(3ooi3 de IJeügd. Eon Ondeugend Span. door F, M. WATER WORTH, Vrij bewerkt door C. H. HOOFDSTUK IX. .iWaarin Jop aan het woord Is- Ik vind het eigenlijk heel moeilijk over je £tgert ondeugendheid te schrijven, mnar nu het •lies reeds lang voorbij en vergeven is en wij lons leven beterden, zal hel misschien gemak kelijker gaan. Waar nam Jaap ons ook alweer mee naar lboe? O ja, naar het Britsch Museum. Toen kneyronw Shanton ons in de restauratie-zaal alleen gelaten had, fluisterde ik Jansje in: „Ik hel) meer dan genoeg van dit leven. .Tij Smmers ook? Op het. koord loopcn en mooie pakjes aan hebben is toch heel wat plezieriger dan akelige lessen te moeten leeren en school te blijven; ohidn't je ze niet keftt." Jan jt: is het altijd met mij eens, zooals (Verstandige zusjes dat zijn, vooral als ze een tweeling zijn, maar loen ik haar voorstelde, ons eerst in' het Museum tc verstoppen en daarna weg te loopen, totdat wc weer een circus gevonden zouden hebben, scheen dit (plan haar toch niet bijzonder toe te lachen. Zij dacht aan haar verstuikten pols en de zweepslagen, welke zij gehad had, nadat zij gevallen was. Ook had zij haar lessen altijd heter geleerd dan ik. „Misschien zouden we Vader kunnen vin den," zei ik nu. Wanneer Sally eens een en kelen keer in een goede bui was, zei zij ons, dal als wij heel zoel waren, we den een of anderen dag misschien voorname lieden zou den worden. „Ergens op de wijde wereld is natuurlijk de andere helft van den ring," rei ei} dn» „anders zou ik me jullie lol niet aan trekken Dar /ij zjrft, wei van on* aantrok, hadden wc jen lijk nooit gemerkt; want dat ze. ons sloeg en ons honger liet lijden was toch zeker igeen bewijs dat ze zich ons lot aantrok." Wij waren cchtn r.og te jong om ons iets te berinneven; bch.'-m- dat er soms plotseling een naam of een gezicht in mij opkwam, waar van ik dan 'echter niet wist, of het een droom geweest was of niet. We bleven nog een oogenblik samen fluiste ren, maar hot duurde niet lang, of Jaap en Bcttv werden ongeduldig cn gingen weg. „Nu moeten wij onze kans waarnemen, Jansje. zei ik, terwijl ik om mij heen keek. „.Er is niemand, die op ons let en de man bij de deur schijnt" half tc slapen. Vlak tegenover ons stond een groot, wit- Bteenen monster ons aan te staren, alsof het wist. dat \V( iel- in ons schild voerden. Wij liepen haastig de zaal door en Jansje fluister de mij angstig in 't oor terwijl zij naar een reusachtig sternen dier koele, dat de zaal scheen to bewaken: „O Jop. ik ben zoo bang!" „Onzin' fluisterde ik terug. „Ik zal je een mooi plekje wijzen om je tc verstoppen daar kunnen we tot morgen blijven liggen en den geheclen nacht doorslapen/' Ik wist helaas niet, dat het Museum om acht Uur 's avonds weer geopend werd. ,Wij liepen nu naar het grootste slccnen bad; later Jieh ik gehoord, dat het een dood- fkist wns On Zr behendigheid op hel koord maakte het ons gemakkelijk op den ijzeren band te klimmen, ülic er omheen liep, en zoo <len Mnd te bfcmkon. Ik trok mijn jas uit en •wierp die opden bodem; daarna hielp ik Jansje er in ik had haar juist een nachtkus gcgc\rn cn wilde er zelf ook in klauteren, toer. ik in djr verte een sleutel in de deur hoorde omdraaien. 11c keek in die richting en zag een brandende lantaarn naderen. Tijd om xia te (ienlcen had ik niet. Ik durfde niet naast Jansje in haar vreemdsoortig bed springen, •uit angst dat zij schrikken cn 't bijgevolg op een gillen zou zetten; maar ik herinnerde mij, dat wij een heel vreemd ding vlak er tegen over hadden gezien. liet was oen groot blok graniet, met een opening en het deed mij denken aan een pop penkast. doch waar anders een gordijn was, fwas hier graniet. Toen ik de voetstappen steeds naderbij hoorde komen, liep ik cr haastig heen en kroop In de opening. Als een ikleerntakrr ging ik op mijn gekruiste heenen Kitten ik verstopte mij in het vreemde gra nieten ge vaarte en wachtte de dingen die ko men /ouden, al. De zaalwBviter zwaaide zrjn lantaarn ïn alle richting» Ik begreep, dat .huisje veilig .was, maar nw? tq i er gebeuren, als hel licht •juist op m ij viel Ik rilde alleen reeds bij het denkbeeld Jullie kunt je dus mijn blijd schap voorstellen, toen ik den man hoorde zeggen „Hier is niemand. Brr Ik loop niet graag in donker, door deze spookachtige zaal met •doodkisten <n allerlei andere griezelige din gen.' Daarna ging df_ lantaarn weer verder weg en werd de zaal opnieuw gesloten. fk was te bang om mij te bewegen en ik 'denk dat ik in slaap gevallen ben, zooals ik op mijn gekruiste beenen zat. In elk geval werd ik wakker door een stem, die zei: „Fn dar. jongedames, is een reliquiënkast uit Ik werd verblind door liet clectrisoh licht en wist niet. waar ik was. Om mij heen stond een dozijn mci&jes, ik denk de een of andere school en toen ik met mijn stijve heenen trachtte op te slaan, liepen zij onder luid ge gil hard weg. Ik probeerde ook weg te loopen, maar ik had 700'» kiamp in mijn beenen, dat ik op den grond viel HOOFDSTUK X. [Waarin jop nog aan het woord is. O. wat -deed ik mij een pijn op den harden steenen vloer I En. vóór ik nog tijd had op te staan, had een man mij ]>cet gegrepen. Mijn neus bloedde en hoewel hef Museum nog maar (pas weer open was. stonden er dadelijk heel iswat menschen om mij heen. Mijn eerste ge dachte gold Jansje. Wat zou er van haar wor pden, als ik misschien naar liet politie-lmreau of zelfs naar de gevangenis werd gebracht t jullie mort bedenken, dat ik nog maar een ^'aar of neren was en heel vage begrippen 'Waad over hetgeen ze met ons zouden doen, syimdat we ons verstopt hadden, i Ues ju de w,iaal was zóó reusachtig, dat niemand na- Jtuurl iU *i*»TVkrtv sou dat we iets had<*>n wil len stelen, maar ik herinnerde mij, dat ik een doosje lucifers in mijn zak had en dat cr niet lang geleden oen poging tot brandstichting ontdekt was. Alles te zamen genomen had ik mij nog nooit zóó ellendig gevoeld als ik op dit. oofervblik deed ia het verblindend licht, terwijl er allerlei menschen om mij "heen ston den l« praten en een beambte mij bij een arm vasthield. Ik dacht niet anders, of ik zou naar de gevangenis worden gebracht, ver weg van mijn lieve Jansje. Plotseling zou allo ellende echter van mij ofgenomen worden. Een heer baande zich 'o weg door de menigte, „Vvnt is hier te doen vroeg hij en zijn stem klonk zóó zacht en vriendelijk, dat ik aan een klein belletje denken mocsl'. dat ik soms in het circus gebruikte. Zij klonk even helder. .,11: weet het eigenlijk niet, meneer, maar deze jongen schijnt kaltclcwaad uitgevoerd te hebben", luidde het antwoord. „Toen de deuren om acht uur opengingen, kwam een meisjesschool liet eerst binnen. Hij moet zich eigens verstopt en hen aan 't schrikken ge maakt hebbenik hoorde gillen en ging er heen om te zien, wat er aan de hand was. De jongedames holden allen weg en de jon gen zat op den grond". De heer bukte zich, keek mij met zijn vrien delijke oogen aan en legde zijn hand op mijn hoofd. „Wel, beste jongen", zei hij,* „wab deed je daar eigenlijk Zijn vriendelijke, woorden troffen mij en ik begon luid tc snikken. „Woest u alstublieft niet boos, meneer", zei ik. „we wilden heusch geen kattekwaad uit halen". Nauwelijks waren deze woorden over mijn lippen, of ik begreep, dat ik mij versproken had „W ij?" herhaalde de vreemde heer ver baasd. „Met hoeveel zijn jullie dan en waar tij» de anderen Zijn ze allemaal zoo groot ais jij?" Lidereen" lachte en ik moest wel mee lar ehen of ik wilde of nfet ik voelde mij men dreumes .tusschen al die menschen en de reuzenfiguren der Grieksch-Homeinsehe zaal. En als ik geweten had, wie mijn nicu- dc vriend was, zou ik mij nog veel kleiner gevoeld hebben, want nu weet ik, hoe knap en gelecrr hij is. Dokter Diamond keek glim lachend rond, alsof hij iemand zocht en ieder een keek mee. „Daar is er nog één riep plotseling een stem. Tcfën hoorde ik een doordringenden kreet, de menschen liepen in de richting, van waar het geluid kwam en ik bleef alleen ach ter met den beambte. „I.uister eens, baasje", zei deze op fluiste renden toon tegen mij, „dat is dokter Dia mond, één van de groote heeren van het Mu seum. Hij is even. vriendelijk, als hij geleerd is cn dat zegt veel. Als je hem alles eerlijk ver telt, weet ik zeker, dat hij je niet straffen «al". Jansje vertelde mij later, dat ze evenals ik, In slaap was gevallen en wakker geworden door liet gillen der meisjes. Zij was de eer ste oogenblikken heel verbaasd, dat. ze iq een groot steenen bad lag in plaats van in haar bed, doch langzamerhand begon zij rich W herinneren, waar zij was en stond zij op. Maar natuurlijk zag zij niets anders dan het olecfcriscJi licht, omdat de doodkist zoo diep was. Zij trok zicli aan den rand op, zoodat haar kin er op rustte. Gedurende enkele mi nuten had zij naar de menschen gekeken, toen deze zich plotseling omkeerden en haar za gen. „O, ze hebben me zóó vrccselijk laten schrikken, toen ze er allemaal aankwamen", zei zij, „dat ik een gil gaf en me onmiddellijk Liet zakken". Van dit alles had ik echter niets gemerkt, al begreep ik, dat zij Jansje op de een of an dere manier onldekt hadden. Mijn ondervin ding in het circus had mij geleerd, dat geld mij misschien helpen kon. Toen de beambte zag, hoe vriendelijk dokter Diamond tegen me was, liet hij mij los en bewaakte mij al leen nog met zijn oogen, die maakten, dat ik mij allesbehalve op mijn gemak gevoelde. Ik zocht in mijn zakken naar geld, maar ik vond niets dan een stel bikkels en een stukje „stuf", dat ik op school van een jongen gekregen had. Plotseling herinnerde ik mij Jansje's halven ring, waaraan we in al die jaren toch niets gehad hadden. Ik-dacht nau dokter Diamond, die één der 'groote heeren van.liet Museum scheen te zijn. Misschien zou hij even graag dat vreemde stukje ring wiQen hebben, nis de menschen, die om het circus heen stonden, dol op centen waren. Juist op dit oogenblik kwam dokter Dia mond. terwijl hij Jansje aan een hand hield, lei ug. „Is dit een medelid van het complot?'' vroeg hij. Jansje maakte haar hand los uit de zijne, rende op mij at en sloeg haar armen om mijn hals. „O. Jop, Jop riep zij uit, „we wisten niet. dat we bet nog zoo goed hadden„dit is veel erger dan eiken dag naar school te moeten gaan." Dokier Diamond legde zijn hand op mijn schouder. „Breng ze naar mijn kamer", zei hij tegen den beambte, „en blijf daar wachten, totdat ik kom. Eerst moet ik even de directrice, wier leerlingen zoo schrikten, spreken,, maar ik ben cr met een minuut of wat". O, die wandeling door het Museum l Er scheen geen eind te komen aan de gan gen en zalen en iedereen lceek naar mij. Ein delijk bleef de beambte voor een muur stil- slnan, waartegen allerlei boekon stonden. Hij drukte op een klein, wit knopje, dat ik zeker een week lang gezocht en nog niet gevonden zou hebben. De muur ging open. met boeken en al, en wij kwamen in een zaal, waar aan alle kanten langs de muren boeken stonden; eindelijk kwamen we in een kleiner vertrek, doch ook daar stonden overal hoeken. „Nou, jongmensch/' zei de beambte eenige minuten later, toen lrij naderende voetstappen hoorde, „volg mijn raad op en vertel alles eerlijk. Goeie» avond." „Je kunt gaan", zei dokter Diamond teg€» den beambte. „Ik zal wel zorgen, dat de kin deren thuiskomen". Dank u. gooien avond, mijnheer". O, hoe rilde ik, toen de deur achter hem gesloten werd Ik had Jansje echter overge haald haar ring af te staan. Dokter Diamond dna nu in een gemakke- lijken stoel zitten en zei met zijn vriendelijken glimlach „Vertel mij nu eens, welk complot jullie gesmeed hadt en hoe je hier lewaamt 1" „We zijn twee jaar bij een circus geweest, meneer", 2ei ik met bevende stem, „maar het begon ons te vervelen en daarom besloten we Weg te loopen. Wij kwamen een jongen en een meisje tegen, die uit hun mooi, groot huis Wegliepen naar het circus. En toen kwam er brand en zijn we alle vier bijna verbrand. De ouders van die kinderen hadden mede lijden met ons en stuurden ons naar een oud getrouwd kindermeisje in Londen, totdat zij een onderzoek na^r onze familie ingesteld hadden. We moesten hier naar school gaan en dat vonden wij vreeselijk. Van middag zijn we hier met mevrouw Shanton dat is de moeder van die kinderen geweest en om dat we liever niet meer naar school terug gingen, hebben we ons verstopt. Ik dacht, dat het Museum tot morgenochtend gesloten zou zijn, zoolang wilden we hier blijven en dan «en ander circus gaan zoeken". „De oude -geschiedenis", zei dokter Dia mond, half in' gedachten en eigenlijk meer in zichzelf sprekend dan tot ons, hoewel hij over onze handen, die op zijn knieën lagen, streek. „De oude geschiedenis Hoe menig huisgezin leed schipbreuk, omdat wij pas, nadat het te laat was, inzagen, tot welke plaats in het leven God ons bestemd had Wat zei je 't Was net.alsof de dokter tegen iemand, die ver weg was/ gesproken had, en ik liet hem den hal ven ring zien. „Alstublieft, mijnheer. Wilt u dien hebben?" vroeg ik. „U bent zoo vriendelijk voor ons geweest en ik heb niets anders om te geven." Dokter Diamond bekeek den ring. Plotse ling sprong hij tot onze groote verbazing uit zijn stoel op,-» opende een lo van zijn schrijftafel, nam er een klein pakje uil cn maakte dat open. „Kijk," riep hij opgewonden uil, „het past precies. Ben heer vroeg raq eenige dagen ge leden, af ik dezen halven ring eens nauwkeu rig wilde bekijken en ik beloofde hem mij* best te zullen doen uit te vinden, wat de let ters er op bcteekenden. Tot nu toe had ik het echter tc druk om hem te bcstudeeren. Leven jullie ouders nog Ik vertelde, hem het weinige, dal ik mij her innerde, dat Moeder gestorven was, toen wij nog heel klein waren en dat we daarna'bij de oude Sally gekomen waren. Dokter Diamond keek /)p zijn horloge en zei „Het is nu negen uur. Jullie moet maar met mij mee naar huis gaan, dan zal ik je wat te eten geven. Daarna zal ik jullie bij den eige naar van de andere helft van den ring bren gen. Maar denk er aan", voegde hij er nog aan toe, „dal hij jullie Vader niet kan zijn, want dan zou hij den oorsprong van don ring natuurlijk kennen." E«n Gevaarlijk Dier. „Jan'! Jan!" riep meneer Louwman, het hoofd van een jongenskostschool, zoo hard hij kon. Hij stond naar buiten te kijken en zag Jan, den concierge, juist aankomen. Jan had hem hooren roepen; hij nam zijn pet at en trad binnen. „Ik ben in de stad gewëest, meneer, en ik heb daar.. begon hij. „Dat komt cr niet .op aan,'* viel meneer Louwman hem in de rede, „ga eens gauw mee." De directeur liep haastig vooruit naar zijn •tudeerkamer, waarvan de ramen op den moestuin uitzagen. „Ik durf het gas niet aansteken," zei meneer Louwman, „want ik ben bang zijn 'aandachp te trekken." „Dc aandacht van wien, meneer?" vroeg Jan, cen-en-al verbazing. „Kijk, daar is liet weer!'' riep de directeur, terwijl hij naar buiten keek. Jan keek nu ook en zag, hoe een vervaal lijk monster, een dier, zooals hij nog nooit in zijn leven gezien had, heel bedaard de groenten uit den moestuin liep op te eten. Het was tc donker om het duidelijk te onderscheiden. Zij konden alleen een reusachtig langharig dier zien, met buitengewoon dikke pooten, een korten, dikken staart en lange manen. „Waar komt het Vandaan, meneer?" vroeg Jan. klappertandend van angst. „Ik zat hier een half uur geléden een dutje lë doen, en éérf van de dienstmeisjes kwam binnen om licht op te steken en zag het 't eerst. De onderwijzers cn de jongens rijas io de leerzaal en hebben de deur op slot gedaan, en de huishoudster en de dienstmeisjes *tj» ook nergens te vinden. Wni moet ik toch doen?" „Er is een menagerie1) in de stad." begon Jan weer. „Daar is het zeker uil ontsnapt," ging meneer Louwman voort „Ja, dat dachten dc anderen ook." „Ik geloof, dat het een leeuw is," meende Jan. „Leeuwen eten geen groenten." bracht de directeur hiertegen in het midden. „Dan een liip-hippo-polnmus," stamelde Jan. „Eten die dan groenten? Wel neen." „Een buffel dan?" vroeg Jan. „liet komt cr niet op aan, wat hel is, maar wat moeten we doen?" „Dc menschen uit dc menagerie moeten het dier komen holen; ik kan geen leeuw of buf fel vangen," zei Jan. ,>Nee, dat liocft ook niet," zei-de, directeur, „loop de voordeur uit en trek haar heel be hoedzaam achter je dicht, daarna loop je zoo hard als je kunt naar de stad om de politic en de menschen van de menagerie tc waar schuwen." Jan had daar eerst niet veel zin in. hij was veel te bang. dat het monster hem achterna zou zitten, maar eindelijk raapte hij al zijn moed bünen cn ondernam liii den gevaarlijken tocht. Hij durfde bijna niet ademhalen, voordat hij het huis en den tuin een heel eind achter zich had en zich op den grootcn weg bevond. Nu zette hij het op een loopen, alsof het monster hem vlak op de hielen zat. Hij keek niet op of om, voordat liij de stad bereikt had en toen riep hij tegen iedereen, dien hij tegenkwam, dal één der vreemde dieren uit de menagerie ontsnapt was. Dc menschen liepen met hem mee en toen hij het politiebureau bereikt had, Verzameling dieren, ook wel een wilde- beesten spel. Het laatste wordt hier bedoeld. stonden er zeker wel vijftig mensrhen om hem heen om to liooren, wat er toch aan de hand was. De twee agenten, die de wacht hielden, schrikten zóó hevig, toen zij hoorden wat er gebeurd was, dat zij onmiddellijk de deur op slot deden en met Jan naar het weiland bui ten de stad gingen, waar de wagens van de menagerie stonden. Zij waren dienzelfden morgen pas aange komen en de mannen, die den geheelen nacht gereisd hadden, waren vroeg naar bed ge gaan om eens goed uit tc rusten, voordat den volgenden middag de vertoyoning begon. Eén der agenlen klopte aan den gróótste» wagen. VWat is er?" riep een slem van binnen. „Er is een dier ontsnapt," luidde liet ant woord van den agent. Er volgde eenig gestommel en geschuifel; daarop ging de deur open en kwam een man, met een lantaarn in de hand, naar buiten- „Welk dier?" vroeg hij. „Een hyena," zei Jan nu, op goed geluk af Het loopt in het donker om onze school heen en wij kunnen niet goed zien, wat het is. Er zijn ucht-en-dertig jongens in school en drie onderwijzers en de huishoudster met de dienst meisjes, en als het dier binnenkwam".... „Kees, Dirk!" riep de man van het wilde- beestenspel. Op dii geroep kwamen uit één der anderp wagens nog een paar flinke helpers aanzetten. Dc drie mannen doorzochten nu eerst de wa gens met wilde dieren, maar er werd geen enkel dier vermist. „Het loopt toch in onzen moestuin," hield Jan vol. Hij had het immers met zijn eigen oogen gezien! „Wij hebben één van de wagens een eind achter moeten laten, omdat dc wagenmaker liet wiel moest nakijken," zei één der vertoo- ners. „A1 s het dier uit den wagen ontsnapt is, dan is liet een aap of een beer." „Dan is hel een beer!" riep Jan uit. „Ja, nu weet ik het heel zeker: het is een beer." Hij; tprak met zóóveel cvcituiging, dat de anderen; hem dadelijk geloofden. De drie man nen wapenden zich n\et lasso's,8) ijzeren sta ven en een geweer, en, voorafgegaan door Jan en de agenten, begaf men zich op weg naar de school. De bevolking van het stadje was nieuws gierig naar den afloop, en toen men het Tick van dc school had bereikt, stonden er zeker wel honderd menschen als het er niet meer waren op den weg te wachten, wat er ge beuren zou. De moesten stelden zich tevreden met op de hekken te klimmen en op die ma nier toe te kijken, en slechts een paar van de 'brutaalstcn waagden hel om met Jan, de agenten en dc drie mannen van liet wilde- beestenspel het huis om te loopen naar den moestuin. Toen zij daar waren aangekomen, oordeelden allen, zelfs de agenten, hel 't vei ligst zich achter de boomen te verschuilen. „Dat is geen beer," fluisterde één 'der man nen uit het spel tegen de anderen. „Ik begrijp niet, wat het wezen kan," ant woordde een ander. „Het is toch geen gewoon dier," kei één der agenlen. „Nee, maar het is toch ook geen dier uit mijn menagerie," zei dc eigenaar. „We willen echter graag helpen en zullen probceren het te vangca." Dc drie mannen kropen nu voorzichtig op handen en voeten vooruit; plotseling sprong één hunner op en wierp met zijn lasso. Het dier had hem echter gezien; het schudde zijn staart en mailen en draafde den hoek van het huis om; de drie mannen volgden het op den voet- Daarop hoordé men een harden slag en één der mannen riep: „Wij hebben hemt" Jan. dc agenten en een groot deel der om standers snelden toe en vonden de drie man nen vóór dc deur van den stal, welke achter in den luin van meneer Louwman stond. „liet draafde hier binnen," zei één hunner, „daarom hebben wij tie deur nu maar geslo ten." „Maar het zal het paard van den directeur verscheuren!" riep Jan verschrikt uit. „Wat is er aan dc hand?" vroeg meneer Louw man, die nu ook naderbij kwam. ,.ïs mijn paard opgegeten?" „Voor zoover ik weet nog niet, meneer, maar liet kan elk oogenblik gebeuren, want het dier is in den stal," antwoordde Jan met be vende stem. „Hebt u een geweer bij u?" vroeg dc direc teur nu aan den eigenaar van het wildc-becs- ten spel. „Ja meneer!" „Gaifrw dan, Jan, haal rcs\ ladder en een' lantaarn. Seliiet hel maakster door ihet huk dood. Toe, gauw dan!" Jan kwam spoedig met liet verlangde aan- loopen. De drie mannen klommen op het dak, openden het luik en één van hen liet het licht van zijn lantaarn naar binnen vallen, terwijl bij om zich heen keek. „Er is hier maar één dier!" riep hij. „Dan heeft hij het paard al opgegeten! Och, ocli. ik dacht het wel!" jammerde Jan. „Eu het is een paard," zei de man nu weer. „Dan heeft het paard Kern opgegeten!" ricn Jan uit, terwijl hij groote oogen opzette. „Weet je zeker, dat liet oen paard is?" vroeg meneer Louwman nu. „Ja," antwoordde de man lachende, „heel, zeker, maar liet schijnt wel een bijzonder soort paard tc zijn." „Wat bedoel je?" riep de directeur onge duldig uit. „Wacht, ik zal'zelf wel eens gaan Lijken." Hij had zelf ook een lantaarn in de hand, en nadat liij eerst nog eens voorzichtig naar bin nen had gegluurd, trad hij den stal binnen, terwijl Jan en de agenten hem op eenigen af stand volgden. Daar stond het paard met een lieelen voor raad malten cn wollen kleedjes om liet lij' gebonden; zijn staart yas gevlochten en op gebonden. zijn beenen waren elk in een broekspijp gestokén, die verder met hooi was opgevuld en van onderen en van boven stevig vastgebonden; om zijn hals hing een kleedje met lange franje. „Dat komt er van, als jij dc deur van den stal niet goed sluit," zei dc directeur tegen Jan. 2) Een lang touw, met aan het einde een lus. Het wordt gebruikt bij het vangen van dieren. De lus wordt het dier om den kop geslingerd, aangehaald en liet is gehangen. „Het is natuurlijk weer een streek van da jongens; ik kan het niet helpen," zei Jan be schaamd. „Jan," zei meneer Louwman, nadat de an deren lachend en spottend waren heengegaan, „breng die broekeó op mijn kamer; ik zal dé zaak onderzoeken en de schuldigen zullen ge ducht gestraft worden, dat verzeker ik jt" Dnakbart Olifant. F en ingenieur in Calcutta bezat een gee» kostbaren olifant. Toen het dier eens een oog* ziekte kreeg, verzocht zijn meester een bo kwanm dokter om den olifant, zoo mogelijk? te genezen. De dokter zei den kornak (geleider of op<( passer) den olifant te laten knielen, waarna'j bij het ééne oog met helschc-stcen aanraakte. Nauwelijks was dit geschied, of het dier stiet'! vreesclijkc geluiden uit cn liep woedend in j zijn hok rond, alles vernielend, wat in zijn bereik was Het gelukte den kornak slechlf met veel moeite hem tot bedaren te brengeo, Het middel hielp echter en de dokter sloot om ook zijn tweede oog op deze wijzö te behandelen. Toen hij voor dif doel een paas dagen later terugkwam, verzocht hij het dien vooraf stevig vast te binden. Maar dit. behoefde niet I Nauwelijks hoor*, de de olifant dc stem van den dokter, of hij kwam naar hem toe en knielde voor hem: neer. Gedurende de bewerking liet hij geen enkelen schreeuw hooren cn-hii geleidde, toen de "geneesheer wegging, dezen tot aap de deu* van zijn hok. Etperatlo. Dat Esperanto op onderwijsterrein be* langrijke schreden voorwaarts maakt, schrijft N. B. in „School en Leven", moge blijken uit de volgende feiten Hei ministerie van Volksonderwijs te Bi- dapest, nam de samenstelling van Esp. cum sussen ter hand»-zoodat In 14 cursussen aan pl.m. 300 leerlingen de hit hulptaal onder-, wezen wordt, iedere Esp onderwijzer ont« vangt 15 kronen per uur. Voorts wordt in die volksscholen waar Esperanto nog niet on derricht wordt, door voordrachten over het nut eener Int. hulptaal, de weg voor dit on derwijs bereid. Ook in andere sleden vaw Hongarije, zooals Gijör, Gijces, Vacz, wor den Esp. cursussen van off zijde samenge steld. In Schotland wordt op lö staatsscholen Esp.-onderwijs gegeven. Hel ieit dat door. het universiteitsbestuur te Glasgow 3 zalen der Hoogeschool gratis in bruikleen worden afgestaan tot het houden van het Schotscho Esp. congres, mag als een bewijs van synv" pathie der hoogste onderwijsautoriteken met -de Esp.-beweging beschouwd worden. Door het van regeringswege opgerieliU Espevanto-Instituut te Leipzig, werden Esp. cursussen aan 250 leerlingen samengesteld, AGENDA. Onder deze agenda worden alleen oog®4 nomen die uitvoeringen, vergaderingen, en* welke in het Dagblad. '.?5t,eerd worden. Vrijdag, Zaterdag. Zondag, Maandag, Bioscoop de Arend. Openbare Leeszaal (Beukenlaan) 10—» 12!'*, 210 uur, Zondag 21*— 5'? uiH. Maandag 2 I-s10 uur. D a gel ij k s Museum Flehite. Bioscoop Langestraac 6 Sept. Amicitia, Concer' Annie LigtharL 7 Sept. Concert Birkhoven. A, Telefonisoh Weerberioht. Naar waarneming bi den morgen van*? 5 Sept. 1919 i Hoogste stand 768.5 te Memel. Laagste stand 765.1 te Den Helder. Verwachting tot den avond van 6 Sept. Zwakke tot matige wind uit Z. richtingen, gedeeltelijk bewolkt, waarschijnlijk droog weer, iets warmer. Wielrijders i Fietslantaarn aansteker. 8 13. STAATSLOTEUU I>e IioogNie prijzen «lor. 4. klns.w« TREKKING VAK DOKDER DAG A SEPT. PRIJZEN VAN •JG3 650 SiJO 1117 1281 1392 T5.39 17.J9 17ÓG 21?A 2329 2-HHJ 2818 28C9 3110 3221 Ü312 3553 3559 3600 4615 4714 1957 4972 5lH9 5304 .".'Mil'» 5010 6133 6357 0807 7060 7.174 7515 T."*.; 776778096 8158 88S9 8-198 8590 8501 8610 8931 9134 9190 9191 9976 10086 10342 10381 10466 10485 10191 10649 11201 11392 12208 12290 12296 12311 12309 13085 13109 13536 13606 13807 14329 11585 11673 15072 15272 i 5795 16503 16915 16999 17019 17277 17162 17678 17819 18109 18268 18406 18198 18517 18833 18891 19191 19813 19924 20147 20670 21035 21140 21542 21552 21707. Vorige li;.sr r-ief opijerorc prijzen ven f 65 10228 102.12. 42Ule STAATSLOTERIJ. - Vierde klasse. Trekking van 4 Sept. IQI9 lIOO K.tenT. Ten kantoren van den collecteur A C R. O. Leinweber, te Amersfoort (Breeatrn' 2ö) zijn geene nummers uitgetrokken. De vijfde klasse, welke tiekt van IS, 17— 1Ö; 22-25; 29, 30 Sept., 2 en O—10 Oct. 1919, bevat behalve premie- van 30,000 voor den laatst uitkonvenden nrijs van 1000 of hooger en de premie vin 5OÓ0 v oor het laatst uitgetrokken lot, elf navolgende prijzen; 1 van 100,900, van 50,000, 1 van 25,000, 1 va: 15,000, 1 van 10,000, 1 van 5G0C 1 van 2000, 3 van 1500, 55 v an f 'ICOO 65 van f 4O0, 10 van f 200, 170 val 100 en 3730 van 70. I.oten ziin ten kantore (Breestraat 26' door aankoop nog verkrijgbaar 3.50 o» '--s +.J i

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1919 | | pagina 4