0oöP de Ueagd.
Sen zomer in Ballingschap.
Naar fiet Engelsch van Jennie
Chappell.
Vrij bewerkt door C H.
HOOFDSTUK I.
II ct telegram
maar haar gedachten waren nog steeds bij
hetgeen rij in Moeders kamer gezien had.
„Zoo Pips," zei mevrouw Hurst, toen zij
even later binnenkwam. Zij wilde nog -iets
zeggen, doch kon niet. De glimlach op haar
gezicht deed haar dochtertje denken aan de
manier, waarop de zon door dc wolken
schijnt, vóór het begint te regenen.
„Waf is cr, Moeder? Scheelt er wat aan?"
vroeg liet kind, terwijl zij zich naast haar
moeder op de rustbank ^nestelde en haar
armen om haar heen sloeg.
Mevrouw Ilurst drukte liet dierbare \vc-
Het was een vochtige, zachte avond in liet zenlje stijf tegen ziek aan, doch zij kon nog
vroege voorjaar. Iedereen, die verstandig ge- niet spreken. Pips voelde haar boezem op
noqg was om te begrijpen, 119e vruchtbaar het en neer gaan; t was net, alsof Moeder haar
weer was voor het pas gezaaide graan, dat in tranen inhield.
dc voren op den akker op warmte en regen ..Moeder!'' zei zij weer, zelve nu op het
lag te wacllten, verheugde zich hierove r. punt van in tranen uit te barsten. Moesje, ik
Het begon al tc regenen. Kleine, fijne drup- word zoo bang!"
peis- kwamen bijna zonder cenig geluid te -„Lieveling! Pippie!" en mcvroiuv Hurst
snaken uifc dc loodgrijze lucht naar bene- trachtte liaar stem opgewekt te doen klinken,
den. ..Het mag den geheelen nacht wel blij- „hoe zou je het vinden eens bij de Tantes in
ven doorregenen,-' zeiden de menschcn. En de Bra eken side te. gaan logeeren?" 1
boomenl 't Was nefc of men de knoppen zag „O, gaan wij daarheen, Móeder?'*
zwellen en er een groen waas over kwam. „Zou je het prettig vinden?"
Dc zaadjes in den akker en in den tuin dc- „Ja natuurlijk. Moeder!" riep Pips uit; al
den ii hun bost hun bruine kopjes door de haar angst was plotseling icrdwenen. „U
vochtige aarde heen'tc werken en er boven- dan niet?
uit tc steken om volop van den weldadigen „Ja kindje Maar ik zou er niet kunnen
regen te kunnen genieten. blijven, voorloopig ten minste niet."
„Na zal mijn sterrekers wel opkomen," „O Moeder, waarom niet?" riep het kind
duoht Pips, terwijl zij uit het lage raam, dut verbaasd uit. Haar vreugde, maakte plotsc-
open stond, boog. „Ik hoop maar, datj het ling plaats voor teleurstelling. „Ik ga liever
overmorgen hoog genoeg zal zijn om het af niet zonder u. Moeder."
te krippen, zoodat Moeder het bij het ont- „Lieveling, 't Kan niet anders. Ik moet een
bijt kan eten." tijdje van je'weg. Pips, naar Vader in Frank-
Misschien vinden jullie, dat „Pips" ccn liecl rijk, en ik wilde zoo graag, dal dc Tantes op
vreemde naam voor een meisje is. Eigenlijk mijn kleine meid pasten, totdat ik weer
beetle- zij Philippine Maria Ilurst, maar hij terugkom.
afkorting werd zij altijd Pips of Pippic ge- „Wanneer gaat u. Moeder? En waarom gaat
noemd. Iedereen noemde haar zoo, en toen u? Mag ik niet mee?'* klonk het van Pips'
haar vader naar het buitenland moest gaan trillende lippen.
cri iin vrouw en dochtertje alleen achter- i „Ik móet heel vroeg morgen ochtend weg
schreef hij elke week aan zijn „lieve, gaan. als jij nog slaapt, lieveling. Het spijt
'.ne Pips." Zij zou het al heel vreemd ge- mij heel erg, je achter te moeten laten, maar
v w?en, als haar „deftige naam.' zooals zij wij moeten beiden dapper wezen en nullen
i zeli altijd noemde, boven die dierbare hopen, dat bet niet voor langen tijd zal zijn.
n oes^aan- Arme Vader is plotseling heel ziek geworden,
!•-.wijl zij daar zoo uit de vensterbank Pips\—Ik heb zooeven een telegram gekregen,
li,, door dc brcede veranda was zij gc- En Widertje heeft me zoo noodig, veel meer
h 1 beschut voor den regen met haar kin dan jij. lieveling. Stil kindje huil niet zoo.
o -'-. ar hand rustend en haar lange-, bruine Jc begrijpt immers we), dat ik je niet mee
n over schouders en 1-ug golvend, scheel- ka 11 nemen, Pippie, hoe graag ik het ook
d .-.et maai heel weinig, of Pips viel in zou willen doen; je zou allerlei moeten mis-
slr.c.p. Het zachte, eentonige geruiseh van den sen
J gen leek veelkop een wiegeliedje en Pips j „Alles wil ik liever missen dan u!" snikte
v, id zóó slaperig, dat zij dc zaclite slem Pips, terwijl zij zich krampachtig aan haar
hare: moeder, die beneden onder haar be- moedér vastklemde.
zigh-.-den neuriede, niet eens hoorde. Doch „Het kan werkelijk niet, kindje. Bovendien
juist op het oogenblik, dat Pips' oogleden kun jc me niet helpen, maar zou je mij in den
oi.br vielen, sloeg zij zc door liet knarsen van NVcg zijn, lieveling. Nee Pippie, ik zie werke-
hihek en liet kraken van het natte grind, lijk geen anderen uitweg dan je voor een
vol belangstelling en geheel verrast weer op. tijdje naar Brackenside te sturen. Ik wil je
Het was c-en jongen niet de krantenjon- niet alleen omlcr de hopde van Sara achtcr-
ook niet de jongen van den kruidenier, laten. Al is zij heel goedhartig, veel verstond
of dc jongen, die den tuin onderhield. Hij van kinderen heeft zij niet. In Brackenside zul
jc je echter heel gelukkig voelen. Dat weet2ik
zeker.''
,Ik ik hou niet van Tante Hcsterl"
eenzaamheid minder deed voelen. Zij keek op
naar de mooie lucht <?n vroeg zich af, waar
Moeder toch wel zou zijn en of Moeder ook
het mooie wolkje vlak hoven den kastanje
boom zou kunnen zien. De gedachte, dat Moe
der en zij naar dezelfde mooie lucht opke
ken gaf haar een gevoel, of zij dichter bij
Moeder was. De herinnering aai? Moeders
woorden, dat hoe ver zij ook van elkaar
gescheiden mochten zijn één trouwe Vader
over hen waakte.stride haai* nog rustiger.
Zacht fluisterde zij: ,.0, lieve God, maakt U
alstublieft mijn armen Vader weer beter en
behoedt U mijn lieve Moeder, brengt U haar
gauw bij mij terug!" Daarna legde zij haar
hoofdje, weer op het kussen en sliep weldra
in.
In den middag van dicnzelfden dag zat Pips,
naast Sara in den trein, die haar naar Brac
kenside zou brengen. Haar twee kostbaarste
bezittingen had zij op-schoot: haar pop Adèle
en haar poesje Tibfiy. De laatste log veilig
in een ruim mandje, waarin een zacht bedje
voor haar was gemaakt en zij een paar bc-~
schuitjes had om aan tc knabbelen Zelfs een
kiosje aan een touwtje, waarmee zij onder
weg kon spelen, was niet vergeten. Zij hoefde
zich op de lange reis dus niet teyvervelen.
Tibbv scheen echter geen lust te voelen met
het klosje te spelen en miauwde klagend,
drukte liaar lief, rose snuitje door de opening
cn stak er haar wit pootje door, tot groofc
wanhoop van haar jeugdig meesteresje cn
tot amusement van haar medereizigers.
Gewoonlijk vond Pins het heerlijk in den
trein tc zitten; zij zat dan bij het raampje en
keek naar de groene velden, de donkere
bosschen cn de rivieren, die als ccn lint voor-
biikronkeldcn. Vandaag echter was zij van
geheel andere dingen vervuld en hoe meer zij
Brackenside naderden, des te meer verdiep
te zij zich cr in. wat haar tantes wel tegen
haar zouden zeggen cn hoe haar leven daar
zou rijn.
(Wordt vervolgd.)
droeg een pot, had een leerèn tasch aan een 1
riera om *n hield een groen envelop in de
hand.
„Hef meet de brievenbesteller zijn," dacht
Pips. „Misschien" en vlug sprong zij op
het een brief van Vader!
Pips,
lcend.
zenuwachtig aan, haar. zakdoek
zei
trek-
„Maar zij is toch zoo lief en goedl Hoe bc-
Dotli toen zij halverwege dc trap was, 1 ter je haar leert kennen, hoe meer je van haar
blcci zij plotseling stilstaan, bedacht zicli een
oogenblik cn liep weer lenig naar het raam,
waar zij vandaan kwam.
Zi| bad bedacht, dat er dien morgen nog
€:n brief van Vader gekomen was; zóó gauw
7.on hij dus niet weer schrijven. Het was zeker
een brief van Tante Hester of iemand an
ders cn als Pips naar beneden ging, zou Sara
cr stellig dadelijk aan komen om te zeggen, dat
het tüd was om naar bed tc gaan. Daarom
knielde zij opnieuw bij het .raam om naar
don regen te kijken en tc droomen.
„Sara! Kom eens hier!'' hoorde zij plotse
ling haar moeder roepen. Wat klonk haar
Mem vreemd! Zoo hard cn scherp, heelemaal
niet dc lieve stem, die Moeder altijd had.
Sara kwam onmiddellijk. Zij ging de kamer
binnen, sloot de deur cn Pips hoorde nu niets
meer.
Eenige oogenblikken later kwam Sara de
kamer weer uit. Haastig liep zij naar boven.
„Ze komt me halen," dacht Pips nu. Maar
Sara ging naar Moeders slaapkamer cn het
kind hoorde haar harder dan gewoonlijk de
blinden en ramen sluiten, kasten open- en
dichtmaken cn allerlei te voorschijn halen.
Weldra kwam Moeder ook en werd er ge
fluisterd. Pips meende „Folkestone" en „met
den trein van 5.45" te verstaan. Zij begreep
cr niets van.
Het regende nog steeds, zachtjes cn gesta
dig; de vogels hadden hun nesten opgezocht
en het was nu bijna donker in de kamer. Er
was nog niemand gekomen om haar te roe
pen, cf te kijken, waar zij was. Zij begon ril
lerig tc worden; in de eerste oogenblikken
houden zult. En dan is Tante Alice er'
„Die ken ik heelcmaa! nietl"
„Nee, maar je zult haar gauw genoeg ken
nen en spoedig evenveel van haar houden, als
ik doe."
„O Moeder, ik hou van u!" riep het kind
uit, terwijl zij haar armen opnieuw om den
hals harcr moeder sloeg.
„Dat weet ik, lieveling. En ik weet ook, dat
je ter wille van mij zult probeeren van mijn
lieve zusters, jc eigen Tantes, te houden. Jc
zult doen wat zij zeggen, juist zooals jc dat
voor mij zou doen. Misschien is het niet voor
langen tijd, Pips, we willen hopen, dat het
maar voor enkele weken is. Wij hopen béi
den vurig, dat die arme Vader spoedig weer
heelemaal beter zal zijn. Als ik weet, dat jij
je in je lot schikt, maak je liet mij gemakke
lijker hem te verplegen. Denk eens aan, Pips,
dat Vader ziek is en geen enkelen vriend om
zich heen heeft in het vreemdo land. Is dat
niet vreeselijk?"
„O Moeder, ik— ik zal mijn best doen!' riep
Pips ernstig uit, diep getroffen door Moeders
woorden. „Wilt u mijn aller-, allerbeste
groeten doen aan Vader en hem zeggen, dal
ik heel gehoorzaam zal zijn?''
HOOFDSTUK II.
1 1 3
t
Geen prettig b c.gl nv
Pips schreide zich dien avond in slaap cn
den volgenden ochtend was zij al* weer vpv
wakker.
Haar eerste gedachte was hel bed uit tc
had zij gehoopt, dat Moeder en Sara haar J springen cn op bloofe voetjes naar de kamer
zouden vergeten, doch nu bekroop lia.ar een harcr moeder te loopen.- De vogel was cch-
gevoel van verlatenheid en op gevaar af van ter gevlogen! Zij luisterde boven aan dc trap.
onmiddellijk naar haar lieve, rose-en-witte
daapkamer'gezonden tc worden, ging zij naar
haar moeder toe.
Mevrouw Hurst stond voor een geopenden
kofier en scheen in zenuwachtige haast een
en ander in tc pakken. Sara stond bij haar
en gni liaar telkens wat aan. Wat betecken-
dc flit alles toch?
..Moeder!" zei Pips smeekend en met een
vrec-mdo trilling in haar stem, alsof zij be
greep, dat er iets niet in orde was. „Moeder,
.wat doet u?"
„Pips moest liever naar bed gaan, vindt u
niet. mevrouw?" zei Sara, die meende, dat
Kinderen nergens zoo veilig waren als onder
dc wol. „Het is al lang over haar tijd."
„Ja; och, ik weet het niet,'' antwoordde
mevrouw Hurst, met een bedroefde, gebroken
ótern. „De trein gaat morgen ochtend al zoo
.vroeg, Sara."
„Gaan we op reis, Moeder?" vroeg Pips
nu. „Waarom bent u anders bezig met pak
ken?"
„Ga naar beneden, lieveling, en eet daar
je beschuiten," zei haar moeder. „Ik kom da
delijk. Nu mijn kam cn borstel, Sara O. ik
moet een paar enveloppen niet vergeten. Kom
Pips, ga nu vlug, dan kom ik ook."
Langzaam cn in gedachten verzonken ge
hoorzaamde het kind. Het vreemde, dat er
in de lucht hing, maakte haar onrustig. Deze
Sara was druk bezig in de keuken en Pips
meende, dat zij haar tegen iemand hoorde
spreken. Misschien was het Moeder wel ci»
kwam zij nog niet te laat om haar een „allcr-
laatsten zoen" tc geven.
„Moeder! Moeder!" ripp zij. Er kwam cch
ter geen antwoord. Toen: „Sara! Soro!
Sara—kt'
„Wel, wat is er?" klonk he) n;i eindelijk
van beneden.
„Waar is Moeder? Ik zoek Moeder.
„Al een uur geleden vertrokken, 't Was be
ter, als je maar weer naar bed ging, Pip^".
het is nog te vroeg voor je om op te staan."
Met een gevoel, alsof het hcele huis plotse
ling leeg was geworden, ging Pips weer terug
naar haar kamer cn haar lekker warm bed.
Zij was van plan tot hef ontbijt te liggen
schreien, maar de tranen kwamen dien mor
gen niet zoo gemakkelijk, als zij dit den vori-
gen avond hadden gedaan. De vogels sjilpten
vroolijk op het dak der veranda en de zon
liet haar gouden stralen op den muur dansen-
Pips trok het gordijn op en keek naar bui
ten. Een enkel rose wolkje teekende zich nog
tegen de blauwe lucht af. Hot groene waas,
dat over boomen en struiken hing, was nog
meer zichtbaar geworden dan den vorigen
avond; alles glinsterde van het vocht en aan
I alle takjes en sprietjes hingen druppels, die
11a den regen schitterden als diamanten in
pakkerij was niet om naar zee te gaan. Daar-'den zonneschijn. Het kleine meisje wist niet,
Tan was zij overtuigd. Maar waarom had dat zoo'n heerlijke morgen de menschen, die
Moeder er haar dan niets van te voren van verdriet hebben, opbeurt en hen van hoop
gezegd cn y, at beteckende dit alles? vervult op betere dagen. Zij wist alleen nog
ic mqjiT pjps haar beschuiten op, maar. dat het zien van d^n «uin haar haar
Hooka's Ewstei Reis.
Een kikkcrgeschicdcnis.
Er was eens een kikker, die om zijn
springenden aard Hopla genoemd werd. Hij
woonde heel rustig met zijn Oom in een
heldere beek, welke tusschcn met bloemen
begroeide oevers stroomde.
Hopla was nog maar een liecl jong baasje,
maar moedig en ondernemend was hij wel.
Dat merkte je dadelijk, als jc hem hoorde
kwaken. Hij wou op reis, dc wijde-wereld
in, oni landen en dieren tc leeren kennen. Ja, j
Hopla had grootschc plannen. Ilct was dan
ook heel jammer voor hem, dat zijn oude
Oom er Zoo heel anders over dacht. Oom was
namelijk een knorrige, oude baas. Ilij was
nooit getrouwd geweest en voedde zijn jong,
dartel neefje heel streng op, want hij begreep 1
al heel gauw, dat dc jongen lust voelde, om
de wijde wereld in te trekken.
„De wereld," was Oom gewoon tc zeggen,
..is slecht. Hopla, "heel slecht I Wees op jc
hoede en blijf hier, waar ik jc naar mijn
j beste weten heb grootgebrachtDe wereld is
slecht Ik heb het zelf ondervonden, want ik
ben ook jong geweest
En als Hopla dan vroeg, wat hij onder
vonden had, antwoordde Oom daar niet op,
zette groote, uitpuilende kikkeroogen op en
J bleef den geheelen dag knorrig. Zij'n onder-
I vindingen moesten al liecl treurig geweest
zijn. Hopla had er de andere kikvorschen eens
binnensmonds over hooren kwaken. Vroeger j
j was hij de vroolijkste uit de heele beek ge-
I weest, doch plotseling was hij stil en knorrig
I geworden. Hoe dat kwam, wist zelfs de knap-
ste kikvorsch uit den omtrek niet te vertellen,
maar ieder dacht er het zijne van cn
meende, dat hij het bij fict rechte eind had.
Dc ééiwertelde, Oom had eens in een paling-
net gezeten cn daarbij erg zijn hoofd bcrcerd,
een ander zei, een snoek was dc schuldige
en weer een ander beweerde^ een hon<l had
hem gebeten. Geer. enkclo kikvorsch v.ist
echter, waardoor Oom zoo knorrig was ge-
worden, 't Was raden en 't bleef raden, maar
dat Oom van ccn vroolijkcn kikvorsch in ccn 1
ouden brompot veranderd was, daarover
waren allen het cans.
O, d.\' beek, die vervelende, eentonige beek
Aan don ééncn kant waren twee palingnettcn
uitgoz'.-tdie versperden daar natuurlijk den
doorga. Dien kant wilde Hopla zeli niet
uit gaan. Hij had eens gezien, hoe een dikke
pad in het 112S verdwaald cn gevangen was
en hoe zij cr later door twee menschen hard
handig uitgehaald was. Eén hunner had go-
lachen en dc andere, die hei 'arme dier be
vrijdde, had vreeselijk op.de pad gescholden,
.die toch werkelijk nic-t voor haar plezier
I lunchen de mazen van het net verdwaald was!
Doch den anderen kant uit zou Hopla graag
ver, heel ver v;iilcn zwemmen, als Oom liet
maar goed vond, maar Oom had hem precies
de plek gewezen, tct waar hij gaan mocht,
geen sprong verder en och, dat was maar zoo n
liecl klein eindje, 't Was to'c aan het bruggetje,
dat op kleinen afstand van hun woning over
dc beek Jiecn was gebouw d. Verder mocht
hij niet zwemmen en Hopla wilde juist zoo
dolgraag weten, hoe het cr aan den anderen
kant van'dat bruggetje uitzag. Werkelijk, het
gebied, waarin bij zwemmen mocht, was te
klein voor ccn jongen, vroolijkcn kikvorsch
als Hopla. Dikwijls keek hij verlangend onder
het bruggetje door. Veel kon hij niet zien,
maar wat hij zag, leek hem zoo mooi 10, wat
jjou hij f^rang ver, heel- ver weggezwommen
zijn
Op zekeren dag kwam er een heel gezel
schap jor.^c kikvorschen van den anderen
kant onder het bruggetje door gezwommen.
Die keken zóó vrijmoedig rond cn waren zóó
vroolijk, dat zij de hcele beek in opscliuddihg
brachten. Hopla was echter te verlegen, om
te kijken en wist eerst niet, waar hij zich
bergen zou. Gelukkig, daar zag hij een hol
letje in den oever 1 Vlug kroop hij cr in. Toch
kon liij zijn oogen niet van het vroolijke gezel
schap afhouden en weldra zag hij, dat allen
rechtsomkeert maakten en weer naar het
bruggetje terugzwommen, er onder door,
1 verder, al verder
I „O, wat zijn d i e kikvorschen gelukkig I"
dacht hij, „mocht i k dat ook maar Hun
I bevalt het hier natuurlijk evenmin, anders
waren zij niet zoo gauw weer teruggc-
zwommen. Maar als die het kunnen, kan ik
het ook. Ik houd het hier niet langer uib,
k ga he't ook eens probeeren. Ja, ik ga het
vondaag nog probeeren 1" vneode bij or aan
toe, want hij bedacht zich plotseling, dat zijn
Oom den geheelen dag thuisbleef, omdat hij
verkouden was. „L i een gelegenheid, die
zich zoo gauw Rie! wcr voordoet." dacht hij
en in liet volgend oogenblik zwom liij het
vroolijke gezelschap achterna. Dat was echier
al een liecl eind verder. Hopla zag het zelfs
niet eens meer. Maar daarover bekommerde
hij zich niet.
„Wat zij kunnen, kan ik ook riep hij
Irofcsch uit cn met die woorden zwom hij voor
het eerst in zijn leven onder het verboden
bruggetje door. In een wip was hij aan den
anderen kant. Hè, wat ging dat heerlijk Zóó
vlug was hij nog nooit vooruit gekomen Hoe
lekker rook hier de lucht cn wat was het
water helder Hoe heerlijk kon hij hier zijn
becnen uitgooienSteeds verder ging het
Het was hem tc moede als ccn jeugdigen
schaatsenrijder, die zich op verboden ijs be
vindt. Ilij denkt„Het ijs is zoo heerlijk glad F*
Toch hoort bij ccn zachte stem waarschu
wend Luisteren: ,,'t Zal mij toch wel houden?"
Spoedig echter had Hopla alle vrees van
zich afgeschild. Hij genoot nu onverdeeld.
Och, Oom was ook altijd zoo bang cn brom
mig. Hij zag nu immers zelf, lioe 't in de
wereld gesteld was c;\ kon cr niets gevaar
lijks ontdekken, integendeel, alles was even
heerlijk en mooi. Nu kwam hij weer aan een
brug; deze was veel hooger cn langer dan
de eerste. Hopla overlegde ccn oogenblik. Zou
hij nog verder zwemmen? Hoe koel zal het
in dc schaduw van dc brug zijn Maar wat is
dat? Plotseling staart hij met verschrikte
oogen onafgebroken naar één punt. O, schrik!
Een snoek! Een I-wcnch snoek, die evenals
Hopla de schaduw der brug opzoekt. Hopla
is als versteend van schrik .„Eén geluk is
het." denkt hij, „-da» de snoek geen oogen van
achter heeft, ander. hij kon niet verder
denken Och, wat zou hij cr nu niet
voor gegeven hebben, als hij maar rustig ftis-
schen dc palingnettcn cn het eerste bruggitje
bij zijn strengen Oom rondzwom! Nooit zou
hij dc wereld meer ingaan, als hij maar on
gedeerd weer thuis kwam! Maar die voor
nemens hielpen hem op het oogenblik al heel
weinig, dat begreep hij zelf maar al te goed.
Langzaam en voorzichtig zwom hij naar den
oever, zonder den gevreesden vijand ook maar
één oogenblik uit liet oog tc verliezen. Het
gelukte hem, en verlicht ademhalend, krab
belde hij op het droge. De snoek had niets
gemerkt cn Hopla docht: „dat heb ik '11 ge
leverd!" triomfantelijke blikken op den vij
and werpend.
Plotseling zag hij echter een vreemden
weerschijn in het water. Verschrikt keek hij
omhoog en daar ontdekte hij twee van die
vreeselijke wezens, welke eiken morgen de pa
lingnettcn kwamen lecgen: twee menschen. De
ééne was nog klein, de ander groot en ste
vig. Beiden hadden don snoek gezien cn wil
den hem vangen. Voor dc menschen was hij
nog banger dan voor don snoek. Vat moest
hij doen? Goede raad was duur. In het water
springen kon hij niet, want dan zou dc snoek
'hem zien en op het droge werd zijn leven be
dreigd door de menschen. Kon hij maar vlie
gen!
Tot zijn geruststelling schenen de menschen
echter niet op heirwtc letten. Hij zag, hoe dc
kleinste den grootste iets in het water wees.
Vat kon dat- toch zijn? Hopla begreep het
maar niet en meende eindelijk iii zijn angst,
dat ze zijn spiegelbeeld in het water zagen.
Verschrikt "sprong hij een eind van dc beek
weg. Eindelijk bemerkte hij. dat zij den snoek,
den grootcn snoek, bedoelden. Dat hij daar
niet eerder aan gedacht had! Hopla haalde
verlicht adem. Maar 0 wee! Nu naderden de
beide menschen h e m.
De^ grootste had nu ook den snoek gezien
cn ging een eind verder staan, waarschijn
lijk om hem beter te kunnen bespieden, maar
daardoor kwamen zij ook meer in dc buurt
van Ilopla. Nu stonden zij stil. Hopla verloor
hen geen oogenblik uit het oog Daar zag hij,
dat de grootste een net tc voorschijn haalde.
Dat was natuurlijk voor den snoek bestemd,
maar als 't eens voor hem mocht zijn, zou
hij ze in 't gezicht springen. Wacht, daar na
derden dc menschen hem, hij hield zich ge
reed.... maar in het volgend oogenblik was de
snoek in het pel gevangen.
Dc mannen stonden 1111 onder aan de beek
on Hopla, die wat nieuwsgierig 'was uitge
vallen cn zich veiliger voelde, nu dc snoek
in het net zat, kwam wat dichter hij. Ilij \Vildc
de helling afspringen om weer ia het water
te komen. Dat w as 11:1 veilig voor hem. Maar,
wat was dat? Hij sprong cn zakte plot
seling naar beneden, niet in het vmtcr cn met
op den grond,-maar i:t de kaplaars
van den man.
Nu 'was Holland in last! De laats werd hoe
langer hoe nauwer. O. wat drukte en knelde
zij hem! Eigenlijk had Oom toch gelijk, als
hij beweerde, dat dc wereld slecht was. En
het gedeelte van dc wereld, waarin Hopla
zich bevond, was al heel slecht O, 't was
vreeselijk, bijna fijn gedrukt tc worden tus
schcn een laars cn een sok
Nu deed de man ccn stap. waardoor de
laars n 0 g dichter hij het heen kwam. Vat
waas dat benauwd! Hij kon het niet langer
uithouden! Bovend'en maakte hij zich onge
rust, dat de man. naar huis 7.011 gaan, ver, ver
weg misschien! Hoe zou liij dan zijn heek
met het bruggetje cn de palingucttcn ooit
kunnen terugvinden! Och, waarom was hij
cr toch maar niet gebleven, dwaas, die hij
was!
Hét waren vreeselijke oogenblikken. die
Hopla in dc laars doorbracht. Ilij kreeg het
steeds benauwder. O wee. daar scheen de
man gemerkt tc hebben, dat herbezit van zijn
laars hem door een ander betwist werd, want
Hopla zag bevend van angst dat cr een
liand in dc schacht gesloken werd. Hij zaf?
het onheil meer eu. meer naderen, maar kon
zich niet bewegen. Ilij zat vastgeklemd. Was
er dan nergens luilp tc verwachten, nergens
een uitweg?
Ja, cr w a s een uitweg: juist locn Hopla's
angst het hevigst was, werd dé vijandelijke
hand zijn redster, want zij was zóó rond en
dik, dat de schacht er zich door uitzette.
Hopla kreeg lucht en kon weer ademhalen,
ja, hij zakte steeds lager, totdat hij plotse
ling liet daglicht zag schemeren in den don
keren nacht van zijn ongeluk! Als door een
venster zag hij het heerlijke daglicht in de
duisternis doordringenI Hoe dat kwam? Er
was een gat in de laars! Een gatWel klein,
maar toch groot g'ööoeg voor Hopla.
Nauweliiks had hij* h»n ontdekt, of floebl
daar had hij er zich doorheen gewerkt ed
was vrij, vrij! O, welk een heerlijk, blij ge«
voel was dót! In hetzelfde oogenblik hoorde
hij echter, dat de beide menschen in lachen,
uitbarstten. Dat maakte hem opnieuw angstig*
Haastig sprong hij in de beek cn zwom zoal
vlug mogelijk weg. Hij had nu genoeg van
zijn reis in de wereld en wilde niets liever,
dan naar zijn Oom terïigkcercn om voortaan!
tusschen het eerste bruggetje en de paling*
netten te blijven. Daar was het veel rustiger,
cn lang zoo gevaarlijk niet.
Onder dergelijke bedenkingen zwom hij
huiswaarts, 't Is vreemd, maar dc terugweg
leek hem lang niet zoo prettig als de hceiv*1
weg en eigenlijk moest hij zichzélf bekennen,
dat liij niet veel aangename ondervindingen
had opgedaan aan den anderen kant van hcÜ
bruggetje. Langzamerhand werd hij erg moe
en hoe dichter hij bij huis kwam, des tü
angstiger vroeg-hij zich af. of dom nog \vc|>
verkouden zou zijn, of hij iets gemerkt zou
hebben?
Eindelijk bereikte hij het welbekende plekje!
in de beek Oom zag hij niet rondzwemmen,
die was nog thuis en toen Oom vroeg, waar
zijn neef toch zoo lang gezeten had, biechtte!
Hopla qerlijk zijn avontuur op. Oom kcoV'
eerst wat grimmig, maar lang fluurdc daÜ
niet. Toen zei hij op een toon en met ccn ge
zicht, die voo^ zijn doen werkelijk vriendelijk
waren:
„Ik geloof, Hopla, dat jc nu wel genoeg
hebt van dc wereld cn je voorlaan bij je"
ouden Oom zult blijven."
1 Hopla knikte slechts en uit zijn beide Ki'i*,
kcroogen viel ccn dikke traan van berouw,
De sneeuwpop.
Johan ontwerpt écn reuzenplan,
Hij wil een sneeuwpop maken,
Eer. nachtwacht van een meter hoog
Die moet het huis bewaken.
„Dat 's goed," zei Karei, „ik doe mee;
Dat kijken door de ruiten
Verveelt m* al lang, dus kom maar gauw»
.We gaan direct naar buiten."
De tuin lag vol met schoonc sneeuw
Hét gras en al de paden,
De boomen en de struiken zelfs,
Zc waren zwaar beladen.
Zc maakten eerst het onderstel,
Twee dikke, zware beenen,
„Want aftders valt het ventje om,*
Zoo schenen zij tc me enen.
Toen rolden ze een groolen bal,
Dat moest liet lichaam wezen.
Joh au zei„hij heeft zeker niets
Van 't vetrantsoen te vreezen."
„Ons ventje is zoo vet als spek,"-
Riep Karei onder 't werken
„Dat Schraalhans keukenmeester is?
Dat kun j' aan hem niet merken."5
Toen werd zijn hoofd nog opgezet*
Met antracietc oogen.
„Hij ziet cr als ccn roover uifc"
Riep ICarel opgetogen.
Johan zocht vlug een ouden hoed,
En.'t manneke moest rooken
Een steenen pijp met hooi gestopt
Werd in zijn mond gestoken.
Zoo stond hij daar een heele week
Toen is de dooi gekomen
Met storm en regen en die heeft
Den nachtwacht meegenomen.
7' 7 F. J. Hoffmart.
Maandag?
AGENDA.
Onder dece agenda worden alleeri opge«
nomen die uitvoeringen, vergaderingen, enz.
welke in het Dagblad geadverteerd worden.
Openbare Leeszaal (Beukenlaan)
214—10 uur. Zondag 2^— 5M uur.
Maandag 2J410 uur.
D a g e 1 ij k s
Museum Plehite.
Vrijdag, Zaterdag, Zondag
Bioscoop de Arend.
Bioscoop Langestraaf.
15 Febr. Amicitia Onze Woof.
16 Febr. Amicitia. De Fabrieksbaas.
T7 Febr. Maison de Haas. Bond v. VrotsT
Werdciesrecht. Lezing Mevr. v. Riol.
18 Febr. Amicitia, Amersf. Manneg
koor. y
10 Febr. Amicitia Sympli Concert. A
21 Febr. Amicitia. Concert Edwin FiscKeq
22 Febr. Amicitia. Leerl. uitv. Mevr. Doorik
neveld—Uitzinger.
22-23 Febr. Kunstbeschouwing. Reuteif
Garjeanne en Edzard Koning.
24 Febr. Rem. Kerk, Prot. Bond, Lezing
dr. Oort.
24 Febr. Amicitia. Volksavond T001Ö.
kunst. V
25 Febr. Amicitia. Uitvoering Toon)
kunst
25 Febr. H. Monopole. Mij. van Nijvl
Lezing Prof. Volmer. j
3 Maart. Amicitia. Bal Masqué.
6 Maart. Amicitia. Soirée Tijd. hulp in
zinnen.
5 Maart. Rem. Kerk. Herdenking 300*
jarig bestaan der Riem. Broederschap.
-J-\
Telefonisch Weerbericht.
Naar waarneming in den morgen vanJ
14 Februari 1919.
Hoogste stand763.1 te Müncheev.
Laagste stand735.8 te Hoparando.
Verwachting tk>t den avond van 15 Febr
Zwakke tot matige Z. O. tot Z. wind, nevefi/
of betrokken, later wellicht regen, toenemend*
dooi. 0