@001* dc Hedge!* Sen Oudautjend Span. door e. m. "nVaterwcivni. Vrij bewerkt door C H. HOOFDSTUK III. {Waarin Betty aan het v/oord Is. 0, hoc lang scheen ons dc weg no^r de *tad t t Leek wel, alsc! cr nooit een eind aan Wt komen. Vroeger had ik altijd gedacht, dat liet maar een hall uurtje \va:, maar op dien Maandag scheen hij mij uren toe. „Iloud je hoofd op, Betty," zei Jaap, „en Wjk, of je er niet om geeft. Huil toch niet *00 1 De menschen zullen denken, dat dc «sproeiwagen voorbijkomt. En zit toch niet met Se handen in Je gezichtbedek cr liever je gescheurde jurk' mee. Iemand, die lialf ver moord was, zou er niet ongelukkiger kunnen /uilzien dan jij, Betty." Jaap kon me anders altijd aan het lachen rmaken, als hij, wilde, maar dezen keer lukte hem dit toch niet, want in liet volgend oogen blik zei hij: „Maar Betty, vertel nou eens, wat Ijc eigenlijk uitgevoerd hebt. .Te hebt ons lec- ïijlc laten schrikken." fk moest dus alles opbiechten. Zoodra juf- Jrouv, Marsden mij naar de trap gestuurd had. /cite ilc heel kalm mijn hoed op en trok ik mijn mantel aan. Ik dacht: Moeder wil niet, Vlat ik op de trap zit? Goed, dan ga ik naar huis. Behoedzaam sloop ik dc school uit, liet VIc voordeur op een kier staan en wilde naar h li-, gaan. Maar ik heb al wel eens meer ge merkt, dat als ik sommige dingen wil doen, ik Suist het tegenovergestelde uitricht Hebben jullie dat ook wel eens? Nu, jk sfond dan op straal en wilde naar huis gau:i, toen ik op eens een driewieler zag staan, fk geloof, dat Lij vau Amnlia was. Je .weet wel, dat ik Am alia nief kan uitstaan, izoodat ik het een mooie gelegenheid vond, h.iar een poets te bakken, door met den dric- iwiclcr tot onder aan dc helling te rijden. „Maar Jaap," ging ik voort, „ik vergat hee- Jcmaal dat er een bocht in de helling is. Ik liet de trappers los, zette mijn voeten vóór op de fiets en suisde naar beneden, totdat ik op eens de heg vlak vóór mij zag. Toen schrik te ik zóó, dal jk viel en met driewieler en al in do sloot rolde. Maar er zou nog niets ge beurd zijn, als er geen vervelende menschen igskomeii waren, die de fiets zagen en pro beerden uit te vinden, wie er op gereden had.'' „En toen klom je in den booml Ik zou wel eer.s willen welen, lioc lang je daar gebleven zou zijn," zei Jaap. „Hel is erg vervelend, Belty ging hij voort, terwijl wij de stad na derden, want je weet, dat het circus vandaag gekomen is en wij Moeder zouden vragen er ro-t ons heen te gaan. Ik wou maar, dat wij tusschen uil waren! Zeg agent, wat ben je •- i^enbjk vart plan met mijn zusje te doen?" Wel, ik móet haar natuurlijk naar het po litiebureau brengen en vertellen, hoe'en waar ak haar met" het vermiste rijwiel aartgetrof- 'lon h l» en wat zij van plan was er mee te '"doen," antwoordde agent No. 22. „Maar •wat is datl?" Al word ik ook honderd jaar, ik geloof niet, 'dal ik ooit vergeten zal, wat er toen gebeur de. Wij waren onder aan dc helling gekomen en vlak bij de Stad. Het was een brcede weg .'•en hier en daar stond een huis. Midden op den j.weg kwam een groote, witte hond, met de tong uit den hek, aanhollen. Achter hem aan üicpen cenige mannon en jongens, die luid rie- X»cn cn trachtten het dier te vangen. Steeds dichterbij kwam hij en agent No. 22 ïiet den driewieler plotseling los en riep ver schrikt uil: „Hc't is de hond van Smith, die dol is geworden. Loopl Loopl" De agent en een jongen liepen naar den kant van de sloot en ik hoorde later, dat de jongen in ccn boom klom. terwijl agent No. 22 zich een weg door <le heg trachtte tc banen. Deze. liet hem echter slechts gedeeltelijk door, 'doch hij verliet'iijn schuilplaats niet, vóór dc hond was afgemaakt. Nu ben ik nooit bijzonder op honden gesteld geweest, maar loen ik dit groote dier op ons >7.ag afkomen, bleef ik als aan den grond ge nageld slaan. Ik stond hem juist iiv den weg, •maar toch Was ik niet in staat mij te verroe ren. Natuurlijk ging dat alles veel vlugger dan ik hetjfttths vertillen kan. Ik hoorde het 'gillen van mannen es jongens, die naderden en «elfs reeds het hijgen van het arme, dolle dier, toen ik mij plafscïiirg naar den kam van den weg voeidfe trekken en mijn lieve, dappere Jaap mij in- hit «cr fluisterde: ..Kom mee. Betty, kom meel" Hoe Jaap het aanlegde, heb ik nooit goed begrepen, maar hij sleepte mij naar een npening in de heg cn daar stonden wij dan, met angstig ingehouden adem. onzen vijand gade te .slaan. .Jaap, waar is ji jas?'* vroeg ik, terwijl ik mii aan hem "vastklemde. „Daar!" antwoordde Jaap, terwijl hij naar «den weg wees. liij had zijn jas haastig uitgetrokken cn haar over de fiets heen geworpen, welke den hond in den weg stond. Het ongelukkige dier raak te er in verward cn kon zicli niet losmaken, vóór de slager, wiens eieendom hij was, hem j doodde. Wat er loen gebeurde? Wel, ik sloeg mijn arm om Jaaps hals en huilde als een klein kind. Ik geloof, dat Jaaps wang ook nat was. maar wij huilden niet lang, want Jaap zei zacht: „Zie je den agent in dc. heg aan de vverzij, Betty? Laten we maken, dat wij weg komen. vóór hij zich herinnert, dat hij ons mcc wilde nom«r> orv hij zich losgcworsteld liccft." We namen ccn omweg, door allerlei steeg- Jcs en slopjes, opdat niemand ons zien zou en \c moeien een mooi stel kinderen geweest /ijn, toen we thuis kwamen Jaap zonder jas en mijn jurk aan flarden, terwijl wc bei dden onder een dikke Taag modder zaten cu spierwitte gc-zichten hadden. I „Hoe voel je je. Betty?" vroeg Jaap, toen wij onzen tuin aan den achterkant binnenkwa men. fk ben moe en ik heb honger cn o bet yïp'.jt mij aoo 1" antwoordde ik en begon op hieuw te snikken Ta, 't spijt mij cok," zed Jaap. „Ik ging uit je to zoeken en nu zico wc er allebei zóó ^it Ws( xa] Moeder we! zeggett?" ■^„Kinderua. «tl Mlic «r ulU'! rlefl ij** der, toen wij dc huiskamer binnentraden en M' cder vroeg, waar wij gezeten hadden "Wij vertelden toon wat ons overkomen was, precies zöoals wij het jullie verteld hebben. HOOFDSTUK IV daarin Jaap aan het woord is. Ilc vind, dat Betly jullie niet had hoeven te zeggen van mijn domme, oude jas, maar zij wilde het met alle geweld doen. Daarom zal ik je eens een boekje over haai* opendoen en. jullie meteen vertellen, hoe ze aan éen barer beschermelingen kwam. Oj) zckcrco dag waren wij in het beukon- bosch achter ons huis om wat beukenootjes en mooi mos voor Moeder te zoelccn. Belly was toen tien jaar. Plotseling hoorden wc geroep als ven iemand, die pijn had, gegil van jon gens en daarna opnieuw een kreet om genade. Toen Betly het gekerm hoorde, beefde zij over al haar ledematen, maar zij bedacht zich geen oogenblik, nam den stok, dien zij bij het zoeken van bpukenooljcs gebruikt had cn be sloot „er op af tc gaan!" En wat denk je. dat zij zag? Drie jongen?, ongeveer van haar eigen leeftijd, die een hnlf-onnoozelen jongen met sleer.en, zand en alles wat zij maar grijpen konden, gooiden. Hij was in een boom geklom men om aan hun vervolging te ontkomen en dc jongens trachtten uil alle macht aan den boom te schudden. Zij waren zóó druk bezig met het kwellen van hun ongelukkig slachtoffer, dat zij Betly niet achter zich hoorden naderen, Betty, die Tpm Murphy plotseling bij zijn nek beetpakte. Dc beide andere jongens, echte lafaards als kwelgeesten altijd zijn, gingen op dc vlucht, vooral toen zij zagen, dat ik er aankwam. Het was ccn mooi loonecltjc, dat ik aanschouw de: Betty, die bezig was een roffel tc slaan op Toms rug. Zij scheen cr zich niet om te be kommeren, waar haar slagen neerkwamen, maar dat ze goed aankwamen, bewees Toms roepen om genade. ..O jongejuffrouw, laat mij als alsjeblieft los! Ik zal hel nooit weer doen!" Maar Betty was zóó boos, dut zij stellig met slaan zou zijn doorgegaan, als de onnoozcle Billy niet uit den boom gekomen was en zijn hand op haar arm gelegd had. „Niet meer, jongejuffrouw!" smeekte hij. „Tom nu niet meer Billy plagen zal. Hij pijn genoeg." Vader had ons altijd voorgehouden, heel vriendelijk tegen Billy tc zijn. „Dc jongen is zoo kwaad niet," placht Vader te zeggen. „Hij is alleen wat achterlijk. Maar misschien is hij beter dan menigeen van ons. Hij verdient het nief, altijd uitgelachen en geplaagd tc wor den." Ik dacht aan Vaders woorden, toen Ik den armen Billy aan Betty's arm zag hangen en hem een goed woord hoorde doen voor zijn kwelgeest. Natuurlijk hield Betly nu op en maakte Tom zich haastig uit de voeten. Billy scheen iets op den grond tc z.oekcn en het duurde niet lang, of hij had het ge vonden. Het was een allerliefst, klein mandje, van mos gemaakt cn gevuld met beukenootjes en anemonen, die zóó kunstig in hel mos ge stoken waren, dat het leek, of zij cr in ge groeid waren. „Jongejuffrouw, neem alsjeblieft Billy's mandje." zei dc jongen. ..Billy houdt van bloe men. zij kijken graag naar den hemel, Billy ook" „Dank je wel Billy," zei Betty, terwijl zij den armen jongen daarbij vriendelijk aankeek. Deze zei nog: „Billy zal jongejuffrouw Betty beschermen.'' Hoe grappig deze woorden ook klonken uit den mond van den half-onnoozelen jongen, zij waren tc ernstig gemeend dan dat wij er ook maar één oogenblik om zouden lachen. Toen wij thuis kwamen, vertelden wij Vader en Moeder ons avontuur. Spoedig daarna dachten wij er echter niet meer aan, behalve als wij Billy zagen, Billy, die vanaf dit oogen blik een groote vercering voor mijn zusje had en dien wij haar beschermeling noemden, hoe wel de jongen zich juist verbeeldde, dal hij Betty beschermde. Maar ik ben heelemaal van dien ongelukki- gen Maandag afgedwaald en ik heb locly. nog heel wat te vertellen. Vader en Moeder ver gaven ons, toen wij zeiden, dat het ons speet, dal het zoo laat was geworden en wij cr zoo uitzagen, cn ik geloof, dat wij dien dag stel lig niets ondeugends meer uitgevoerd zouden hebben, als ik cr maar niet aan gedacht had, dal het circus in de stad gekomen was en Vader gevraagd had cr dien avond met ons heen te gaan. „Nep jongen," zei Vader; „van avond niet Ik ben het nog niet heelemaal met me zelf" eens. of jullie eigenlijk geen straf hebt ver diend. maai* van één ding ben ik overtuigd en dat is, dat jullie allerminst een belooning toe komt. Hel is heel goed, berouw te hebben, als je verkeerd hebt gehandeld, maar het is nog beier geen kwaad te doen. Bovendien gaan Moeder cn ik van avond uit eten. Jullie moet heel gehoorzaam zijn cn jc thuis zien bezig tc houden." We hadden heiden erg bet land, maar wa ren overtuigd, dat we nog erger verdiend had den. Vader cn Moeder gingen om zes uur weg cn wij zouden na het eten ons huiswerk ma ken en nog wat spelen. „Half acht," zei ik, terwijl ik opkeek. „Ik wou, dat het al half negen was, dan konden wc naar bed gaan ik verveel me zoo." We zaten in onze „studeerkamer." „Hebben jullie nog iets noodig?" vroeg bet tweodc meisje plotseling, terwijl ze om een hoek der deur keek. „Je moeder heeft gezegd, dat wc naar het circus mochten gaan We gaan dusl Dat was loeh al te ergt Belty zei, dat wc niets meer noodig hadden en gauw naar Led gingen. Zoodra dc deur weer dicht was, ke ken v/ij ccn tijdje uit hc' raam en liet duurde aiet heel lang. of Betty gimj naar haar slaap kamer. Ik weet niet, wat Betty uitvoerde, maar wél, wat ik zelf deed. Ik was uit mijn humeur en flink ook, mij alles tc binnen brengend, waarover ik reden meende te hebben te mop peren en ik was stellig overtuigd, dat er geen kinderen waren, die zóó slecht behandeld wer den als wij. Plotseling zag ik de deur, die naar Betty's kamer voerde, open gaan. „Wat is cr?" vroeg Ik brommig en ik keok al heel verbaasd, toen ik Betty zag binnenko men met een ouden hoed op en de gescheurde jurk aan, welke zü dien morgen gedragen had. ■Jaap&sei xli „tk liefc uit het raam geke ken en ik zag dc meisjes het hek uitgaan. Iedereen is uit cn wij zijn alleen jn huis. En er.—o Jaap, ik ben zoo bang: ze hebben ons opgesloten." Ik snelde naar dc deur der „studeerkamer." Ja, die was aan den buitenkant op slot. Maar nu moet ik jullie eerst nog vertellen, dat onze „studeerkamer' diic deuren had, één aan weerskanten, die naar Betty's kamer cn de mijne voerde, en één, die op de gang uitkwam. ..Iloera!' riep ik plotseling uil, al mijn goede, voornemens vergetend en slechts den kend aan mijii verongelijkt-zijn.'; ,41c begrijp wat ie bedoelt, B-lly," ging ik even later \oort- „Wij gaan ook! Ik .zal mijn jas binnenstc-buitcn aantrekken cn dezen ouden hoed opzetten. Zoo! Ik zal je gezicht nog wat vuiler maken met aarde uil dezen bloempot. Ik denk niet, dat ze ons zoo her kennen zullen. Nu moeten we ons langs hel houtwerk van het balkon naar beneden laten glijden. Ik zal eerst gaan cn dan volg jij." En Betly volgde mij, maar niet zcoals ik bedoelde. Zij had veel tc veel haast cn wij kwamen beiden tusschen de bloemen terecht. Gelukkig deden wij ons geen pijn. 't Maakte ons alleen nog wat slordiger dan wij al wa ren cn dus ook meer onkenbaar, iets wat ons goed te pas kwam. „We zijn er," zei ik, toen ik den grond be reikte. „En* als ze nu vóór ons thuiskomen en gaan kijken, of wij rustig slapen, vinden ze de vogels gevlogen. Wal is dat, Betty?" In het volgend oogenblik zagen wij in dc schaduw der haag een figuur uit dc sloot verrijzen, vlak bij ons hek, en wij hoorden iemand heel duidelijk zeggen: „Dat lijkt niet jongejuffrouw Betty! Maar wie dan? Arme Billy heelemaal in dc war." .Wij renden nu naar de stad. (Wordt vervolgd.) Vrienden. „Maar Alfred, bedenk toch, dal je1, niet alle» kunt hebben en dat zelfs de rijkste menschen- zich wel eens wat ontzeggen moeten. Bedenk dus oen anderen wensch cn dan zal ik „Nee, als ik de poes niet krijg, wil ik niels hebben antwoordde de tienjarige Alfred boos. „Maar als die kleine Paul nu toch zoo op zijn poesje gesteld is en het niet wil afslaan trachtte mevrouw ten Hove haar jongen aan het verstand te brengen. Doch *t was alles te vergeefs „Hij zal het zeker doen, als hem er geld voor geboden wórdtzijn moeder is arm, dal weet ik van Lena. Toe, Moeder, stuur haar er eens heen." Zuchtend onttrok mevrouw ten Hove zich aan de liefkoozingen van haar zoontje, om. legen haar overtuiging in, zijn zin te doen. Zij Was helaas veel le zwak en toegevend voor haar eenig kind.* Het was December en hoewel het nog geen vier uur was, begon het al donker te worden. Wat duurde die middag lang Alfred ver veelde zich hit mocht niet veel lezen en zijn oogen niet vermoeien, want hij was pas ziek geweest. Ilij ging wat voor het raam zitien cn keek naor <le drukte op. straat. "Hij voelde zijn ©en- zaamheid zóó erg, dat de tranen hem over de wangen liepen én hij zelfs zijn moeder niet hóórde aankomen. „Zoo in donker en heelemaal alleen vroeg zij. „Lena is toch al terug; waarom heeft zij 't licht niet aangestoken Zoo, nu is het da delijk veel gezelliger Maar, wat is dat Tra nen Maar, jongen, gauw die traantjes weg geveegd, hoor l Vader is al thuis en heeft wat moois voor je meegebracht." „En mijn poesje vroeg Alfred. Jouw poesje? Heb jij er dan een? Dan moet je mij haar eens laten zien, maar later, hoor, want nu heb ik geen tijd." Met een zoen en een glimlach had Moeder zich snel verwijderd cn daarmee alle verdere vragen, waarvan zij er nog een aantal in dc vochtige, bruine kijkers van haar jongen las, onmogelijk gemaakt. Tegenover zijn ouderlijk huis bevond zich een steegje en daar was een huisje, waar Al fred den gehcclen zomer een witte poes had gezien. lederen dag na het eten had hij naar de kat gekeken en haar toegeknikt, vooral, wanneer nu cn dan een bruine jongensbol zich naast de witte vacht van Mies vertoonde. Al spoedig begonnen de beide jongens elkaar geregeld voor het raam te groeten. Tegen Oc tober was Alfred-ziek geworden en intusscben was het flink koud. geworden. Toert AITretL zich eindelijk weer aan het raam vertoonde, was dc poes verdwenen. Lang had" hij le ver geefs naar haar uitgekeken en reeds vreesde hij, dat zij er niet meer was, toen zij zich plotseling weer vertoonde. „Moeder, kom eens bij 't raam Mies is cr weer Jubelend troonde Alfred zijn moeder mee naar liet raam en werkelijk, daar zat zc weer, blanker cn liever dan ooil. Sedert dit oogenblik koesterde de jongen slechts één wenschpoes in zijn bezit te hebben, dan kon zij naar den overkant kijken en zou het hij hem vrij wat beier hebben, dan bij die arme slum- perds. Moeder ha.l al herhaaldelijk haar be denkingen tegen dezen wensch geuit en hem onder het oog cebracht. hoe gehecht de kleine Paul aan hef; dier was, doch het was alles tc vergeefs en het leek wel, alsof bij elke wcige-. ring het verlangen naar de poes grootcr werd. Of Moeder vandaag zijn wensch vervuilen zou? Or hij Mies zou krijgen? Deze vragen hielden Alfred bezig, terwijl hij in hel vuur zat te turen. In hel huisje van vrouw Bakker lieerschte groote armoe en de kleine Paul zat met paar- sche handen matten tc vlechten, terwijl hij bibberde van dc kou. „Waar zou Moeder toch zoo lang blijven Als zij maar wat meebrengt om te stoken. 'I Is hier zoo koud en ik krijg de zesde mat stellig niet klaar, terwijl ik haar toch zoo graag zou willen afleveren. Ilè. al vier uur zei hij, na een blik op dc torenklok geworpen tc hebben. Hij keek eens naar zijn mooie witte kat, die in haar lekkere vacht zeker niels van do kou voelde. Hij maakte een geluid met dc lippen, waarop het dier zijn kop even ophief en zijn jeugdigen meester slaperig aankeek. „Zoo. Mies ben je ook hongerig Wacht maar, als Moeder thuis komt, krijg-je warme melk. Nee, nee, ik heb nou geen tijd en moet vlechten Met deze woorden weerde hij de kat at, die een beweging maakte, om op«z»jn schoot te springen. En werkelijk, nadat zij zich spinnend tegen den stoel geschuurd had# deed zij plotseling haar ;,Brrr, brrr hooren en landde met één sprong der. rif van den jongen, ging op haar gemak op zijn rug liggen en spon er lustig op los. Paul was niet alleen ingenomen met dc tcederheid van zijn ccnigc mclgczclin. maar dc warmte, die van het dier uitstraalde, deed ijn half verstijfde lichaam goed en nu repten zijn vingers zich nog vlijtiger dan te voren. ITet v as een aardig gezicht, die ijverige jongen met het prachtige dier. Er werd ge- klept en Lena van de overzij kwam binnen. „Ik kom van mevrouw ten Iiove," zei zij. 1 „om jc poes tc knopen," luidde zonder om wegen haar mcdedecling. .Hoe kom je daarbij Die is niet te koop, a! betaalde jc er ook nog zooveel voor Niet waar, jij bent mijn beste Mies en wc blijven bij elkaar." Strcelend streken Paul's vingers over dc lange, zijdc-achtigc haren van het dier. „Kom, kallen zijn er genoeg, maar een tien tje vindt je niet eiken dag in je kamer en onze jongenheer wil juist jouw poes. Neem dus maar gauw een besluit, want ik heb nog heel wat tc doen Dil zeggende wilde' Lena het goudstukje in Paul's handen drukken, maar deze bleef weigeren en met tranen in dc oogen drukte hij Mies tegen zich aan. „Mijn poes krijg je nietga maar gauw wé*g zei Paul boos. Op dit oogenblik ging de deur open en trad een bleckc, armoedig gekleedc vrouw de ka mer binnen. „Paul, wat moet dat belcekenen Wat is hier te doen vroeg vrouw Bakker. „Ik wilde tien gulden voor de poes geven, maar de jongen weigert en maakt zich hoos," antwoordde Lena. „Ze wil Mies meenemen, mijn lieve Mies," riep Paul snikkend uit. „Ja. zie je, onze jongenheer had haar graag en bij ons zal de kat het veel heter hebben, dan hier. Als je er nog vijf gulden bij wilt hebben, kun jc zc krijgen hier 1" Vijftien galden Zooveel geld had dc arme vrouw in geen jaren bij elkaar gezien dair was zc voor een heelen tijd geborgen. „Weet je wat.'' zei zij, „kom over ccn half uur terug, dan zullen wij antwoord geven je moet het Paul maar niet kwalijk nemen." Toen Lena na een half uur de trap weer afging, miauwde cr iets klagend in hot mand je. dat zij droeg. Tn het armoedig kamertje lag oen jongen met het hoofd in het kussen gedrukt vreeselij'k te snikken, nadat vrouw Bakker uitgegaan was, om een andere poes te koopen. Wat was Alfred met zijn poes ingenomen! Het dier was er sedert de paar weken, dat het hij de familie ten Hove was, nog mooier op geworden, maar het had zich moeilijk in de nieuwe woning kunnen schikken. Het kreeg er dc lekkerste hapjes, maar wilde toch niet spelen. Alfred werd haar gezelschap echter niet moe en daar Mies graag voor 't raam zat, keken zij soms urenlang 't venster uit- Spoedig zag Alfred aan den overkant der straat ccn jongen slaan met dc handen in de zakken en altijd naar liet raam kijkende. Plot seling voelde Alfred, dat hij een kleur kreeg, toen hij in dien jongen Paul herkende. Wel knikte bij hem even toe, maar de jongen scheen den groet niet op te morken. En zoo gebeurde het nu eiken dag, lederen middag $tond Paul op zijn post. Dat bedierf Alfred zijn zitje aan hel raam heelemaal en hij wilde wel, dat Mies niet zoo eigenzinnig op haar plaatsje gesteld was. 's Nachts, als Alfred de oogen dicht deed, zag hij nog den armen jon gen vóór zich staan, en hij begon zóó te woelen, dal hij maar niet kon inslapen. Waarom kwelde de gedachte aan Paul hem toch zoo Had Lena hem niet verleid, hoo gelukkig vrouw Bakker met die vijftien gul den geweest was en hoe zij daarmee uit groo- ten nood gered was En toch Alfred wist, dat Paul zijn kameraadje zoo miste, dc ceni ge vreugde in zijn eenzaam kinderleven. En hij. hij was er de schuld van. Alfred kon zich al heel spoedig niet meer zoo over 't bezit van Mies verheugen hij deed zichzelf allerlei verwijten, zoodra hij 't dier zag. Van avond gingen Vader en Moeder uit, Al fred bleef alleen 't zou heel vervelend zijn. Móé/r, hij had immers Mies Welzeker, daar zat ze weer voor het raam en Paul stond riaar haar te kijken. Wat zag het ventje er bleek en ongelukkig uit 1 Alfred kreeg plotseling groot medelijden met den armen jongen, die zijn poes zoo mis te. Waarom zou hij niet Ja, Moeder zou zeker goed vinden. Vlug liep hij naar de kaotep van zijn moeder. „Moeder, mag ik 'm hierheen halen en vftn avond bij me hebben bestormde hij zijn moeder. „Wien wil je hier halen En waar van daan „Paul, hij kijkt zoo naar Mies en, en. „En 't spijt jc, dat je hem zijn eenigc vreugde ontnomen hebt, hè vulde mevrouw ten Hove den haperenden vol/in van haar opgewonden jongen aan. „Ja, nu zie je, geld kan niet alles goedmaken en ik hen blij. dat ie het be grijpt. Vraag maar gauw, of Lena Paul gaat halen Alfred was den koning te rijk, toen hij een half uur later met Paul aan dc gedekte tafel zatniet alleen met den verzoenden Paul, maar als zijn vriend, terwijl Mies spinnend tusschen dc beide jongens lag. „Neem h;iar maar weer mee 1" zei Alfred bij het afscheid hartelijk. Doch Paul zei met mannelijke, vaste stem „Nee, jij moet Mies houden; jc bent nu mijn vriend en ik laat liaar graag bij jou, want ik mag nu immers van tijd tot tijd komen." En Mies bleef, terwijl dc heide jongens steeds grooter vrienden werden. Visschertje spe'en, Visschertje, zeg vang je wat bot of kabeljauw 'k ving de hecle Noordzee leeg, had 'k dat net van jou Krabben, schelpen en garnaal, dat 's maar schraalhans, hoor l toe, leen mij je net eens, maat hoeveel vraag j' er voor 'k Geef je straks de mooiste tong en de dikste schol 'k weddat groote net van jou heb 'k toch daad'liilt voj. Visschertje, zeg, vang je wat je net aan mij 'k vang er alle visschen in en dan jou er bij Hermanns, OPGAVE VAN VERTROKKEN PERSONEN van 11—19 Juli 1919. Jon v. d. Brink, geb. 1857, N.-H., van Schim* snelp.hade 1 naar Ulreoht, spoorbeambte. Jon F. Tromp Meesters, gcb. 189^ geen kerk genootschap, van Laan 1914 no. 5 naar België,» beeldhouwer. Pieler C. Ebbink, geb. 1898, geen kerkgen., van K. Bergstraat 3 naar Amsterdam. Cornelia W. Heiner, D.-G., van Marnixloan •10 naar Amsterdam. Godliried' H. AL Klilvensj, geb- 1870, kerkgen., van Gr. Koppel 9 naar Den Haag, fa brikant. Gerhardus Boode, geb. 1S1G, N.-H., van Kamp 13 naar Rheden. Jucoba W. Oostin-jen, R.-C., van Laagkivegi 30 naar België. Henricus v. de Griendt, geb. 1876, geen kerk*, gen., van Regentessela an 33 naar Utrecht, fa*' brikant. Johanna Prins, N.-H., van Bvssch.weg 17 naar Helder. Huberta J. M. L. Tijssen. R.-C., van Ulr.wcgg 75 naar Leeuwarden. Everdina C. Jansen, N.-H., van Lengcsbaut 71 naar Bergen, coiffeur. Gijsbertus v. Egdom, geb. 1889, N.-H., van Noordslraat 12 naar Nijkerk, arbeider. Anna C. Meiners, N.-H., van Bergstraat 223 naar Haarlem. Harm S. Mast, gcb. 1872, N.-H., van Kruis* kamp 89 naar Utrecht, schipper. Julius F. G. F. Singewaid, geb. 1894, Ev.-L* van Westerstraat 97 naar Leeuwarden, steen* drukker. Dirk G. v. Buuren. gtb. 1895. Ger., van Schim* metp.str. 8 naar Alkmaar, karttoorbed. Jonas T. Kluin, geb. 1902, N.-H., van P. Bon straat 5 naar Enschedé, klerk spoor. Willem B. Evers, geb. 1891( N.-H., van Hes* senstroat 3 naar Avereest, meubelmaker. Herratmus Th. Tenbergen, geb. 1890, R.-C-, van Kruisk. 56 naar Winterswijk, spoorarbeider* Neeltje Sproy, N.-H., van Eemstraat 35 nanr Ede. Gerardus M. Sol, geb. 1889, R.-C., van Utr* weg 248 naar Soest, schoenmoker. Cornclis v. Wegen, geb. 1898, R.-C., van Doorest.st. t17 naar Utrecht. Mevr. Salm—v. Houten, D.-G., van Wij^rs* straat 10 naar Vaesen. Maria A. Hol, R.-C., van Utr.straat 47 «aar Zutphen. Johannes H. Olthoff, geb. 1813, N.-H., van Boldersstr. 28 naai* Groningen, venier. Cornelis Voorendt, geb. 1888, R.-C., van Arnh.weg GO naar IJsselstein. Frederik H. Sardeman, geb. 1883, N.-H., van Pr. Marielaan 14 naar Indië, milit. paardenarts. Willemina Knaap, N.-H» van Bergstraat 10 naar Alkmaar, juffr. v. gezelschap. Gregorius J. v. Sleeuwen, geb. 1876, R.-C^ van Kerkstraat 7 naar Hilversum, metselaac. Dirk v. Voneveld, geb. 1887, N.-H., van Noord- straat 12 naor Nijkerk, arbeadcr. Dirk v. <1. Vlis, gob. 1890, N.-Hv van Schim- melp.straat 49 naar Utrecht, boekbinder. Frederika A. Wijnands, N.-H., van Soester* weg 174 naar Almelo. Elisabeth Hugenholtz, geen keirkgen., van Vlasakkerwcg 3G r.aar Amsterdam. Maria v. d. Hengel, R.-C., van Loagl.weg 111. naar Apeldoorn. Albert J. Feberwee, geb. 1896, N.-H., vnni Hoogeweg 38 naor Leeuwarden. Jan Mulder, geb. 1879, N.-H., von L. Beek* straat 27 naar Apeldoorn, coiffeur. Alyda J. Hulst, N.-H., van Puntenblaan 27 naar Rotterdam. Dirkje v. Nordein, N.-H., van St. Jorisstr. H naar Rotterdam. Reinhard Renes, geb. 1898, C.-G., v.m WoGitft1 tijgcrweg 23 naar Zaandijk. Herman A. Blunke, geb. 1896, R.-C., vaa Ré Pijpersstraat 31 naar Den Bosch, bankwerker^ Eitje Homan, geb. 18%, N.-H., van L. Niodw,* straat 7 naar Groningen, arbeider. Petrus v. de Poll, geb. 1894, 0.-Cv van Bloet mend.straat 59 naar Helder, typograaf. Jocoba C. J. Janssen, Ger., van Beekenst.ty 25 naar Den Bosch. Johanna C. Bendeler, Rem., van Beekenfit.il? 25 naar Amsterdam. JEgberdina H. v. Ommen, N.-H., van Beékeiir st.laun 25 naar Deventer. Pi ere Boelsm*. geb. 1895, van J. Tollnisstraaï 21 naar Amsterdam, agent van politie. Johanna A. Kuitenbrouwer, R.-C., van Lange* straat 57 ntfar Amsterdam, huisjuffr. Kathleen F. en Yolanda Middelburg, N.-HT van P. Buyslaan 23 naar Middelburg. Gerardus B. P. Verheul, geb. 1873, R.-C., Hellestraat 35 naar Arnhem, koopman. Willem J. Koert, geb. 1897, N.-H., van Larvv gegracht 25 naar Amsterdam, onderwijzer- Hcndrikus W. Arler, geb. 1895, R.-C* va# Verhoevenstraat 8 naar Zeistv arbeider. Ludovicus Gijsen, geb. 1903, van Kruidt. 0$ naar Rotterdam. Tietje Ricnks, N.-H., van P. Bothlaan 50 «aa* Leeuwarden. Alyda J. A. Klerk, R.-C., van Amh.stro** 9 naar Beesdt, wink el juffr. Adriona J. P. M. Mort, R.-G* van Hof t* Nijmegen, ass. apotheek. Tijmen Lam, geb. 18%, N.-H., von Longest*# 1 naor Overschie, bakkersknecht. Virginie E. Groenendaab R.-C., van SmfiBil* pad 12 naar Venlo, hulp huishouding. Hendrik A. de Goedet N.-H., van App*&wv0 115 naar Utrecht. Cornelis v. Dusseldiorp, geb. 1903, vtm R Buyslaan 27. Theadorus P. Brakenhoff, geb. 1895, van Utr.straat 38 naar Arnhem, technrker. Bcrtha C. Dros, geen kerkgem, van An»Jk> weg 107A naar Texel. Telefonisch Weerberleht. Naar waarneming bi den morste 15 Aug. 1919. f Hooge stand 769.0 te Vlisslngen», Laagste stand 751.8 te MemeL Verwachting tot den avond van 16 AugV* tus. Zwakke veranderlijke, later rwakke totm» tige Z.-O. tot Z. wind, gedeeltelijk bevroW waarschijnlijk droog weer,-warmer.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1919 | | pagina 4