(jjooi8 de Dcügd. vonden het goed; Frits werd dan ook al gauw greep hij echter duidelijk, dat hij weg moest, veertien jaar. "Kom Blacken hij holde naar 't zeil, licht- Jongen," zei Moeder oven later, „waarom 'te het op en rende met den hond, die nog al- heb je je oude-broek aangetrokken en niet je lijd Jim op zijn rug had, de straat op. beste?" j Dit alles was in veel korter tijd gebeurd, „Och Moeder, 'k heb 't liefst deze aan," ant- j dan waarin hel verteld is. De clown had Frits woorddc Frits met een kleur. Ilij had bij zich- j met zijn hond onder het zeil zien verdwijnen, zelf overlegd, dat Blackic hem in die broek Imnar was hem niet nagcloopen. r - i van verleden jaar beter zou herkennen. j Zijn. geweten zei-hem, dat hij ongelijk had, was weggeraakt, gingen Frits en Liesjc me pr|tj. jcoc»nt ecn toegangskaartje en nu kon cn zijn verstand, dat de poedel zich niet meer hun vader en moeder by ecn tante in Arnhem Wj gaan zitlcn> waar hij wildc. Hij ko0s coc zou laten vangen. jogecrcn. plaats op de voorste rij op den hoek van een IMaai' er was, zonder dat Frits het wist, BBackie. (Slot.) Het jaar volgend op dat, waarin de poedel met I Tante woonde in een mooi huis mef een groolen tuin en de kinderen hadden er veel plezier. waar Frits dien morgen had staan kijken. Hij t Trof ook, dat t kermis in de stad was, jj^heek het eindje, dat hij loopen moest, vóór Frits vooral slenterde 's morgens al langs de aan zeil kwam. Zoo onder 't rondwan-de- kramen ententen. Zoo liep hij op zekeren dag|len hj|(1 h» al geprobeerd) of hij -t zcil gemakkelijk kon oplichten. En 't ging heel gemakkelijk!'' Wat wilde hij toch? Hij zat te kijken naar 't paardrijden, maar Ihccl anders dan hij in gewone omstandighe den. Eigen ijk was er me s te zien, maar ze gecjaan zou ^ehbem Zenuwachtig keek hij keken toch! Een clown stond in de tent en liet 1 bct p(>(,ramma jn ecu poedel <licn hij Tobbie noemde, allerlei I NonUmmer.. daeht hij en tQen dat kunsten maken. Het kijkgaatje van de jongens Mne nummer voorbij was, kon hij bijna niet .was niet groot en ieder mocht op zijn beurt mCer 51ijY<m zitten Wat nu komen zou, kijken, tot hij door een ander weer verdron- 1 was; gen werd. gangpad, dat uiliep, niet dadelijk op den uit- j voor ^lCTO komen opdagen in het circus gang, maar op het zeil, juist bij het plekje, zel*- Een heer, die op één der voorste rijen zat, een vroegere stadgenoot en kennis van over een plein, waar een groot paardenspel ,was opgeslagen en evenals alle jongens bleef hij slaan kijken. Aan den achterkant hing het zeil los en konden do jongens, als ze het op lichtten en bukten, een blik in het circus w.er- Frits met zijn stevige ellebogen kreeg gauw een beurt en keek onder het zeil door. Maar toen hij den clown met den poedel zag, kreeg hij een vuurroode kleur. Hij schrikte, geducht cn had zich van schrik bijna laten wegdrin gen. Toen bukte hij weer en keek nog eens naar den poedel. Ja, 't was Blackie! Nu wist hij 't zeker. Waardoor? Dat zou hij onmogelijk kunnen zeggen, maar -hij wist 't heel zeker De onnavolgbare kunsten van den poedel Tobbie en van den aap Jim, vertoond door den clown Paksie. Frits werd vurrood, toen de zwarte poedel al blaffende te voorschijn sprong. Hij dacht, dat iedereen het aan hem zag, dat die poedel van hem was, maar niemand keek naar hem alle oogen waren op den poedel en den aap gevestigd. Onder het gaan naar het paardenspel had 't Is Blackie!" zei hij in zichzelf, „zal Frits er fiCen 00genl>Hk aan gedacht/dat hij em roepen zijn plan niet zou durven volvoeren. Hij was j een flinke jongen en niet bang uitgevallen. Hij licht het zeil nog iets hoogcr op, en ja! er is geen twijfel meer mogelijk I Frits is éón-en-al opwinding hij zal hem roepen! Hij zal hard roepen: „Blackie! Black!" en dan zal dc hond komen. Frits is er zóó zeker van, als twee maal twee vier is. Maar op dit oogenblik komt er een man, al vloekende en met een groote zweep achter de tent. „Vort jullie!" roept hij en slaat met .do zweep. Dc jongens hollen weg, Frits onwille keurig ook. Wat zal hij nu doen? Zóó weggaan zonder Black te redden, zonder het zelfs te probec- ren? De man met de zweep staat nog bij het zeil en Frits kan er dus niet meer onder kij ken. Maar dat hoeft ook niet, hij weet zeker, dal T Blackic- is. Hij staat een oogenblik stil om zich te bedenken, maar hij begrijp wel, dat hij Black n u niet kan krijgen. Hij loopt nog eens om de teni heen, of zijn poedel ook naar buiten komt, maar hij komt niet en Frits weet niets beters te doen dan hard naar huis te loopen. „Wat zal Vader wel zeggen en Liesjc!" denkt hij. 't Huis is vlak bij. Van achteren grensde de tuin van het buis Maar nu hij daar zat bij al die menschen, nu hij den clown met een lange zweep z ij n, zijn eigen poedeltje, dat hij van Vader ge kregen had, zag commandeeren, werd hij toch cei\,bectje benauwd. Hij had wel willen huilen van kwaadheid en 't willen uitschreeuwen: „Hij is van mij! Geef hier!" Maar hij hield zich goed. ,,'t Moet!" zei hij bij zichzelf, ,,'t Moet!" En hij keek nog eens het gangpaadje in en naar het zeil, dat hem van de buitenlucht scheidde en weer zei hij bij zichzelf: ,,'t Moet! Hij is van mijl'' Intusschen had de poedel een aantal kunstjes vertoond. Frits had er niet op gelet. Hij zag alleen een poedel, die van hem was, een clown met een zweep en een massa menschen, maar van dc kunsten zag hij niets. Hij was half opgestaan en stond met zijn eene been in het gangpad. Daar hoorde hij den clown zeggen, dat hij voor 't laatst den ongeëvenaarden paardrijder zou vertoonen. Frits' hart bonsde van schrik. „Voor 't laatst I" Gauw, of 't was te laat. Nu stond hij uui een sloot en had daar ook een ibgan-ggangpad en 't angstzweet door WO hek. dot -S avonds echter altijd fic-1 brak h&m van alle kant<m ult' sloten was. Maar over dag was het de ge wone ingang der kinderen. Ook nu holde Frits dat hek door en riep al uit de "verte legen zijn zusje: „Liesje, Lieiest Waar is Vader? Ik weet wat!" „Wat, dan?" vroeg Licsje. Zij was nog niet erg onder den indruk van het gewichtige der ontdekking cn haastte zic3i niet bijzonder om de bloemen, waarmee ze bezig was, in den steek te laten. „Nee, hier kan ik het niet zeggen, wel in de geheime spelonk." Liesje rende mee. Nu pas begreep zij, dat 't werkelijk belangrijk was: de geheime spelonk kende ze niet eensl Frits liep vooruit door een paar boschjes kreupelhout, fluisterde nu en dan „bukken" of „pas op," als hij een tak losliet, en bleef ein delijk staan op een soort open plek. ,,'t Is een hecle gunst, Licsje, dat jij hier komen mag, maar je mag er tegen niemand over spreken, dat je hier geweest bent." Nu lichtte hij eenige verdorde takken op en Licsje zag een grooten kuil, die met een paar treden afliep. Dc grootste helft was dichtgemaakt door de takken 'der omheinende hoornen er overheen te buigen cn samen te binden. In den kuil was langs den kant een soort bank van graszoden gemaakt en ongeveer drie personen konden in kei hol zitten. Dit was de .geheime spelonk, die Frits met een paar Arnhemsche kennissen gemaakt had en die hij zelfs voor zijn zusje nog geheim ge houden had. De vriendjes hadden de plechtige gelofte ge daan, nooit aan eenig levend mensch de ge heime spelonk te verraden. Maar Frits mocht, als hij wilde, haar aan Liesje vertoonen, om dat die toch ook logeerde bij haar tante, in wier tuin de kuil gemaakt was. Op dit plekje nu bepraatte Frits met zijn vriendjes zijn diepste geheimen; daar maak ten ze plannen voor tochten en wandelingen en daar oLleen, meende Frits, kon hij zijn zusje de gewichtige ontdekking van Blackie mede- deelen. Licsje was zeer onder den indruk van de ge heimzinnige plaats. Zij was met eenige moeite in het hol gekropen, zat nu gebukt op de gras- zodenbank en wachtte nieuwsgierig op hetgeen Frits vertellen zou. Of zij er in deelde, toen ze alles gehoord had! Ze wilde het dadelijk aan Vader en Moe der cn aan Tante vertellen om Blackie in op tocht te gaan halen. Maar Frits had een ander plan en toen hij haar had uitgelegd, wat dat was, ,,'t Moet! 't Moet! Liesje wacht op mei" moedigde hij zichzelf aan. Tobbie liep met Jim op zijn rug 't circus rond. De clown stond aan den overkant van Frits' plaats dus *t was te wagen. Plotseling schoot hem de gedachte door 't hoofd: „Als hij 't eens niet was!" Eén'oogen- blilc hoopte hij, dat hij 't niet was, dan kon hij kalm blijven zitten en hij hoefde niet to doen, waartegen hij nu zoo opzag. Maar 't moest, en wel dadelijk, of de kans, dat hij Blackie ooit terug zou krijgen, was verkeken. Frits begreep dit maar al'te best. Hij stond nu iets vóór zijn plaats, vlak tegen de ballustraden, waarbinnen Blackie draafde en galoppeerde met Jim op zijn rug, al naar de bevelen van den clown. Toen dc hond weer voorbijkwam, vatte Frits al zijn moed samen. Hij stelde zich voor, hoe Liesjc op hem stond te wachten aan het hek, hoe kinderachtig het tegenover haar zou zijn, als hij zonder Blackie kwam, hoe zij hem allemaal een prijsje zou den geven, als hij het vermiste dier meebracht en hij nam een kloek besluit: „Blackie! Black 1" Hij dacht, dat hij 't had uitgeschreeuwd, zóó, dat iedereen naar hem zou kijken, maar niemand had het gehoord, ook de hond niet, die rustig doordraafde. Bij den tweeden keer, dal dc poedel voorbij kwam, riep Frits wat harder: „Blackie! Black!" Maar de hond liep weer door. Frits werd nu bang, dat hij niet meer zou komen, want de clown had den poedël geroepen en hem een klontje gegeven. Hij had wel willen huilen van spijt, terwijl iedereen om hem heen. in de handen klapte en met de voeten stampte, zoo mooi hadden ze het allemaal gevonden. Geluk kig, juist die toejuichingen deden den clown besluiten nog eens te laten paardrijden, en ecn oogenblik daarna draafde Blackie weer vroo- lijk rond. „Als ik het nu niet doe. had ik niet eens hoeven te gaan en Vader liever voor alles laten zorgen!" dacht Frits. Zou hij nu zijn oogen stijf dichtdoen en 't dan uitgillen? Dan zag hij ten minste de opschudding niet van' al die menschen, welke zich naar hem zouden keeren. ,,'t Is maar één benauwd oogenblik," rede neerde hij, „dan is 't gebeurd. Laat ik maar donken, dat me een kies getrokken moet wor den." Frits' vader, wist het gebeurde met den poe del. en na hetgeen hij nu gezien had, begreep bij, dat de clown don hond gestolen had. Hij was nu van zijn plaats opgestaan en had den clown kort en duidelijk te kennen gegeven, dat hij hem zou aanklagen wegens diefstal, als hij het waagde den jongen het bezit van zijn hond te betwisten. Dit vooral had den hans worst doen begrijpen, 'dat hij zich maar heel stil moest houden Frits rende naar huis en naast hem Blackie, gezadeld en getoomd, met Jim op den rug, die in doodsangst over den vreemden tocht, zich krampachtig aan den hond vastklemde. Toen 2e bij het hek' kwamen, stond Liesje trouw op haar post met den sleutel in de. hand om het open te maken. Maar toen ze Blackie zag met den aap op zijn rug, vergat zij, wat zo doend moest en holde het huis weer in. „Vader! Moeder! Black met een aap! Black met een aap!'' riep zij. „Toe dan, Lies, doe toch open," riep Frits opgewonden. Toen Blackic Liesjc's stom her kende, was hij over de sloot gesprongen. Maar do sloof was breed en het laatste gedeelte moest hij doorzwemmen. Doornat kwam hij met Jim aan den overkant cn vloog de gang in. De aap sprong dadelijk boven op de gang klok, zoodat het water er afdroop. Frits kon zijn ongeduld niet langer bedwin gen: hij wilde bij de ontmoeting tegenwoor dig zijn. Met veel moeite klom hij over 't hek, want Liesje kwam niet terug. En intusschen sprong Blackie tegen al zijn oude kennissen op. Zelfs Tante scheen hij in zijn vreugde tot zijn vriendinnen te rekenen, want ook haar bezorgde hij tot haar schrik een paar slik- vegen op haar japon. Maar vooral Liesje en Frits konden hem niet genoeg aanhalen en gaven hem al liet lekkers, dat zij hadden. Hij sprong van den een naar den ander. Frits moest nu alles precies vertellen. Ieder een vond' hem erg flink cn Licsje zei: „Ik had T nooit gedurfd, met al die men schen 1" Natuurlijk ging Blackie later mee naar huis en gelukkig is hij nooit meer weggeraakt. Of hij de vriendschap met den spekhond weer heeft aangeknoopt, weet ik niet. Dit is de geschiedenis van Blackie! En de aap? De clown vond met eenige moeite het adres van den eigenaar van den poedel en ging toen zijn aap terugvragen. Hij vroeg heel onderdanig aan den vader van Frits, of deze maar geen werk van den poedel wilde maken en dit werd hem voor dezen keer beloofd. Jim ging .yeer mee naar^iet-circus, maar de tocht be-kwaré hem slecht, noor den rit" in <le aYÖndlucht ,en het bad in de sloot had hij rekcr kouJgevat. Ten minste oen maand na hei gebeurgp moest de clown zijn aap begra ven. L Toen de hond langs Frits kwam, stond hij even stil. Hij moest daar op het bevel van den clown onvkeeren. Maar in plaats dat hij om keerde gebeurde er iets heel anders. Frits had vrij hard „Black!" geroepen en op het hooren van dien ouden naam was i -r v"'1 r v en noe zij Tobbie opgesprongen, met de voorpoolen op hem daarbij moest helpen, beloofde Liesje al-1 j les heel stjl te houden. Alleen als 't plannetje van haar broertje mislukte, zou zij 't mogen vertollen. iWat dat plan was? vj. «"ts uiu tien nes Dat zal jk jullie in kleuren en RcurCn verha-1 blafte yan p]e2ier dc balustrade gaan staan, en toen Frits weer: „BlackicI Black 1" riep, sprong de hond al jankend en kwispelstaartend over de balu strade naar zijn ouden baas. vergat clown en alles om zich heen, likte Frits de handen en len. 1 „Wat moet dat daar?'' riep de clown woe- Dienzelfden avond staple Frits om half acht dend cn hij klapte geweldig met de zweep de deur uit en ging naar hot paardenspel. Al- en licP naar Frits toe. leen! Hij had Vader gevraagd, of hij eens al- „Hij is van mij, 't is mijn hond!" zei Frits, •leen uit mocht, 't Circirt was immers vlak bij. Hij hoorde, hoe er menschen in zijn buurt Later zou hij wel eens zeggen, waarom hij I elkaar vroegen: ,,Zou hij gestolen zijn?" Hij zoo graag alleen ging. En Licsje had toch geen merkte, hoe er beweging ontstond onder 't zin om met hem mee te gaan. publiek, hoe velen waren opgestaan om beter „Ja Vader, laat Frits maar alleen gaan, ik j te kunnen zien. Sommigen riepen hard: „wat tieb hcusch geen zin; ik blijf veel liever thuis j" I is dat?" on anderen hadden blijkbaar schik 1 Bij deze woorden keek Liesje haar broertje jR het geval. Hij zag, hoe de clown op hem jèens even aan, alsof zij vragen .wilde, of zij j afkwam, maar verder onderscheidde hij niets zich Diet goed hield'. Nu. Vader, eh Moeden.dan een vehw'aïfiö massa, Ops dit oogenblik be- Murillo's Knechtje. Naar liet Engelsch van Colby. Vrij bewerkt door C. II. f Meer dan tweehonderd jaar geleden klopte een klein Moorsch jongetje met donkere oogen aan de deur van een groot huis in Sevilla een stad in,Spanje en vroeg, of de meester thuis was. „Wie ben je en wat kom je doen vroeg dc knecht, die open deed. „Je bent geen leerling cn zult ook wel nooit schilder worden." „Nee," antwoordde de kleine Moor, „maar ik zou graag den meester willen spreken." Dc knecht bracht hem nu naar een groot vertrek, waar een crnslig-uitziende man, in fluweel gekleed, met een groep jeugdige kun stenaren sprak, terwijl hij zich van het cene schilderij naar het andere begaf. Allen luis terden aandachtig, want de ernstige man was de grootste schilder van zijn tijd cn zijn naam is beroemd gebkven tot in onze dagenhij heette Murillo. „Wel, mijn jongen, wat kom je doen vroeg Murillo vriendelijk, terwijl de Moorsche jongen, min of meer verlegen, vóór hem stoad. ,.ïk heb gehoord, dat u een jongen noodig hebt, om. uw atelier schoon te houden cn de verf van uw leerlingen fijn te wrijven. Kunt u mij gebruiken „Je bent 'nog wel wat klein," luidde het antwoord,, „maar ik wil het met je probecren. Je kunt dadelijk aan het werk gaan." Zoo kwam de kleine Sebasliaan Gomez in het atelier van den-grooten Murillo. Hij bleef daar, totdat hij Vijftien jaar was,'allerlei werkjes voor zijn meester en diens leerlingen verrich tend. Geen dezer lette echter op hem. Er waren .ongeveer een twaalftal jongelieden, welke onder Murillo's leiding werkten, vroo- lijke jonge mannen, die soms wel wat heel nalatig in hun werk waren. Meer dan eens zag de groote Murillo zich genoodzaakt hen over hun tekortkomingen te onderhouden. Op zekeren morgen, toen zij nog slechter dan gewoonlijk gewerkt hadden, gaf hij op luiden toon zijn misnoegen te kennen. „Gij zult nooit goede schilders worden," zei hij, „indien gij u niet met meer ijver en nauw gezetheid op uw werk toelegt. Werkelijk, hce- ren, het is te erg. Ik geloof, dat deze kleine jongen, Sebastiaan, die niets van kleuren en schilderen afweet, beter werk zou leveren, dan sommigen uwer.'' Murillo bedoelde met deze woorden een scherpe terechtwijzing en de jeugdige schil ders vatten haar ook als zoodanig op. Zij kregen een kleur van schaamte en beloofden, heter werk tc leveren. Geen hunner lette op den armen Moorschen jongen, die de veront waardigde woorden gehoord had en eveneens een kleur kreeg. Toen de leerlingen den volgenden morgen in het atelier kwamen, zagen verscheiden hunner j met óén oogopslag, dat hun schilderijen er i anders uitzagen, dan zij deze den vorigen dag verlaten hadden. „Hallo Wie is er: aan mi]» jyerjt X- vroeg Vicenzo, één der beste leerlingen van Murillo. „Iemand heeft ecn kinderkopje op mijn doek gezet." „En op het mijne staat een Madonna," zei José Paréda, de luiste leerling. „Wie kan dat gedaan hebben Intusschen deden anderen ook dergelijke uit roepen. want elk toch had de een of andere versiering gekregen en wat meer was, deze was zoo buitengewoon goed gedaan veel beter dan zij het zeiven konden. Terwijl dc leerlingen nog druk bezig waren over het vreemde geval te praten, ging de deur open en trad Murillo binnen. „Ik kan u gelukwenschen,' Paréda," zei dc meester, „gij gaat goed vooruit. Dit is inder daad heel goed gedaan." „Maar het is niet mijn werk," stamelde José. „Niet uw werk Wiens werk is het dan wel „Dat is een raadsel." En een raadsel bleef het, een raadsel, dat gedurende verscheiden morgens telkens weer nieuw was, doch even onoplosbaar bleef. De wonderlijkste en schoonste dingen werden door den onzichlbarcn schilder op de verschillende doeken aangebrachtvoorstellingen, welke nog maar half gereed waren, werden opgehaald en afgemaakt niemand wist h o e en op een morgen prijkte er zelfs ecn uistekend gelijkend portret van Murillo op den muur, dat dc hoo- ge goedkeuring van den meester zelf weg droeg. „Ik geloof, hecren," zei Murillo, „dat het nu toch tijd wordt, dat we ons opheldering ver schaffen. Morgen ochtend zullen wij allen een uur vroeger komen dan gewoonlijk en trach ten den onbekenden kunstenaar bij zijn werk te overvallen.'' Groot was aller verbazing, toen zij den vol genden morgen de deur openden en voor één der doeken „den klein jongen", Sebasliaan Gomez, zagen zitten. Hij was zóó verdiept in zijn werk, dat hij niet merkte, hoe de leerlin gen allen om hem heen stonden, totdat Mu rillo eindelijk vroeg: „Wie heeft je leercn schilderen, mijn jon- gen?" „Gij, meester,luidde het antwoord. „Maar ik heb je toch nooit les gegeven.'' „Ik luisterde naar hetgeen u tegen de lice- ren zei en ik onthield het. 's Nachts als de andere sliepen heb ik gewerkt." „Bravo, Sebastiaan!" klonk het nu van ver schillende kanten. ,Je hebt ons allen overtrof fen.'' „En ik heb een goed schilder gevormd," voegde Murillo er nog aan toe. Sebastiaan Gomcz werd inderdaad een be roemd kunstenaar. f 4. Frans lachte even, 't eerste lachje in de vacantie, denk eens aan I .rt. maar even later lachte Fransje wel net «oo hard als Rie en Jaan het was dan ook zoo prettig buiten en Oma speelde aldoor mee. Weg, booze buiweg, pruilend Fransje de jongen had nu schik voor twee. 5. Ze deden „krijgertje", „verstoppen", en „blindeman, nu heb ik jou", tot Oma moe begon te worden en wel eens even zitten wou. Wat nu te doen, hoe vindt je schooltje f» vroeg Omadat was een plezier. Frans juichte nog het hardst van allen j en haalde leien en papier. 6- 0i Met Rie zat Frans heel echt op 't ban'kifl en Oma zou de juffrouw zijn klein Jaantje zou alleen maar luist'ren, die was voor schoolgaan nog te klein j\ eerst rekenden ze met „getallen" dat denk je maar I „met pruimen", hoor 1 en, als het niet te best wou vlotten, zei Oma zelf hun zachtjes voor. 7. Toen gingen ze verhaaltjes lezen wat grappige zocht Oma uit, cn toen, na al dat harde werken een versje zingen tot besluit ziezoo, de school is uit, zei Oma, maar Frans was dat niets naar den zin2 hè. Oma, 't was zoo prettig, riep hij, we waren nog maar bij 't. begin t 'k Kom morgen weer op school bij Oma en lezen we dan verder voor en spelen we, zoo lang als Oma - hier blijft, maar altijd schooltje dooi' nu lachte Oma en ze knikte dat plan van Frans was niet zoo raar. Zoo kwam het „vreeselijke huiswerk"- warempel als ecn pretje klaar i Trouw aan zijn plicht. De grootvader van den laatsten Russischcn keizer, Czaar Alexander II. had een gewoonte, waardoor hij menigmaal veel kwaad belet en veel goeds gedaan heeft, door zich plotseling hier of daar te vertoonen, waar men hem juist het allerminst verwachtte. Alleen, of slechts door een adjudant vergezeld, verscheen hij nu eens hier, dan weer daar, en het kwam hierdoor, datliij niét alleen zeer bemind, doch ook gevreesd was, want menig misbruik kwam hij zoodoende op het spoor, evenals hij het plichtgevoel van menigeen leerde waardcercn. Het was reeds laat in den avond, toen in eerr eenvoudige slede éen officier, dicht in zijn mantel gewikkeld, bij h'èt Kremlin voorreed en daar toelating voor zich en zijn begeleider eischte. Kort wees de schildwacht hem af. „Ik ben generaal 1" zei de officier, opnieuw den toegang verlangend. ,Dat is niet waar 1" antwoordde de soldaat flink, „want een generaal weet, dat gehoor zaamheid dc hoogste plicht van den soldaat is, tracht hem daar niet van af te brengen 1" ,Rocp dan ten minste den wachthebbenden officier 1" zei de generaal, wien de man en diens weigering aanstond. Deze èisch was niet in strijd met zijn soldalenplicht en hij riep dus „Wacht in 't geweer waarop de onder officier verscheen, die den generaal met zijn begeleider naar de wachtkamer bracht. Daar, in het volle licht, liet de vreemde officier den mantel vallen cn herkenden de aanwezigen, wie vóór hen stond de keizer Czaar Alexander beval nu dadelijk den schildwacht buiten af te lossen en binnen te wepen. „Waarom heb je me niet binnen gelaten vroeg hij met geveinsde barschhcid. „Majesteit," stamelde de soldaat, „een schild wacht mag niemand binncnlalen, als is het de keizer zelf ,,'t Is goed, mijn zoon 1" voegde de Czaar hem vriendelijk toe. „Je hebt goed gehandeld daarvoor zal men je honderd zilveren roe bels uitbetalen en je tot sergeant bevorderen 1" Nadat de keizer had afgedaan, wat hem eigenlijk naar liet Kremlin had gevoerd, ver- wijdérdc hij zich weer, doch zorgde voort durend voor den flinlccn soldaat. Hos Frans zijn vacantie deed. Een verhaaltje op rijm door Hermanna. 1. Vacantie, en dan huiswerk maken Dat noem ik geen vacantie, hoor dan ga ik net zoo lief naar school toe en leer er, zonder vrij zijn, door zoo bromde Frans, die met zijn sommen gedurig zoo aan 't lobben was en ook met lezen veel ten achter was bij de and'ren in zijn klas. Daarom moest hij in dc vacantie thuis werken och wal een verdriet 1 zelfs toen zijn Oma kwam logeeren, keek Fransje boos schik had h ij niet. Den eersten dag bemoeide Oma zich 't meest met Rietje en met Jaan, zijn kleine zusjes, en liet Fransje maar kalmpjes in zijn pruilhoek staan. 3. Maar toen de zon den and'ren morgen zoo vroolijk door de boomen zag, kon Oma hem niet meer zien pruilen, het was een veel te mooie dag Kom mee, den tuin in, Frans, zei Oma, I met zulk weer zitten we niet thuis „We gaan nu prettig buiten spelen j X en huiswerk laten w« huis] !*lL3 Muurschildering in de can^ t i n c. In de cantine van de Oranjc-Nassaua, kazerne tc Amsterdam is een muurschildering! onthuld, vervaardigd door den heer H. Pauli? des, een leerling van prof. Derkinderen. In é'<5 mobilisaliedagen is hij als lnndslormer m*^ deze muurschildering aangevangen en late?' heeft hij haar voltooid. Ze geeft een allcgori». sche voorstelling der mobilisatiejaren. De brigade-commandant kolonel Bakker, ïlf plaatselijk-commandant kolonel Steunbucli, d<( oud-commandant van het 7e depót majoor Van( Drunen en de regimenis-commandant overstd jhr. Storm van 's-Gravensande, benevens vcl^ officieren en manschappen woonden de plecK* tigheid bij, opgeluisterd door de muziek; ko lonel Bakker en majoor van Drunen spralccrf een toepasselijk woord. 4 GEMEENTELIJKE ARBEIDSBEURS. Aanvragen van werkgevers op 31 Juli 1919.. 1 dag-meid, 1 dienstbode, 10 blikmlegsters, IJ vr. kantoorbediende, 1 kappersbediende, 1 naM kuiper, 1 letterzetter, 1 leerling koperslager, 101 metselaars, 3 meubelmakers,, '1 schilders, 1U timmerlieden, -1 verstekvaaister, 1 typiste. Aanbiedingen van werkzoekenden op 31 Jidü. 1 grof bankwerker, 1 behmyyer-stoffeerder. 3 boekdrukkers, 1 breister, 7 broodbakkers, 1) leerling e.lectricieri, 8t> grondwerkers, 1 hout' draaier, 2 fabrieksmeisjes, 1 glasmaker, 1 he^ drijfsleider metoaKivdustrie, 2 mann. kantoor* bedienden, 2 vr. kantoorbedienden, 1 kinder meid, 2 kleermakers, 1 koetsier, 2 kruideniers' bedienden, 2 loopknechts, 111 losse arbeiders^ 2 machinale houtbewerkers, 1 Icantoorwerlcsteiy' 1 machinepoetser, 5 magazijnlovechts, 2d op* porlieden, 3 schilders 0 schoenmakers, 19 sigW renmokers, 5 slagers, 1 steendrukker, 1 spieH gelvergulder, 1 olieslager, 1 politocrder, 1 me* taaischaver, 1 reiziger, 1 schipper, 1 stoker, ll ©traatmaker, 1 suikerwerker, 2 timmerlieden, 3 tuinlieden, 5 vcldarboiders, 5 voerlieden, 1 v/erk# vrouw, 1 winkelbediende, 1 zadelmaker, 1 uni* formpetlenmaker. Totaol 323. AGENDA. Onder dere egenda worden af?een opge. nomen die uitvoeringen, vergaderingen, ent welke in het Dagblad geadverteerd wordeft Vrijdag, Zaterdag, Zondag Maandag Bioscoop de Arend. ij Openbare Leestaal (Beukenlaan) IW-» \2K, 2&10 uur. Zondag 2X5'A uuf. Maandag 2K10 uur. D a g e 1 ij k Museum Finite. Bioscoop Langestraae Burgerlijke Stand van 31 Juli 1919, Geboren: Johanna Jenny, d. v. Joh'alï Lodewijk Schaeffer en Jenny Johanna Theo* dora Arnoldina van Velthoven. Ondertrouwd: Lambertus v. Hoeyert en Maria Mostertman. Hendrik Schipper eni Maria v. de Kieft. Peter Arnold ScharwacK* ter en Jacoba Christina v. den Akker. Jaji v. Esveld en Bertha v. Harsselaar. Gehuwd: Harm Egbert Dijken etj Geertruida Wilhelmus Jans. Willem Ree* ders en Elisabeth Bijtelaar. Overleden: Geen. van 1 Augustus 1919.- i Geborengeen. Overleden geen. OndertrouwdAbraham Bartels en R(J< zette Troulder. Henticus Jacobus Tiele en Maria van Veenendaal. Telefonisoh Weerberioht;\ Naar waarneming in den morgen v« 1 Aug. 1910. :j Hoogste stand 765.8 te Maastricht Laagste stand 758.4 te Sylt. - A Verwachting tot den avond van 2 'Atig.J Meest matige Z. tot W. wind, betrokken' tot zwaar bewolkt met opklaringen, weinip of geen regen, iets zachter. Fietslantaarn aansteken9.24.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1919 | | pagina 4