegenstand lieten gevangen nemen Zwarte
Hein alleen verdedigde zich moedig.
Jansen haalde nu een pistool te voorschijn
en riep den strooper toe, zich over tc geven,
maar deze nam zijn geweer en spande den
haan.
„Zij zullen elkaar vermoorden!" riep Tom,
en zonder er bij 11a te denken,-sprong hij te
voorschijn.
Dc strooper keek om en van dat oogenblik
maakte Jansen* gebruik en sprong op hem los.
Het geweer ging in dc lues* af, maar Zwarte
Hein greep het vlug bij den* loop en gaf Jansen
er een slag mee, zoodat deze op den grond
viel Dc strooper snelde toen één der wegen in.
„Loop hem na, Waller!" riep Jansen, terwijl
hij overeind kwam.
Waller, een vlugge, jonge man, bekend als
een flinke looper, snelde den slrooper achter
na.
„Brengt de gevangenen naar den toren," zei
Jansen legen zijn makkers. „Zwarte Hein zal
ons niet ontsnappen, al moet ik hem neer
schieten als een hond."
Daarop rende Jansen den strooper na; Tom
en ik volgden.
Spoedig waren v.ij liet bosch uit. In het
heldere maanlicht zagen wij den strooper een
vijftig meter voor ons uit loopen. maar Waller
was twintig meter achter hem. Nu zagen wij,
dat de slrooper iet", met zijn geweer deed.
maar wat, dat konden wij niet zien. Plotseling
riep Jansen: „Pas op, Waller, hij heeft zijn
geweer" geladen!"
Waller scheen de waarschuwing niet te
hooren. Zwarte Hein hield Stil c-n het geweer
knalde. Met een gil van pijn viel Waller neer.
Dc vluchteling snelde opnieuw voort, maar
nu naar dc rivier. Wij volgden hem, cn toen
wij langs Waller kwamen, riep hij ons toe
„Ilij heeft mij in het been geschoten; het bc-
tcelceni niets. Zie, dat je hem krijgt 1" Jansen
vloog vooruit en begon op den vluchteling ie
winnen, maar plotseling snelde deze de be
vroren rivier op. Wij bicven alle drie aan den
oever staaif, want het ijs was in dc laatste
dagen niet sterk cn juist hier was de rivier
heel diep. Met een angstig gezicht keken wij
den vluchteling na. Het ijs kraakte bij eiken
stap, maar toch kwam hij steeds nader hij
den overkant. Nog slechts een pas of tien was
hij van een groolen eik af, die vlak aan den
waterkant stond, toen hij plotseling ccn ang-
sligcn gil uitstiet; het ijs barstte en de vluchte
ling verdween in dc diepte.
„Wij moeten hem redden!'' riep Tom.
„Wacht eerst af, of hij nog gered kan wor
den!" zei de opzichter.
Wij wachtten en wachtten met dc. oogen
gevestigd op de donkere plek in dc rivier.
Daar stond dc oude eik en verhief zijn kale,
grijze takken in de lucht. liet scheen een ge-,
schikt kenteeken voor de plaats, waar hel lot
van den slrooper was beslist. Zijn lijk werd
nooit gevonden.
Ecnige jaren later Tom en ik waren man
nen geworden werden wij uilgcnoodigd om
deel te nemen aan de jaclrt op het landgoed
van één onzer vrienden. Ds opzichter kwam
mij al dadelijk bekend v«or, docli ik wist
niet, waar ik licm meer gezien had. Ik vroeg
naar zijn naam en hoorde, dal hij Hein de
Zwarte heette: De heele geschiedenis schoot
mij weer te binnen, maar ik kon mij toch niet
voorstellen, dal deze opzichter Zwarte Hein
kon zijn; wij hadden hem immers voor onze
oogen zien verdrinken!
Ik stond in een eenzaam hoekje van hel
bosch en was zoozeer in gedachten met den
slrooper bezig, da! ik drie vogels voorbij liet
vliegen, zónder mijn geweer ook maar op tc
heffen. Daar hoorde ik voetslappen achter
mij; ik leek om en ccn% oogenblik later stond
de opzichter naast mij, met een verlegen uit
drukking r»p hel gelaat.
„Ik merk; dal u weet, wie ik ben, mijnheer!"
zoo begon hij. maar u kunt aan iedereen
vragen, of ik niet een eerlijk leven heb geleid
sedert den nacht, dol Jansen mij de rivier
heeft ingejaagd."
„Ben je dan toch werkelijk Zwarte Hein?"
vroeg ik verbaasd.
„Ja zclccr," luidde hel antwoord. „Ik zal u
vertellen, hoe ik •ontsnapt ben. Gij herinnert
u dien groolen eik wel, die aan den oever
staal? Welnu, die boom is hol, en toen ik in
de rivier zonk, kwam ik vlak onder den hollen
boom weer boven en kroop er in. Toen u
waart heengegaan, kwam ik er weer uit. Op
mijn zwerftochten kwam ik hierheen, waar
een oude makker van mij hoofdopzichter was.
Hij nam mij aan als helper, en toen hij stierf,
kwam ik in zijn plaats, ik geloof, dat mijn
meester over mij tevreden is, en ik verzeker
u, sinds dien bewusten macht ben ik altijd
een eerlijk man geweest. Ik hoop, dal u mij
niet zult verraden^ mijnheer!"
„Nee, dat zal ik niet," gaf ik ten antwoord,
„en liet zal geheel van jc zelf afhangen, of ik
liet ooit doe."
„Ik begrijp u, mijnheer!' wal het -antwoord,
„en ik dank u."
De strooper is verder altijd ccn eerliik man
i gebleven en ik heb zijn geheim dus nooit 1
hoeven tc verraden.
November.
November is een yzegrim,
zoo hoor je vaak beweren
hij komt met mist en stormen aan A
en wil met kracht regeeren.
Maar wie zoo spreekt, die kent hem niet;
ik wou hem niet graag missen
aan 't eind van 't jaar; weet jc waarom?,^
misschien kan je 't wel gissen!
November lijkt een ruwe klant,
maar brengt toch zooveel mede,
dat spreekt van huislijk, stil genot,
verwachting, licht en vrede.
A d v e n t is w el liet grootst geschenk
van onzen vriend November;
'i bereidt de harten vóór tot 't feest, J
liet schoone, in December!
Adventstijd! 't wordt ons warm om
't hart -y*
al is het builen duister,
wij zien toch weder in 't verschiet
liet Kerstfeest, vol van luister.
Hermanna. V
Oad« vlssehen.
Men beweert.en er worden voor die)
bewering inderdaad zeer aannemelijke mo
tieven aangevoerd, dat de leeftijdsgrens vanf\
den mensch tegenwoordig veel hooger isjr
dan vroeger. De meer doelmatige bestrijding;
en voorkoming van ziekten, de sanitaire
maatregelen, de verbeterde levenstoestan.^
den, ze alle werken natuurlijk krachtig meej
om dat resultaat te bereiken. Zoo oud als
sommige visschen worden de menschen
echter niet, of men moet Methusalem als
voorbeeld willen stellen, wiens hooge leef
tijd echter nog* niet zoo heel zeker vaststaat
Den 5en Februari 1887 vingen twee vïs-^
schers te Berlijn in de Spree bij de Keur-
vorstenbrug een reusachligen karper, die 3Q
pond woog, I nieter lang was en een om
vang had van 78 c.M. Onder aan den bek'
droeg hij een ring, waarop nog enkele in
schriften 2ichtba1ar waren, die evenwel sterk
door de roest hadden geleden. Men kon er
echter nog uit lezen, dat de karper in het
jaar 1618 te Haselhorst te water was gela
ten, zoodat hij dus bij 't vangen den leeftijd
van 268 jaren had bereikt. In Dec. \an het
voorafgaande jaar werd door dezelfde vis-'
schers te Engelbecken, bij Berlijn, een snoeit
opgehaald, die 1 M. 28 c.M. lang was en
een zwaarte had van ongeveer 50 pond;
door deskundigen werd zijn leeftijd op 100
jaar vastgesteld. Daar zulk een visch jaren
achtereen op dezelfde plaats blijft en zich!
alleen beweegt, wanneer hij op roof uitgaat,
had zich op rug en kop van dezen veteraan
een breede donkere streep mos gevormd,
waardoor dit dier op den titel „bemoostes
Haupt" met recht aanspraak kon maken.
Intusschen had een andere snoek, even
wel van minder recenten datum, reeds be
wezen, welken hoogen leeftijd zoo'n dier
kan bereiken, terwijl deze tevens nog kon
bogen op historische herinneringen.
In 1497 waren eenige visschers te Kal-,
serslautern in den Beierschen Rijnpfalz, in
een groolen vijver nan t visschen. Eens nu,
toen een hunner het net ophaalde, vond hij
het zwaar belast en er bleek in te zitten
zulk een reuzensnoek, dat men den geluk
kigen visscher helpen moest om hem op
het droge te brengen. Na het dier gedood te
hebben, werd nauwkeurig de lengte geme
ten, die bleek te zijn negentien voet (een
Amsterdamsche voet is 28 c.M.), terwijl de
zwaarte bleek te zijn 350 pond. Een schil
der bracht het dier op doek en toen men
het begon schoon te maken, kwam er aan
den kop, achter de kieuwen, een gouden
band te voorschijn, waarin gegraveerd was:
„Ik ben de eerste visch, die in dezen vijver
werd geplaatst en wel door de hand van
Keizer Frederik II, den 5en October 1230".
Het dier was dus minstens 267
jaar oud. Geen wonder, dat afbeelding en
geraamte van dezen ouden historischen
snoek zorgvuldig bewaard zijn. Van een en
ander bevindt zich de afbeelding in het
kasteel van Kaiserslautern en het geraamte
te Mannheim.
De ultTinfilia; van liet vre»nteeke*r
In „Ubcr Land mul Meer" .deelt dr. Ru-*
dolf Iüeinpaul mede, dat niemand anders dan
dc geleerde Venctiaansche boekdrukker Alois
Manulius (16de eeuw) de uitvinder van ons
alom bekend cn gebruikt, vraagt teken is. De
vraag is in het Latijn Quacsto. Van dit woordi
nu nam Manulius de eerste letter en plaatste
die boven dc kleine o. Na eenigc wijziging
ontstond hieruit het vraagleeken in zijn tegen-
woordjgen vorm, dat vroeger steeds vóór den
vrngenden Hn werd geschreven, wat in Spanje
nu nog gebruikelijk is. Ilct uitroe-pteeken heeft
ongeveer dezelfde geschiedenis. Het is af
komstig van het Latijnschc lusschenwerpsel
Jo, dat zoo ongeveer heisa, hola hetcekcnh
Manulius nam nu dc hoofdletter J en plaatste
die boven dc kleine 0 en ziehier het uilroep-
teeken.
Wegen van rufeber.
In Engeland lueft men proeven genomen
met rubber om wegen te plaveien. In een der
drukste straten "van Londen werd de eerste
„rubber-weg aangelegd. Na een vastgestelde
tijdsruimte werd nagegaan hoe de rubber zich!
gehouden had in vergelijking met andere pla
veisels, die even druk betreden en bereden»
der.zclfder. lijd dienst hadden gedaan. Een der
wegen beslaande uit blekken van een bepaalde
houtsoort, vertoonde slijtage, terwijl de weg
van rubber zoo goed als niet gesleten was,
Men is besloten uitgebreide proefnemingen tci
doen, zoodra voldoende en goedkoop genoeg,
rubber beschikbaar is Mochten deze proefne
mingen gunstig uitvallen, dan is het zoo goed
als zeker, dat van rubber een groot gebruikt
gemaakt 7j\Tworden om tc dienen lot plavei
sel <an drukke stadsstraten.