Qoop de Uea§d-
i
I
Eon Ondeugend Span.
door
E. M. WATERWORTH.
Vrij bewerkt door C. II.
HOOFDSTUK VII.
Waarin Betty aan bet woord is.
De tent brandde geheel uit on daar er een
Hevige \vin<l woei, dic de vonken naar alle
kanten deed vliegen, was iedereen bang, dat
de kleinere tent, óte als steil was ingericht,
ook in brand zou raken. liet is nu reeds ruim
.wee jaar geleden en nog praten de menschcn
over den cïrcusbrand en vertellen zij, boe
vrecselijk bet v. as, de vlammen de kermis-'
wagens te zien verlichten, waarin Panurbes,
zijn vrouw en een groot gedeelte van liet ge
zelschap woonde. Iedereen was druk bezig,
de paarden uit de tent te halen deze schenen
van schrik verlamd te zijn.
Natuurlijk was dé hcele stad op de been.
De paarden werden dan ook allen in veilig
heid gebracht en trokken de wagens naar een
plaats, waar hun geen gevaar bedreigde. Het
mocht den Ijmndspuilen gelukken den stal
te spaven.
Maar nu moeten jullie niet denken, dat ik
hiervan ook maar de geringste herinnering
heb. Ik sliep stevig en was geheel bedwelmd
door den rook, zegt Jaap. En waar denk je.
dat ik was, toen ik wakker Werd
Midden op den weg, terwijl Billy zich over
mij heer. hoog en me uit zijn oude -pet mei
water besprenkelde.
„Waar ben ik vroeg ik verschrikt. „Jaap,
hen jij daar
Een nieuwe stroom vuil water, dat gedeel
telijk in roijsr keel terecht kwam, maakte, dat
ik botte overeind ging zitten. Nu herkende ik
BiHy%. stem, terv,ijl hij naast mij neerknielde
cn zonder ophouden mijn hand kuste.
„Jongejuffrouw Betty nou beter? Billy zoo'n
•spijl hij jou niet wilde kwaad doen.''
Plotseling hoorde ik verscheiden stemmen
or werd een schel licht boven mijn hoofd ge
houden en iemand riep
..Lieve help Hier ligt een heel ziekenhuis.
Vier op een rij en uchalve deze ééife zien
zij er allen meer dood dan levend uit. Ik be
grijp niet, hoe. zulke in lompen gcklcedc kinde
ren nog geld hebben, om naar liet circus te
gaan. Neem zc maar op, Bob, en leg ze in den
brancard, ik denk, dat de arme, kleine bede
laars onder te tent zijn gekropen, om een dale
hoven hun hoofd te hebben. Kom, Billy, uit den
weg; ga jij maar liever naar huis
Ik was hevig verontwaardigd, toekijk den
man hoorde zeggen „in lompen gekleede kin
deren en „arme, kleine bedelaars". Het was
genoeg^ om; mij uil niijn humeur te brengen,
maar tpen Billy opsprong en zei, dat ze jonge
juffrouw Betly niet naar de gevangenis moch
ten brengen, beefde ik over al mijn ledematen,
uit angst, dat zij zouden ontdekken, wie ik
was.
„Je mag.haar helpen dragen, als je dat graag
wilt,'* zei één der mannen, „maar zij gaai met
de anderen naïtr het ziekenhuis, en gauw ook,
want er valt hier nog genoeg te doen voor
ons."
Ik denk, dat ik weer opnieuw indommelde,
want ik herinrifcr mij verder niets meer, tot
dat ik in eer. rustig ziekenhuis wakker werd
cn een dokter en een verpleegster zich over
mij heen bogen.
„Deze is er goed afgekomen," zei de dokter.
„De tv.ee kleintjes en dc grootc jongen zijn
er erger aan toe. Uit hetgeen dic haif-idiolc^
jongen zegt. maak ik op, dat hij haar het
eerst heeft weggetrokken cn de anderen daar
door meer geleden hebben van den rook. Dat
kleine meisje heeft een verstuikten pols. Ik be
grijp niet, hoe ze daaraan komt t"
..Zc is van het koord gevallen." zei ik, den
dokier in hc! gezicht ziende. Ilij koek mij ver
schrikt aan, zette zijn bril af en veegde dien
goed schoon.
„Licht mij eens bij. zuster," zei hij cn even
later vroeg hij mij
„IIoc heet je
Éven kwam ik in dc verleiding tc jokken.
Ik dacht er aan. hoe vrecselijk het voor Vader
cn Moeder meest 7.jjn, ons liicr te vinden cn
al onze ongehoorzaamheid van dc verpleeg
ster cn den -dokter te hooren. Onmiddellijk
daarna bedacht ik echter, dat wij ons heel
erg «noesten karnen cn de zaken niet nog
erger maken door tc jokken, in "het volgend
oogenblik fhwsi':rdc ik mot neergeslagen oofan:
„Bctty Skunk-u. dokter:"
„Bctty Shannon herhaalde dc dokter.
„Geen wonder Lat je gcziclu mij hekend voor
kwam. Jou ondeugende, kleine meidf Moei jij
je oude. s /.rover! verdriet doen? Eigenlijk heb
je een Hink pak slaag verdiend."
„Ja dokter.' zei ik, terwijl de tranen mij
over dc \v. ngen rolden; „maar ik zal nooit,
nooit weer zoo iets doen. Waar is Jaap?"'
„Dic ligt hiernaast en zal ook wel gauw be
ter zijn. Weet jc misschien iets van de twee
anderen? Jc zei juist iets van hen, maar ik
dacht eigenlijk, dat jc nog sliep en van het
circus di'oomde."
Ik gat niet dodelijk antwoord en dc dokter
herhaalde zijn vraag.
„Ja, ik weet wel wat van hen," antwoordde
ik, „maar ik wil het liever niet zeggen.1'
„Nu het komt er-de eerste dagen ook niet
op aan, want zo mogen (och nog niet vervoerd
worden," zei dc dokter. „Misschien vertel je
het morgen, als jc weer thuis, bent, aan je
moeder. Maar ga nu slapen, kleine, ondeugen
de meid en bid God om vergiffenis."
Ik was erg moe cn dommelde in, terwijl ik
bad. Ik moot wel erg vast geslapen hebben,
want toen ik wakker word, stond dc zon hoog
aan don hemel en Moeder, mijn eigen lief Moe
dertje, zal naast mijn bed. Wat kon ik anders
doen dan haar aankijken, haar vingers in mijn
hand hémen, ze tegen mijn wang leggen en
schreien, alsof mijn hait zou breken?
Ik kan jullie onmogelijk vertellen, wal Moe
der tegen me zei, omdat Jaap zegt, dat we
'Jan nooit klaar komen mei ons geschrijf; maar
ik wil jullie toch zeggen, dat wij Moeder om
vergiffenis vroegen en beloofden nooit meer
zoo ondeugend tc zullen zijn. Ik was blij, toen
Moeder ons vertelde, dal zij 's avonds zóó moe
was geweest, dat zij dadelijk naar haar ka
mer was gegaan zonder eerst naar ons tc
kijken. Vader en Moeder wisten ook niet, dat
de meisjes ons opgesloten hadden en uitge
gaan w&ren~ vóór wij hun d** verfceldeou waar
op Vader zei, (fat ze heiden weggestuurd zou
den worden. Maar'Jaap dic altijd heel eerlijk
is, 2ci:
„Nee Vader, doet u dtt niell Wij hebben
u eigenlijk veel meer verdriet gedaan, want
wij zijn uw kinderen. Vergeeft u het hun
evenals ons."
O, wat was ik blij toen ik .Taap terugzag!
Zijn gezicht cn zijn handen vertoonden lichte
brandwonden, maar hij zei, dat het niets
was.
„Bctly," fluisterde hij mij in 't oor. „Ik ge
loof, dal we een echt avontuur beleefd heb
ben. Jop liceft mij alles vertefd. Ilij zegt, dat
hij cn zijn z.usjc na den dood van hun moeder
ergens huiten woonden bij slechte, oude
vrouw. Ilij weet niet, hoe hij eigenlijk heet,
maar zijn zusje heeft een halven ring met en
kele vreemde letters er in gegraveerd, dien
zijn moeder haar om der. hals heeft gebon
den. Hij zegt, dat dc oude vrouw Sally heette,
een bochel had cn hen altijd sloeg. Op zeke
ren dag hoorde Jop iemand wat voordragen.
Ilij was niet i n dc zaal, want daar had hij
geen geld voor, maar zat in dc vensterbank te
luisteren. Zoodra hij nu genoeg geld verdiend
had, kocht hij een boek en probeerde zichzelf
te leeren voordragen. Toen de oude Sally er
achter kwam, stuurde zij hem eiken Zater
dagavond naar de markt om er zijn verzen op
Ic zeggen. Dat kon hem niet schelen, maar
wel, dal zij altijd naast hem stond, het geld,
dat zij ophaalde, hield en hem sloeg, als hij
om een boterham vroeg. Toen Jop en zijn zusje
hoorden van een circus, dat jn een naburige
stad zou komen, liepen zij cr heen en vroegen
den eigenaar, den ouden Panurbes met hem
mee te mogen trekken. Eerst scheen hij er niets
van te willen weten, want hij zei, dat hij cr
geen kinderkamer van maakte en geen wegge-
loopen kinderen opnam. Maar toen Jop en
Jausje zeiden, dat de oude vrouw hcclemaal
geen familie van hen -was en zij hem de spo
ren van haar stokslagen lieten zien, zei Panur
bes, dat hij hel probeeren wilde. H ij zou hen
beter behandelen.''
„Maar dat deed hij toch niet!" riep ik ver
ontwaardigd uit.
„Jawel; ze zeggen, dat hij heel goed voor
lien was. Maar de echte Panurbes stierf een
jaar geleden en deze is een ander, die hen
liever slaat dan dat hij hun te eten geeft cn
daarom waren Jop en Jansje van plan weg tc
loopen.'1
„Maar is het niet gek, dat ze niet gezocht
worden?" vroeg ik nu.
„Heelemaal niet," antwoordde Jaap. „Va
der zegt, dat alleen de voornaamste leden van
het gezelschap in een tent slapen en de ande
ren maar een plekje onder den blooten hemel
moeten zoeken. En er hecrschte bij den brand
zoo'n verwarring, dat zij de neuzen niet ge
teld hebben. Zij zullen niet ontdekken, dat die
twee weg zijn, vóór zij hen bij de volgende
voorstelling noodig hebben en wie weet, wan
neer die zal zijn!"
„O Jop!'1 riep ik plotseling uit. „Ik heb een
idee. Laten wc Vader en Moeder vragen ons
te helpen alles van de tweelingen uit tc vin-
denl"
HOOFDSTUK VIII.
Waarin Jaap aan hel woord is.
Ik heb jullie zóóveel fe vertellen, dat ik
moet probeeren zoo kort mogelijk te zijn. Na
tuurlijk kennen jullie ons nu al genoeg om te
weten, dat wij onze oude vrienden niet verge
ten en er graag nieuwe bij hebben.
Nu, den dag nadat wc thuis waren geko
men, vroeg ik Moeder, waar Billy gebleven
was en vertelde Moeder mij, dat hij, nadat hij
ons allen van onder de brandende tent had
weggehaald, zelf zóóveel brandwonden op-
gcloqpen had, dat de menschen hem naar huis
droegen; zijn moedor woonde in de buurt van
het circus. Den gcheelen lijd praatte hij druk
over jongejuffrouw Bctl.V en zei hij, dat hij
haar geen kwaad had willen doen. De arme
juffrouw White, zijn moeder, aan wie hij al
les verteld had, was zóó hang, dat de jongen
naar de gevangenis gebracht zou worden, dat
zij, zoodra hij vervoerd kon worden, met hem
naar Londen ging om daar te blijven, totdal de
brand min of meer in het vergeetboek zou zijn
geraakt.
Toen de tweelingen veertien dagen in het
ziekenhuis waren, riep Vader ons in zijn stu
deerkamer.
„Luister eens, kinderen," zei hij. „jullie hebt
zeker niet vergeten, dat jc mij gevraagd hebt
een onderzoek in te stellen naar de tweelingen
uit het circus."
„Nee Vader, dat hebben wc niet vergeten,"
antwoordde Bctty, „maar we wilden u er niet
mec lastig vallen, omdai u het 7oo druk hadt-
Wc hebben erg ons best gedaan om dien akc-
ügen Maandag weer goed Ic maken."
Nu vertelde Vader ons, dat hij dc tweelin
gen ondervraagd had en dacht, dat zij een
jaar of acht, negen waren. Het moet ongeveer
twee jaar geleden zijn, dat ze bij het circus zijn
gekomen.
„Als Panurbes nog leefde, zou ik 't hem
natuurlijk kunnen vragen," zei Vader, „maar
daar zijn opvolger een kinderkeu! schijnt te
zijn en hij bovendien geen recht op hen heeft,
wil ilc hem er liever buiten houden. Eerst wil
ik eens probeeren, wat ik zelf doen kan. Om tc
beginnen zal ik zc naar jullie oude kinder
meisje brengen, dat in Londen getrouwd is.
Zij zal hen den eersten tijd verzorgen on dc
tweelingen zullen cr naar school gaan. En
wat jullie betreft,ging Vader voort, „Moeder
en ik zijn besloten jc niet naar kostschool tc
zenden, maar het eerst nog eens met jullie
thuis tc probeeren. Als jullie even goed je best
blijft doen, als deze veertien dagen, mogen
jullie bij ons blijven."
Betty cn ik kregen een kleur van plezier eb
waren het er roerend over eens, dat dit veel
meer was dan wij verdienden on toen Vader
ons vertelde, dat Moeder in dc Paaschvacan-
tie met ons naar Londen bij een oom en tante
zou gaan logeeren, voelden wij pas echt, hoe
goed Vader en Moeder en hoe* ondeugend wij
geweest waren.
Vader zou niet den heelen tijd meegaan,
want hij kon zijn patiënten niet in^den steek
laten, maar hij beloofde de Paaschdagen te
zullen komen. Het leven in Londen was een
geweldige verandering voor ons en cr was
zóó veel te zien en tc doen. dat wij meenden
er nooit moe te zullen worden of in moeilijk
heden tc kunnen raken.
Natuurlijk' was één der eerste dingen, die
wij deden, naar ons oude kindermeisje te gaan
en dA kweeklingen op te zoeken. Jop .was nog
even dol op voordragen als vroeger en liet
mij zóó lachen, dat dc tranen mij over de wan
gen rolden. Jansje zag wat bleek; het school
leven scheen haar niet zoo goed te bekomen
als dat in liet circus. Hoe goed herinner ik
mij nog, dat zc zei:
„Ik vind deze jurk niet half zoo mooi als
die met dc loovertjes, welke ik in het circus
aanhad en van naaien houd ik hcclemaal
niet."
Ilc wilde haar zeggen, dat zij maar tevre
den moest zijn, maar bedacht nog bijtijds, dat
ik niet dc -geschikte persoon was om haar de
les te lezen en zei dus alleen maar, dat ze goed
leeren moest; des te eerder was zij van school
af en kon zij misschien bij ons in Mclford ko
men.
De gezichten der tweelingen helderden
eensklaps op.
Betty, op wier verzoek Vader zicli de twee
lingen had aangetrokken, was wel wat teleur
gesteld, toen zij dc lange gezichten van haar
beschermelingen zag en zei fluisterend tegen
mij, dat zij voor een lief ding wenschle zc
nooit gezien tc hebben. Ik wist niet goed, wat
ik hierop antwoorden moest en vroeg daar
om maar:
„Zijn jullie wel eens in het Britscli Museum
geweest?"
„Bedoel je dat gebouw met de grootc zui
len? We zijn er dikwijls langs gekomen, als
we uit school kwamen en we zouden het heel
graag eens van binnen willen zien," antwoord
de Jop.
„Ik zal Moeder vragen cr met ons heen tc
gaan," zei ik. „Ik weet, dat er kinderen toe
gelaten worden."
IIoc speet het mij later, dat ik dit gezegd
had!
Den volgenden dag .gingen wij cr alle vier
met Moeder heen. Nu achteraf herinner ik mij
heel goed, hoeveel belangstelling Jop cn Jansje
toonden voor de groote steenen gevaarten, die
cr als rcuzenbaden uitzagen en zóó diep wa
ren, dat wij, kinderen, er niet in konden kij
ken en het Moeder alleen gelukte, als zij op
haar teenen ging staan.
Wc gingen naar de reslauratic-zaal en Moe
der liet ons elk een kop melkchocolade ge
ven. Daarna ging Moeder even naar dc lees
zaal on liet zij ons eenige «ogenblikken alleen.
„Jullie moeten rustig blijven zitten," had
Moeder gezegd. „Over een kwartiertje om
vijf uur dus bon ik stellig weer terug."
Wij bleven eerst nog wat zitten, maar toen
Jop cn Jansje samen gingen fluisteren cn wij
ons langzamerhand begonnen te vervelen, stel
de Bctty voor, eens even in dc heeldenzaal te
gaan kijken.
Wij zagen er cenige menschen teckencn en
daar wij allebei veel van tcekenen houden,
deden wij niets liever dan naar hun werk te
kijken. Spocclig waren wij er zóó in verdiept,
dat we aan geen tweelingen meer dachten.
,,'t Wordt tijd om naar huis tc gaan," zei
een jonge man plotseling. „Het is half zes cn ik
ben al v?m tien uur af aan één stuk aan het
werk."
O wat schrikten wij van deze woorden 1 Wij
wilden hartig teruggaan, maar hoe hel
kwam wistén wij zelf niet wij vergisten ons
in den weg en raakten hoe langer hoe meer dc
kluts kwijt, lotdAt we eindelijk in het grootc
voorhof kwamen, waar wc Moeder mei cci\
zaalwachter zagen praten.
„Kinderen, wat hebben jullie me ongerust
gemaaktf" riep Moeder uit. „Zullen jullie dan
nooit leeren gehoorzaam te zijn? Ik was vóór
vijven al weer in dc restauratie-zaal, maar
zag van jullie geen spoor. Waar'zijn de. twee
lingen?"
Wij hadden hcclemaal niet meer aan hen ge
dacht cn daar allen menschen behalve dic
in de leeszaal waren aangekondigd werd,
dat zij weg moesten gaan, opende dc zaal
wachter dc deur, welke hij zooeven gesloten
had, keek in de zaal en zei:
„Hier is niemand, mevrouw. Ilc denk, dat
ze weggegaan zijn. Ongeveer een half uur ge
leden zag ik een jongen cn een meisje, die even
oud schenen le zijn."
We gingen nu dadelijk naar ons oude kin
dermeisje.
„Nee, ik heb ze niet meer gezien nadat u
ze om twee uur hebt meegenomen, mevrouw,"
antwoordde zij. „Maar cr is hier wel een
vreemd-uilziende man met een politicagent ge
weest om naar hen te informecrcn en cr is
ook een arme, half-idiotc jongen met zijn moe
der geweest voor jongejuffrouw Betty. Ze had
den hem hierheen gestuurd."
„Dat is Billy," riep ik uit, terwijl ik in de
handen klapte van plezier. „Ik wist wel, dat
hij uit zou vinden, waar wij waren. Maar wie
kon de ander geweest zijn? O, Bctty, als liet
Panurbes maar niet is om de tweelingen terug
te haten cm ons in de gèvangénis tc* laten zei
ten, omdat wij ben hielpen wegloopen!'
Wij lachten, maar toch voelden we ons al
lesbehalve op ons gemak.
(Wordt vervolgd.)
Trouws Vrienden.
Naar het Engelsch van M. Bowler.
Bewerkt «door G. II.
Bcrtic Raynor en zijn hond Quick waren
trouwe vrienden.
Quick was zijn speelkameraad en metgezel
geweest sinds den. stormachtigen avond, leen
de hond - een arm, verwaarloosd dier
vóór clc deur van hun huisje gevonden was
cn hij zag cr zóó beklagenswaardig uit, dat
moeder Raynor hem opnam, verwarmde -en
te eten gaf en later goed vond, dat hij bleef.
Het bleek namelijk als spoedig, dat het arme
dier nooit een „baas" of een „vrouw" had ge
had; Het "hechtte zich met oen grootc liefde
aan den jongen, een liefde, welke door dezen
'geheel werd beantwoord.
Op ccn kouden winterdag, toen Bcrlie zeven
jaar oud was cn op een vijver op eenigen af
stand van hun huis leerde schaatsenrijden,
redde Quick hem het leven. Bertie was ge
waarschuwd, dat het ijs nog tc zwak was,
maar onvoorzichtig en eigenwijs, zooals
helaas zoo veel kinderen zijn luisterde hij
niet en wilde hij zelf onderzoeken, of het ijs
hem dragen Icon of niet. liet gevolg was dan
ook, dat het bezweek en Bertic er door heen
zakte.
Quick wendde vergcefsche pogingen aan om
zijn ldeeren met zijn bek te grijpen, doch toen
hij zag, dat dit vruchteloos was, begon luj te
blaffen en als een dolle in het rond te sprin
gen. Aan den andéren kant van den vüv?.r wa
ren eenige jongens, doch het trouwe dier wilde
zijn jeugdigen meester niet verlaten. Daar hij
cr echter niet in slaagde 'hun aandacht tc
trekken, snelde hij eindelijk naar hen toe, trok
met zijn tanden aan hun broekspijpen en bracht
hun aan 't verstand, dat iemand zich in le
vensgevaar bevond.
Toen zc bij hem kwamen, hield Bertie zich
met één hand aan den rand van het ijs vast.
Elk oogenblik kon dit echter afbrokkelen en
't scheen, of zijn krachten hem gingen begeven.
Toen zij hem dan ook met veel moeite er uit
getrokken hadden, verloor hij het bewust
zijn.
liet avontuur werd gevolgd dooreen ernstige
ziekte, die Bertic nooit vergeten zou, terwijl
het denkbeeld, dat Quick hem het leven ge
red had, hem nog meer hechtte aan het trou
we dier.
Kort na hot ongeluk vertrok Bertie naar
de stad om daar school tc gaan. Quick was
diep bedroefd bij de scheiding en zijn vreug
de, als Bertie met vacantia thuis kwam, ken
de geen grenzen.
Maar Quick begon oud en zwak te worden.
Hij sprong niet meer van den eenen kant van
den weg naar den anderen, als hij zijn dage-
lijksche wandeling met zijn jeugdig baasje
maakte, doch stelde zich tevreden met rustig
naast liem le loopen cn lo kwispelstaarten.
Op zekeren dag, toen hij met Bcrtic langs
de rivier liep, gleed hij plotseling langs den
oever naar beneden cn viel in het water. Oud
en gebrekkig, als hij langzamerhand gewor
den was, kon hij niet meer zwemmen. Toen
Bertie dit zag, trok hij zonder zich ook
maar één oogenblik te bedenken zijn jas
uit en sprong in het water.
De rivier was daar ter plaatse vrij breed en
toen dc jongen cr in sprong, bevond de hond
zich juist in het midden en werd hij door
den stroom meegevoerd. 'Bertic was een goed
zwemmer, maar Quick was zwaar en zij dreig
den beiden te zinken. Het was een wanho-
pigen strijd, doch Bertic was vast besloten
den hond te redden of met hem tc verdrin
ken. Eindelijk echter, juist toen cr eenige men
schen aankwamen dic hem le hulp wilden
snellen, werden de dappere pogingen van den
wakkeren jongen bekroond Cn slaagde hij cr
in liet nrnie dier naar den kant tc brengen.
Hem zélf deed hel natte pak geen kwaad,
maar Quick vatte een zware kou cn stierf vrij
spoedig daarna. Bertie betreurde hem als
een familielid, want Quick was als een broer
tje voor hem geweest.
Eén dergencn, die Bertic Quick had zien
redden, zei dat de hond „zooveel drukte niet
waard was," maar Bertic wist beter. Ilij hoor
de tot dic jongens, welke begrijpen iets
waarvan zooveel menschen en kinderen nog
maar altijd niet doordrongen zijn dat hon
den, en oolc andere dieren, even gevoelig voor
liefde zijn als wijzclven.
In Bertie's oogen had Quick zich grooler
held betoond dan hij zelf en hij vergat nooit,
hoe het trouwe dier het eerst z'ij n leven ge
red had.
De losse tand.
„Moeder, nou gaat-ic heelcmaql heen. en
weer!'' riep Tilly, toen 7.c uil school kwam.
„Wie, kindje vroeg Moeder, die druk
bezig was met naaien.
„Mijn tand, Moeder Op school zat ik er
aldoor an. De juffrouw werd op 't laatst erg
boos I"
„Natuurlijk, Tilly Je begrijpt toch best, dat
jc dat niet doen mocht onder de les. Kom eens
hier en doe je mond eens open
Tilly kwam en liet Moeder haar lossen land
zien. Plotseling trok zij haar hoofdje achter
uit.
„Nee, nee 1" riep zc, „u wilt licm uittrek
ken r
„Maar Tilly, ik wil eerst eens zien, of dc
nieuwe er al i£.''
„Ja, maar u moogt hem heusch niet uit
trekken."
„Kom. Tilly, laat me nu eerst eens kijken.
Zoo ja," daar komt de nieuwe tand al voor
den dag. Begrijp je nu niet, dal dc ander er
in elk geval uit moet Anders groeit de nieuwe
slecht. Ilct doet hcclemaal geen pijn, kind 1"
„Nee, nee, u mag het niet doen t"
„Wees nu niet zoo kinderachtig, je zou mc
heusch hoos maken. Ilij zit hcclemaal los één
klein rukje en hij is cr. Dan spoel jc je?
mond met een beetje water na en alles is
voorbij."
„Nee, Moeder, ik doe 't niet
„Maar 't doet heusch geen pijn, kindje.''
„Nee nee ik durf niet 1"
„Kom, Tilly, stribbel nu niet langer tegen.
Dc tand moet er uil. Heb je soms liever, dat
dc landarts het doet met zijn tang.?'1
„O nee nee -"
„Kom, wees nu verstandig. Ilc vraag het je
nu voor den laatslcn keer; kom je nu hier
en laat je don land uittrekken, of moet ik jo
naar den landarts brengen
Tilly gaf geen antwoord. Moeder stond, nu
werkelijk boos, van haar naailafcltje op.
„Wat ben je toch weer eigenzinnig 1" zei
Moeder en ging dc kamer uit.
Tilly sprong op, alsof zij Moeder wilde
tegenhouden. Nu moeder weg was, kreeg zij
weer moed en liet speet haar, dat zij Moeder
door haar ongehoorzaamheid verdriet had
gedaan. Zij nam een heldhaftig besluit. Moe
der zou door een verrassing haar onaardig
heid 't spoedigst vergeten. Tilly nam nu een
draad uil Moeders naaimandje en ging voor
den spiegel staan. Zij bond het éénc einde van
den draad om den tand, liep naar dc deur en
bond het andere eind om dc kruk der deur.
Daarna deed zij de deur open, sloot de oogen
en stootte met haar handje uit alle macht
legen dc deur. Wel zonk haar op dit oogen
blik al haar moed weer in dc schoenen en
stak 7ij haar hand weer haastig naar den kant
•der deur uit, om deze nóg tegen te. houden,
doch het was reeds te laai. Dc draad werd
sneller strak getrokken dan Tilly's armpje
zicli kon uitstrekken cn daar dc tand werkelijk
nog slechts aan een vezeltje hing, was een
zwak rukje voldoende, om hem los te maken.
Toen Tilly de oogen weer opendeed, zag zij
tot haar grootc verbazing den tand aan den'
draad aan de deurkruk hengelen.
liet bloedde nagenoeg niet en toen Moeder
terugkwam, liep Tilly haar met een blij ert
trotsch gezichtje tegemoet cn liet haar tand'
zien.
„Bent u nu nog boos, Moeder vroeg zij-
Moeder kuste haar en zei
„Nu ben ie weer mijn flinke, groote. meid.'*
■tv
Bloemen-Elsje,
Op dc stille bloemenweide daalt de avontj
zachtkens neer
al de bloempjes gaan er slapen; 't koeltfa
wiegt ze heen en weer.
Zie, reeds sluiten ze haar kelkjes, knikkeif
droom'rig goeden nacht* I
't vogeltje, ginds in de struiken, zingt z' jjtf
slaap met liedjes zacht*
1
Daar komt Elsje aangetrippeld, die zooveel
van bloemen houdt, l,
zelf schijnt ze een madeliefje, heel in 't vrifif'
met haar als goud.
Op de stille bloemenweide hurkt klein-Elsjé
neer in 't gras
en begint tc knikkebollen, of ze zelf eeiï
bloempje was.
V
Droom'rig plukt ze een paar klokjes, maar dief
sluim'ren rustig voort,
en, als moeder straks komt kijken, slaapt ooÖ
Elsje ongestoord.
Moeder neemt haar kindje mede, stopt haaU
één, twee, drie, in bed
en dan worden Elsje's klokjes in frisch wagjf
neergezet.
Elsje-kind droomt van dc weide en dc. bloemen,1'
heel den nacht,
maar de klokjes, die ze- plukte, droomen van!
haar handjes zacht,
's Morgens wekt een zonnestraaltje eerst det
slaapstertjes in 't glas
en kust dan klcin-Elsje wakker, of ze óók e£Ü
bloempje was.
Ifermannae
Vreemdelingenverkeer.
Lijst van zomergasten in de buitenho*
tels.
Hotel „Birkhoven.".
De heer en mevr. H. Osieck en famiHs#
Amsterdam.
De heer en mevr. A. M. Co enen en farnte
lie, Scheveningen.
De heer en mevrouw A. G. Moret en fa
milie, Den Haag.
Mevrouw P. LambertsHurrelibrink, Am
sterdam.
De heer en mevr. H. P. Hillen én familie,
Den Haag.
De heer en mevr. W. A. Was. Den Haag,
De heer en mevr. Jhr. II. Rappard en fa«
milie, Den Helder.
Mevr. de Wed. A. J. Pronk, Leiden.
De heer en mevr. A. M. Pronk en familie#
Leiden.
Mevr. L. Goedhart—de Jong en familie#
Den Haag.
Mevr. v. d. Scheer met dochter, Den Haag
Mevr. v. d. Steen en familie, Haarlem.
De heer A. J. L. Jhr. van Kinschot, Deni
Haag.
De heer en mevr. Mr. E. Bénders, Culecft*
borg.
De heer en mevr. A'. Lonnes, Am-ster*
dam.
De heer A. F. Jansen, Amsterdam, J
De heer J. A. Dijkstra, Amsterdam.
De heer en mevr. G. J. Annegan, Amsler»
dam. J
GEMEENTELIJKE ARBEIDSBEURS,
Aorvvrogcn ven werkgevers op 28 Augustus.
1 dienstbode, 1 olectric'ien, 1 broir w te chn i scb1*:
ingedwsiur, 1 mtna. kantoorbediende 1 kappers*
bediende 1 nctkuiper, 1 loopjongen, 1 metaal*
slijper, 1 halfwas metaaksliipcr, H metselaars/
3 meubelmokers, 1 rijwielhersteller, 1 schilders^
'1 timmerlieden.
Aanbiedingen van werkzoekenden op 28 Atjqk
2 boekdrukkers, 9 broc.dbakk.ers, 55 grond*
werkers, 1 glasmaker, 1 beeldhouwer, 4
kantoorbedienden, 2 vr. kantoorbedtendeav 2
koetsiers, 1 kok, 1 kruideniersbediende, 2* loop*
knechts, 93 olsse arbeiders, 1 kemtoorwerkstor#
1 nvachdnepoetser, 1 hulp mon leun, 4 magazijn*
knechts, 1 metselaar, 1 meubelmaker. 15 op£
porlieden, 1 schilder, 7 schoenmakers, 11 slga*
renmokers, 3 sigarensorteerders, 5 slagerst J'
spiegelveren lder, 1 olieslager, 1 smid-ketetnutf*
ker, 1 smid-bankwerker, 2reizigens, 1 schipper/
3 stokers. 1 st raat maker, 1 suikerwerker, 4 tim?
meiüteden, 2 tuinlieden, 4 vokiarbe-iders, 4 voer*
lieden, 1 winkelbediende.
AGENDA'.
Vrijdag. Zaterdag, Zondag Maandags
Bioscoop de Arend.
Openbare Leestaal (Beukenlaan) 10*
12tf, 254—10 uur. Zondag 2K—5Jï uur/
Maandag 2K10 uur.
Dagelijks:
Museum Plehtte.
Bioscoop Langestrast
Onder dete agenda worden aüeen opge»
nomen die uitvoeringen, vergaderingen, ent
Burgerlijko Stand
29 Augustus 1919.
GeborenDirk Theodorus, z. van JofiaiW
nes Staats en Johanna Geertruida van dé
Raapkamp. Gerarda Wilhelmirva, d. vavi
Willem Luigjes en Wilhelmina Gerarda Wij*
nands. Aleida Maria, d. van Hendrikus vart1
Es en Johanna Christina Veonendaal. Wil*
lemina Johanna, d. van Willem Koetse epj
Elisabeth Buys.
Teleffonisoh Weerbericht^
Naar waarneming in den morgen vaffË
29 Aug. 1919.
Hoogste^ stand 701.1 te MemeL
Laagste stand 746.8 te Lerwic-k.
Verwachting tot den avond van 30 A\r«
gustus.
Matige Z. tot W. wind, zwaar bewolkt mei
regen- of onweersbuien, daling van tempe*
ratuur. i
De temperatuur-van het water was hedért
7 uur 58 grafen Fahrenheit.
Pietslantaarn aansteken 8.30.