gooi9 de iJea^d* j was zóó driftig, dat hij op het punt was, den ander te slaan, juist op het oogenblik, dal hij I de forsche stem van zijn oom hoorde. Vlug liet hij zich van het paard glijden, vóór deze Uet zag. Blackie. „Biocide! Blnckie! Black!" migc "gezichten voorbij hem om 't een en ait-der in tc pokken. Zij haddon haar mooie pakjes niet aan en geen jongen bleef meer staan kij ken, zooals de vorige dagen. Hei geheel zag er verlaten en doodscli uit. Op dit veld nu en zelfs heel dicht bij het paar denspel, had Blackie het ongeluk te verdwa- „Ik heb hem daareven nog den hoek om zien len. Door de vreemdheid van het terrein was gaan,' zei de jongen, die „Blackiegeroepen had, en hij begon opnieuw tc roepen: „Blackie! Blackie 1 Black 1" Daarna floot hij gcruimen lijd. „Ik begrijp er niks van. Dat doet hij an ders nooit,'' antwoordde het meisje en ook ai) begon nu „Blackie 1" te roepen. Maar Black kwam niet. Dc kinderen liepen de straat terug, tot zij aan een kruispunt kwa men. j Toen zei de jongen: „Ga jij dien kant, dan neem ik dezen en wie hem heeft, komt hier terug. Op dit punt zul ten we op elkaar wachten." Daarna liep hij op een drafje dc lange straat in en zijn zusje den tegooovcrgcstelden kant- De jongen heette Fris. Hij was dertien jaar en flink uit dc kluiten gewassen. Het meisje .was een paar jaar jonger en heette Liesje. De Black, dien zij zochten, was een zwarte poedel, die naar 't scheen de wandeling lie ver alleen had voortgezet. Frits liep de straat uit, keek in elke zij straat en elk steegje en kwam vuurrood en warm op het kruispunt, waar zijn zusje reeds op hem wachtte maar zonder Black. „Ik ben de heele straat uitgeloopen, maar ik beb niks gezien," verklaarde Frits. „Wat moeten we doen? Wat zal Vader v»'el zeggen?" zei Liesje en 't scheen wel, of zij in tranen uit zou barsten. „Kom Liesje, houd jc nu goed voor al die auenscher.. Misschien is hij al wel thuis; laten we maar eens gauw gaan kijken/' troostte Frits als oudste. Zelf was hij echter lang niet gerust. Ze stapten nu flink door naar huis, nu cn 'dan nog eens een onkelen keer: „Blackic! BladcT roepend, maar zonder dat zc zelf 'dachten, dat het wat zou geven. En hierin had den zij gelijk: Black w a s weg cn Black bleef weg. En t was anders loeh zoo'n trouwe hond! Hoe; goed herinnerde Frits zich, dat hij hem gekregen had den avond vóór zijn elfden verjaardag. Toen hij al in bed lag, kwam Va der hem nog eens goeden nacht zeggen. Nu, dat deed Vader wel meer. Frits sliep al half. „Flits, slaap je al?'" vroeg Vader. „Ja Vader, antwoordde Frits slaperig. „Nou, hier heb je mijn cadeautje," zei Va der, en meteen legde hij een jong, zwart hondje op het bed, dat rollebollend over dc dekens kroop. In een oogenblilc was Frits hel der wakker. ..O Vader! Liesje, Lies, kom eens gauw kijken!'' en uit de aangrenzende kamer kwam hij het spoor van zijn vriendje kwijt geraakt en bij liep nu tc snuffelen om de tent Daar viel op eens een stukje brood met worst vlalc voor zijn neus. Blackie hield van worst, even veel als van spek, en hap! op was 't. Kijk, weer een stuk en weer een! De clown mikte telkens wat dichter bij dc tent en vóór Blackie het laatste stukje worst had doorgeslikt, greep een sterke hand hem bij zijn nekvel en werd hij ondanks zijn ge jank naar binnen gedragen en in een hok achter tralies gestopt. Daar zat hij nul „Iloe kom je daar aan?"' vroeg de direc teur. „Dat is mijn zaak. Wilt u Kern voor een rijksdaalder koopen?" „Top!" zei de directeur en hii. gaf den clown het geld. Deze ging nu weer naar buiten en at verder zijn boterham op. Maar nu keek hij nidt lan ger vervelend, hij werd zelfs zóó vergenoegd, toen hij liet voordeel van zijn vangst nog eens naging, dat hij tegen een straatjongen, die voorbijkwam, een grappig-leeiijk gezicht trok, waarop dc jongen het uitschaterde cn nog wel een kwartier bleef staan wachten op een nieuwe grap. De nacht, die nu zou aanbreken, was do ongelukkigste, dien Blackie ooit beleefde. Hij jankte en huilde, sprong tegen de tralies op en beet in 't hout, maar 't hielp hem niets. Zijn vriendje Zorrie, zijn baasje en zijn vrouw tje, Frits en Liesje, aan niemand dacht hij. Hij wou alleen maar uit dat nauwe, donkere hok. En hij huilde en jankte, huilde en jankte maar. 's Avonds laat was dc man, die hem. gevan gen had (hij rook dat hei dezelfde was) naar zijn hok gekomen, had hem met ruwe woor den er uit gesleept en met een zweep erbar melijk afgeranseld. Daarna was Blackie van angst in het donkerste hoekje van zijn hok gekropen cn had hij geen kik meer durven geven. Den volgenden morgen heel vroeg, toen Frits en Liesje nog droomden, dat Blackie al lang weer terug was, brak het circus op cn onder al de dieren, die meegingen, sprong er één jankend tegen de tralies van zijn hok. Dat was Blackic, de poedel, waarnaar de kinde ren zoo lang gezocht, hadden. Wat de arme hond in het paardenspel to verduren had, was heel wat anders dan het heerlijke leventje bij Frits cn Liesje. Thuis kreeg hij, nis hij eens oen nieuw I kunstje geleerd had een stukje vlcesch of een 4 I lfrtplfif» T.inclö nrtf ViP-m vr*»l Mnc L.esje tn haar nachtponnetje om t narmge u u hm wcl cen hondje te zien. Ze was één-en-al bewonderingde f d;e hcm nu drcsscer. cn z,j kon er maar met toe besluiten haar er andcrs eigen bedje weer op te zoeken. Na een harte-Lcerdc hcc, wat dczc lijk afscheid van liet jonge hondje, ging zud k hj. s] c„ en kcnde Vlj eindelijk weer naar haar kamer. gauw, dan was een stukje rogge- haud<m zp d,en cerslc" t0en h,J brood de orootste belooninc. Gelukki* was 7,Op hem rijden zal ik tocli l'. mompelde hij in verbeten woede. Een paar dagen later zag hij de kans schoon Bufus tc bemachtigen, toen döze op zijn meester stond tc wachten. Diclc was een vrij goed ruiter, voor een jongen van zijn leeftijd cn hij dacht, dat als hij het vurig# ros baas bleef hij niet alleen iets zou hebben, om legen zijn school makkers op tc bluffen, maar zijn oom hem om zijn moed gaarne zou vergeven, dat hij op Rufus was weggereden. Nauwelijks waren zij echter in de laan, of Rufus begon allerlei zijsprongen tc maken. Toch luisterde hij nog naar de hari®, die hem bestuurde. Doch plotseling, toen hij de laan uit was en den langen, wit-schitterenden weg voor zich zag, besefte hij, welk een licht ge wicht hij droeg en hoe grappig het zijn zou, dit af werpen cn vrij te galoppeeren. Eerst stond hij op zijn voorbeenen en schopte achteruit. Daarna rende hij met Dick, die zich anfistig aan hem vastklemde, den weg af en het dorp door, vervolgens het vrije veld in. Ongeduldig, dat zijn lichte last nog altijd in het zadel zat, ging hij op zijn achterbeenen staan en sloeg met zijn voorbeenen in dc lucht. Dit was voor Dick de gevaarlijkste sprong, welke het dier maken kon, want als Rufus wat maar al tc goed mogelijk was hierbij achterover viel, zou hij Dick verpletteren. De jongen was nu doodelijk verschrikt cn wist niet meer, wat hij deed. Hij liet den teugel los cn klemde zich in zijn angst aan de manen vast, zoodat zijn toestand nog gevaar lijker werd. Een yreeselijk ongeluk kon 'onmogelijk uit blijven en zou een eind maken aan Dick's dwaasheid, als er niet juist op dit oogenblik een wagen van den anderen kant was aange komen. En jongen niemand anders dan George zat voor-in en reed met een vrachtje naar huis, toen hij reeds uit de verte het gevaar zag, waarin Dick verkeerde. Zoodra hij dicht genoeg bij hem was, sprong hij van den wagen en holde naar bet paard. Kalm en handig wist hij den lossen teugel te grijpen cn Rufus tot bedaren te brengen. Dit alles ging vlugger, dan het zich laat be schrijven, maar Dick leek het een eeuwigheid. Toen hij eindelijk weer veilig op den grond stond, zag hij zoo wit als een laken cn trilde hij zóó hevig op zijn bcenen, dal hij nauwelijks staan kon. „George," zei hij met bevende stem, „als dat woeste dier je geschopt en een ongeluk be zorgd had, zou ik het mezelf nooit vergeven hebben. Wat een domoor ben ik toch geweest 1 Ben je niet meer boos om om laatst en wil je mij een hand geven naar ze kunstjes begon tc leeren, een pret! En nu kwamen ze zonder Blackie thuisl Liesje kon zich niet langer goed "houden en toen /ij de kamer inkwam, barstte ze in. tra nen uit „Dat is zeker die leclijke spekhond weer!" snikte ze. „Dat akelige beest!" Frits vertelde Vader nu in kleuren en geu ren, hoe ze Blackie op den hock van een straat op eens waren kwijt geraakt en hoe ze hem ge floten en geroepen hadden alles voor niets. brood de grootste belooning. Gelukkig was Blackie een vlug, verstandig dier; 't liep dus nogal los met dc klappen, en na een half jaar deed hij kunstjes voor 't publiek en was hij een volleerde circushond. Dc clown had hem Tobbie genoemd; hij wist natuurlijk niet, hoe dc gestolen poedel eigenlijk heette. Eén van de kunstjes, die Blackie, of dan nu Tobbie. moest vertoonen, was met Jim den aap. Hij kreeg een mooi zadel op den rug, een stang in den bek en zóó reed Jim paard op - aiaui En hij eindigde ook met te zeggen, dat niji W jjjj teugels vasthield. Eigen- d:u dat die valsehc spekhond 't gedaan kon Blackie den aap niet uitstaan, maar had, dat lor! j ajs (jown Tnet de zweep er bij stond, durf- Dic spekhond! j I de hij niets laten merken. Jim plaagde graag. Op liet einde der straat waar de ouders o[ dc van Frits cn Liesje woonden, was een spek- hjmg€n en lrok Blackie aan zjjn staart en zijn slagerswinkel en die spekslager had ook een hond, een soort Kees, dien hij Zorrie noem de. Met dien Zorrie had Blackie. tot groote ergernis van de kinderen, vriendschap geslo ten cn hij kwam niet op straat, of hij ging zijn vriendje bezoeken. „Hij doet 't alleen om dc speklucht," zei Frits en hij probeerde, of hij Blackie niet ontrouw kon maken, door op de wandeling oen stukje spek mee te nemen en hem dit nu cn dan te laten ruiken. Maar hoe lekker Blackie het spek ook vond, hij kon zijn ^ycick i_i vriendj, nh't vergeten cn liep altijd even den winkel in, waar hij meestal door den slagers jongen werd weggejaagd. F.n omdat de kinderen de vriendschap met dien slagershond een beetje min vonden voor Blackie, en omdat de jongen hem altijd weg joeg, konden zij Zorrie niet uitstaan. „Die slagersjongen is toch ook geen vriendje van mij; waarom hoeft Blackie dan vriend to worden met den hond uit dien winkel?" be weerde Frits, als Vader aanraadde om Blackie zijn gang maar te laten gaan. Waren ze hoos op hem, dan noemden ze hel keeshondje „de spekhond", of ook wel „dat lor, omdat de baas altijd van „Zor" sprak Ze schreven Blackie's verdwijnen aan „dien akeligen spekhond" toe.. Waar was Blackie intusschen gebleven? De spekhond had er heusch wel een beetje schuld aan Toen Blackie op den hoek der straat omkeek, had hij Zorrelje gezien cn niet kun nen nalaten even een praatje met hem te gaan maken. Maar of de keeshond niets van hem welen wilde, dan wel, of hij hem alleen maar wat wilde plagen hij liep hard weg, een steegje in. Blackie's hondengeweten kwelde hem wel even en hij stond een oogenblik stil, vóór hij den ongewonen weg inging. Doch 'daarna liep hij door, al verder en verder, en was op eens een eindje buiten de stad op een groote vlakte. Nu, hij hoefde niet bang te we zen, dat bij den weg naar huis niet terug zou kunnen vinden; dien kon hij gemakkelijk op- snuffelen. Er dreigde echter een ander ge vaar 't Was den vorigen dag dc laatste dag van dc kermis geweest. Sommige tenten cn kra men waren al half afgebroken. Op de groote ooren, en dan kon Blackie blaffen, maar meer ook niet, want Jim zat hoog en deed of hij van den prins geen kwaad wist. Een anderen keer liet hij zich' plotseling, maar doodstil, naar beneden glijden en kaapte Blackie's eten voor zijn neus weg. Och. och wat miste Blackie Frits, Liesje en Zorrie! Aan den clown, zijn nieuwen baas, was hij al vrij wel gewend. Zoo trok hij met het paardenspel het hcele land door en reisde hij alle kermissen af- Overal vertoonde hij dc kunst, dat .Tim op hem (Slot volgt F.en gevaarlijk® rit. door JENNIE CHAPPELU Vertaald door C. H. „rk zou hel niet doen, jongeheer, als ik u was! Niemand anders dan de majoor kan Rufus baas. Die weet alleen met hem om tc gaan en Rufus merkt maar al te goed, wien hij op den rug heeft. Dei\k aan uw moeder, jongeheer en wees toch voorzichtig 1" liet mooie, rood-bruine paard, Rufus, stond gezadeld en getoomd vóór het huis, terwijl George, dc tuinjongen, het vast hield- Dick, die daar juist rondliep, had zijn plan aangekondigd „het paard eens te probecren", cn George trachtte hem hiervan af te brengen. Dit prikkelde Dick echter nog meer en met een koppige uitdrukking op zijn gezicht sprong hij in het zadel. „Laat hem los 1" riep hij uit, „ik heb juist tijd genoeg, om dc laan op cn neer te rijden, vóór Oom uit huis komt. Laat hem los, zeg ik je !"- „Nee jongeheer, dat kan ik niet doen," ant woordde George flink. „Het is mijn plicht, Rufus vast te houden, totdat dc majoor klaar is. En ik zal u niet helpen, als u met alle ge weld een ongeluk wilt krijgen," voegde hij cr nog aan toe. „Laat los, zeg ik je brulde Dick bijna van drift. „Denk je soms, dat iedereen zoo'n laf aard is, als jij Ik zal je hiermee kennis laten j ia, <»ib jij ik Zill JC Uitimcc üvii Vlakte stond nog gedeeltelijk een paardenspel, maken, als je niet doet, wat ik zeg I' innft non ÏaI !nnnUlr.\« An ,1am ..AlrfAnHnn r\ - dat aan liet inpakken was en den volgenden ochtend vroeg verder zou trekken. Vóór de tent stond een clown, van verveling tegen een paal leunend, zijn boterham te eten. De zaken waren niet best gegaan en zijn verdienste was Dick dreigde hem, terwijl hij dit zei, met zijn stok, maar, hoewel George een kleur kreeg van verontwaardiging, keek hij Dick in het booze gezicht, vast besloten, niet toe te geven. Dick was een verwende jongen en niet ge- met groot geweest. Nu en dan kwamen een Woon, dat hij door iemand wie dan ook paar danseressen van het circus met brom- in 7ijn nlannen gedwarsboomd, werd. En hii Moed. door \Y. B. Er was iets bijzonders gaande Dat merkten de kinderen al dadelijk, toen zc de klas in kwamen. De bovenmeester cn dc klassejuffroUw stonden druk met elkaar tc praten, liepen, het lokaal door en verschoven de banken, totdat er een kleine ruimte vooraan in dc klas vrij kwam. Daar kwamen twee groote jongens met nog een bank aansjouwen. „Hier Jan,", wenkte meester. „Hier is nog net plaats." De kinderen wisten nu, dat cr nog „een nieuwe" bij zou komen. Nog een in de al prop volle klas. „Hoe meer zieltjeslachte meester tegen de juffrouw. „Iloe meer vreugd," vulde de juffrouw aan. De torenklok sloeg negen uur en meester ging de bel luiden. „Heb je hem al gezien vroegen de kinde ren aan elkaar, bij het naar binnen gaan. „IIij zit in 't kamertje, bij den meester," wist cr oen tc vertellen. „Stil, daar komt ie an 1" riep een ander, en inderdaad, daar had je hem. 't Was een pieterig, armoedig kereltje en hij heette Japie de Noov. 1-Iij kwam uit een groote stad cn zag cr nog schunniger uit dan dc armste dorpskinderen. In zijn vaal, grijs broekje, dat hem veel te wijd was. prijkte van achteren vroolijk c-en licl-groenc lap. Het buisje, dat hem, in tegenstelling met de broek, vrij krap zat, vertoonde een groolen winkel haak bij het armsgat. Japic deed al zijn best, dit mankement te verbergen, door den arm stijf tegen 't lijf gedrukt te houden, maar zien kon je het toch. Zijn klompen had hij, net als alle kinderen, in de gang op 't klompenrek moeten zetten, om op zijn kousen binnen te komen, maar van die kousen was er één duch tig afgezakt en door een groot gat in de andere kwamen wel drie teenen naar buiten kijken. Eén van dc brutaaltjes, één. die altijd eerst deed en dan dacht, riep hardop „Kijk zeg, dat jö zijn teenen houwc uitgaans dag-" Maar een paar heel strenge oogen deed hem verschrikt zwijgen en de andere kinderen waagden het niet te lachen, al kostte het hun ook erge moeite, zich goed te houden. Dat was Japie's welkom op school. Maar *t werd nog veel erger, toen ze om elf uur moch ten gaan spelen. Toen waren er geen meesters en juffrouwen meer, om Japic te beschermen. Toen was Japie overgelaten aan dc genade of ongenade van zijn klasgenootonaan hun on genade bleek al gauw. „Gó, wat het dat jó een rare broek an I" riep er een. „Zeker een van z'n vader t" „En z'n moeder het een stukkie van de pijpjes afgeknipt, omdat ze 'm anders nasleep- tel" De jongens hadden dolle pret om hun eigen grapjes. Ze meenden het niet zoo kwaad en- bedachten niet, hoe laf het was, wat zc deden: met z'n allen één nieuweling plagen. Japie drong zich tegen den muur aan. *t Was een schuw, bleek ventje. Hij was z'n heele leven ook al zoo geplaagd. „Kom jó, la me je kouse nog is kijke. Die Henne van het nieuwste medel. Een gat van boven en een van ondere/' en meteen wilde de lange lummel, die dit zei, Jaap's cene been optillen, om hem zijn klomp uit te trekken. Maar Japie, hierdoor plotseling den steun van één zijner onderdanen missend, greep in de lucht, hinkte even en viel toen onderstboven. Dat. gaf een hoeraatje onder dh jongens. Japie brabbelde weer op. Als een angstig vogeltje j drukte hii zich nog dichter tegen den muur. Zijn arm legde hij er tegen aan en zijn hoofd er op. Eensklaps kreeg een van zijn kwelgeesten een mooien inval. Jongens, mikken op dien groenen lap riep hij, en de daad bij 't woord voegend, nam hij een kluitje modder en wierp daarmee naar 't arme, veel bespotte broekje. Maar toen gebeurde er iets, waar de jongens niet op gerekend hadden. Annetje Weslerveld, een meisje uit Japie's klas, had al dien tijd al naar hen staan kijken. Zij, Annetje, was ook zoo'n vreemde eend in de bijt geweest, toen ze, nu een jaar geleden, op school kwamniet, omdat ze nog armer en haveloozer was dan de rest, maar juist, omdat haar jurken mooier waren dan die de andere meisjes droegen, omdat haar boterhammen lek ker waren en in een mooier trommeltje zaten. Geplaagd zooals zc nu Japie plaagden, hadden ze haar nooit. Dat hadden ze niet gedurfd. Haar vader en meester waren immers zulke goede vrienden samen! Ze hadden het dus verstandig gevonden Anneke een beetje tc ont zien. Maar Anneke had zich erg eenzaam ge voeld en best gemerkt, dat men haar altijd voor spek en boonen mee liet doen. En nog beschouwden ze Anneke niet hcclemaal als één van de hunnen. En deze Anneke nu liep voor dc mikkende jongens heen naar Japie, cn met haar armen om hem heen bleef zc beschermend achter hem staan. Het ventje, dat nieuw onheil verwachtte, kroop nog dichter in el-kaar, en hield zich doodstil. „Toe nou, vervelende meid! Als je niet op rukt, krijg jij dc lading," riep Jan de Vos boos. Ze waren nu juist zoo leuk aan den gang. Dc groene lap werd al mooi bruin ge spikkeld. De meisjes kwamen er ook hij- Hun afgunst op Anneke kwam weer even boven, en ze sard® ,,'t Eijkt wel of het *r Broertje is, ha, ha F' 'Anneke's hartje bonsde. Maar toch. bleef ze staan. Toen keek Japie even schuw naar haar op, en haastig fluisterde hij: „Ga nou maar! 't kan me tocli niks schele, of ze gooie. 'k Ben immers toch smerig! Maar jij niet." Anneke begon te schreien. Ze had zoo'n meelij met dat arme, vieze jongetje, en als ze een schoon plekje op zijn wang ontdekt had, zou ze hem een zoen gegeven hebben. „Nou, op zij! of—'' en Jan dc Vos wilde zijn bedreiging kracht bijzetten. Maar daar werd hij zelf bij den kraag gepakt en op zij gegooid. Dat was Wim van den smid, die altijd Anne- kes partij koos. de grootste en sterkste jon gen van de school. Eens had hij zelfs voor de grap met meester geworsteld, en... het ge wonnen. Dat waren dus vuisten, waar je reke ning mee moest houden en Jan en zijn vriend jes dropen dan ook af. Anneke en Japie had den nu ruim baan, Japie Icon liet zich eerst maar niet begrijpen. Maar toch was het zoo. Wim werd zijn beschermer, omdat Annetje zijn vriendinnetje was, en door toedoen van Anneljc's moeder kwam Japic fatsoenlijker in de klecrcn. In hun keuken mocht Japie eiken dag één keer zijn buikje rond komen eten, en in dc zelfde keuken werd hij voortaan tweó keer in de week door den tuinbaas.sclioon ge poetst in de badkuip. Zóó knapte Japie, het magere, vieze spierc- wietje ervan op, dat hij toen hij van school ging een flink, gezond en bij de hand kereltje was; maar nooit zal Japic vergeten, dat hij dien ommekeer in zijn leventje te danken had aan Annetjc's moed, Annetje, die het heel al leen durfde opnemen voor zoo'n arm ver* schoppelingetje. TJe Schoenpoetser en zjjn Schoenen. door C. H. In een deftig, groot hotel v Stond een schoenenrijtje. Jaap, de poetser, had zc daar Neergezet voor 'n tijdje. Jaap kreeg plots'ling ander werk. Dal hem in beslag aam, y Maar de schoenen zeiden boos. Dat het niet tc pars kwam. 3. t Meest van allen waren kwaad Laarzen van den leeraar. 't Is een schande, kraakten zij, Konden wij het zelf maar l 4. .Lage schoentjes van zijn vrouw. .Waren ontevreden. Wal 'n lot, zoo vuil te zijn Zuchtten zij och lieden t Niemand was Jaap goed gezind. Allen bromden lieftig, Vonden zoo'n behandeling r yVer van fijn en deftig. f&'S-. 6. S Plots'ling kraakt een jonge schoen Laat den moed niet zakken l Weet je, wat ik leuker vind Jaap een poets te bakken, ir 7. Als Jaap strakjes weer verschijnt, v r Moet hij ons maar zoeken, Eén, twee, drie I verstoppen w'-ons è- Gauw in alle hoeken t tV- A 8. 't Was op eens een druk rumoer, - 'Allen maakten beencn 't Sclioenenrijtje was zoowaar In een .wip verdwenen, 9. Eind'lijik", daar komt Jaap weer aait, Krabt zich achter d' ooren, Wat is dat roept hij verbaasd. Heb ik ze verloren?. Maar, wat "zie ik in dien hoek t a Ha een bruinen veter Weggcloopen zijn ze mo, Wist ik hel niet beter J 11. f= Maar, al zijn de schoentjes slifl^, Ik laat mij niet foppen 'k Vind zc allen weer terug. Waar zij zich verstoppen! e 12. Jaap pakt vlug de schoenen op; En herstelt het rijtje. O, wat blinken z' allemaal. Na een heel kort tijdje I 13. ffaapje lacht en vraagf Half luid Zou ik mij vergissen, 5^- Als ik zegniet ééne schoen' 5— Kan mij, poetser, missen 7, Bijeztalekea ea rbauaalUk* Algemeen verbreid, zegt de Telegraaf, in d« wereld der bijenhouders 't geloof, dut !het bijen" gif een geneesmiddel zou zijn tegen rheumtw liek. In den laaitslen tijd is deze zaak meen wetenschappelijk -onderzocht en werkelijk zijrr er medici, die in het oude volksgeloof een grondl van waarheid hebben mcene-n te ontdekken, j Iemand, die veel in deze richting heeft gej werkt, is dr. Tere, te Marburg. Deze heeft tal van rheumatreklijders met bijensteken bchanA deld. De behandeling geschiedt als volgtD<^ eerste 'drie dagen zijn pro-eidagen. Dan word# slechts één steek per dag toegebracht. VerS( draagt de patiënt den bijensteek goed, dai^ wordt het aantal steken geleidelijk vergroot enL opgevoerd tot pl.m. 100 per dog. De kuur dburr lang, wel één of twee jaar, doch dr. Ferc be4 weert, dot de patiënt, d e volhoudt, altijd wordt! genezen. Weliswaar gaat een genezing doop salilcylzuur veel sneller, doch" een herstel, doo. middel van bijensteken verkregen; schijnt, veel grondiger to zijn. De manier, waarop deze ge* neesheer te werk gaat, is hoogst eenvoudige De bij wordt gewoonweg tusschen de vingers aangepakt en met het achterlijf op de plaatp gebracht, waar men wil, dat de stoek wordt aan^ gebracht. Is het gif goed doorgedrongen, dan wordt de afgebroken ongel verwijderd. Bij taJ van vormen van rheumatiek was de uitwerking} zeer heilzaam. Het spreekt echter vanzeli, dat rheumatielqt voortkomende uit organische gebreken, niet door bijensteken genezen kan worden cn dat! niemand op eigen koste met deze geneeswijze moet beginnen. AGENDA'. Onder deze agenda worden efleen opg©« nomen die uitvoeringen, vergaderingen, ent. welke in het Dagblad geadverteerd wordend Vrijdag, Zaterdag. Zondag Maandag, Bioscoop de Arend. '1 Openbare Leeszaal (Beukenlaan) Kh 2K—10 uur. Zondag 2)4—5^ wTi Maandag 2#10 uur. Dagelijks: Museum Flehlfe. Bioscoop Langestraat. Burgerlijke Stand van 24 Juli 1919. Geboren: Wilhelmina, d. v. J'obanflw Wijnands en Maartje Johanna v. 't Hoender, daal. Gerritje, d. v. Jan. v. Veldhuizen erf Frederika v. Dijkhuizen. Een buiten huwelijW geboren kind. Ondertrouwd: Elbert v. Deuveren erf Geertruida Everdina v. Rouendal. Willens Ernst Hendrik Ludeking en Everharda Hen. drika Ader. Cornelis Albertus v. Wagenin. gen en Hendrientje Steenbeek. Hendrikug Olivier en Dina Pieternella de Wilde. DirK Mus en Grietje Binsbergen. Wilhelm Brou. ver en Evertje Binsbergen. Gerrit Arler erf Jacoba Anna ten Hoeve. Gehuwd: Klaas Willem Koop en Cub. berta Hermina Bilderbeek. Overleden: Gerrit Steenbeek, 57 jrJ echtgen. v. Pieternella Josephina DillewordeJ Hermanus Everardus v. Sweden, 78 jr., esfxhj gen. v. Christina Johanna Petronella Francicj' Ruth v. Essen, 78 jr., wedr. v. Aaltje v. Es^ sen. >j> Telefonisch Weerberioht x Naar waarneming in den morgen van: 1 25 Juli 1919. Verwachting tot den avond van 26 Juli: Zwakke tot matige wind uit N. richtingen/ betrokken tot zwaar bewolkt, wellicht nog eenige regen, weinig verandering in tempe.' ratuur. Fietslantaarn aansteken 9.28. 2985 3261' 5184 5800 €010 7410 8737 8890 STAATSLOTERIJ De hoogste prijzen dar 1. klasatr, TREKKING VAN DONDERDAG 24 JDLI f 400 8045. PRIJZEN VAN f 65.—. 74 452 541 055 904 1512 1749 1822 192-5 2152 2532 2607 2850 2972 3635 4235 4183 5272 5465 6257 6870 7002 7306 7346 8930 9246 9293 9.366 10406 10S96 11146 11418 11578 11845 11966 11976 12223 12304 12479 12559( 12600 13027 13050 13348 13715 13823 11226 14515 14812 11917 14961 15062 15373 15389 15563 15059;, 15572 15335 15904 16040 16561 16623 17127 17213 17631 17791 17870 17913 18116 18379 18410 18550, 185S7 18889 18941 18986 19153 10160 19572 I960" 19S02 20033 20034 20080 20308 20524 20698 21262 21183 21709 2199S j Verbetering Ie lijst vervalt: 10991 is wei uit/ geloot. r 421 ste STAATSLOTERIJ. 7* Eerste klasse. Trekking van 24 Juli 1010/ (100 loten). Ten kantore van den collecteur A. C- ft O. Leinweber te Amersfoort (Breestraat 2£^ is no. 18379 uitgetrokken met 20. De tweede klasse trekt van 4—7 Ac® 1919.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1919 | | pagina 4