UTRECHTSCH PROVINCIAAL EN STEDELIJK DAGBLAD
FEUILLETON.
Gekocht.
AVOND-UITGAVE
TWEEDE BLAD
123**" Jaargang
Mo. 54 D
iViaandag
24 Februari 1919
^IET-OFFICIEEL GEDEELTE
BINNENLAND
Haagsche Brieven.
Wintervermaken. De
schoolbioscoop.
Als ik over wintervermaken ga hebben,
lean ik toch eigenlijk de ijspret niet over
slaan, al is dat alweer voorbij. Zelfs de meest
verstokte liefhebber zal zoo ver in het sei
zoen niet meer optimistisch gestemd zijn.
■Maar je kunt toch nooit weten en Maart
roert zijn stahrt. Alleen is de zon overdag al
veel te sterk, om het ijs sterk en gezond te
houden. Dus zal 't wel uit zijn voor goed.
Dat constateérend denkt de sohaatsenrijder
nog even met voldoening terug aan het ge
noegen gesmaakt op de gladde baan. Ook
ik. Laat mij 't daarom nog even mogen heb
ben over het ijsarnusement bezien van een
speciaal standpunt, van hel Kaagsche uit, en
'dan, in gezelschap van een Haagsche jonge
dame. Want èn 't een èn 't ander maakt het
amusement van het schaatsenrijden hier an
ders dan elders.
Een Hagenaar behoudt altijd, waar ook,
!ets ondefinieerbaars, dat hem Hagenaar
'doet zijn en blijven. Zelfs in zwembroek, in
het bassin, zou hij te herkennen zijn, wil ik
wedden. Hoeveel te eer dan op het ijs. Van
het Hoagwihe meisje geldt dat nog veel
méér.
Var. de Hollandsche vrouw op 't ijs valt
.veel goeds te zeggen. Anders ook wel na-
}uur!ijk, maar daar heb ik 't nu niet over.
Op het ijs is ze meer dan ooit blozend en
frisch. Dat is de galanterie van den winter,
hoe onguur die ook heet. Maar het Haagsche
meisje blijft toch anders dan de Hollandsche
vrouw waar ook. Zeker, ze houdt van een.
mooi toiletje en u weet natuurlijk, dat ze
fcoque-t heet, wel een flirt en bals „zalig"
vindt, maar al die beminnelijke eigenschap
pen beletten haar niet aan sport te doen:
ze 2\vemt en 'baadt, fietst en t<*nnist en rijdt
Schaatsen. Daarvoor heeft zij en natuurlijk
ook haar cavalier een eigen stijl, sierlijk en
licht, zooals ge die wellicht ook soms in
ar.dere piaatsen op een ijsclub kunt zien.
Hier is «die stijl inheemsch.
Rijden op de club is dan ook héél iets
anders dan per schaats een tochtje maken,
t Is ongeveer, wat in Amsterdam het op en
neer wandelen „in de Kalf" is, flaneeren,
gezellig-, om te zien en gezien te worden
Liefst met je tweeën, dus een prettigen ca
valier bij je, een leuken vent, of een pretti
gen Boy, dat hangt van den leeftijd af.
Let dan ook eens op haar toilet, of, dat
/«oef ik u eigenlijk niet te zeggen. Wie doet
dat niet als vanzelf, wanneer er een Haag-
Bche jongedame aan komt, óók als ze op 't
iis is. 't Spreekt vanzelf dat ze ook daar op
•haar voordeeligst gekleed is. Een elegant
getailleerd manteltje of een witte trui, die
zoo pittig en jong om heur lijf sluit; een
toquet klein hoedje, zoo'n modern ding, dat
as als een bespelde hoofddoek of een wolli
ge baret of gebreide muts. En heur haar
kroest en krult wat om ooren en voorhoofd,
als een blonde of bruine omlijsting* van het
frissehe, lachende gezicht. Korte rokken,
practisch' voor het ijs en coquet tevens.
Dat is het Haagsche meisj? ftp- het ijs.
Zogt nu niet, dat ik met dit schetsje wat
laat kom, want heb ik niet tevens, naar ik
mij vlei, er iets van de Haagsche- atmosfeer
ingebracht? En ik zou 't- immer over Haag
sche wintergenoegens hebben.
Hier is een ander: Bal-Masqué.
In den oorlogstijd vlotte dat niet al te
oest, maar nu zijn we weer zoo ver dat er
voor deze winterpret tot half twee nachtper
missie is te krijgen, dat is nog wel niet zoo
Jaar oi too vremg al naör men 't ne
men wil als de v/are feestganger zou vei-
V
•wachten, maar 't was reeds veel, dat de
gemeentelijke overheid met zoo'n verlof zin
voor dergelijke geneugten toonde, zoodat er
thans weer bijna eiken Zaterdagavond bai
rn asqué kan zijn.
In de dierentuin-zaal zijn de groote gecos-
tumeerde en gemaskerde bals, waar de leu
ze der „gelijkheid" gehuldigd wordt, alsmede
die der „vrijheid".
Bal-masqué's in meer besloten kring, waar
men niet zoo gemakkelijk toegang verkrijgt,
zijn er in de „Twee Steden", in „Promena
de" en bij „Bino", dat is „je" Haagsche dans
meester, en bij nog andere „professeurs" in
de edele danskunst.
Hoe deftig en chic ook, toch zijn die bals
niet je ware, maar „Haagsen" zijn ze wel.
Want daar komt onze jeunesse dorée, al of
niet begeleid door ma; soms ook, maar zeld
zamer verschijnt er de pa; daar zie je de
bekoorlijke Haagsche jonge meisjes, chic
getoiletteerddaar zijn cavaliers in correct
rok-costuum, haai* gedienstige jonkers. Doch
de echte bal-masqué-stemmirig is er niet.
Daarvoor is 't er niet vol en daardoor niet
vrij genoeg. N
Kom dan liever naar zoo'n groot bal-mas-
qué in dé dierentuinzaal. Ofschoon, de stem
ming daarvan behoef ik u niet te beschrij
ven; die stemming is overal dezelfde;
naar het zuiden toe echter nog vroolijker
en meer uitgelaten. En knappe meisjes?
Wel, die zijn immers overal!
Op de stemming komt -het aan. Als je
daar dan binnen komt, zoo pardoes opge
nomen in de bonte wemeling van al die ge
maskerde gecostumeerden, terwijl een or-
chest of een draaiorgel dreunerig, maar toch
opgewekt, de dansmuziek speelt, dan heb je
het rythme ai gauw fre pakk'en. Dan voel je 't
als champagne tintelen in je en als 't niet
de muziek is, dan is 't een slierende, dansen
de rij, die je meesleept. Dan zie je aldra niet
veel anders dan een feestelijk kleurig be
weeg om je heen, hoor je, zonder duidelijke
onderscheiding, om je een roezemoes van
muziek, gelach en stemmengegons.
Van persoonlijke ervaringen en ontmoe
tingen 2wijg ik. Als 't hall twee is, gaan de
lichten uit en de groote zaal, met vele na-
blijvers, ligt in een vertrouwelijke scheme
ring; de politie komt hen wien 't scheiden
moeilijk valt, verdrijven.
- Uit is de pret. Toch niet geheel. Want
velen hebben gezellig getweeën een stevi
ge wandeling te makenhoe ver 't is mer
ken ze nieL- vooral niet, wanneer hun weg
heel idyllisch eerst door het Haagsche bosch
leidt, waar ik ze, bescheidenheidshalve,
niet volgen zal.
Dus maar weer van een ander winter-
amusement. Tooneel en concerten ga ik
ditmaal voorbij. Blijft alleen nog de bios
coop, maar dat uitgaan is hier niet als naar
elke andere kino, waar ook. Alleen „Al
berts frères" is iels aparts, vanwege de uit
stekende eigenschappen, welke de bekende
Willy Midlers. als „explicateur" en imita-
teur bezit, hij is zelfs een half acteur, wan
neer hij de films met zijn toelichtingen ver
levendigt, welke dikwijls heele fragmenten
dialoog worden.
En dat is hem aangeboren. Typeerend was
in dat opzicht zijn optreden toen de beken
de regeeringsfilm van leger en vloot ver
toond werd. 't Was in Januari 1917, maar ik
herinner T mij nog heel goed. Er was een
zeer voornaam publiek in de Residentie
bioscoop van Alberts frères, de koningin, de
prins, vele hooge militairen en andere auto
riteiten, uitsluitend genoodigden
Het begon plechtig en stil. Willy Alberts
mocht een conventioneel speechje houden
tegen Koningin en Prins, tegen den minis
ter en de militaire autoriteiten, daarna be
gon de film te loopen.
Toen werd 't Willy Alberts allengs te
machtig..Tjonge, als daar de prentjes op het
doek bewegen, vooral wanneer je zelf cr
humor in ziet, dan is 't voor hem moeilijk
lang zijn opmerkingen voor zich te houden.
Ze komen immers vanzelf bij hem op. En hij
begon dan ook, onwillekeurig, wat explica
tie te geven.
Op het witte doek galoppeert een cavale-
rie-officiertje, springt over een sloot, keert
terug. Een soldaat volgt hem, ook te paard,
stijgt af, loopt naar het water en schijnt daar
iels uit op te rapen. En Willy Alberts, den
officier imiteerend, zegt„Och, soldaet,
hael m'n cigarettenkoker eens éven, die is
daer in gevallen".
Heel de zaal amuseert zich.
Nog een voorbeeld.
Op het militaire vliegveld dat we op het
doek zien, staan eenige officieren bijeen,
heertjes, die zich voelen, dat blijkt uit hun
houding. Dan kijken ze naar bo\en, woar
een vliegmachine gaat. En op voortreffelijke
wijze bootste Willy Alberts toen de geaffec
teerde stem van zoo'n luit'nantje na: „Ver
duiveld hoog, hè, kolossaal, sag!"
Er ging een stil genoegen door het pu
bliek, waaronder, zich zoo veel militairen
bevonden, als bevoegde beoordeelaars, ook
in dezen. En de „burgers" verkneukelden
zich ééns te meer.
Van de bioscoop als amusement ga ik
nog even naar de bioscoop voor het onder
wijs. Terloops eerst de opmerking, dat die
bioscoop ter ontspanning trouwens heel dik
wijls tevens opvoedend werkt.
Om nog een en ander te zeggen over „de
bioscoop en het onderwijs", daarvoor is bij
zondere aanleiding, omdat de directeur van
onze gemeentelijke schoolbioscoop, de heer
D. van Staveren, daarover een brochure
heeft uitgegeven waarin bovendien een'po
lemiek voorkomt met dr. E. Bonebakker,
chef van de afdeeling onderwijs der ge
meente Utrecht.
De heer Van Staveren bespreekt eerst de
waarde van de bioscoop als leermiddel, d.
w. z., als aanschouw!ngsmictóel. Anders kan
en mag de bioscoop niet zijn, dat stelt de
schrijver nadrukkelijk voorop. Maar behoeft
over deze stelling nog wrel veel gezegd te
worden Zeker, er worden nog bezwaren ge
hoord tegen cie schoolbioscoop, de heer Van
Staveren bespreekt ze en komt tot de con
clusie, dat voor bezwaren geenerlei grond
bestaat. Het is onjuist, zoo decreteert de
schrijver en er is geen reden 't hem tegen
te spreken, dat de kinderen door de school
bioscoop tot het bezoeken van gewone
bioscooptheathers worden opgewekt.
Het is onjuist, dat mede door de school
bioscoop het onderwijs te „aanschouwelijk"
wordt. Het onderwijs kan nooit te aanschou
welijk zijn.
Het is onjuist, dat door het bezoeken der
schoolbioscoop -tijd aan het onderwijs ont
trokken wordt. Er wordt juist tijd door be
spaard.
Natuurlijk kan ik hier niet op al deze stel
lingen ingaan, genoeg zij 't te zeggen, dat
het betoog van den heer Van Staveren, die
trouwens uit deugdelijke ervaring spreekt,
zeer overtuigend is. Nog moge, zij 't alweer
met een enkel woord, vermeld worden, dat
de schrijver tot de conclusie komt, dat de
bemoeiingen met de bioscoop tot heden te
veel een uitsluitend negatief karakter droe
gen. De bioscoop moet niet bestreden, ze
moet veredeld worden. Daarbij sluit dan aan
zijn stelling, dat de ojderwijsbioscoop voor
het geheele onderwijs, in den meest ruimen
zin des woords, moet dienstbaar gemaakt
worden en dat zij een uitnemend middel is
om de wetenschap te democratiseeren.
Maar dan moet men over een groote ver
scheidenheid van films kunnen beschikken
en zoover is men nog niet. Echter is 't al
weer ook niet zoo erg als B. en W. van Am
sterdam meenen, die verwonderlijk genoeg,
in de Memorie van Beantwoording op de
Gemeent'ebegrooting voor 1919 nog schre
ven dat er zoo weinig goede films bestaan,
'dat met het in het leven roepen van school
bioscopen nog wat gewacht zou moeten wor
den. Om dicht bij tiuis te blijven, zou ik naar
onze Haagsche schoolbioscoop kunnen ver
wijzen, en voorts naar de opgave van on-
derwijsfilms en van films, die geheel of ge
deeltelijk of met eenige aanvulling uitste
kend onderwijshulpmiddel kunnen zijn, wel
ke men 'm het boekje van den- heer Van Sta
veren vindt. Vermelden we hier slechts, dat
de Hollandia-fabriek te Haarlem en de
's-Gravenhaagsche filmfabriek van den heer
\V. Mullens (Alberts frères) reeds tal van
films vervaardigd hebben, die voor het on
derwijs beschikbaar zijn.
Om tot de oprichting van schoolbioscopen
over te gaan behoeft dan ook op een ver
meerdering van her aantal geschikte onder-
wijsfilms werkelijk niet gewacht te worden.
Bovendien neemt dat aantal voortdurend toe.
Er is bovendien een commissie werkzaam,
die zich de bevordering van het vervaardi
gen van goede onderwijs-films ten doel heeft
gesteld en waarbij tal van gemeentebestu
ren zijn aangesloten.
Alles wat de inrichting van de school
bioscoop betreft, alsook de organisatie, lei
ding en inrichting ervan, ga ik voorbij om
ten slotte nog iets te zeggen over.de pole
miek van den heer Van Staveren met dr.
Bonebakker. Laatstgenoemde heeft zich des
tijds uitgesproken voor het hebben van een
toestel in elke onderwijsinrichting afzonder
lijk; eenige jaren geleden kwam de afdeeling
Den Haag van den Bond van Nederlandsche
Onderwijzers tot een zelfde conclusie en
de heer Van Staveren deelde aanvankelijk
ook deze meeningde practijk heeft hem tot
een lijnrecht tegenovergesteld oordeel ge
bracht en zijn motiveering lezend, moet men
't met hem eens zijn. Er zijn trouwens oppor
tunistische redenen, welke maken dat 't vrij
wel niet anders zal kunnen, dan dat er een
school-bioscoop in de gemeente, als 't kan
in een eigen gebouw, wat het beste is, of
anders» overdag in een bestaand (bioscoop)
theater, wordt opgericht. Kleinere gemeen
ten zullen zich, zoo noodig, mef rijkshulp
kunnen vereenigen ter verkrijging vön. een
gemeenschappelijke schoolbioscoop, die
dan wel (overdag) in een theater zal zijn
Over de bezwaren tegen een bioscoop
voor elke school afzonderlijk behoeft niet
veel gezegd te worden. De kwestie gloei
lomp of booglamp doet feitelijk weinig ter
zake. Met een goed bruikbare gloeilamp blijft
de ééne schoolbioscoop toch altijd nog de
voorkeur verdienen. De bezwaren tegen de
bioscoop voor elke school zijn grootendeels
van financieelen aard, de films zouden veel
eerder verbruikt zijn, er zijn veel meer films
noodig; van de vorming van een film-archief
zou niets kunnen komen, in elke school zou
een brandvrije cabin noodig zijn, wegens de
brandgevaarlijkheid der films enz. enz. Bo
vendien kan men niet eiken onderwijzer de
behandeling* van het bioscoop-apparaat toe
vertrouwen en veel minder nog zal men in
eiken onderwijzer een geschikt leider voor
de bioscoop vinden.
Doch genoeg, ik meen hiermede te kun
nen volstaan, waar het sleohts mijn doel was
de aandacht te vestigen op een lezenswaar
dig boekske, dat een zoo belangrijk en mo
dern onderwerp betreft als de bioscoop en
het onderwijs.
Er wordt nog veel te weinig aandacht aan
gewijd dooor de onderwijsmannen en door
de ouders.
STATEN-GENERAAL
gewisselde stukkefi
4
Reorganise lie Kamers ven
K oop handel.
Er is een wetsontwerp ingediend tot regeling
van de samenstelling, inrichting on bevoegd
heid van de Kamers van Koophandel en Fabrie
ken.
Aan de memorie van toelichting wordt ont
leend, dat ter voldoening aan de bepaling van
art. 19, tweede lid, der Handelsregisterwet, dat
de samenstelling, inrichting en bevoegdheid
der Kamer van Koophandel en Fabrieken bij
de wet zouden worden geregeld, dit wetsont
werp wordt aanhangig gemaakt. Aan dc toe
lichting van dit ontwerp gaan vooraf een schets
van de geschiedenis der regeling van de Ka
mers van Koophandel hier te lande en een
overzicht van de in eenige andere landen ten
deze bestaande regeling.
Uit het historisch overzicht blijkt hoe re&is
welhaast een kwart eeuw van reorganisatie van
de Kamers van Koophandel sprake is geweest
Inderdaad heeft de geldende regeling* dezer ka
mera dan ook groote getbreken en deze zijn van
dien aard, dat slechts eene geheele wijziging
van stelsel tot verbetering kan leiden.
Eene vertegenwoordiging van htfndel en nij—,
verheid in het geheele land vormen de tegen*
woordige Kamers van Kqophandfel afllerminsk
Zoodanige vertegenwoordiging zou eerst dans
wonden bereikt, wonneer de regeering de
mers instelde, daar waar zij haar npodig achttal
en wanneer aan elke 'kamer een gébied werd»
aangewezen, zóó dat deze gebieden tezameni.
het geheele land omvatten.
Om den hoofdgroepen der bedrijven eentij
plaats in de kamer te verzekeren, ook al zijrt-
zij niet de meerderheid der kiezers, is even*
redige vertegenwoordiging noodig.
Bovendien is het echter wenschelijfc de Ka
mers en ook Ihct kiezerscorps te doen bestaan
uit twee afdeelingen, cene voor het grootbedrijf
en cene voor het k!einJbedrijf.
Hot eantal leden der Kamers zal worden
vastgesteld bij Koninklijk besluit.
Onder het t'hans vigeerende stelsel doen wci<
nig tkiesbevoegden zich op de kiezerslijsten,
voor de Kamers van Koophandel plaatsen enl
van degenen, die zich als kiezer hdbben op-'
gegeven, maakt dikwijls slechts een gering aan
tal van het kiesrecht gebruik.
Willen de Kamers werkelijk eeno vertegen-*
woordiging vormc-n, don moert in de Cersto
plaats het eigehaangiftestelsel verdwijnen.
Kiezers zullen dus zijn Nederlanders, wier
namen minstens een jaar in het handelsregis*
ter van het district zijn ingeschreven.
Verder zal niet alleen de eigenaar van ecu'
handelszaak Ihet kiesrecht n^ogen uitoefenen
doch ook andere bij handel en nijverheid bc*
trokken personen, cis leden van een raad var
toezicht e. d procuratiehouders e. d.
Tot invoering* van stemplicht wordt voorals
nog niet overgegaan.
Dc taak der Kamer wordt tweoledig, met be
houd van hare e/dviseerende taak bdhooren zi}
ooi; bestuursbevoegdheden te "verkrijgen.
Do bestuursbevoegdheid der Kamer wordi)
in het wetsontwerp belangrijk uitgebreid.
Verder zullen de Kamers, jaarlijks haar be
groeting voor zejeer tijdstip den minister tei
goedkeuring moeien toezenden, terwijl zij
voorts kiezerslijsten hebben op te maken en
den datum voor de verkiezingen van leden dei
Kamers hebben vast te stollen.
Nu de Kamers door de wet op het handels
register als rechtspersoon worden gekenmerkt,
zullen zij dientengevolge eigen vermogen kun
nen vormen en eigen inkomsten hdbben, waar
uit zij allereerst huar onkosten kunnen bestrij
den en waardoor dus van cene afhankelijkheid
van de gemeente geen sprake meer behoeft
te zijn.
Ingeval dan de inkomsten onvoldoende modh-w
ten zijn, is de minister bereid hulp van rijks<
wegc te overwegen, wanneer hem tenminste
blijkt, dat de Kamer alles heeft gedaan, wat
in 'haor macht stond om die hulp overbodig ta
maken.
De uitgebreider toekenning van bestuursbe
voegdheden aan de Kamers brengt mede, dat
hare bestuursdaden onder hcoger toezicht moe
ten worden gesteld. Echter zol dit toezicht uit*
sluitend rijkstoezicht zijn.
Deze zol hierin bestaan, -dat besluiten -V.
Kamers van bepaalde strekicing en de begroe
ting aan de goedkeuring van den minister va a
landbouw, handel en nijverheid worden onder
worpen en dezen alle gewenschte inlichtingen
worden verstrekt.
Ten slotte zal schorsing en vernietiging mo
gelijk zijn van besluiten der Kamers, die mol
de wetten of het algemeen beleng strijden.
Naast de bevoegdheden, welke thans iceds
aan de Kamers zijn opgedragen, zijn als func
ties, die nog gedragen kunnen worden, b.v. ló
vermelden a. het besturen van entrepots, beur
zen van koophandel en andere inrichtingen op
het gebied van Ihandel en nijverheid; b. hel
benoemen of ter benoeming voordragen van.
personen, wier werkkring zich op het gebied
von handel en nijverheid beweegt. Zoo zou,
zoolang de makelaardij nog geen vrij beroep
is,' de benoeming van makelaars aan do Ka
mers kur.nen worden gebracht.
Het spreekt vanzelf, dat bij invoering van
deze wet de bestaande Kamers van Koophan
del moeten verdwijnen. Dit zal echter geschie
den met ingang van een nader te bepalem dagr
omdat het nuttig kan zijn, dat dc bestaande
Kamers neg blijven bestean, totdet de nieuwe
Kamers zijn gekozen.
Voorgesteld wordt, dat de secretarissen van
dc onilbonden Kamers, wien geen herbenoeming-
ten deol valt, een schadeloosstelling zullen ont
vangen voor het verlies van inkomsten; boven-
Naar het Engclsch
van
Charl es Gar vice
"L' bent altijd een koelbloedig man geweest
en na een oogenblik had u u zelf weer in be
uwang. Hel nam niet veel tijd u te overreden,
<lal hel beste wat u doen kon was mij in die
kast daar ginds te verstoppen en mij een pak
1 Iklee ren en geld genoeg te geven om het land
,,uif ie bomen. „Als hij maar eens uit de buurt
|ris. dacht u. „zal hij niet durven terugkomen'
•En daar had u gelijk in, Sir Jordan, in een
.zeker opzicht. Den volgenden morgen ging ik
het huis uit, \olkomen vrij en vrijmoedig; ze
zagen mij aan vocfr een van de mannen die
V/tot dc- begrafdnisvereeniging bchooren, denk
.ik. Er gingen allerlei mcnschen het huis in en
fuit en ik zag er zoo volmaakt als een lieer uit,
t ik leek zulk een respectabele mijnheer in uw
fcklecren, dat al had die idioot van een Tralc
mij gezien, hij mij zelfs niet herkend "zou heb-
Hij lachte van groote pret. „Ik kwam
[gord en wel het huis uit en was niet van plan
<r ooit terug te komen, maar Hij zweeg even
en zijn gezicht betrok. „Welnu, ik kreeg heim
wee naar één ding, en
Ie dacht dat je mij geld kon afpersen", zei
Jordan. „Je bent een gek. Ik heb geduldig ge
luisterd naar je mengelmoes van nonsens en
'Ongeremdheden - veel geduldiger geluisterd
dan een rechter oi jurylid doen zou. Ja, je
bent een dwaas. Wie denk je dat dit onmoge
lijke verhaal van een tweede testament zou
gelooven? Een geschiedenis verteld door een
ontsnapt gevangene!" hij lachte verachtelijk.
„Neen, zulk een testament heeft nooit anders
bestaan behalve in je vruchtbare verbeelding.
Dc heele geschiedenis is een verzinsel, een
schavuit waardig, die een handige valschc
handteekening heeft gemaakt en ontsnapt is
uit de gevangenis, een welbekend misdadrger
dien liet mijn plicht is aan de politic over te
leveren".
Lnvarick zag hem van ter zijde aan met
oen boosaardigen lonk.
„Ik ben een dwaas niet waar?' zei hij.
„Goed, maar lang zulk een dwaas niet als u,
die vergeet dat er getuigen waren hij het op
maken van het testament en dat een van die
twee gcluigen dc oude juffrouw Parrion,
nog springlevend is".
Jordan ontstelde en dc kleur die op zijn
gezicht was teruggekomen, verdween weder;
maar hij dwong zich tot een grijns.
„Zeer goed zei hij: „wij zullen veronder
stellen dat hel testament bestaat als je wilt;
maar je hebt gelogen in je verhaal wat cl*
gebeurd is gelogen, zooals een gevangenis
boef natuurlijk dóet om zijn doel te bereiken
en <le geschiedenis volledig te maken. Het was
mijn vader, die van plan veranderde en be
rouw had over het testament en het verbrand
de. Ik zag het hem doen en jij hebt het ook
gezien. Hij verbrandde het bij dc kaars een
paar minuten voor zijn doorl
Lavarick sloeg met de hand op zijn been.
„Op mijn woord van eer! dat is een schuine
slreek van u!" riep hij uit met echte bewon
dering. „Het is knap, bepaald knap bedacht.
Ik lvricl zelf niets slimmers kunnen bedenken.
Maar", hij boog zich voorover en zag Jordan
met zijn wreeöe oogen sluw aan „het helpt
niet. Dc oude man verbrandde het testament
niet, want het bestaat nog".
Jordan klemde de handen samen en hield
zijn lippen stil.
„Dat is een leugen", zei hij. „Als het nog
bestaat, waar is het dan? Wie heeft het? O!"
want Lnvarick's gezicht antwoordde hem
voordat deze nog kon uit snauwen:
„Ik heb het!''
HOOFDSTUK XXXII
De „Right Honourable Sir Jordan Lynne,
Baronet", lid van het Parlement, liet een
vloek- over zijn witte lippen komen.
..Heb jij het?" stamelde hij.
Lavarick knikte glimlachend en zwaaide
zijn- voet heen en weer met onbeschaamde
koelbloedigheid.
„Ja, Sir Jordan, ik heb het. Toen u dc ka
mer was uitgegaan om mef dc verpleegster te
praten, «doop ik naar binnen,, pakte het testa
ment op van den grond, waar u het in dc
haast had laten vallen en klom het raam weer
uit U dacht dat ik niet binnen geweest was,
voordat u mij zag en toch lijkt het wel zonder
ling dat een verstandige man, zóoals u, niet
begreep waar het testament gebleven was,
vindt u niet?"
Daar stond Jordan met lei neergeslagen
oogen en trachtte te beseffen w at cr met hem
gebeurd was. Deze schavuit, dc ontsnapte ge
vangene, een man wiens durf zijn slimheid
evenaarde, had hem, Sir Jordan, in zijn
macht. Met één woord kon hij het testament
verlöonen en Sir Jordan ruïneeren, want het
verlies van twee derden van zijn bezitting,
hor- groof die ook was, beteekende een helrek-
kclijken ondergang voor een man van Sir
Jordan's positie. Een minister, die van plan is
Minister-President te worden, heeft1 al het
geld noodig dat hij maar krijgen kan. Het
helpt een politicus niet of hij knap is, tenzij hij
dc goudstukken bezit, waarmee hij de gele
genheid kan koopen om zijn schranderheid te
vertoonen. Hoe rijk hij ook was met al het
geld van Sir Greville, Jordan kon geen cent
missen, en ten minste niet het grootste ge
deelte van zijn rijkdom.
En -dan daarenboven het schandaall Hoe
zouden zijn vijanden en wat een menigte
vijanden had hij! met kreten van genot toe
springen op die geschiedenis van het verlo
ren testament en het spoedig in de wereld
rondbazuinen. Vaarwel dan alle grootheid
voor den „Right Honourable" Sir.Jordan. Zijn
kaars zou uitgeblazen worden en voor goed.
Het zou zijn ondergang zijn, zoowel voor zijn
beurs als voor zijn goeden naam, en die Nevil
le. de halfbroeder, dien hij altijd gehaat had,
en dat onbekende meisje, zouden bloeien en
prospereeren te zijnen koste.
Deze gedachte, het visioen opgeroepen
door deze weinige overdenkingen, maakte
hem beurtelings heet en koud. liet kostte wat
het wilde, hij moest dezen man omkoopen cn
't geld houden. Maar eerst zou hij het met
een kleine uildaging probeeren. Ilij riep met
moeite eindelijk een glimlach om zijn lippen
tc voorschijn het had lang geduurd voor
het zoo ver was en keek op.
„Om. er dan eens over te praten", zei hij cn
hij wist dat zijn stem onduidelijk en zwaar
klonk, „wij zullen aannemen dat je dat testa
ment gestolen hebt, dan zie ik niet best in
welk nut je er van hebben kunt".
„O neen, begrijpt u dat niet?" vroeg Lava
rick mei een onheilspellcnden grijns.
„Neen", zei Jordan, „in dc eerste plaats, ja
kunt cr haast niet mee voor den dag komen,
je kunt geen rekenschap geven hoe het in je
bezit gekomen is zonder je zelf tc beschuldi
gen van dc misdaad het gestolen tc hebben,
om niet eens le spreken van het gevaar dat jö
loopt of liever dc zekerheid opnieuw gevan
gen genomen te worden".
„Dat is mijn plan".
„Je bent eenmaal van valschlicid in geschrif
ten beschuldigd, laat je daaraan even
herinneren", ging Jordan voort, „en je zo<
moeilijk kunnen bewijzen dat dit testament
echt is, want ik zou natuurlijk het tegendeel
verklaren."
„Natuurlijk; maar u vergeet juffrouw Par-'
rons, die getuige geweest is".
„Ik vergeet niets, man, maar laten wij ver*
onderstellen je kunt een jury overtuigen' dat!
(lit kostbare document echt is (ik zou het
tegenspreken cn mijn laatste cent aan een pro
ces willen besteden; en bedenk: ik ben in hel
bezit van de erfenis, dus ik heb negen puntert
van de w*et aan mijn zijde)f dan zie ik no^f
niet in hóe je dat helpen zou aan hetgeen je
noodig hebt geld. Je zegt dat mijn halt*^
broeder Neville begunstigd wordt door het
testament; hij kan dood zijn. Ik geloof d.at dit
niet onwaarschijnlijk is."
„Dat lean wezen zei Lavarick.
„Goed: de eenige andere persoon die nu ii*
aanmerking komt is dat meisje, waarvan ilfl
niets weet, en jij ook niet, denk ik. Zij kaïr
best dood zijn, ze kan gestorven zijn zclfc
voordat het testament gemaakt werd".
(Wordt vervolgdjj»