ALCOHOLVRIJ versterkend, voedzaam - gezond 0ooi* de Dea$d. PHOENIX H«t Groote Chocolade-Ei. Paaschverhaal door Hermanna. Vocn Beppie om twaalf uur uit school kwam, (Vond ze een briefje bij baar bord. 't Adres was foef kriebelige, beverige lettertjes ge- geschrcven op 't kunstig in elkaar gevóuwert papier. Bcp juichte, zoo gauw zc 't zag. .,0, van tante Tree? Eenig'k Weet al, wat er in staat V' „Dan hoef jc 't ook niet meer tc lezen," plaagde vader' en hij slak zijn hand naar t briefje uit. „Nee ncèBep was er gauw bij k wit "t toch wat graag lezen V' .,Zou 'je* nu niet eerst-op je plaats gaan, kiuu,'- maande moeder. Zoo gauw Beppie aan tafel zat, vouwde ze 't fijne velletje papier voorzichtig open. Tante Trees gebruikte nooit couverten, voor briefjes in de stad dit vond zc verkwistend. -Wel, staat er in. wat je dacht Bcp knikte met een gelukkig gezicht- „Tante vraagt, of ik er weer zin in heb IkKischcicrsn- te zoeken, Woensdag,'' zei ze. „Joop en Luus van oom Gerard zijn ook ge- VKfugd. Eiv of ik dan kom koffiedrinken, 't Mug wel, hè moeder 'k Vind het zóó dol Vader en moeder lachten beiden om Beppie's verrukking, t Was niet alleen de pret van 't eieren zoekenthuis werden er ook altijd eieren voor Bep verstopt neen, de grootste aantrekkingskracht zat in de oude dame cn haar omgeving zelf. Tante Trees was een tante van moeder en woonde, zoo lang Beppie 't zich herinneren kon, in liet Tehuis voor be jaarde dames op dc Gracht, een ouderwetsch. gebouw, dat vol geheimzinnige schuilhoeken ;Was. „Trapje op, trapje neer,'" zei Bep vroeger, toen ze klein was, altijd, als zc vol verwach ting met moeder op dc stoep van het Tehuis Uoud; dat voor haar een soort tooverland was, me-t.de grijze, geheel voorover loopende tante nis goede tooverfee. „Woensdag Heb je dan al vaeantic vroeg vader. „Nee, we krijgen 't pas Donderdag om vier ur. Maar 's Woencdagmiddags is cr tóch vrij Je moet maar dadelijk uit school naar lantc- gaan.zei moeder; „niet eerst thuis komen; dat's te ver om." „Mag ik dan mijn beste jurk dadelijk aan „Jc fluweclen Nee, die plet zoo licht, als je cr den heelen morgen mee op de bank zit- Te mag jc lusschenjurk aantrekken; die is dog zoo netjes/' „Hè, dat Schotsche ding Beppie trok ccn pruillip, 't Scheen w'cl Aprilweer bij haar tc zijnzóó zonneschijn, zóó wolken, met kans op regenbuitjes. „Och, moeder Maar moeder schudde 't hoofd en dit wist' Bep wel zou stellig blijven, bij wat ze eenmaal gezegd had. Toch probeerde zc nog even Kaar zin door te drijven. „Luus mag zeker wèl haar allerbeste jurk aan." ..Dat moet tante Cato weten." Meer sprak moeder er. niet over. Dc Woensdag kwam. Bij 't wakker worden zag Beppie haar Schotsche jurk over don stoel hangen. Een gevoel van wrevel wou bij haar opkruipen. Toen moest zc in eens aan tante Trees denken en aan haar kamer met de breede, lage vensterbank, waar oen rijtje, door tanle zelf gekweekte, bloeiende planten stond. 'Als je op 't stoeltje er vóór zat, kon je tusschen de potten door naar buiten zien. De toppen van de linden langs de Gracht waren vlak bij je -zóó hoog lag dc kamer van tante Trees, 's Zomers, als ze biociden, zette tante haar ramen zoo ver mogelijk open om den lekkeren geur binnen te laten. Een gonzend hijrp dwaalde dan wel eens naar binnen en kwam honing snoepen uit tante's Bloemen. Maar nil hadden de linden uog geen Itibesem- U'osjës en dc blaadje^ waren nog nauwelijks ie "voorschijn gekomen, heel teer en klein. Een fijnen, groenen sluier droegen de linden, zei tante Trees; dat was hiln voorjaarsklcedje. Tante wist alle dingen zoo tc zeggen, dat 't klonk als Sicts uit een verhaaltje. Van dc ïinden op de Gracht bad tante al menig ver telseltje gedaan. Beppie vond dan ook't waren heel andere hoornen, dan die uil1 't plantsoen, 't waren eigenlijk goede, oude vrienden van haar. 't Was ook deuk, heel in dc diepte te kijken haar de Gracht, waar schuiten door voeren. Op dc werf werden vaak stcenen gelost of vaten gerold door sterke mannen in blauwe kielen. Beppie, die in een stille straat van een der buitenwijken woonde, vond die bedrijvig heid gezellig cn kon er wel een heele poos naar zien, zonder dat 't haar verveelde. Maar als zc.vandaag bij tante kwam, zou Ec toch wel wal anders te doen hebben t Terwijl Bep zich vlug aankleedde, probeerde zc zich voor te stellen, waar tante Trees dezen keer dc eieren wel" zou hebben verstopt. Ver leden jaar bad tante zulke mooie plekjes ver zonnen r Om twaalf uur teutte Beppie niet, zooals anders wel eens. In een wip had zc haar tasch ingepakt en was weggehold Of Joop en Luus er al zouden zijn Nee, dat kon niet Bep was cr blij om. Even, heel even kwam de 'gedachte hij haar op jammer toch eigenlijk, 'dat zij niet weer alleen bij tante zou wezen Tante Trees en Bep, nu, die konden 't zoo erg best vinden mot elkaar, al van af 'den tijd, dat Beppie een wiegekindje was ge weest Luus cn haar broertje kenden tante véél korter. Oom Gerard en tante Cato waren pas hier in de stad komen wonen, 't Paascheicren- zoeken bij tante zou dus voor die twee ccn nieuwtje zijn. Bep had 't al zooveel kceren feedaan ze kon. 't zich niet eens meer her inneren, hoeveel maal wel maar altijd was T' weer even „dol" geweest, volgens Bep. Daar was de Gracht cn ginds, dat hooge huis met boogramen, net als van een kerk, daar woonde tante Trees Beppie liep nog harder, wuifde met haar schooltaseh naar hoven. Stond tante daar Kon tante haar zien Nee hè l Bep was teleurgesteld. Tante Trees stond altijd op den uitkijk, als ze wist,- dat Bep kwam. Ze sloof dc sloep op en trok met een ruk aan de bel. „Hei, hei/' vermaande dc bejaarde portier, die open deed„moet jc dc mcnschen aan 't schrikken maken, jij Ga maar naar bovende anderen zijn er al." „Nü al Beppie kon 't haast niet gclooven. Zij was toch zóó van school weggehold en Joop en Luus haddén verder tc loopen. Lande rig bonkte zc met haar tasch bij 't oploopen van de trappen tegen de leuning. Nü hoefde ze ook niet zoo'n haast te maken, dacht zc, als zc tóch niet eerst even alleen bij tante zou zijn. Op elk portaal maakte Bep halt en probeerde dc stoelen, die cr ten gerieve van de oude dames van 't Tehuis om een tafeltje waren geschaard. Haast had ze niet waar om zou ze Eindelijk belandde Beppie boven aan. Ook nog even op deze stoelen zittenDaar ging de deur van tanle's slaapkamer open. Een. gebogen gestalte stond op den drempel, 't Fijn- besneden gezicht der grijze dame was een en al glimlachjes en in haar kleine, geestige oogen schitterden sterretjes! „Kijk, kijk/' klonk 't op zoo'n vroolijken toon, dat Beppie op eens weer wat meer schik kreeg en tante met een vaart om den hals vloog. Het tengere dametje moest zich aan den deurpost vasthouden, om niet te vallen. Dag Bep 1 Da-ag Daar waren Joop en Luus, die hun goed al af hadden. Luus, met één oogopslag zag Beppie het, in haar allerbeste pak, haar partijtjesjurk, haast t e gekleed voor een overdagvisile in dezen tijd van 't jaar. Bep vond 'm beeldig, kon er haar oogen niet afhouden en kreeg nog veel meer hekel aan haar eigen Schotsche. Luus' zakdoekje lag op 't stoeltje bij 't raam. „Is dat van jou Bep wees 't haar, toen ze zich om dc koffietafel schaarden. „O ja, daar heb ik zooevcn gezeten." De potten waren wat op zij geschoven. Een donkere Wolk kroop over Beppie's gezichtje. Dat deed tante ook altijd, als z ij er zat. Bep gunde haar nichtje dat plaatsje niet, nee, dat kwam haar toe. 1 Ze was stiller dan anders. Joop deed drukke verhalen van school en Luus lachte tcTkens met een hooge stem. Aanstellerig, vond Bep. (Slot volgt.) Hoe benauwd Plet het had. ,/t Is tijd om naar school te gaan, Pielï 't Is bijna negen uur!" Piet was op den zolder en lag op zijn ge mak op een paar leege aardappelzakken een boek met sprookjes te lezen. Zijn leerboek lag open voor hem, maar hij was zóó verdiept m het sprookjesboek, dat hij in bet geheel niet aan den tijd had gedacht, en nu moest hij naar school zonder een woord vaif zijn les te kennen. Met een diepen zucht sloeg Piet het hoek dicht, „Hé, ik wou, dat cr in onzen tijd ook nog toovergodinncn waren 1" riep hij uit, „dan weet ik wel, wat ik vragen zoul" „En wie heeft je dan verteld, dat ze er niet meer zijn?" klonk plotseling een pieperig, fijn stemmetje vlak onder Pict's neus. Verbaasd keek Piet op cn zag een klein vrouwtje voor zich staan, niet veel grooter dan zijn middelvinger. Het vrouwtje had een scharlakenrooden mantel om en een zwarten; ronden hoed op met een puntigen boL Zij leunde op een kruk en stond boven op Piet's leerboek den knaap aan ie kijken. „Wie vertelde je, dat cr geen toovergodin.- nen meer zijn?" herhaalde zij. „Er zijn nog juist zooveel toovergodinncn als vroeger, cn ze zijn nog even machtig ooJc. Je boeit me niet zoo verbaasd aan tc kijken! Je denkt ze ker. dat ik geen toovergodin ben, is het niet'? „Nee, nee, dat niet;" stamelde Piet, „maar»/' .Ja, zeg maar niets, ik zie wel aan jc ge zicht, wat jc denkt. Je hoeft ons, toovergodin ncn, niets te vertellen; wij weten dadelijk, wat de menschen denken. Vóórdat -het avond is, zul jij echter wel overtuigd zijn, dat ik een toovergodin ben, want ik ben van plan tc zor gen, dat de eerste wensch, dien je doen mocht, dadelijk vervuld wordt. Denk er dus maar eens goed over na, wat je liefst wensclit, want, zoo waar als ik een toovergodin ben, zal die wensch vervuld worden." Het grappige vrouwtje stond daarop met één enkelen sprong op het kozijn van het zol dervenster, en toen Piet opkeek, zag hij een aardig klein rijtuigje mcl zeilen, evenals een boot. cn met fien kapellen bespannen, dat bui ten op haar w achtte. Zij sprong cr in, wuifde den verbaasden knóap een laatst vaarwel toe, cn de kapellen voerden haar 3l hooger en hoo- ger dc lucht in, tot zij geheel uit het gezicht was verdwenen. Piet was zeer verwonderd en dacht half, dat hij gedroomd had Hij borg zijn sprookjes boek op en ging naar beneden. Er was nie mand in dc gang; Jiij nam zijn pet van den kapstok en liep langzaam den weg naar school op. Hij kende geen enkel woord van zijn les on een oogenblik dacht hij cr over, of hij niet zou wenschen, dat hij haar wel kende. Maar nee, dat zou toch jammer zijn! Hij zou veel liever een fiets vragen, of een mooien hengel met ver schillende simmen er hij; of hij wist nog be ter: hij zou honderdduizend gulden vragen, dan kon hij immers alles koopen, wat hij maar verlangde. Het was ccn brandend heete dag in Juni en de weg naar school was warm cn stoffig. Eén plekje langs den weg zag er echter bijzonder koel cn aanlokkelijk uit: daar lag een brugge tje over een diepe beek, die helder en frisch lusschcn de aan weerszijden liggende weilan den voortkabbelde. Piet ging eens even op dat bruggetje staan cn k^ek naar de koeien, die met hun pooten in het frissche water stonden en rustig hun voedsel herkauwden. Piet hoor de dc schoolbel luiden; hij bedacht, dat hij zijn les niet kende en dat hij dus zeker straf zou krijgen. Op dat oogenblik dacht hij hee- lcmaal niet meer aan de toovergodin en riep hij uit: „Ilè, ik wou, dat ik dat bonte kalf was, daar onder dien wilg, cn dat ik niet naar school hoefde te gaan!" In een oogenblik voelde Piet het water om zijn voelen kabbelen cn in plaats van op twee bcenen, (lie in een broek staken, stond hij op vier harige pooten, terwijl hij voelde, hoe een staart hem tegen de zijden sloeg om de hin derlijke vliegen weg te jagen. Piet keek op een wierp een langen blik op zijn behaarde zijden, op zijn 1-angc, leelijkc pooten en op zijn gezicht, dat hij in liet water weerspiegeld zag. Daarop "barstte hij los in een droevig geschrei, het loeien van een treu rig kalf. „O, o!" schreeuwde Piet, „nu heb ik mijn wensch gedaan cn mij zelf in een lcelijk lcall veranderd, o, o!"* Al zijn woorden klonken echter als „boe, boe!" Daar lichtte een oude moederkoe haar kop op en riep: „Maak toch zoo'n leven niet cn hou je bedaard!" Piet had echter dc koeientaal nog niet ge leerd; daarom "verstond hij ook niets anders dan: „boe, boe!" en sloeg hij geen acht op de woorden van de oude koe. Deze rende toen op Piet af, met den kop naar beneden, en gaf hem een flinken stoot in de ribben om hem gehoorzaamheid te leeren. Piet was echter niet gewend om zijn tranen in de beek te laten vlieten, en daarom zocht hij zijn zakdoek om zc af te drbgen. Hij ging op de achterpoolen staan en zocht met de voorpooten naar zijn zak; hij rekte daarbij zijn hals uit cn maakte zulke gekke sprongen in het water, dat de andere koeien boos werden, omdat hij hun rust zoo verstoorde, en hem met hun allen weg joegen. „Mevrouw Witkop heeft haar kalf altijd be dorven/' bromde een oude koe. „Het weet niet eens, hoe het zkh in fatsoenlijk gezel schap godragen moet. Kijk eens, hoe modde rig hij het water gemaakt heeft met. zijn dolle sprongen!" „Laat het daar maar een beetje in rond huppelen, tot het geleerd heeft zich. behoorlijk tc gedragen," bromde een andere koe. Mevrouw Witkop, de koe, die tegen Piet had gesproken, w as cr zoo goed als zeker van, (lat haar kind iets scheelde. Daarom liep zij het bezorgd na, maar toen Piet de oude koe op zich zag afkomen, werd hij bang, dat hij nog een stoot met de horens zou krijgen cn draaf de hij weg, zoo hard hij maar kon. Hij liep dc weide door, langs het koren veld, tot hij op de speelplaats was gekomen, naast het schoolgebouw. Hij was heelemaal buiten adem en beefde over zijn hcelc lichaam, terwijl hij onder het raam van zijn klas even stond uit tc blazen. Hij kon alles hooren, wat er binnen voorviel; de onderwij zer was juist bezig de naamlijst der leerlin gen voor -te lezen. „Waar is Piet Verkerk vanmorgen?" vroeg hij aan .de andere jongens. „Hier ben ik!" riep Piet, vergetende, dat hij een kalf was, cn stak zijn kop door het open raam naar binnen. „Boe, boe!" klonk Piet's stem, en de jon gens en meisjes schaterden het uit van pret; in een oogenblik was de hecle klas in opschud ding. Zelfs de meester had moeite niet te lachen, maar zei toch met ernstige stem: „Jan van Dijk, jaag dat kalf eens weg!" „Laat Jan van Dijk maar hier komen, als hij durft!" dacht Piet. „Ik kan hem wel aan." Jullie kunt je de verbazing van Jan van Dijk voorstellen, toen hij buiten kwam cn daar een lieel strijdlustig kalf voor zich zag, dat' plot seling op hem toerende, hem. den harigen kop tusschen dc beencn stak cn zoo met één ruk op den grond wierp. Maar Piet had vergeten, dat hij, als kalf, niet met steenen kon gooien, en voordat hij een tweeden aanval kon doen, was Jan op dc been en had het icalf onder een hagelbui van steenen het erf afgejaagd. Toen Piet daar nu zoo stond in de hecle Junizon, en niet naar het koele water noch in dc frissche weide durfde gaan, vond hij het allesbehalve plezie rig om een kalf tc zijn. Lusteloos zwierf hij rond, totdat hij hoorde, hoe dc kinderen uit de school juichend de speelplaats opstorm den. „Ha, speeltijd!" riep Piet en opnieuw ver gat hij. dat hij een kalf was en draafde hij naar dc speelplaats. Daap waren jongens aan 't hoepelen, aan 't krijgertje-spelen en aan 't haasje-over springen. Piet kon natuurlijk niet meedoen, maa- hij ging bij een paar van zijn beste vrien den staan, die aan 't knikkeren waren, doch die hem opzij duwden, als hij hun wat tc veel in den weg stond. Alles ging goed, totdat Jakob Welter valsch deed. Toen kon Piet het niet langer uithouden en riep hij uit: Jc doet valsch, Jakob! ik heb het wel ge zien!" Maar wat hij werkelijk zei was niets anders dan: „boe! boe!" De jongens sprongen op en in een oogenblik was Piet dc speelplaats afgejaagd. Warm, vermoeid cn treurig zwierf Piet rond. Hij verlangde er naar zijn hoofd op moeders schoot te leggen en eens goed uit te huilen. En wat had hij cen'honger! Hij had geprobeerd gras le eten, maar dat smaakte hem heelemaal niet. Juist toen hij thuis kwam, ging de familie aan tafel, en hij hoorde zijn vader vragen: „Waar zit Piet toch? Waar blijft dc jongen zoo lang?" „Hier l>en ik al!" riep Piel in zijn langge rekt „boe, boel*' «n hij wendde pogingen aaa om op zijn stoel tc klimmen Lachend sprongen alle leden van het gezin overeind om hem weg te jagen, maar Piet draafde naar zijn moeder om daar bescher ming te zoeken. Zijn moeder zou hem toch wel kennen! Maar zijn moeder kende hpm niet. Zij dacht, dat het kalf iets scheelde en daarom was zij bang. De vader kreeg het kalf einde lijk te pakken, maar niet voordat hef tafel laken met alles wat op tafel stond op den grond lag cn dc kamer in wanorde was. Piet werd nu naar de schuur gebracht en daar vastgebonden. Daar had hij alle gelegen heid om na te denken over het geluk van een kalf te zijn, cn over de ellende van een Pin ken, gezonden schooljongen met ccn prettig tehuis. Hij had een geduchten honger en trachtte telkens wat van dc haver en het hooi te eten, dat voor hem stond, maar hij kon het niet naar bannen krijgen. Op gelijke hoogte met zijn kop was het- raam van de keuken. Hij zag een paar vcrsch gebakken broaden op liet aanrecht liggen en daarnaast stond een groote kan met melk. Dat was nu wat al tc verleidelijk voor onzen hon- gerigen Piet en hij trok aan het touw, totdat het doormidden ging. Nu was hij opnieuw vrij en hij draafde naar het venster. Daar deed zich echter een nieuwe moeilijkheid voor. Hij had natuurlijk tot nu toe altijd zijn handen gebruikt bij het cfcn. Ilij kon niet eens met zijn voorpooten bif het kozijn komen/doch na lang sukkelen en nadat hij een paar brooden op den grond had gegooid, pakte hij er één met den bek en at er een groot stuk van op. Daarop wierp liij met zijn kop dc kan om cn begon gretig dc melk op te likken, die cr uit vloeide. Plotseling kreeg hij een geweldigen slag op den kop en hoorde hij zijn moeder roepen: „Aio, weg! Vader, hel kalf is weer los gebroken!" Piet begreep, dat zijn vader dezen keer wel een dikker touw zou vinden om hem vast tc binden, en daarom liep hij, zoo gauw hij maar kon, om liet huis heen, en stond daar hijgend en blazend te luisteren naar zijn vader, die de schuur en de keuken doorzocht. Dc voor deur stond open en nu kreeg Piet een goeden inval hij zou naar boven gaan, naar zijn eigen kamer, en een dutje doen. Hij had hoofdnijn en zijn hecle lichaam deed hem zeer. Er was niemand te zien; alle leden van het gezin waren bezig in de huis kamer cn dc keuken den warboel op tc rui men, die het kalf daar had aangericht Nie mand zag dus, welke wanhopige pogingen het aanwendde om op de achterpoolen de trap op te lcorAen. Piet klemde zich met de voor pooten aan de leuning vast, maar hoe hij ook zijn best deed, op die manier ging het niet- Eindelijk kwam liij op de gedachte om het eens met alle vier pooten tegeüjk te beproeven, en ja, zoo ging het: hij kwam op zijn kamer. Nu was hij echter nog niet in bed. Dat gaf weer een nieuwe moeilijkheid. Hij koncr niet op zijn gewone manieren komen, daarom ging hij op de achterpootcn staan en liet zich zoo op zij vallen, tot hij op dc dekens terecht kwam- Nu viel de vermoeide Piet in een die pen slaap, waaruit hij ontwaakte door een welkom geluid de bel voor het avondeten. Ilij was nog wat suf van het slapen, en dacht, dat het de bel voor het ontbijt was. Op een stoel naast zijn bed lag zijn beste pak en at ondergoed, dat zijn moeder juist versteld had. Piet krabbelde het bed uit cn nam een hemd op. Nu wendde hij wanhopige pogingen aan om dat kleedingstuk over zijn kop te krijgen, maar alle moeite was vergeefsch. Het hemd bleef telkens over de hoeven hangen, want hij had geen vingers om het te grijpen; het viel ein delijk op den grond. Misschien ging het met de broek heter; hij zou het ten minste eens probeeren. Maar met de broek ging bet nog minder. Ilij giiig op dc achterpootcn *egen den muur slaan, nam dc brbek op de voorpooten en trachtte een achterpoot in de pijp tc krijgen. Alle moeite was echter weer vergeefsch. Ilij tuimelde omver, viel op den grond, stond weer op en viel weer neer, en terwijl hij treurig zijn kleeren stond aan te kijken, ging de deur open en kwam Rob, Piet's jongste broertje, dc ka mer binnen. „Vader, moeder! Dat is een mooie grap!" riep deze. „Het kalf is in onze kamer gekomen cn heeft al de kleeren van Piet op den grond gegooid!" „Maak, dat je weg komt!" schreeuwde Piet met een vervaarlijk „boe, boe!" „Dc kamer uit, leclijk dier, gauw wat!" riep Rob. „Het is evengoed mijn kamer- als die van jou!" riep Piet en hij sprong op Rob toen en duwde hem tegen den muur. „O, vader! Help, help, het kalf wil mij vermoorden!" gilde Rob. „Wil jij je mond wel eens houden, kleine jongen! Ik raak jc niet eens aan!" loeide het kalf. Daar hoorde Piet, hoe zijn \adcr cn nog twee andere mannen de trap opkwamen en nu begon een wilde jacht door de slaapkamer. Alles werd omvergeworpen, alles wat breken kon, werd» gebroken, doch de jacht eindigde met de gevangenneming van het kalf, dat nu aan een dik touw en onder een hagelbui van stokslagen naar dc schuur werd gebracht- Daar werd het arme dier opnieuw slcvig" vast gebonden, terwijl mijnheer Verkerk dc vol gende woorden tot afscheid sprak: „Ik begrijp niet, wat dat kalf scheelt. Me dunkt, liet zal het bcslc zijn, als ik het mor genochtend maar naar den slager laat bren gen/' De arme Piet rilde van angst. Dikke tranen biggelden hem over de wangen en bij had bitter berouw, dat hij ooit gcwenscht had een kalf tc zijn. Daar hoorde hij een zacht suizen, en hetrijtuigje Yan de toovergodin, door dé kapellen voortgetrokken, streek op een in do schuur liggende korenschoof ne§r. De to over/ godin stapte cr uit en trad. op Piet toe. „Je schijnt het niet heel prettig te vinden om een kalf te zijn?" begon zij. „O nee, nee. in 't geheel niet! O, ga alsjc-ï blieft niet weg en laat mij geen kalf blijven,, lieve, beste toovergodin!" ^mcekte Piet. „Zoo, je schijnt dan nu toch te gcloovcir/ dat ik een toovergodin ben?" „Ja, ik ben er. zeker van, on zal nooit meer, zulke dwaze wenschen doen!" „Ilm! jc schijnt er toch niet vnn fe Houdcrï om je lessen tc leeren, geloof ik." „Dat doe ik nog veel liever dan zoo overall vervolgd, met steenen gegooid cn geslagen te worden. Ik zal voortaan heusch goed Teoreu, lieve toovergodin I" „Nu, dan wil ik ook geen wreedc loovergo* din zijn: wees dan maar weer een jongen!I Zij wuifde met de hand en Piet voelde eeuj zonderlinge gewaarwording. Dc schuur ver dween, het 2 ijtuigje met dc toovergodin zweef-; dc weg en hij lag op dén zolder, met zijn lees boek open voor zich. De heele geschiedenis was maar een droom' geweest, en verheugd sprong Piet op, blij, dat> hij een jongen en geen kalf was. Keesje en Bles. door C. II. Klein Keesje loopt met Moeder Naar 't veulen in de wei, En 't veulen hinnikt vroolijk» 'V Als 't Keesje ziet, is 't blij» - Dag Blesje, zegt nu Kccsjö Ik breng wat Akkers mee Een heerlijk klontje suiker, Zeg, ben jc nu tcvrcê r— En mag 'k eens op je rijden Als ik wat groóter word f* Nu zou ik nog maar vallen, Mijn beentjes zijn te kort. Jij huppelt in dc wqidc, Hebt altijd maar plezier, Zeg, mocht ik van mijn moesje, F- 'k Bleef wit graag bij jc, hier, En kon ik met je ruilen, Dan deed ik dat gezwind, Maar, dat is waar 'k vergaf lïci Jij bent een eenig kind. Jij hebt geen broers of zusjes, En ik heb cr wel zes, Nee, als ik dan mocht kiezen, Was 'k liever Kees dau Bles. jij ïV Gedaanteverwisselingen. Antwoord op do opgavo uit 't vorig» nummer. *- Kies Zier Ziel CJ a Hiel I*H I*H TVUH suwh GEMEENTELIJKE ARBEIDSBEURS. Aanvragen ven werkgevers op 17 April 191'K 2 behangers, 2 dag meiden, 1 dienstbode, 11 beihanger-stoffeerder, 2 k tvpp ersb ediondeiv klcermaker, 2 loopjongens, 3 schilders, Aanbiedingen van werkzoekenden op 17 April. 1 administrateur, 4 banketbakkers, 6 bank werkers, 1 boekbinder, 2 boekdrukkers, lij broodbakkers, 3 elcctriciens, 1 fabrieksarbeid ster, 80 grondwerkers, 1 ges- cn waterfittor, houtdradier, 1 fabrieksnaaister, 1 glasmaker, bekleeder, 1 boomkweeker, 1 g roemt enkweek e r/ 2 chauffeurs, 8 menn. kantoorbediende^, 4 ikoritoorbcdiend'erir 1 kelhrver, S kleermakers. 3 koetsiers, 1 kok-, 3 kruideniersbediendef*, 1 kuip per, 3 loodgieters, 1 loopknechts, 160 losse sr* beiders, 4 machinale houtbewerkers, 6 machina" bankwerkers, 5 hulp-montèurs, 1 mach, poetser/ 9 .landbouwers, 2 me-gazijnmeesters, 3 handels reiziger, 1 lcmpensortcerder, 3 mogfczijnknechis» 4 metselaars, 5 meubelmakers, 2 monteurs, 21 opperlieden, 1 schilder, 10 schoenmakers- 31 sigerenmakers, 7 sigarensorteerders, 13 slagers 1 steendrukker, 1 steenhouwer, 1 steno-typiste» 1 spiegelvergin'der, 1 metsalaarsleerling, 1 oliën slager, 1 politoerder, 1 melkventer, 2 schippert» 3 stokers, 4 streatmakers, 1 stukadoors, 3 suè kerwerkers, 14 timmerlieden, 3 tuinlioien, 3 voerlieden, 2 werkvrouwen, 2 zadelmakers, AGENDA- S,,; Vrijdag, Zaterdag, Zondag Maandag* Bioscoop de Arend. Openbare Leestaal (Beukenlaan) ÏO-* 12X, 2K—10 uur. Zondag 214,—5X uur, Maandag 2X—10 uur. Dagelijks: V; Museum Flehite. Bioscoop Langestraat 19 April. Amicitia. Variété. - 23 April. Amicitia. UHv. Sanatoriumfondl Ons Belang. r 24 April Amicitia Jaarverg. Groene Kniij 25—29 April. Logegebouw Expositie-v. d Hem, Willy Sluyter e. a. 26 April. Amicitia. Padvindster-Soirée 27 April. Amicrtia. Solser en Hesse. 3 Mei. Amicitia. Uitv. Leert Goed DoelH II Mei. Amicitia. Zangver. de Klein» Stem. 15 Mei. Amicitia Lezing-v. Beresteyn ova Vrijz.-Dem. gemeentepolitiek. 15 Mei. Amicitia. Verg. Onze Vloot. 17 Mei. Amicitia. Kinderbal. j 1 18 Mei. Amicitia. Jaarverg. .Veget. Bol*

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1919 | | pagina 8