(3ooi3 de IJeügd.
Eon Ondeugend Span.
door F, M. WATER WORTH,
Vrij bewerkt door C. H.
HOOFDSTUK IX.
.iWaarin Jop aan het woord Is-
Ik vind het eigenlijk heel moeilijk over je
£tgert ondeugendheid te schrijven, mnar nu het
•lies reeds lang voorbij en vergeven is en wij
lons leven beterden, zal hel misschien gemak
kelijker gaan.
Waar nam Jaap ons ook alweer mee naar
lboe? O ja, naar het Britsch Museum. Toen
kneyronw Shanton ons in de restauratie-zaal
alleen gelaten had, fluisterde ik Jansje in:
„Ik hel) meer dan genoeg van dit leven. .Tij
Smmers ook? Op het. koord loopcn en mooie
pakjes aan hebben is toch heel wat plezieriger
dan akelige lessen te moeten leeren en school
te blijven; ohidn't je ze niet keftt."
Jan jt: is het altijd met mij eens, zooals
(Verstandige zusjes dat zijn, vooral als ze een
tweeling zijn, maar loen ik haar voorstelde,
ons eerst in' het Museum tc verstoppen en
daarna weg te loopen, totdat wc weer een
circus gevonden zouden hebben, scheen dit
(plan haar toch niet bijzonder toe te lachen.
Zij dacht aan haar verstuikten pols en de
zweepslagen, welke zij gehad had, nadat zij
gevallen was. Ook had zij haar lessen altijd
heter geleerd dan ik.
„Misschien zouden we Vader kunnen vin
den," zei ik nu. Wanneer Sally eens een en
kelen keer in een goede bui was, zei zij ons,
dal als wij heel zoel waren, we den een of
anderen dag misschien voorname lieden zou
den worden. „Ergens op de wijde wereld is
natuurlijk de andere helft van den ring," rei
ei} dn» „anders zou ik me jullie lol niet aan
trekken
Dar /ij zjrft, wei van on* aantrok, hadden
wc jen lijk nooit gemerkt; want dat ze. ons
sloeg en ons honger liet lijden was toch zeker
igeen bewijs dat ze zich ons lot aantrok." Wij
waren cchtn r.og te jong om ons iets te
berinneven; bch.'-m- dat er soms plotseling een
naam of een gezicht in mij opkwam, waar
van ik dan 'echter niet wist, of het een droom
geweest was of niet.
We bleven nog een oogenblik samen fluiste
ren, maar hot duurde niet lang, of Jaap en
Bcttv werden ongeduldig cn gingen weg.
„Nu moeten wij onze kans waarnemen,
Jansje. zei ik, terwijl ik om mij heen keek.
„.Er is niemand, die op ons let en de man bij
de deur schijnt" half tc slapen.
Vlak tegenover ons stond een groot, wit-
Bteenen monster ons aan te staren, alsof het
wist. dat \V( iel- in ons schild voerden. Wij
liepen haastig de zaal door en Jansje fluister
de mij angstig in 't oor terwijl zij naar een
reusachtig sternen dier koele, dat de zaal
scheen to bewaken:
„O Jop. ik ben zoo bang!"
„Onzin' fluisterde ik terug. „Ik zal je een
mooi plekje wijzen om je tc verstoppen
daar kunnen we tot morgen blijven liggen en
den geheclen nacht doorslapen/'
Ik wist helaas niet, dat het Museum om acht
Uur 's avonds weer geopend werd.
,Wij liepen nu naar het grootste slccnen
bad; later Jieh ik gehoord, dat het een dood-
fkist wns On Zr behendigheid op hel koord
maakte het ons gemakkelijk op den ijzeren
band te klimmen, ülic er omheen liep, en zoo
<len Mnd te bfcmkon. Ik trok mijn jas uit en
•wierp die opden bodem; daarna hielp ik
Jansje er in ik had haar juist een nachtkus
gcgc\rn cn wilde er zelf ook in klauteren,
toer. ik in djr verte een sleutel in de deur
hoorde omdraaien. 11c keek in die richting en
zag een brandende lantaarn naderen. Tijd om
xia te (ienlcen had ik niet. Ik durfde niet naast
Jansje in haar vreemdsoortig bed springen,
•uit angst dat zij schrikken cn 't bijgevolg op
een gillen zou zetten; maar ik herinnerde mij,
dat wij een heel vreemd ding vlak er tegen
over hadden gezien.
liet was oen groot blok graniet, met een
opening en het deed mij denken aan een pop
penkast. doch waar anders een gordijn was,
fwas hier graniet. Toen ik de voetstappen
steeds naderbij hoorde komen, liep ik cr
haastig heen en kroop In de opening. Als een
ikleerntakrr ging ik op mijn gekruiste heenen
Kitten ik verstopte mij in het vreemde gra
nieten ge vaarte en wachtte de dingen die ko
men /ouden, al.
De zaalwBviter zwaaide zrjn lantaarn ïn
alle richting» Ik begreep, dat .huisje veilig
.was, maar nw? tq i er gebeuren, als hel licht
•juist op m ij viel Ik rilde alleen reeds bij
het denkbeeld Jullie kunt je dus mijn blijd
schap voorstellen, toen ik den man hoorde
zeggen
„Hier is niemand. Brr Ik loop niet graag
in donker, door deze spookachtige zaal met
•doodkisten <n allerlei andere griezelige din
gen.'
Daarna ging df_ lantaarn weer verder weg
en werd de zaal opnieuw gesloten.
fk was te bang om mij te bewegen en ik
'denk dat ik in slaap gevallen ben, zooals ik
op mijn gekruiste beenen zat. In elk geval
werd ik wakker door een stem, die zei:
„Fn dar. jongedames, is een reliquiënkast
uit
Ik werd verblind door liet clectrisoh licht
en wist niet. waar ik was. Om mij heen stond
een dozijn mci&jes, ik denk de een of andere
school en toen ik met mijn stijve heenen
trachtte op te slaan, liepen zij onder luid ge
gil hard weg.
Ik probeerde ook weg te loopen, maar ik
had 700'» kiamp in mijn beenen, dat ik op
den grond viel
HOOFDSTUK X.
[Waarin jop nog aan het woord is.
O. wat -deed ik mij een pijn op den harden
steenen vloer I En. vóór ik nog tijd had op te
staan, had een man mij ]>cet gegrepen. Mijn
neus bloedde en hoewel hef Museum nog maar
(pas weer open was. stonden er dadelijk heel
iswat menschen om mij heen. Mijn eerste ge
dachte gold Jansje. Wat zou er van haar wor
pden, als ik misschien naar liet politie-lmreau
of zelfs naar de gevangenis werd gebracht t
jullie mort bedenken, dat ik nog maar een
^'aar of neren was en heel vage begrippen
'Waad over hetgeen ze met ons zouden doen,
syimdat we ons verstopt hadden, i Ues ju de
w,iaal was zóó reusachtig, dat niemand na-
Jtuurl iU *i*»TVkrtv sou dat we iets had<*>n wil
len stelen, maar ik herinnerde mij, dat ik een
doosje lucifers in mijn zak had en dat cr niet
lang geleden oen poging tot brandstichting
ontdekt was. Alles te zamen genomen had ik
mij nog nooit zóó ellendig gevoeld als ik op
dit. oofervblik deed ia het verblindend licht,
terwijl er allerlei menschen om mij "heen ston
den l« praten en een beambte mij bij een arm
vasthield. Ik dacht niet anders, of ik zou
naar de gevangenis worden gebracht, ver weg
van mijn lieve Jansje.
Plotseling zou allo ellende echter van mij
ofgenomen worden. Een heer baande zich 'o
weg door de menigte,
„Vvnt is hier te doen vroeg hij en zijn
stem klonk zóó zacht en vriendelijk, dat ik
aan een klein belletje denken mocsl'. dat ik
soms in het circus gebruikte. Zij klonk even
helder.
.,11: weet het eigenlijk niet, meneer, maar
deze jongen schijnt kaltclcwaad uitgevoerd
te hebben", luidde het antwoord. „Toen de
deuren om acht uur opengingen, kwam een
meisjesschool liet eerst binnen. Hij moet zich
eigens verstopt en hen aan 't schrikken ge
maakt hebbenik hoorde gillen en ging er
heen om te zien, wat er aan de hand was.
De jongedames holden allen weg en de jon
gen zat op den grond".
De heer bukte zich, keek mij met zijn vrien
delijke oogen aan en legde zijn hand op mijn
hoofd.
„Wel, beste jongen", zei hij,* „wab deed je
daar eigenlijk
Zijn vriendelijke, woorden troffen mij en ik
begon luid tc snikken.
„Woest u alstublieft niet boos, meneer", zei
ik. „we wilden heusch geen kattekwaad uit
halen".
Nauwelijks waren deze woorden over mijn
lippen, of ik begreep, dat ik mij versproken
had
„W ij?" herhaalde de vreemde heer ver
baasd. „Met hoeveel zijn jullie dan en waar
tij» de anderen Zijn ze allemaal zoo groot
ais jij?"
Lidereen" lachte en ik moest wel mee lar
ehen of ik wilde of nfet ik voelde mij
men dreumes .tusschen al die menschen en
de reuzenfiguren der Grieksch-Homeinsehe
zaal. En als ik geweten had, wie mijn nicu-
dc vriend was, zou ik mij nog veel kleiner
gevoeld hebben, want nu weet ik, hoe knap
en gelecrr hij is. Dokter Diamond keek glim
lachend rond, alsof hij iemand zocht en ieder
een keek mee.
„Daar is er nog één riep plotseling een
stem. Tcfën hoorde ik een doordringenden
kreet, de menschen liepen in de richting, van
waar het geluid kwam en ik bleef alleen ach
ter met den beambte.
„I.uister eens, baasje", zei deze op fluiste
renden toon tegen mij, „dat is dokter Dia
mond, één van de groote heeren van het Mu
seum. Hij is even. vriendelijk, als hij geleerd
is cn dat zegt veel. Als je hem alles eerlijk ver
telt, weet ik zeker, dat hij je niet straffen
«al".
Jansje vertelde mij later, dat ze evenals ik,
In slaap was gevallen en wakker geworden
door liet gillen der meisjes. Zij was de eer
ste oogenblikken heel verbaasd, dat. ze iq
een groot steenen bad lag in plaats van in
haar bed, doch langzamerhand begon zij rich
W herinneren, waar zij was en stond zij op.
Maar natuurlijk zag zij niets anders dan het
olecfcriscJi licht, omdat de doodkist zoo diep
was. Zij trok zicli aan den rand op, zoodat
haar kin er op rustte. Gedurende enkele mi
nuten had zij naar de menschen gekeken, toen
deze zich plotseling omkeerden en haar za
gen.
„O, ze hebben me zóó vrccselijk laten
schrikken, toen ze er allemaal aankwamen",
zei zij, „dat ik een gil gaf en me onmiddellijk
Liet zakken".
Van dit alles had ik echter niets gemerkt,
al begreep ik, dat zij Jansje op de een of an
dere manier onldekt hadden. Mijn ondervin
ding in het circus had mij geleerd, dat geld
mij misschien helpen kon. Toen de beambte
zag, hoe vriendelijk dokter Diamond tegen
me was, liet hij mij los en bewaakte mij al
leen nog met zijn oogen, die maakten, dat ik
mij allesbehalve op mijn gemak gevoelde. Ik
zocht in mijn zakken naar geld, maar ik vond
niets dan een stel bikkels en een stukje „stuf",
dat ik op school van een jongen gekregen had.
Plotseling herinnerde ik mij Jansje's halven
ring, waaraan we in al die jaren toch niets
gehad hadden. Ik-dacht nau dokter Diamond,
die één der 'groote heeren van.liet Museum
scheen te zijn. Misschien zou hij even graag
dat vreemde stukje ring wiQen hebben, nis
de menschen, die om het circus heen stonden,
dol op centen waren.
Juist op dit oogenblik kwam dokter Dia
mond. terwijl hij Jansje aan een hand hield,
lei ug.
„Is dit een medelid van het complot?''
vroeg hij.
Jansje maakte haar hand los uit de zijne,
rende op mij at en sloeg haar armen om mijn
hals.
„O. Jop, Jop riep zij uit, „we wisten niet.
dat we bet nog zoo goed hadden„dit is veel
erger dan eiken dag naar school te moeten
gaan."
Dokier Diamond legde zijn hand op mijn
schouder.
„Breng ze naar mijn kamer", zei hij tegen
den beambte, „en blijf daar wachten, totdat
ik kom. Eerst moet ik even de directrice, wier
leerlingen zoo schrikten, spreken,, maar ik
ben cr met een minuut of wat".
O, die wandeling door het Museum l
Er scheen geen eind te komen aan de gan
gen en zalen en iedereen lceek naar mij. Ein
delijk bleef de beambte voor een muur stil-
slnan, waartegen allerlei boekon stonden. Hij
drukte op een klein, wit knopje, dat ik zeker
een week lang gezocht en nog niet gevonden
zou hebben. De muur ging open. met boeken
en al, en wij kwamen in een zaal, waar aan
alle kanten langs de muren boeken stonden;
eindelijk kwamen we in een kleiner vertrek,
doch ook daar stonden overal hoeken.
„Nou, jongmensch/' zei de beambte eenige
minuten later, toen lrij naderende voetstappen
hoorde, „volg mijn raad op en vertel alles
eerlijk. Goeie» avond."
„Je kunt gaan", zei dokter Diamond teg€»
den beambte. „Ik zal wel zorgen, dat de kin
deren thuiskomen".
Dank u. gooien avond, mijnheer".
O, hoe rilde ik, toen de deur achter hem
gesloten werd Ik had Jansje echter overge
haald haar ring af te staan.
Dokter Diamond dna nu in een gemakke-
lijken stoel zitten en zei met zijn vriendelijken
glimlach
„Vertel mij nu eens, welk complot jullie
gesmeed hadt en hoe je hier lewaamt 1"
„We zijn twee jaar bij een circus geweest,
meneer", 2ei ik met bevende stem, „maar het
begon ons te vervelen en daarom besloten we
Weg te loopen. Wij kwamen een jongen en een
meisje tegen, die uit hun mooi, groot huis
Wegliepen naar het circus. En toen kwam
er brand en zijn we alle vier bijna verbrand.
De ouders van die kinderen hadden mede
lijden met ons en stuurden ons naar een oud
getrouwd kindermeisje in Londen, totdat zij
een onderzoek na^r onze familie ingesteld
hadden. We moesten hier naar school gaan en
dat vonden wij vreeselijk. Van middag zijn
we hier met mevrouw Shanton dat is de
moeder van die kinderen geweest en om
dat we liever niet meer naar school terug
gingen, hebben we ons verstopt. Ik dacht, dat
het Museum tot morgenochtend gesloten zou
zijn, zoolang wilden we hier blijven en dan
«en ander circus gaan zoeken".
„De oude -geschiedenis", zei dokter Dia
mond, half in' gedachten en eigenlijk meer in
zichzelf sprekend dan tot ons, hoewel hij over
onze handen, die op zijn knieën lagen, streek.
„De oude geschiedenis Hoe menig huisgezin
leed schipbreuk, omdat wij pas, nadat het te
laat was, inzagen, tot welke plaats in het
leven God ons bestemd had Wat zei
je
't Was net.alsof de dokter tegen iemand, die
ver weg was/ gesproken had, en ik liet hem
den hal ven ring zien.
„Alstublieft, mijnheer. Wilt u dien hebben?"
vroeg ik. „U bent zoo vriendelijk voor ons
geweest en ik heb niets anders om te geven."
Dokter Diamond bekeek den ring. Plotse
ling sprong hij tot onze groote verbazing
uit zijn stoel op,-» opende een lo van zijn
schrijftafel, nam er een klein pakje uil cn
maakte dat open.
„Kijk," riep hij opgewonden uil, „het past
precies. Ben heer vroeg raq eenige dagen ge
leden, af ik dezen halven ring eens nauwkeu
rig wilde bekijken en ik beloofde hem mij*
best te zullen doen uit te vinden, wat de let
ters er op bcteekenden. Tot nu toe had ik
het echter tc druk om hem te bcstudeeren.
Leven jullie ouders nog
Ik vertelde, hem het weinige, dal ik mij her
innerde, dat Moeder gestorven was, toen wij
nog heel klein waren en dat we daarna'bij de
oude Sally gekomen waren.
Dokter Diamond keek /)p zijn horloge en
zei
„Het is nu negen uur. Jullie moet maar met
mij mee naar huis gaan, dan zal ik je wat te
eten geven. Daarna zal ik jullie bij den eige
naar van de andere helft van den ring bren
gen. Maar denk er aan", voegde hij er nog
aan toe, „dal hij jullie Vader niet kan zijn,
want dan zou hij den oorsprong van don
ring natuurlijk kennen."
E«n Gevaarlijk Dier.
„Jan'! Jan!" riep meneer Louwman, het
hoofd van een jongenskostschool, zoo hard hij
kon. Hij stond naar buiten te kijken en zag
Jan, den concierge, juist aankomen. Jan had
hem hooren roepen; hij nam zijn pet at en
trad binnen.
„Ik ben in de stad gewëest, meneer, en ik
heb daar.. begon hij.
„Dat komt cr niet .op aan,'* viel meneer
Louwman hem in de rede, „ga eens gauw
mee."
De directeur liep haastig vooruit naar zijn
•tudeerkamer, waarvan de ramen op den
moestuin uitzagen.
„Ik durf het gas niet aansteken," zei meneer
Louwman, „want ik ben bang zijn 'aandachp
te trekken."
„Dc aandacht van wien, meneer?" vroeg
Jan, cen-en-al verbazing.
„Kijk, daar is liet weer!'' riep de directeur,
terwijl hij naar buiten keek.
Jan keek nu ook en zag, hoe een vervaal lijk
monster, een dier, zooals hij nog nooit in zijn
leven gezien had, heel bedaard de groenten
uit den moestuin liep op te eten. Het was tc
donker om het duidelijk te onderscheiden. Zij
konden alleen een reusachtig langharig dier
zien, met buitengewoon dikke pooten, een
korten, dikken staart en lange manen.
„Waar komt het Vandaan, meneer?" vroeg
Jan. klappertandend van angst.
„Ik zat hier een half uur geléden een dutje
lë doen, en éérf van de dienstmeisjes kwam
binnen om licht op te steken en zag het 't
eerst. De onderwijzers cn de jongens rijas io
de leerzaal en hebben de deur op slot gedaan,
en de huishoudster en de dienstmeisjes *tj»
ook nergens te vinden. Wni moet ik toch
doen?"
„Er is een menagerie1) in de stad." begon
Jan weer.
„Daar is het zeker uil ontsnapt," ging
meneer Louwman voort „Ja, dat dachten dc
anderen ook."
„Ik geloof, dat het een leeuw is," meende
Jan.
„Leeuwen eten geen groenten." bracht de
directeur hiertegen in het midden.
„Dan een liip-hippo-polnmus," stamelde Jan.
„Eten die dan groenten? Wel neen."
„Een buffel dan?" vroeg Jan.
„liet komt cr niet op aan, wat hel is, maar
wat moeten we doen?"
„Dc menschen uit dc menagerie moeten het
dier komen holen; ik kan geen leeuw of buf
fel vangen," zei Jan.
,>Nee, dat liocft ook niet," zei-de, directeur,
„loop de voordeur uit en trek haar heel be
hoedzaam achter je dicht, daarna loop je zoo
hard als je kunt naar de stad om de politic
en de menschen van de menagerie tc waar
schuwen."
Jan had daar eerst niet veel zin in. hij was
veel te bang. dat het monster hem achterna
zou zitten, maar eindelijk raapte hij al zijn
moed bünen cn ondernam liii den gevaarlijken
tocht.
Hij durfde bijna niet ademhalen, voordat hij
het huis en den tuin een heel eind achter zich
had en zich op den grootcn weg bevond. Nu
zette hij het op een loopen, alsof het monster
hem vlak op de hielen zat. Hij keek niet op of
om, voordat liij de stad bereikt had en toen
riep hij tegen iedereen, dien hij tegenkwam,
dal één der vreemde dieren uit de menagerie
ontsnapt was. Dc menschen liepen met hem
mee en toen hij het politiebureau bereikt had,
Verzameling dieren, ook wel een wilde-
beesten spel. Het laatste wordt hier bedoeld.
stonden er zeker wel vijftig mensrhen om hem
heen om to liooren, wat er toch aan de hand
was. De twee agenten, die de wacht hielden,
schrikten zóó hevig, toen zij hoorden wat er
gebeurd was, dat zij onmiddellijk de deur op
slot deden en met Jan naar het weiland bui
ten de stad gingen, waar de wagens van de
menagerie stonden.
Zij waren dienzelfden morgen pas aange
komen en de mannen, die den geheelen nacht
gereisd hadden, waren vroeg naar bed ge
gaan om eens goed uit tc rusten, voordat den
volgenden middag de vertoyoning begon.
Eén der agenlen klopte aan den gróótste»
wagen.
VWat is er?" riep een slem van binnen.
„Er is een dier ontsnapt," luidde liet ant
woord van den agent.
Er volgde eenig gestommel en geschuifel;
daarop ging de deur open en kwam een man,
met een lantaarn in de hand, naar buiten-
„Welk dier?" vroeg hij.
„Een hyena," zei Jan nu, op goed geluk af
Het loopt in het donker om onze school heen
en wij kunnen niet goed zien, wat het is. Er
zijn ucht-en-dertig jongens in school en drie
onderwijzers en de huishoudster met de dienst
meisjes, en als het dier binnenkwam"....
„Kees, Dirk!" riep de man van het wilde-
beestenspel.
Op dii geroep kwamen uit één der anderp
wagens nog een paar flinke helpers aanzetten.
Dc drie mannen doorzochten nu eerst de wa
gens met wilde dieren, maar er werd geen
enkel dier vermist.
„Het loopt toch in onzen moestuin," hield
Jan vol. Hij had het immers met zijn eigen
oogen gezien!
„Wij hebben één van de wagens een eind
achter moeten laten, omdat dc wagenmaker
liet wiel moest nakijken," zei één der vertoo-
ners. „A1 s het dier uit den wagen ontsnapt
is, dan is liet een aap of een beer."
„Dan is hel een beer!" riep Jan uit. „Ja, nu
weet ik het heel zeker: het is een beer."
Hij; tprak met zóóveel cvcituiging, dat de
anderen; hem dadelijk geloofden. De drie man
nen wapenden zich n\et lasso's,8) ijzeren sta
ven en een geweer, en, voorafgegaan door Jan
en de agenten, begaf men zich op weg naar
de school.
De bevolking van het stadje was nieuws
gierig naar den afloop, en toen men het Tick van
dc school had bereikt, stonden er zeker wel
honderd menschen als het er niet meer
waren op den weg te wachten, wat er ge
beuren zou. De moesten stelden zich tevreden
met op de hekken te klimmen en op die ma
nier toe te kijken, en slechts een paar van de
'brutaalstcn waagden hel om met Jan, de
agenten en dc drie mannen van liet wilde-
beestenspel het huis om te loopen naar den
moestuin. Toen zij daar waren aangekomen,
oordeelden allen, zelfs de agenten, hel 't vei
ligst zich achter de boomen te verschuilen.
„Dat is geen beer," fluisterde één 'der man
nen uit het spel tegen de anderen.
„Ik begrijp niet, wat het wezen kan," ant
woordde een ander.
„Het is toch geen gewoon dier," kei één der
agenlen.
„Nee, maar het is toch ook geen dier uit
mijn menagerie," zei dc eigenaar. „We willen
echter graag helpen en zullen probceren het
te vangca."
Dc drie mannen kropen nu voorzichtig op
handen en voeten vooruit; plotseling sprong
één hunner op en wierp met zijn lasso. Het dier
had hem echter gezien; het schudde zijn staart
en mailen en draafde den hoek van het huis
om; de drie mannen volgden het op den voet-
Daarop hoordé men een harden slag en één
der mannen riep:
„Wij hebben hemt"
Jan. dc agenten en een groot deel der om
standers snelden toe en vonden de drie man
nen vóór dc deur van den stal, welke achter
in den luin van meneer Louwman stond.
„liet draafde hier binnen," zei één hunner,
„daarom hebben wij tie deur nu maar geslo
ten."
„Maar het zal het paard van den directeur
verscheuren!" riep Jan verschrikt uit.
„Wat is er aan dc hand?" vroeg meneer
Louw man, die nu ook naderbij kwam. ,.ïs
mijn paard opgegeten?"
„Voor zoover ik weet nog niet, meneer,
maar liet kan elk oogenblik gebeuren, want het
dier is in den stal," antwoordde Jan met be
vende stem.
„Hebt u een geweer bij u?" vroeg dc direc
teur nu aan den eigenaar van het wildc-becs-
ten spel.
„Ja meneer!"
„Gaifrw dan, Jan, haal rcs\ ladder en een'
lantaarn. Seliiet hel maakster door ihet huk
dood. Toe, gauw dan!"
Jan kwam spoedig met liet verlangde aan-
loopen. De drie mannen klommen op het dak,
openden het luik en één van hen liet het licht
van zijn lantaarn naar binnen vallen, terwijl
bij om zich heen keek.
„Er is hier maar één dier!" riep hij.
„Dan heeft hij het paard al opgegeten! Och,
ocli. ik dacht het wel!" jammerde Jan.
„Eu het is een paard," zei de man nu
weer.
„Dan heeft het paard Kern opgegeten!"
ricn Jan uit, terwijl hij groote oogen opzette.
„Weet je zeker, dat liet oen paard is?"
vroeg meneer Louwman nu.
„Ja," antwoordde de man lachende, „heel,
zeker, maar liet schijnt wel een bijzonder
soort paard tc zijn."
„Wat bedoel je?" riep de directeur onge
duldig uit. „Wacht, ik zal'zelf wel eens gaan
Lijken."
Hij had zelf ook een lantaarn in de hand, en
nadat liij eerst nog eens voorzichtig naar bin
nen had gegluurd, trad hij den stal binnen,
terwijl Jan en de agenten hem op eenigen af
stand volgden.
Daar stond het paard met een lieelen voor
raad malten cn wollen kleedjes om liet lij'
gebonden; zijn staart yas gevlochten en op
gebonden. zijn beenen waren elk in een
broekspijp gestokén, die verder met hooi was
opgevuld en van onderen en van boven stevig
vastgebonden; om zijn hals hing een kleedje
met lange franje.
„Dat komt er van, als jij dc deur van den
stal niet goed sluit," zei dc directeur tegen
Jan.
2) Een lang touw, met aan het einde een lus.
Het wordt gebruikt bij het vangen van dieren.
De lus wordt het dier om den kop geslingerd,
aangehaald en liet is gehangen.
„Het is natuurlijk weer een streek van da
jongens; ik kan het niet helpen," zei Jan be
schaamd.
„Jan," zei meneer Louwman, nadat de an
deren lachend en spottend waren heengegaan,
„breng die broekeó op mijn kamer; ik zal dé
zaak onderzoeken en de schuldigen zullen ge
ducht gestraft worden, dat verzeker ik jt"
Dnakbart Olifant.
F en ingenieur in Calcutta bezat een gee»
kostbaren olifant. Toen het dier eens een oog*
ziekte kreeg, verzocht zijn meester een bo
kwanm dokter om den olifant, zoo mogelijk?
te genezen.
De dokter zei den kornak (geleider of op<(
passer) den olifant te laten knielen, waarna'j
bij het ééne oog met helschc-stcen aanraakte.
Nauwelijks was dit geschied, of het dier stiet'!
vreesclijkc geluiden uit cn liep woedend in j
zijn hok rond, alles vernielend, wat in zijn
bereik was Het gelukte den kornak slechlf
met veel moeite hem tot bedaren te brengeo,
Het middel hielp echter en de dokter
sloot om ook zijn tweede oog op deze wijzö
te behandelen. Toen hij voor dif doel een paas
dagen later terugkwam, verzocht hij het dien
vooraf stevig vast te binden.
Maar dit. behoefde niet I Nauwelijks hoor*,
de de olifant dc stem van den dokter, of hij
kwam naar hem toe en knielde voor hem:
neer. Gedurende de bewerking liet hij geen
enkelen schreeuw hooren cn-hii geleidde, toen
de "geneesheer wegging, dezen tot aap de deu*
van zijn hok.
Etperatlo.
Dat Esperanto op onderwijsterrein be*
langrijke schreden voorwaarts maakt, schrijft
N. B. in „School en Leven", moge blijken
uit de volgende feiten
Hei ministerie van Volksonderwijs te Bi-
dapest, nam de samenstelling van Esp. cum
sussen ter hand»-zoodat In 14 cursussen aan
pl.m. 300 leerlingen de hit hulptaal onder-,
wezen wordt, iedere Esp onderwijzer ont«
vangt 15 kronen per uur. Voorts wordt in die
volksscholen waar Esperanto nog niet on
derricht wordt, door voordrachten over het
nut eener Int. hulptaal, de weg voor dit on
derwijs bereid. Ook in andere sleden vaw
Hongarije, zooals Gijör, Gijces, Vacz, wor
den Esp. cursussen van off zijde samenge
steld.
In Schotland wordt op lö staatsscholen
Esp.-onderwijs gegeven. Hel ieit dat door.
het universiteitsbestuur te Glasgow 3 zalen
der Hoogeschool gratis in bruikleen worden
afgestaan tot het houden van het Schotscho
Esp. congres, mag als een bewijs van synv"
pathie der hoogste onderwijsautoriteken
met -de Esp.-beweging beschouwd worden.
Door het van regeringswege opgerieliU
Espevanto-Instituut te Leipzig, werden Esp.
cursussen aan 250 leerlingen samengesteld,
AGENDA.
Onder deze agenda worden alleen oog®4
nomen die uitvoeringen, vergaderingen, en*
welke in het Dagblad. '.?5t,eerd worden.
Vrijdag, Zaterdag. Zondag, Maandag,
Bioscoop de Arend.
Openbare Leeszaal (Beukenlaan) 10—»
12!'*, 210 uur, Zondag 21*— 5'? uiH.
Maandag 2 I-s10 uur.
D a gel ij k s
Museum Flehite.
Bioscoop Langestraac
6 Sept. Amicitia, Concer' Annie LigtharL
7 Sept. Concert Birkhoven. A,
Telefonisoh Weerberioht.
Naar waarneming bi den morgen van*?
5 Sept. 1919 i
Hoogste stand 768.5 te Memel.
Laagste stand 765.1 te Den Helder.
Verwachting tot den avond van 6 Sept.
Zwakke tot matige wind uit Z. richtingen,
gedeeltelijk bewolkt, waarschijnlijk droog
weer, iets warmer.
Wielrijders i
Fietslantaarn aansteker. 8 13.
STAATSLOTEUU
I>e IioogNie prijzen «lor. 4. klns.w«
TREKKING VAK DOKDER DAG A SEPT.
PRIJZEN VAN
•JG3 650 SiJO 1117 1281 1392 T5.39 17.J9 17ÓG 21?A
2329 2-HHJ 2818 28C9 3110 3221 Ü312 3553 3559
3600 4615 4714 1957 4972 5lH9 5304 .".'Mil'» 5010
6133 6357 0807 7060 7.174 7515 T."*.; 776778096
8158 88S9 8-198 8590 8501 8610 8931 9134 9190
9191 9976 10086 10342 10381 10466 10485 10191
10649 11201 11392 12208 12290 12296 12311 12309
13085 13109 13536 13606 13807 14329 11585 11673
15072 15272 i 5795 16503 16915 16999 17019 17277
17162 17678 17819 18109 18268 18406 18198 18517
18833 18891 19191 19813 19924 20147 20670 21035
21140 21542 21552 21707.
Vorige li;.sr r-ief opijerorc prijzen ven
f 65 10228 102.12.
42Ule STAATSLOTERIJ. -
Vierde klasse.
Trekking van 4 Sept. IQI9 lIOO K.tenT.
Ten kantoren van den collecteur A C R.
O. Leinweber, te Amersfoort (Breeatrn'
2ö) zijn geene nummers uitgetrokken.
De vijfde klasse, welke tiekt van IS, 17—
1Ö; 22-25; 29, 30 Sept., 2 en O—10
Oct. 1919, bevat behalve premie- van
30,000 voor den laatst uitkonvenden nrijs
van 1000 of hooger en de premie vin
5OÓ0 v oor het laatst uitgetrokken lot, elf
navolgende prijzen; 1 van 100,900,
van 50,000, 1 van 25,000, 1 va:
15,000, 1 van 10,000, 1 van 5G0C
1 van 2000, 3 van 1500, 55 v an f 'ICOO
65 van f 4O0, 10 van f 200, 170 val
100 en 3730 van 70.
I.oten ziin ten kantore (Breestraat 26'
door aankoop nog verkrijgbaar 3.50 o»
'--s +.J i