Qoop de Uea§d- i I Eon Ondeugend Span. door E. M. WATERWORTH. Vrij bewerkt door C. II. HOOFDSTUK VII. Waarin Betty aan bet woord is. De tent brandde geheel uit on daar er een Hevige \vin<l woei, dic de vonken naar alle kanten deed vliegen, was iedereen bang, dat de kleinere tent, óte als steil was ingericht, ook in brand zou raken. liet is nu reeds ruim .wee jaar geleden en nog praten de menschcn over den cïrcusbrand en vertellen zij, boe vrecselijk bet v. as, de vlammen de kermis-' wagens te zien verlichten, waarin Panurbes, zijn vrouw en een groot gedeelte van liet ge zelschap woonde. Iedereen was druk bezig, de paarden uit de tent te halen deze schenen van schrik verlamd te zijn. Natuurlijk was dé hcele stad op de been. De paarden werden dan ook allen in veilig heid gebracht en trokken de wagens naar een plaats, waar hun geen gevaar bedreigde. Het mocht den Ijmndspuilen gelukken den stal te spaven. Maar nu moeten jullie niet denken, dat ik hiervan ook maar de geringste herinnering heb. Ik sliep stevig en was geheel bedwelmd door den rook, zegt Jaap. En waar denk je. dat ik was, toen ik wakker Werd Midden op den weg, terwijl Billy zich over mij heer. hoog en me uit zijn oude -pet mei water besprenkelde. „Waar ben ik vroeg ik verschrikt. „Jaap, hen jij daar Een nieuwe stroom vuil water, dat gedeel telijk in roijsr keel terecht kwam, maakte, dat ik botte overeind ging zitten. Nu herkende ik BiHy%. stem, terv,ijl hij naast mij neerknielde cn zonder ophouden mijn hand kuste. „Jongejuffrouw Betty nou beter? Billy zoo'n •spijl hij jou niet wilde kwaad doen.'' Plotseling hoorde ik verscheiden stemmen or werd een schel licht boven mijn hoofd ge houden en iemand riep ..Lieve help Hier ligt een heel ziekenhuis. Vier op een rij en uchalve deze ééife zien zij er allen meer dood dan levend uit. Ik be grijp niet, hoe. zulke in lompen gcklcedc kinde ren nog geld hebben, om naar liet circus te gaan. Neem zc maar op, Bob, en leg ze in den brancard, ik denk, dat de arme, kleine bede laars onder te tent zijn gekropen, om een dale hoven hun hoofd te hebben. Kom, Billy, uit den weg; ga jij maar liever naar huis Ik was hevig verontwaardigd, toekijk den man hoorde zeggen „in lompen gekleede kin deren en „arme, kleine bedelaars". Het was genoeg^ om; mij uil niijn humeur te brengen, maar tpen Billy opsprong en zei, dat ze jonge juffrouw Betly niet naar de gevangenis moch ten brengen, beefde ik over al mijn ledematen, uit angst, dat zij zouden ontdekken, wie ik was. „Je mag.haar helpen dragen, als je dat graag wilt,'* zei één der mannen, „maar zij gaai met de anderen naïtr het ziekenhuis, en gauw ook, want er valt hier nog genoeg te doen voor ons." Ik denk, dat ik weer opnieuw indommelde, want ik herinrifcr mij verder niets meer, tot dat ik in eer. rustig ziekenhuis wakker werd cn een dokter en een verpleegster zich over mij heen bogen. „Deze is er goed afgekomen," zei de dokter. „De tv.ee kleintjes en dc grootc jongen zijn er erger aan toe. Uit hetgeen dic haif-idiolc^ jongen zegt. maak ik op, dat hij haar het eerst heeft weggetrokken cn de anderen daar door meer geleden hebben van den rook. Dat kleine meisje heeft een verstuikten pols. Ik be grijp niet, hoe ze daaraan komt t" ..Zc is van het koord gevallen." zei ik, den dokier in hc! gezicht ziende. Ilij koek mij ver schrikt aan, zette zijn bril af en veegde dien goed schoon. „Licht mij eens bij. zuster," zei hij cn even later vroeg hij mij „IIoc heet je Éven kwam ik in dc verleiding tc jokken. Ik dacht er aan. hoe vrecselijk het voor Vader cn Moeder meest 7.jjn, ons liicr te vinden cn al onze ongehoorzaamheid van dc verpleeg ster cn den -dokter te hooren. Onmiddellijk daarna bedacht ik echter, dat wij ons heel erg «noesten karnen cn de zaken niet nog erger maken door tc jokken, in "het volgend oogenblik fhwsi':rdc ik mot neergeslagen oofan: „Bctty Skunk-u. dokter:" „Bctty Shannon herhaalde dc dokter. „Geen wonder Lat je gcziclu mij hekend voor kwam. Jou ondeugende, kleine meidf Moei jij je oude. s /.rover! verdriet doen? Eigenlijk heb je een Hink pak slaag verdiend." „Ja dokter.' zei ik, terwijl de tranen mij over dc \v. ngen rolden; „maar ik zal nooit, nooit weer zoo iets doen. Waar is Jaap?"' „Dic ligt hiernaast en zal ook wel gauw be ter zijn. Weet jc misschien iets van de twee anderen? Jc zei juist iets van hen, maar ik dacht eigenlijk, dat jc nog sliep en van het circus di'oomde." Ik gat niet dodelijk antwoord en dc dokter herhaalde zijn vraag. „Ja, ik weet wel wat van hen," antwoordde ik, „maar ik wil het liever niet zeggen.1' „Nu het komt er-de eerste dagen ook niet op aan, want zo mogen (och nog niet vervoerd worden," zei dc dokter. „Misschien vertel je het morgen, als jc weer thuis, bent, aan je moeder. Maar ga nu slapen, kleine, ondeugen de meid en bid God om vergiffenis." Ik was erg moe cn dommelde in, terwijl ik bad. Ik moot wel erg vast geslapen hebben, want toen ik wakker word, stond dc zon hoog aan don hemel en Moeder, mijn eigen lief Moe dertje, zal naast mijn bed. Wat kon ik anders doen dan haar aankijken, haar vingers in mijn hand hémen, ze tegen mijn wang leggen en schreien, alsof mijn hait zou breken? Ik kan jullie onmogelijk vertellen, wal Moe der tegen me zei, omdat Jaap zegt, dat we 'Jan nooit klaar komen mei ons geschrijf; maar ik wil jullie toch zeggen, dat wij Moeder om vergiffenis vroegen en beloofden nooit meer zoo ondeugend tc zullen zijn. Ik was blij, toen Moeder ons vertelde, dal zij 's avonds zóó moe was geweest, dat zij dadelijk naar haar ka mer was gegaan zonder eerst naar ons tc kijken. Vader en Moeder wisten ook niet, dat de meisjes ons opgesloten hadden en uitge gaan w&ren~ vóór wij hun d** verfceldeou waar op Vader zei, (fat ze heiden weggestuurd zou den worden. Maar'Jaap dic altijd heel eerlijk is, 2ci: „Nee Vader, doet u dtt niell Wij hebben u eigenlijk veel meer verdriet gedaan, want wij zijn uw kinderen. Vergeeft u het hun evenals ons." O, wat was ik blij toen ik .Taap terugzag! Zijn gezicht cn zijn handen vertoonden lichte brandwonden, maar hij zei, dat het niets was. „Bctly," fluisterde hij mij in 't oor. „Ik ge loof, dal we een echt avontuur beleefd heb ben. Jop liceft mij alles vertefd. Ilij zegt, dat hij cn zijn z.usjc na den dood van hun moeder ergens huiten woonden bij slechte, oude vrouw. Ilij weet niet, hoe hij eigenlijk heet, maar zijn zusje heeft een halven ring met en kele vreemde letters er in gegraveerd, dien zijn moeder haar om der. hals heeft gebon den. Hij zegt, dat dc oude vrouw Sally heette, een bochel had cn hen altijd sloeg. Op zeke ren dag hoorde Jop iemand wat voordragen. Ilij was niet i n dc zaal, want daar had hij geen geld voor, maar zat in dc vensterbank te luisteren. Zoodra hij nu genoeg geld verdiend had, kocht hij een boek en probeerde zichzelf te leeren voordragen. Toen de oude Sally er achter kwam, stuurde zij hem eiken Zater dagavond naar de markt om er zijn verzen op Ic zeggen. Dat kon hem niet schelen, maar wel, dal zij altijd naast hem stond, het geld, dat zij ophaalde, hield en hem sloeg, als hij om een boterham vroeg. Toen Jop en zijn zusje hoorden van een circus, dat jn een naburige stad zou komen, liepen zij cr heen en vroegen den eigenaar, den ouden Panurbes met hem mee te mogen trekken. Eerst scheen hij er niets van te willen weten, want hij zei, dat hij cr geen kinderkamer van maakte en geen wegge- loopen kinderen opnam. Maar toen Jop en Jausje zeiden, dat de oude vrouw hcclemaal geen familie van hen -was en zij hem de spo ren van haar stokslagen lieten zien, zei Panur bes, dat hij hel probeeren wilde. H ij zou hen beter behandelen.'' „Maar dat deed hij toch niet!" riep ik ver ontwaardigd uit. „Jawel; ze zeggen, dat hij heel goed voor lien was. Maar de echte Panurbes stierf een jaar geleden en deze is een ander, die hen liever slaat dan dat hij hun te eten geeft cn daarom waren Jop en Jansje van plan weg tc loopen.'1 „Maar is het niet gek, dat ze niet gezocht worden?" vroeg ik nu. „Heelemaal niet," antwoordde Jaap. „Va der zegt, dat alleen de voornaamste leden van het gezelschap in een tent slapen en de ande ren maar een plekje onder den blooten hemel moeten zoeken. En er hecrschte bij den brand zoo'n verwarring, dat zij de neuzen niet ge teld hebben. Zij zullen niet ontdekken, dat die twee weg zijn, vóór zij hen bij de volgende voorstelling noodig hebben en wie weet, wan neer die zal zijn!" „O Jop!'1 riep ik plotseling uit. „Ik heb een idee. Laten wc Vader en Moeder vragen ons te helpen alles van de tweelingen uit tc vin- denl" HOOFDSTUK VIII. Waarin Jaap aan hel woord is. Ik heb jullie zóóveel fe vertellen, dat ik moet probeeren zoo kort mogelijk te zijn. Na tuurlijk kennen jullie ons nu al genoeg om te weten, dat wij onze oude vrienden niet verge ten en er graag nieuwe bij hebben. Nu, den dag nadat wc thuis waren geko men, vroeg ik Moeder, waar Billy gebleven was en vertelde Moeder mij, dat hij, nadat hij ons allen van onder de brandende tent had weggehaald, zelf zóóveel brandwonden op- gcloqpen had, dat de menschen hem naar huis droegen; zijn moedor woonde in de buurt van het circus. Den gcheelen lijd praatte hij druk over jongejuffrouw Bctl.V en zei hij, dat hij haar geen kwaad had willen doen. De arme juffrouw White, zijn moeder, aan wie hij al les verteld had, was zóó hang, dat de jongen naar de gevangenis gebracht zou worden, dat zij, zoodra hij vervoerd kon worden, met hem naar Londen ging om daar te blijven, totdal de brand min of meer in het vergeetboek zou zijn geraakt. Toen de tweelingen veertien dagen in het ziekenhuis waren, riep Vader ons in zijn stu deerkamer. „Luister eens, kinderen," zei hij. „jullie hebt zeker niet vergeten, dat jc mij gevraagd hebt een onderzoek in te stellen naar de tweelingen uit het circus." „Nee Vader, dat hebben wc niet vergeten," antwoordde Bctty, „maar we wilden u er niet mec lastig vallen, omdai u het 7oo druk hadt- Wc hebben erg ons best gedaan om dien akc- ügen Maandag weer goed Ic maken." Nu vertelde Vader ons, dat hij dc tweelin gen ondervraagd had en dacht, dat zij een jaar of acht, negen waren. Het moet ongeveer twee jaar geleden zijn, dat ze bij het circus zijn gekomen. „Als Panurbes nog leefde, zou ik 't hem natuurlijk kunnen vragen," zei Vader, „maar daar zijn opvolger een kinderkeu! schijnt te zijn en hij bovendien geen recht op hen heeft, wil ilc hem er liever buiten houden. Eerst wil ik eens probeeren, wat ik zelf doen kan. Om tc beginnen zal ik zc naar jullie oude kinder meisje brengen, dat in Londen getrouwd is. Zij zal hen den eersten tijd verzorgen on dc tweelingen zullen cr naar school gaan. En wat jullie betreft,ging Vader voort, „Moeder en ik zijn besloten jc niet naar kostschool tc zenden, maar het eerst nog eens met jullie thuis tc probeeren. Als jullie even goed je best blijft doen, als deze veertien dagen, mogen jullie bij ons blijven." Betty cn ik kregen een kleur van plezier eb waren het er roerend over eens, dat dit veel meer was dan wij verdienden on toen Vader ons vertelde, dat Moeder in dc Paaschvacan- tie met ons naar Londen bij een oom en tante zou gaan logeeren, voelden wij pas echt, hoe goed Vader en Moeder en hoe* ondeugend wij geweest waren. Vader zou niet den heelen tijd meegaan, want hij kon zijn patiënten niet in^den steek laten, maar hij beloofde de Paaschdagen te zullen komen. Het leven in Londen was een geweldige verandering voor ons en cr was zóó veel te zien en tc doen. dat wij meenden er nooit moe te zullen worden of in moeilijk heden tc kunnen raken. Natuurlijk' was één der eerste dingen, die wij deden, naar ons oude kindermeisje te gaan en dA kweeklingen op te zoeken. Jop .was nog even dol op voordragen als vroeger en liet mij zóó lachen, dat dc tranen mij over de wan gen rolden. Jansje zag wat bleek; het school leven scheen haar niet zoo goed te bekomen als dat in liet circus. Hoe goed herinner ik mij nog, dat zc zei: „Ik vind deze jurk niet half zoo mooi als die met dc loovertjes, welke ik in het circus aanhad en van naaien houd ik hcclemaal niet." Ilc wilde haar zeggen, dat zij maar tevre den moest zijn, maar bedacht nog bijtijds, dat ik niet dc -geschikte persoon was om haar de les te lezen en zei dus alleen maar, dat ze goed leeren moest; des te eerder was zij van school af en kon zij misschien bij ons in Mclford ko men. De gezichten der tweelingen helderden eensklaps op. Betty, op wier verzoek Vader zicli de twee lingen had aangetrokken, was wel wat teleur gesteld, toen zij dc lange gezichten van haar beschermelingen zag en zei fluisterend tegen mij, dat zij voor een lief ding wenschle zc nooit gezien tc hebben. Ik wist niet goed, wat ik hierop antwoorden moest en vroeg daar om maar: „Zijn jullie wel eens in het Britscli Museum geweest?" „Bedoel je dat gebouw met de grootc zui len? We zijn er dikwijls langs gekomen, als we uit school kwamen en we zouden het heel graag eens van binnen willen zien," antwoord de Jop. „Ik zal Moeder vragen cr met ons heen tc gaan," zei ik. „Ik weet, dat er kinderen toe gelaten worden." IIoc speet het mij later, dat ik dit gezegd had! Den volgenden dag .gingen wij cr alle vier met Moeder heen. Nu achteraf herinner ik mij heel goed, hoeveel belangstelling Jop cn Jansje toonden voor de groote steenen gevaarten, die cr als rcuzenbaden uitzagen en zóó diep wa ren, dat wij, kinderen, er niet in konden kij ken en het Moeder alleen gelukte, als zij op haar teenen ging staan. Wc gingen naar de reslauratic-zaal en Moe der liet ons elk een kop melkchocolade ge ven. Daarna ging Moeder even naar dc lees zaal on liet zij ons eenige «ogenblikken alleen. „Jullie moeten rustig blijven zitten," had Moeder gezegd. „Over een kwartiertje om vijf uur dus bon ik stellig weer terug." Wij bleven eerst nog wat zitten, maar toen Jop cn Jansje samen gingen fluisteren cn wij ons langzamerhand begonnen te vervelen, stel de Bctty voor, eens even in dc heeldenzaal te gaan kijken. Wij zagen er cenige menschen teckencn en daar wij allebei veel van tcekenen houden, deden wij niets liever dan naar hun werk te kijken. Spocclig waren wij er zóó in verdiept, dat we aan geen tweelingen meer dachten. ,,'t Wordt tijd om naar huis tc gaan," zei een jonge man plotseling. „Het is half zes cn ik ben al v?m tien uur af aan één stuk aan het werk." O wat schrikten wij van deze woorden 1 Wij wilden hartig teruggaan, maar hoe hel kwam wistén wij zelf niet wij vergisten ons in den weg en raakten hoe langer hoe meer dc kluts kwijt, lotdAt we eindelijk in het grootc voorhof kwamen, waar wc Moeder mei cci\ zaalwachter zagen praten. „Kinderen, wat hebben jullie me ongerust gemaaktf" riep Moeder uit. „Zullen jullie dan nooit leeren gehoorzaam te zijn? Ik was vóór vijven al weer in dc restauratie-zaal, maar zag van jullie geen spoor. Waar'zijn de. twee lingen?" Wij hadden hcclemaal niet meer aan hen ge dacht cn daar allen menschen behalve dic in de leeszaal waren aangekondigd werd, dat zij weg moesten gaan, opende dc zaal wachter dc deur, welke hij zooeven gesloten had, keek in de zaal en zei: „Hier is niemand, mevrouw. Ilc denk, dat ze weggegaan zijn. Ongeveer een half uur ge leden zag ik een jongen cn een meisje, die even oud schenen le zijn." We gingen nu dadelijk naar ons oude kin dermeisje. „Nee, ik heb ze niet meer gezien nadat u ze om twee uur hebt meegenomen, mevrouw," antwoordde zij. „Maar cr is hier wel een vreemd-uilziende man met een politicagent ge weest om naar hen te informecrcn en cr is ook een arme, half-idiotc jongen met zijn moe der geweest voor jongejuffrouw Betty. Ze had den hem hierheen gestuurd." „Dat is Billy," riep ik uit, terwijl ik in de handen klapte van plezier. „Ik wist wel, dat hij uit zou vinden, waar wij waren. Maar wie kon de ander geweest zijn? O, Bctty, als liet Panurbes maar niet is om de tweelingen terug te haten cm ons in de gèvangénis tc* laten zei ten, omdat wij ben hielpen wegloopen!' Wij lachten, maar toch voelden we ons al lesbehalve op ons gemak. (Wordt vervolgd.) Trouws Vrienden. Naar het Engelsch van M. Bowler. Bewerkt «door G. II. Bcrtic Raynor en zijn hond Quick waren trouwe vrienden. Quick was zijn speelkameraad en metgezel geweest sinds den. stormachtigen avond, leen de hond - een arm, verwaarloosd dier vóór clc deur van hun huisje gevonden was cn hij zag cr zóó beklagenswaardig uit, dat moeder Raynor hem opnam, verwarmde -en te eten gaf en later goed vond, dat hij bleef. Het bleek namelijk als spoedig, dat het arme dier nooit een „baas" of een „vrouw" had ge had; Het "hechtte zich met oen grootc liefde aan den jongen, een liefde, welke door dezen 'geheel werd beantwoord. Op ccn kouden winterdag, toen Bcrlie zeven jaar oud was cn op een vijver op eenigen af stand van hun huis leerde schaatsenrijden, redde Quick hem het leven. Bertie was ge waarschuwd, dat het ijs nog tc zwak was, maar onvoorzichtig en eigenwijs, zooals helaas zoo veel kinderen zijn luisterde hij niet en wilde hij zelf onderzoeken, of het ijs hem dragen Icon of niet. liet gevolg was dan ook, dat het bezweek en Bertic er door heen zakte. Quick wendde vergcefsche pogingen aan om zijn ldeeren met zijn bek te grijpen, doch toen hij zag, dat dit vruchteloos was, begon luj te blaffen en als een dolle in het rond te sprin gen. Aan den andéren kant van den vüv?.r wa ren eenige jongens, doch het trouwe dier wilde zijn jeugdigen meester niet verlaten. Daar hij cr echter niet in slaagde 'hun aandacht tc trekken, snelde hij eindelijk naar hen toe, trok met zijn tanden aan hun broekspijpen en bracht hun aan 't verstand, dat iemand zich in le vensgevaar bevond. Toen zc bij hem kwamen, hield Bertie zich met één hand aan den rand van het ijs vast. Elk oogenblik kon dit echter afbrokkelen en 't scheen, of zijn krachten hem gingen begeven. Toen zij hem dan ook met veel moeite er uit getrokken hadden, verloor hij het bewust zijn. liet avontuur werd gevolgd dooreen ernstige ziekte, die Bertic nooit vergeten zou, terwijl het denkbeeld, dat Quick hem het leven ge red had, hem nog meer hechtte aan het trou we dier. Kort na hot ongeluk vertrok Bertie naar de stad om daar school tc gaan. Quick was diep bedroefd bij de scheiding en zijn vreug de, als Bertie met vacantia thuis kwam, ken de geen grenzen. Maar Quick begon oud en zwak te worden. Hij sprong niet meer van den eenen kant van den weg naar den anderen, als hij zijn dage- lijksche wandeling met zijn jeugdig baasje maakte, doch stelde zich tevreden met rustig naast liem le loopen cn lo kwispelstaarten. Op zekeren dag, toen hij met Bcrtic langs de rivier liep, gleed hij plotseling langs den oever naar beneden cn viel in het water. Oud en gebrekkig, als hij langzamerhand gewor den was, kon hij niet meer zwemmen. Toen Bertie dit zag, trok hij zonder zich ook maar één oogenblik te bedenken zijn jas uit en sprong in het water. De rivier was daar ter plaatse vrij breed en toen dc jongen cr in sprong, bevond de hond zich juist in het midden en werd hij door den stroom meegevoerd. 'Bertic was een goed zwemmer, maar Quick was zwaar en zij dreig den beiden te zinken. Het was een wanho- pigen strijd, doch Bertic was vast besloten den hond te redden of met hem tc verdrin ken. Eindelijk echter, juist toen cr eenige men schen aankwamen dic hem le hulp wilden snellen, werden de dappere pogingen van den wakkeren jongen bekroond Cn slaagde hij cr in liet nrnie dier naar den kant tc brengen. Hem zélf deed hel natte pak geen kwaad, maar Quick vatte een zware kou cn stierf vrij spoedig daarna. Bertie betreurde hem als een familielid, want Quick was als een broer tje voor hem geweest. Eén dergencn, die Bertic Quick had zien redden, zei dat de hond „zooveel drukte niet waard was," maar Bertic wist beter. Ilij hoor de tot dic jongens, welke begrijpen iets waarvan zooveel menschen en kinderen nog maar altijd niet doordrongen zijn dat hon den, en oolc andere dieren, even gevoelig voor liefde zijn als wijzclven. In Bertie's oogen had Quick zich grooler held betoond dan hij zelf en hij vergat nooit, hoe het trouwe dier het eerst z'ij n leven ge red had. De losse tand. „Moeder, nou gaat-ic heelcmaql heen. en weer!'' riep Tilly, toen 7.c uil school kwam. „Wie, kindje vroeg Moeder, die druk bezig was met naaien. „Mijn tand, Moeder Op school zat ik er aldoor an. De juffrouw werd op 't laatst erg boos I" „Natuurlijk, Tilly Je begrijpt toch best, dat jc dat niet doen mocht onder de les. Kom eens hier en doe je mond eens open Tilly kwam en liet Moeder haar lossen land zien. Plotseling trok zij haar hoofdje achter uit. „Nee, nee 1" riep zc, „u wilt licm uittrek ken r „Maar Tilly, ik wil eerst eens zien, of dc nieuwe er al i£.'' „Ja, maar u moogt hem heusch niet uit trekken." „Kom. Tilly, laat me nu eerst eens kijken. Zoo ja," daar komt de nieuwe tand al voor den dag. Begrijp je nu niet, dal dc ander er in elk geval uit moet Anders groeit de nieuwe slecht. Ilct doet hcclemaal geen pijn, kind 1" „Nee, nee, u mag het niet doen t" „Wees nu niet zoo kinderachtig, je zou mc heusch hoos maken. Ilij zit hcclemaal los één klein rukje en hij is cr. Dan spoel jc je? mond met een beetje water na en alles is voorbij." „Nee, Moeder, ik doe 't niet „Maar 't doet heusch geen pijn, kindje.'' „Nee nee ik durf niet 1" „Kom, Tilly, stribbel nu niet langer tegen. Dc tand moet er uil. Heb je soms liever, dat dc landarts het doet met zijn tang.?'1 „O nee nee -" „Kom, wees nu verstandig. Ilc vraag het je nu voor den laatslcn keer; kom je nu hier en laat je don land uittrekken, of moet ik jo naar den landarts brengen Tilly gaf geen antwoord. Moeder stond, nu werkelijk boos, van haar naailafcltje op. „Wat ben je toch weer eigenzinnig 1" zei Moeder en ging dc kamer uit. Tilly sprong op, alsof zij Moeder wilde tegenhouden. Nu moeder weg was, kreeg zij weer moed en liet speet haar, dat zij Moeder door haar ongehoorzaamheid verdriet had gedaan. Zij nam een heldhaftig besluit. Moe der zou door een verrassing haar onaardig heid 't spoedigst vergeten. Tilly nam nu een draad uil Moeders naaimandje en ging voor den spiegel staan. Zij bond het éénc einde van den draad om den tand, liep naar dc deur en bond het andere eind om dc kruk der deur. Daarna deed zij de deur open, sloot de oogen en stootte met haar handje uit alle macht legen dc deur. Wel zonk haar op dit oogen blik al haar moed weer in dc schoenen en stak 7ij haar hand weer haastig naar den kant •der deur uit, om deze nóg tegen te. houden, doch het was reeds te laai. Dc draad werd sneller strak getrokken dan Tilly's armpje zicli kon uitstrekken cn daar dc tand werkelijk nog slechts aan een vezeltje hing, was een zwak rukje voldoende, om hem los te maken. Toen Tilly de oogen weer opendeed, zag zij tot haar grootc verbazing den tand aan den' draad aan de deurkruk hengelen. liet bloedde nagenoeg niet en toen Moeder terugkwam, liep Tilly haar met een blij ert trotsch gezichtje tegemoet cn liet haar tand' zien. „Bent u nu nog boos, Moeder vroeg zij- Moeder kuste haar en zei „Nu ben ie weer mijn flinke, groote. meid.'* ■tv Bloemen-Elsje, Op dc stille bloemenweide daalt de avontj zachtkens neer al de bloempjes gaan er slapen; 't koeltfa wiegt ze heen en weer. Zie, reeds sluiten ze haar kelkjes, knikkeif droom'rig goeden nacht* I 't vogeltje, ginds in de struiken, zingt z' jjtf slaap met liedjes zacht* 1 Daar komt Elsje aangetrippeld, die zooveel van bloemen houdt, l, zelf schijnt ze een madeliefje, heel in 't vrifif' met haar als goud. Op de stille bloemenweide hurkt klein-Elsjé neer in 't gras en begint tc knikkebollen, of ze zelf eeiï bloempje was. V Droom'rig plukt ze een paar klokjes, maar dief sluim'ren rustig voort, en, als moeder straks komt kijken, slaapt ooÖ Elsje ongestoord. Moeder neemt haar kindje mede, stopt haaU één, twee, drie, in bed en dan worden Elsje's klokjes in frisch wagjf neergezet. Elsje-kind droomt van dc weide en dc. bloemen,1' heel den nacht, maar de klokjes, die ze- plukte, droomen van! haar handjes zacht, 's Morgens wekt een zonnestraaltje eerst det slaapstertjes in 't glas en kust dan klcin-Elsje wakker, of ze óók e£Ü bloempje was. Ifermannae Vreemdelingenverkeer. Lijst van zomergasten in de buitenho* tels. Hotel „Birkhoven.". De heer en mevr. H. Osieck en famiHs# Amsterdam. De heer en mevr. A. M. Co enen en farnte lie, Scheveningen. De heer en mevrouw A. G. Moret en fa milie, Den Haag. Mevrouw P. LambertsHurrelibrink, Am sterdam. De heer en mevr. H. P. Hillen én familie, Den Haag. De heer en mevr. W. A. Was. Den Haag, De heer en mevr. Jhr. II. Rappard en fa« milie, Den Helder. Mevr. de Wed. A. J. Pronk, Leiden. De heer en mevr. A. M. Pronk en familie# Leiden. Mevr. L. Goedhart—de Jong en familie# Den Haag. Mevr. v. d. Scheer met dochter, Den Haag Mevr. v. d. Steen en familie, Haarlem. De heer A. J. L. Jhr. van Kinschot, Deni Haag. De heer en mevr. Mr. E. Bénders, Culecft* borg. De heer en mevr. A'. Lonnes, Am-ster* dam. De heer A. F. Jansen, Amsterdam, J De heer J. A. Dijkstra, Amsterdam. De heer en mevr. G. J. Annegan, Amsler» dam. J GEMEENTELIJKE ARBEIDSBEURS, Aorvvrogcn ven werkgevers op 28 Augustus. 1 dienstbode, 1 olectric'ien, 1 broir w te chn i scb1*: ingedwsiur, 1 mtna. kantoorbediende 1 kappers* bediende 1 nctkuiper, 1 loopjongen, 1 metaal* slijper, 1 halfwas metaaksliipcr, H metselaars/ 3 meubelmokers, 1 rijwielhersteller, 1 schilders^ '1 timmerlieden. Aanbiedingen van werkzoekenden op 28 Atjqk 2 boekdrukkers, 9 broc.dbakk.ers, 55 grond* werkers, 1 glasmaker, 1 beeldhouwer, 4 kantoorbedienden, 2 vr. kantoorbedtendeav 2 koetsiers, 1 kok, 1 kruideniersbediende, 2* loop* knechts, 93 olsse arbeiders, 1 kemtoorwerkstor# 1 nvachdnepoetser, 1 hulp mon leun, 4 magazijn* knechts, 1 metselaar, 1 meubelmaker. 15 op£ porlieden, 1 schilder, 7 schoenmakers, 11 slga* renmokers, 3 sigarensorteerders, 5 slagerst J' spiegelveren lder, 1 olieslager, 1 smid-ketetnutf* ker, 1 smid-bankwerker, 2reizigens, 1 schipper/ 3 stokers. 1 st raat maker, 1 suikerwerker, 4 tim? meiüteden, 2 tuinlieden, 4 vokiarbe-iders, 4 voer* lieden, 1 winkelbediende. AGENDA'. Vrijdag. Zaterdag, Zondag Maandags Bioscoop de Arend. Openbare Leestaal (Beukenlaan) 10* 12tf, 254—10 uur. Zondag 2K—5Jï uur/ Maandag 2K10 uur. Dagelijks: Museum Plehtte. Bioscoop Langestrast Onder dete agenda worden aüeen opge» nomen die uitvoeringen, vergaderingen, ent Burgerlijko Stand 29 Augustus 1919. GeborenDirk Theodorus, z. van JofiaiW nes Staats en Johanna Geertruida van dé Raapkamp. Gerarda Wilhelmirva, d. vavi Willem Luigjes en Wilhelmina Gerarda Wij* nands. Aleida Maria, d. van Hendrikus vart1 Es en Johanna Christina Veonendaal. Wil* lemina Johanna, d. van Willem Koetse epj Elisabeth Buys. Teleffonisoh Weerbericht^ Naar waarneming in den morgen vaffË 29 Aug. 1919. Hoogste^ stand 701.1 te MemeL Laagste stand 746.8 te Lerwic-k. Verwachting tot den avond van 30 A\r« gustus. Matige Z. tot W. wind, zwaar bewolkt mei regen- of onweersbuien, daling van tempe* ratuur. i De temperatuur-van het water was hedért 7 uur 58 grafen Fahrenheit. Pietslantaarn aansteken 8.30.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1919 | | pagina 4