i 0ioop de Heügd. Esn jaar op Veldzicht. Naar het Engelsch van A S w n n Vertaald door C. H. HOOFDSTEK I N i e u w s. I Mevrouw Rayne glimlachte, legde haar j hand op den schouder der gouvernante en zei vriendelijk: „U bent een grootc slcuu voor mij, juffrouw King! Maar nu moe} ik eerst eer. cr ander voor onze nieuwe huisgenoolen in gereedheid brengen. "Wilt u den kinderen van middag vacanlie geven? Ik wou Mabel mee naar Arn- borough nemen."' Na deze woorden verliet mevrouw Raync 1 „Louis is een fat, nog veel erger dan Jimmv Wnlson, dien Iluib verleden jaar in de vacan- tie meebracht. Vin-je ook. niet?" Dc HOOFDSTUK II. 2 u w e h u i s g c n o o t c n. Dien- Maandagavond becrschlc er groole De jeugdige Rayne's waren van oordeel, datde leerkamer cn ging juffrouw King met haar er nergens op dc gcheelc wereld zoo n heerlijk l«s voort- Dc gedachten barer leerlingen en mooi oord tc vinden was als Veldzicht.dwaalden echter telkens af naar dc komst Andere mcnschcn vonden het niet 7.00'n ver-I "van Louis en Fanny, welke met ongeduld rukkcü k piekje, al was de ligging heel schil- door hen verbeid werd. derachtig, doch de vijf Rayne's oordeelden het in «die opzichten volmaakt. Stellig was er geen huis of tuin, welke zooveel aantrek-1 IkelijKv voor een kind had, als h u 11 huis cn j 'hun tuin. Dc laatste werd niet onderhouden j door een tuinman, doch ieder kind had er zijn opwinding op Veldzicht: Louis en Fanny eigen tuin in. In den stal stond Bobby, dc werden verwacht. Te hunner eerc werd er oude pony, rustig zijn gras te cicn, als hij ton eer. uur later thee gedronken, zoodat Kitty en minste niet voor ccn ritje opgevorderd werd. I Baby al naar bed waren en alleen Mabel en De der van de Rayne's was dokter. Hij 1 Charlie met hun moeder in de huiskamer za- had een groole praktijk, doch bezat geen for- 1 ten te wachten. Daar hield dc dog-cart voor tuin. Ilun moeder was een Moede r,- meer het huis stil. liocf jk niet te /.eggen. Mevrouw Rayne haastte zich onmiddellijk Iluib. de oudste van liet vijftal, ging op naar de voordeur en Charlie, die zijn onge- een School Op hem volgde Mabel, een I duld niet langer bedwingen kon, begon ruslc- vriendclii'- zathj meisje van twaalf jaar; dan j j0.os de kamer op en neer te loopen. Mabel kwam Chunk, een goedhartige jongen, van was even kalm als altijd en bleef rustig op wie-o -.Iereen veel hield, daarna Kitty of Ca-haar stoel zitten, lachend om hel ongeduld thc Ma Maria zoöals zij zelf soms heel deftig j van haar broertje. k' r. «.cn wild, vroolijk en zonnig kind, I Ka een paar minuten kwam mevrouw Raync van levenslust en liefde voor dc kamer weer binnen met een meisje aan aii. v. leefde. Eindelijk kwam het dikke dc hand, dat zóó diep in kostbaar bont en kh* 1' dat r.og maar nauwelijks loopen kon. warme sjaals gewikkeld was, dat alleen het 7.:i :>o. nu kennen jullie dc heele familie puntje van haar neus en een paar zwak-uit- „Ja, veel erger,'' antwoordde Mabel. „Maai*! jij hoeft niet met hem te slapen cn ik wel met j j Fanny." j „Geef cr maar niet om," trachtte Charlie j /Lijn zusje tc troosten. „Maar d&l weel ik wel: ons goeie leventje is uit! Nou slaap lekker, hoor!' Mabel knikte en ging haar kamer binnen. Het gas brandde laag, doch zij draaide hel niet op, uit angst haar nichtje wakker te ma ken. Vóór zij zich begon uil te kleeden, keek zij naar haar. Fanny sliep en er lag nu een vredige, rustige uitdrukking op liaar gezichtje. Haar wangen droegen nog de sporerr van tra nen en Mabel's vriendelijk hartje werd ver vuld van medelijden met liet arme kind, dal zichzelf in slaap had geschreid. Zij begreep, dat zij aan haar moeder gedacht had. „Ik zal heel lief voor haar zijn," fluisterde zij voor zich heen. „Arme Fanny! O, wat zou ik bedroefd zijn, als mijn lief moedertje naar Australië was! Ja, ik zal zoo lief tegen haar zijn, als ik maar kan." En Mabel liicld woord. (Wordt vervolgd.) Raync cr. kan ik voortgaan mei vertellen Op c-en kouden, vochtigen Januari-morgen w dokter Rayne en zijn vrouw alleen in dc eetkamer liet was na 'het ontbijt en dc ziende blauwe oögen zichtbaar waren. Ach ter haar aan kwam een jongen, die zeker even groot was als Kuib, maai* veel tengerder. „Kijk Mabel, hier zijn Louis en Fanny. Jul- ki .di ren 1 v.onden zich met juffrouw King He zult .stellig goed vrienden worden,'' ging in dr leerkamer. Mevrouw Raync zat nog aan j mevrouw Rayne legen Fanny voort, terwijl <lc tab j cn staarde naar een geopenden brief, j zij haar bont en sjaals begon los te maken Hnjtr moederlijk gezicht vertoonde een ver- j Mabel kwam met een uitgestoken hand naar warde en ontstelde uitdrukking. Dc dokter - haar loc en wilde Fanny een kus geverv Deze sirmd bij den haard en keek met gespannen ir(>k met een onvrieivdelijken blik echter haar aninl.jrhi naar zijn vrouw, geduldig waeh- hoofdje achteruit, weerde de hand harer lend op hetgeen zij naar alle waarschijnlijk hci<! zeggen zou. ..Wek Moeder?"' zei hij eindelijk op vragen- den toon „We zulien hen wel moeten laten komen," zei mevrouw Raync met een lichten zucht. „Ife word! ons niet aan de keus gelaten. Wil lem schrijft alsof hel dc eenvoudigste zaak ter wereld ware dat dc dokter Mary een zee: Australië voorgeschreven heeft en d( kinderen Maandag hierheen gezonden zullen worden D te, Rayne lachte. ,N'fL iels voor Willem, vrouw!" zei hij. „Ilij senijnt alles ai voor elkaar tc hebben." .Dat heeft hij ook, maar ik ben bang, dat zijn plan ons heele huis in opschudding zal brengen, antwoordde mevrouw Raync.' „Ik herinner mij Louis en Fanny als erg verwende kinderen, foen ik ze vijf jaar geleden het laabt zag. Wal moeten we beginnen, als zij 'l met ons troepje niet vinden kunnen? Er is echter niets nan tc doen; zij komen in elk ge val „Tob er maar niet over, vrouwtje, en laat de mie kinderen komen. Je zult zoo goed voor hen zijn als 't maar kan en kinderkibbe- lari hebben veel overeenkomst niet zomer hui: m Maar kom. ik moet weg; 't is al laat. Goeien morgen dus!" zei dokter Raync op de hem eigen opgewekten loon. Nadat hij zijn vrouw* een kus had gegeven, ging hij heen. Nog wel tien minuten nadat haar man haar alleen had gelaten, zat mevrouw Rayne na Je denken over den brief cn de konisr der bei de kinderen. Zij was niet bijzonder ingeno men met het vooruitzicht, want cr viel reeds genoeg ie doen voor haarzelvc en de beide dienstmeisjes. Bovendien waren dc jeugdige Yernons vanaf hun prilste jeugd erg verwend er. steeds door allerlei gemakken en weelde omringd geworden. Meneer Vernon was een neef van dokter Rayne en eigenaar van een groot landgoed, w: ar hij echter door dc zwakke gezondheid zijner vrouw slechts zelden vertoefde. Dc moe- deidie bijna voortdurend ziek was en boven dien hun in alles hun zin gaf, bleek niet in slaat tc zijn haar kinderen op te voeden, ter- tante af en wierp haar mantel op den grond. Intusschcn had Louis zijn vingertoppen l>e- schermend naar Charlie cn daarna naar Ma bel uitgestoken. „Ik zal jullie eerst je kamers even wijzen, dan kunnen jullie jc laarzen uittrekken,'zei mevrouw Raync. „Best, gauw* dan maar!" zei Louis familiaar, terwijl hij zijn tante en zijn zusje volgde cn Charhc en Mabel met verbaasde gezichten achterliet. „O Mabs!" begon Charlie, doch daar hij be greep, dat woorden zijn gevoelens slechts ge brekkig konden weergeven, luchtte hij zijn hart door te-fluiten en ten slotte een soort krijgsdans om de tafel uit te voeren Na een minuut of tien kwam Louis terug. Hij ging naar den haard, trok er een stoel midden-voor en nam de gehccle ruimte vóór den haard in beslag. „Oef, wat is het hier een gat van ccn dorp! En waarom heeft Oom Iluib geen eigen rij tuig?" „Vraag 't Vader zelf!" zei Charlie met een uitdrukking op zijn gezicht, die Mabel's ernst bijna verstoorde. „Je bent een heele jongedame cn ziet cr nogal aardig uit. Mabel," zei de wijsneuzige jongen, terwijl hij achterover in zijn stoel leunde en Mabel aankeek. „En heb je nog niet een broer, die ouder is dan jij?' „Ja, Iluib; maar hij is op kostschool," antwoordde Mabel min of meer uil de hoog te. Het optreden van haar neefje maakte niet den minsten indruk op haai*. „Ik hoop, dat hij gauw* rcel vacanlie thuis komt, want ik kan niet buiten een vriend." Op dit oogenblik kwam meneer Rayne de kamer binnen; verwonderd keek hij naar zijn neefje vóór den haard. „Hallo, jongmensch!" zei hij. „Er willen er .wel meer om den haard ziltc-n. Schik eens een eindje op. Waar is Moeder cn is de thee al klaar?" „Ilier ben ik en de thee is klaar," klonk mevrouw Rayne's opgewekte slem, terwijl zij met Fann}' in dc kamer kwam. Zij zochten nu allen een plaatsje. Nu haar nichtje zich van bont cn sjaals ontdaan had. nam Mabel wijt meneer Vernon blind scheen te zijn voor haar eens op. Zij was lang voor haar leeftijd hun gebreken. Het gevolg hiervan was, dat en veel te kostbaar en modieus gekleed. Zij Louis cn Fanny eigenzinnig en lui werden. za?r er zwak uit cn haai* gezichtje vertoonde Daar zij steeds gewend waren hun luimen ból een ontevreden, stuurschc uitdrukking. Zij tc vieren, konden zij niet velen op hun plaats j sprak geen woord, maar Louis praatte zóó £czt t Ie worden en waren zij thuis de schrik j druk en pochte zóó, dat zijn oom niet nalaten der dieiv-lboden. Mevrouw Rayne wist dit al- J kon hem op vriendelijke wijze terecht te zei- les heel goed, zoodat het werkelijk niet tc j ten, waarop hij een kleur kreeg en haastig en verwonderen viel, dat zij tegen hun komst op zag Xa ccnigen tijd stond zij op, stak den brief weer in het couvert, belde Ellen om het ont- bijtblad mee te nemen en begaf zich naar de leerkamer boven. Juffrouw King was bezig Mabel, Charlie er. Kitty les tc geven. Bij het binnenkomen vrij brutaal antwoordde. Dokter Rayne zei niets, zijn mond nam echter een strenge uit drukking'aan en zijn kinderen wisten, dat hij boos was. Louis Vernon scheen er zich vol strekt niets van aan te trekken; spoedig'fou hij echter leeren, dat hij zóó niet-behoorde te spreken en gehoorzaamheid één der eerste r.v vrouw 'Raync hield zij echter op. Zij ^'oorschriften op Veldzicht was. v iemand, die veel tact bezat en gewend 'va mét kinderen om te gaan. Dokter Rayne, zijn vrj.nv en de kinderen hadden haar lief gek.*. r. in de vier jaar, welke zij bij hen .was. „Neem; u mij niet kwalijk, dat ik u kom sloren, juffrouw King, maar ik wilde u even vertellen, dat u er de volgende week twee leerlingen bij krijgt. Kinderen, jullie neefje en nichtje Louis en Fanny Vernon ko men Maandag bij ons," zei mevrouw Rayne. „En blijven ze lang, Moeder?" vroeg Mabel. „Verscheiden maanden denk ik. Anne Tante Mary is erg ziek en de doktoren hebben Oom Willem aangeraden een grootc zeereis naar Australië heelcmaal met Tante te Iedereen was blij, toen men kon opstaan en mevrouw Rayne bracht Fanny dadelijk naar bed. Zij sliep bij Mabel iets wat de laatste eigenlijk niets nretlig vond, doch zij wilde dit niet aan haar moeder loonen. Mabel was van nature zóó weinig zelfzuchtig, dat zij liever zelf iels onaangenaams verdroeg dan anderen onaangenaam te zijn. Daar Louis zich in de huiskamer niet bij zonder op zijn gemak voelde, besloot hij het voorbeeld van zijn zusje te volgen en ging hij naar ziin eigen kamer. Charlie en Mabel ble ven nog even talmen; zij wilden graag nog wat meer over hun nieuwe huisgenoolen hooren. „Hij is lieelemaai geen speelkameraad voor gaan maken. En daar Louis en Fanny niet mee me," zei Charlie en keek daarbij zóó versla- kunnen gaan, komen ze bij ons." j gen, dat zijn vader begontc lachen. „Hij is „O Moeder, heerlijk!" riep Charlie uit. Dan j lang zoo leuk niet als Huib en die is toch al kan ik mc*t Louis spelen. Hoe oud is hij?" veertien „Dertien jaar en Fanny is elf. Juffrouw! „Ze zijn allebei hun leeftijd vooruit, maar King, v zullen een en ander nog nader be-1 zij hadden ook geen ander gezelschap dan spreken - - met deze woorden wendde me-elkaar," zei dc dokter. „Miscnsien veranderen vrouw Raync zich opnieuw lot de gouver-1 zij wel op'Veldzicht. En nu naar Led! liet is santé, en de lessen zóó regelen, dat er zoo al half negen! Slaap lekker!" Weinig mogelijk verandering in komt.' „Ik wi! cr heel graag twee leerlingen bij hebben, mevrouw," antwoordde de gouver nante, dankbaar dat mevrouw Raync steeds 'dergelijke zaken met haar overlegde. „Het zal geen groot verschil maken, daar de kinderen ongeveer van denzelfden leeftijd zijn en het is even gemakkelijk aan vijf les te geven als aan drie-'* De beide kinderen wenschlen liuh vader en hun moeder die intusschen weer binnen was gekomen goeden nacht en liepen naar boven. Halverwege de trap gingen zij even zitten, keken elkaar een oogenblik aan cn be gonnen te lachen „Aardig, hè Mabs? zei Charlie. „Nou!" luidde het korte, doch krachtige 1 antwoord. De strooper. „Mijnheer," zei dc jachtopziener van oom Herman, toen hij op een helderen morgen in Januari de kamer binnenkwam, om zijn ge woon rapport uit te brengen, „ik hoor, dat Zwarte Hein hier weer rondzwerft. "Wij zullen hel wel spoedig merken aan den voorraad j wild in de- bosschen." ,.ik had gehoopt, dat v.ij hem niet meer j zouden zien, Jansen!" zei mijn oom. „Die vijf jaar gevangenisstraf schijnen niet veel gc- holpcn ie hebben." „Ik vrees, dat we maar al te gauw van hem hooren zullen, cn als wij liem liet stroopen trachten te beletten, zal hij zich wanhopig verdedigen. U weet, dat hij veroordeaid werd op uwe beschuldiging, en hij heeft gezworen, dat hij zich zou wrekëh!" Het gelaat van mijn oom betrok. Hij was in sommige opzichten een streng man. Het wild, dat in zijn bosschen werd geschoten, werd grootendeels onder dc armen van het dorp verdeeld, maar daarom was hij dan ook des tc meer gebelgd op hen, die zijn goede bedoelingen miskenden en in zijn bosschen durfden jagen. „Als de man liet stroopen niet laten wil, moet hij dc gevolgen maar weer ondervinden," zei hij na eenig nadenken. „Houd hem zooveel mogelijk in hel oog, en neem de noodige maatregelen om het wild te beschermen. „Ja, mijnheer! maar als dóór één of twee levens mee verloren gaan, zal het mij niet verwonderen. Wij zullen echter onzen plicht doen.' Jansen ging heen en mijn oom begaf zich niet een ernstig gezicht naar zijn studeer kamer. Tpm en ik logeerden sinds Kerstmis cenigen lijd bij oom door de langduige ziekte van onzen yader. Wij hadden als dikwijls hooren spreken van Zwarte Hein, den strooper; wij wisten, dat hij ccn der moedigste lieden van zijn soort was. liet was dal jaar redds vroeg beginnen tc vriezen. De vijvers en een groot deel der rivier- lag reeds vol ijs. De wegen waren met sneeuw bedekt en daardoor konden veel menschen niet werken. Hel was een prettige winter voor al wat jong en gezond was, maar voor ouden van dagen en voor armen was het een slechte tijd. Ik hooide mijn oom dikwijls zeggen, dat in dien winter veel armoede werd geleden. Er waren heel wat lieden, die gaarne wilden werken, maar geen werk konden krij gen; hun vrouwen en kinderen leden gebrek. Tom en ik deden dikwijls heele tochten met dc wei-gevulde mand van tante, en wij zullen nooit dc vrooliike gezichten der arme men schen vergelen, als wij hun een flinken voor raad proviand hadden gebracht. Terwijl dc fatsoenlijke lieden thuis bleven of eenigc stuivers trachtten te verdienen, met sneeuw opruimen, vormde het ruwer deel dei- bevolking een slroopersclub. Elk lid betaalde een geringe contributie en daarvan werd de boete betaald van een strooper, die gevat en door dc rechters veroordeeld werd. Spoedig was hel bekend, dat Zwarte Ilein de hoofd man der bende was. Eiken nacht klonken in de bosschen geweerschoten. Er ging geen week voorbij, of er had een gevecht plaats tussehen jachtopzieners en stfoopers, waarbij dc eersten gewoonlijk het onderspit dolven, daar dc stroopers hun tc talrijk waren. Eindelijk vcr- eenigden zich dc jachtopzieners van dc ver schillende landgoederen cn toen dit der. stroopers ter oorc kwam, verspreidden zij zich bij troepjes van twee of drie in ver schillende richtingen. Tal nu toe waren dc bosschen van 00111 Herman nog niet door de stroopers bezocht. Oom vond dat vreemd, maar wij schreven hel toe aan zijn milddadigheid, die alom be kend was. Oom liet zijn bosschen evenwel I streng bewaken. j Op een helderen avond in Februari keerden Tom en ik van een partijtje terug. Het ^vns laat geworden, twaalf uur. maar het was volle maan en wij behoefden dus niet bang te zijn, I dat wij den weg niet zouden vinden, j „Wij zullen dwars door dc velden gaan,' i zei Tom. „dat snijdt ccn heel eind af." j „Maar dan moeten wij het bosch door," zei ik aarzelend. j „Je bent toch niet bang?*' vroeg Tom. Ik zweeg en wij begaven ons op weg. Ik voelde I mij wel wat angstig; ik was altijd een zenuvv- aclitige ion gen geweest en kon nu niet zeggen, dat ik dc wandeling erg plezierig vond. i Toen wij bij het bosch waren gekomen, bicven wij als bij afspraak staan. „Waar denk je aan, Tom?" vroeg ik. „Aan stroopers!" luidde het antwoord. „O Tom, laten we liever tcrugkceren!"' „Wat ben jc toch flauw, -Pim, maar ik voel mij toch ook niet erg op mijn gemak. Als cr stroopers in de -buurt waren, dan zouden wij hun geweer wel gehoord hebben. Als wij iemand tegenkomen, dan is het een jachtop ziener. Vooruit maar!" Wij betraden liet bosch. Alles was doodstil om ons heen en wij verlangden naar het oogen blik, dat wij de boomen achter ons zouden hebben. Wij stapten stevig door en kwamen eindelijk midden in het bosch. Hier was een >-:roote. onen plek. waaroD acht verschillende wegen uitkwamen. Wij hadden die plek dik wijls hooren noemen als dc verzamelplaats der jachtopzieners cn hoopten maar, dal wij er een zouden" ontmoeten. Wij versnelden onzer, nas toen we plotseling een geweerschot hoorden. Een tweede schot volgde, toen nog een derde cn een vierde- wij gingen eenvoudig op den loop. Wc waren misschien een honderd meter voorlgcloopen, toen Tom struikelde cn ik over hem viel. „Wat zijn wij toch dom! riep Tom hijgend. „We hadden de stroopers wel tegemoet kunnen loopen en dan was hel zeker niet goed met ons afgeloopen „Laten wc achter de struiken kruipen, zei ik, „dan kunnen wij alles zien, wat er op de open plek gebeurt. Luister, de opzichters geven elkaar seinen; zij sluiten hen in.' Wij verscholen ons achter dc struiken en luisterden. Geen vijf tellen later kwamen vier mannen, het gezicht met zwarte maskers be dekt, op de open plek. Zij keken behoedzaam naar alle kanten rond en bicven besluiteloos staan, terwijl zij naar dc verschillende ge luiden schenen te luisteren. „Kijk/' fluisterde Tom, „die grootc, zware man is zeker Zwarte Hein." „Zij zullen ons vermoorden," zei ik angstig. „Ja. dat zullen zij zeker, als zij ons zien," was het antwoord. Daar snelden plotseling van één der zij wegen zes opzichters op dc stroopers toe. Deze waren zoo verrast, dat zij zich bijna zonder tegenstand lieten gevangen nemen Zwarte Hein alleen verdedigde zich moedig. Jansen haalde nu een pistool te voorschijn en riep den strooper toe, zich over tc geven, maar deze nam zijn geweer en spande den haan. „Zij zullen elkaar vermoorden!" riep Tom, en zonder er bij 11a te denken,-sprong hij te voorschijn. Dc strooper keek om en van dat oogenblik maakte Jansen* gebruik en sprong op hem los. Het geweer ging in dc lues* af, maar Zwarte Hein greep het vlug bij den* loop en gaf Jansen er een slag mee, zoodat deze op den grond viel Dc strooper snelde toen één der wegen in. „Loop hem na, Waller!" riep Jansen, terwijl hij overeind kwam. Waller, een vlugge, jonge man, bekend als een flinke looper, snelde den slrooper achter na. „Brengt de gevangenen naar den toren," zei Jansen legen zijn makkers. „Zwarte Hein zal ons niet ontsnappen, al moet ik hem neer schieten als een hond." Daarop rende Jansen den strooper na; Tom en ik volgden. Spoedig waren v.ij liet bosch uit. In het heldere maanlicht zagen wij den strooper een vijftig meter voor ons uit loopen. maar Waller was twintig meter achter hem. Nu zagen wij, dat de slrooper iet", met zijn geweer deed. maar wat, dat konden wij niet zien. Plotseling riep Jansen: „Pas op, Waller, hij heeft zijn geweer" geladen!" Waller scheen de waarschuwing niet te hooren. Zwarte Hein hield Stil c-n het geweer knalde. Met een gil van pijn viel Waller neer. Dc vluchteling snelde opnieuw voort, maar nu naar dc rivier. Wij volgden hem, cn toen wij langs Waller kwamen, riep hij ons toe „Ilij heeft mij in het been geschoten; het bc- tcelceni niets. Zie, dat je hem krijgt 1" Jansen vloog vooruit en begon op den vluchteling ie winnen, maar plotseling snelde deze de be vroren rivier op. Wij bicven alle drie aan den oever staaif, want het ijs was in dc laatste dagen niet sterk cn juist hier was de rivier heel diep. Met een angstig gezicht keken wij den vluchteling na. Het ijs kraakte bij eiken stap, maar toch kwam hij steeds nader hij den overkant. Nog slechts een pas of tien was hij van een groolen eik af, die vlak aan den waterkant stond, toen hij plotseling ccn ang- sligcn gil uitstiet; het ijs barstte en de vluchte ling verdween in dc diepte. „Wij moeten hem redden!'' riep Tom. „Wacht eerst af, of hij nog gered kan wor den!" zei de opzichter. Wij wachtten en wachtten met dc. oogen gevestigd op de donkere plek in dc rivier. Daar stond dc oude eik en verhief zijn kale, grijze takken in de lucht. liet scheen een ge-, schikt kenteeken voor de plaats, waar hel lot van den slrooper was beslist. Zijn lijk werd nooit gevonden. Ecnige jaren later Tom en ik waren man nen geworden werden wij uilgcnoodigd om deel te nemen aan de jaclrt op het landgoed van één onzer vrienden. Ds opzichter kwam mij al dadelijk bekend v«or, docli ik wist niet, waar ik licm meer gezien had. Ik vroeg naar zijn naam en hoorde, dal hij Hein de Zwarte heette: De heele geschiedenis schoot mij weer te binnen, maar ik kon mij toch niet voorstellen, dal deze opzichter Zwarte Hein kon zijn; wij hadden hem immers voor onze oogen zien verdrinken! Ik stond in een eenzaam hoekje van hel bosch en was zoozeer in gedachten met den slrooper bezig, da! ik drie vogels voorbij liet vliegen, zónder mijn geweer ook maar op tc heffen. Daar hoorde ik voetslappen achter mij; ik leek om en ccn% oogenblik later stond de opzichter naast mij, met een verlegen uit drukking r»p hel gelaat. „Ik merk; dal u weet, wie ik ben, mijnheer!" zoo begon hij. maar u kunt aan iedereen vragen, of ik niet een eerlijk leven heb geleid sedert den nacht, dol Jansen mij de rivier heeft ingejaagd." „Ben je dan toch werkelijk Zwarte Hein?" vroeg ik verbaasd. „Ja zclccr," luidde hel antwoord. „Ik zal u vertellen, hoe ik •ontsnapt ben. Gij herinnert u dien groolen eik wel, die aan den oever staal? Welnu, die boom is hol, en toen ik in de rivier zonk, kwam ik vlak onder den hollen boom weer boven en kroop er in. Toen u waart heengegaan, kwam ik er weer uit. Op mijn zwerftochten kwam ik hierheen, waar een oude makker van mij hoofdopzichter was. Hij nam mij aan als helper, en toen hij stierf, kwam ik in zijn plaats, ik geloof, dat mijn meester over mij tevreden is, en ik verzeker u, sinds dien bewusten macht ben ik altijd een eerlijk man geweest. Ik hoop, dal u mij niet zult verraden^ mijnheer!" „Nee, dat zal ik niet," gaf ik ten antwoord, „en liet zal geheel van jc zelf afhangen, of ik liet ooit doe." „Ik begrijp u, mijnheer!' wal het -antwoord, „en ik dank u." De strooper is verder altijd ccn eerliik man i gebleven en ik heb zijn geheim dus nooit 1 hoeven tc verraden. November. November is een yzegrim, zoo hoor je vaak beweren hij komt met mist en stormen aan A en wil met kracht regeeren. Maar wie zoo spreekt, die kent hem niet; ik wou hem niet graag missen aan 't eind van 't jaar; weet jc waarom?,^ misschien kan je 't wel gissen! November lijkt een ruwe klant, maar brengt toch zooveel mede, dat spreekt van huislijk, stil genot, verwachting, licht en vrede. A d v e n t is w el liet grootst geschenk van onzen vriend November; 'i bereidt de harten vóór tot 't feest, J liet schoone, in December! Adventstijd! 't wordt ons warm om 't hart -y* al is het builen duister, wij zien toch weder in 't verschiet liet Kerstfeest, vol van luister. Hermanna. V Oad« vlssehen. Men beweert.en er worden voor die) bewering inderdaad zeer aannemelijke mo tieven aangevoerd, dat de leeftijdsgrens vanf\ den mensch tegenwoordig veel hooger isjr dan vroeger. De meer doelmatige bestrijding; en voorkoming van ziekten, de sanitaire maatregelen, de verbeterde levenstoestan.^ den, ze alle werken natuurlijk krachtig meej om dat resultaat te bereiken. Zoo oud als sommige visschen worden de menschen echter niet, of men moet Methusalem als voorbeeld willen stellen, wiens hooge leef tijd echter nog* niet zoo heel zeker vaststaat Den 5en Februari 1887 vingen twee vïs-^ schers te Berlijn in de Spree bij de Keur- vorstenbrug een reusachligen karper, die 3Q pond woog, I nieter lang was en een om vang had van 78 c.M. Onder aan den bek' droeg hij een ring, waarop nog enkele in schriften 2ichtba1ar waren, die evenwel sterk door de roest hadden geleden. Men kon er echter nog uit lezen, dat de karper in het jaar 1618 te Haselhorst te water was gela ten, zoodat hij dus bij 't vangen den leeftijd van 268 jaren had bereikt. In Dec. \an het voorafgaande jaar werd door dezelfde vis-' schers te Engelbecken, bij Berlijn, een snoeit opgehaald, die 1 M. 28 c.M. lang was en een zwaarte had van ongeveer 50 pond; door deskundigen werd zijn leeftijd op 100 jaar vastgesteld. Daar zulk een visch jaren achtereen op dezelfde plaats blijft en zich! alleen beweegt, wanneer hij op roof uitgaat, had zich op rug en kop van dezen veteraan een breede donkere streep mos gevormd, waardoor dit dier op den titel „bemoostes Haupt" met recht aanspraak kon maken. Intusschen had een andere snoek, even wel van minder recenten datum, reeds be wezen, welken hoogen leeftijd zoo'n dier kan bereiken, terwijl deze tevens nog kon bogen op historische herinneringen. In 1497 waren eenige visschers te Kal-, serslautern in den Beierschen Rijnpfalz, in een groolen vijver nan t visschen. Eens nu, toen een hunner het net ophaalde, vond hij het zwaar belast en er bleek in te zitten zulk een reuzensnoek, dat men den geluk kigen visscher helpen moest om hem op het droge te brengen. Na het dier gedood te hebben, werd nauwkeurig de lengte geme ten, die bleek te zijn negentien voet (een Amsterdamsche voet is 28 c.M.), terwijl de zwaarte bleek te zijn 350 pond. Een schil der bracht het dier op doek en toen men het begon schoon te maken, kwam er aan den kop, achter de kieuwen, een gouden band te voorschijn, waarin gegraveerd was: „Ik ben de eerste visch, die in dezen vijver werd geplaatst en wel door de hand van Keizer Frederik II, den 5en October 1230". Het dier was dus minstens 267 jaar oud. Geen wonder, dat afbeelding en geraamte van dezen ouden historischen snoek zorgvuldig bewaard zijn. Van een en ander bevindt zich de afbeelding in het kasteel van Kaiserslautern en het geraamte te Mannheim. De ultTinfilia; van liet vre»nteeke*r In „Ubcr Land mul Meer" .deelt dr. Ru-* dolf Iüeinpaul mede, dat niemand anders dan dc geleerde Venctiaansche boekdrukker Alois Manulius (16de eeuw) de uitvinder van ons alom bekend cn gebruikt, vraagt teken is. De vraag is in het Latijn Quacsto. Van dit woordi nu nam Manulius de eerste letter en plaatste die boven dc kleine o. Na eenigc wijziging ontstond hieruit het vraagleeken in zijn tegen- woordjgen vorm, dat vroeger steeds vóór den vrngenden Hn werd geschreven, wat in Spanje nu nog gebruikelijk is. Ilct uitroe-pteeken heeft ongeveer dezelfde geschiedenis. Het is af komstig van het Latijnschc lusschenwerpsel Jo, dat zoo ongeveer heisa, hola hetcekcnh Manulius nam nu dc hoofdletter J en plaatste die boven dc kleine 0 en ziehier het uilroep- teeken. Wegen van rufeber. In Engeland lueft men proeven genomen met rubber om wegen te plaveien. In een der drukste straten "van Londen werd de eerste „rubber-weg aangelegd. Na een vastgestelde tijdsruimte werd nagegaan hoe de rubber zich! gehouden had in vergelijking met andere pla veisels, die even druk betreden en bereden» der.zclfder. lijd dienst hadden gedaan. Een der wegen beslaande uit blekken van een bepaalde houtsoort, vertoonde slijtage, terwijl de weg van rubber zoo goed als niet gesleten was, Men is besloten uitgebreide proefnemingen tci doen, zoodra voldoende en goedkoop genoeg, rubber beschikbaar is Mochten deze proefne mingen gunstig uitvallen, dan is het zoo goed als zeker, dat van rubber een groot gebruikt gemaakt 7j\Tworden om tc dienen lot plavei sel <an drukke stadsstraten.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1918 | | pagina 1