Soot* de Deugd. Angstige Oogenblikken. Naar het Duilsch van C. JaGER. Bewerkt door C. H. (Slot.) Je bewoners van het dorp waren in diepe rust en hadden niet hel geringste vermoeden, dat op een uur afslands van hen de woedende stroom den dam had doorgebroken en nu in enkele minuten verwoestte wat jarenlange arbeid, noeste vlijt en ontberingen geschapen hadden. Mina's moeder was een arme weduwe. Zij had een kamertje gehuurd bij een marskra mer en zijn vrouw en dit huisje stond op één Jcr meest bedreigde punten van het dorp. Toen de bewoners dien nacht ontwaakten, moesten zij zonder zich ook maar één oogen- blik te bedenken, door het water waden, want de onstuimige golven drongen zonder tus- schenpoozen door deuren en vensters binnen en overstroomden alles, wat hun in den weg stond. Al hooger en hooger steeg het water. Reeds stak nog slechts de nok van het huisje boven het water uit en hierop zaten de onge lukkige bewoners, rillend van angst cn koude, doodsbleek en verstomd. Het scheen allen, of er geen redding meer mogelijk was; zij dach ten niet anders, of hun laatste uur had gesla gen. Daar kwam plotseling een reddingsboot van den kant van den molen op hen af. Zij danste op dc golven. Gespierde armen roeiden haar voort. „Grootc God! Als er nog eens redding voor ons mogelijk ware! Deze gedachte "gaf den on gelukkigen weer hoop. I)c marskramer en zijn gezin waren reeds veilig in de boot ondergebracht. Nu was Mina's moeder aan de beurt. Werner, één der wakkerste lieden bij het reddingswek, wilde haar van den nok van het huisje afhalen en in dc boot tillen. Doch de moeder week hem uit den ,\veg. Eerst mijn kind, eerst mijn Mina!" riep Mj uit. „Dan ik als het nog mogelijk isl" Maar wat was dat? Begon het huisje tc wag gelen? Wat was dat voor een afschuwelijk ge luid? Hoe siste en bruiste het water! Werner had hét meisje in de armen genomen en in dc boot geijld. Haastig keerde hij zich om om de moeder te grijpen. Doch het was re.cds te laat! Zijn armen grepen in dc ijle luclü. liet touw was losgegaan en dc boot door dc woeste strooming, als door onzichtbare handen, uit de nabijheid van hei huisje weggerukt. Eén enkele doordringende, hartverscheurende 'kreet klonk er uit dc monden van hen, die dit afschuwelijk schouwspel gadesloegen het huisje cn de vrouw waren in dc golven verdwenen! Mina hield de handen stijf tegen de oogen gedrukt. Zij doorleefde vandaag ajles weer één- neen tienmaal, want reeds den geheelen dag had het kleinste voorval uit dien ontzet ten den nacht zicli weer aan haar opgedrongen, gingen haar gedachten telkens terug naar dien vrceselijken dood van haar lieve moeder en in dit nogenhlik drongen al deze herinneringen zich in één overweldigend beeld aan haar op. Doch zij mocht zich niet langer in deze treu rige herinneringen verdiepen. Het was nu geen lijd om Ie droomen: er moest gehandeld wor den T o c iv had Werner Mina van den dood ge red. meer nog: hij had zich vol liefde over de arme wees ontfermd, die bij hem eon nieuw huis vond. O, als vandaag vrouw Werner eens hetzelfde lol ondergaan moest als haar moe der! Een gevoel van ontzeltendcn angst maak te zich van Mina meester. De yreeselijkstc voorstellingen hielden niet op haar te vervol gen. Alles wilde zij wagen, alles op het spel zet ten. om vrouw Werner veilig bij dc haren te rug te brengen! Zij moest zich opheldering •verschaffen over het lange uitblijven liarcr pleegmoeder. O, als den kinderen van haar weldoeners het ongeluk overkomen zou, dat z ij doorleefd had „Daarvoor behoede hen God mompelde zij, terwijl zij een groolen, dikken doek om het hoofd cn dc schouders sloeg en dien op den rug stevig vastknoopte. Daarna slak zij de 'lantaarn aan en maakte ze zich gereed te vertrekken. De gedachte, dat zij de kinderen alleen moest achterlaten, verontrustte haar nauwelijks - zij sliepen immers allen vast 1 Fik had Mina's bewegingen aandachtig gade geslagen cn scheen te begrijpen, wat zij in den 7in had. Hij wilde met haar meegaan en ging dicht bij dc deur liggen om zoodra deze geopend werd te kunnen ontsnappen. Ge- ruischloos wilde Mina wegsluipen, doch toen zij de hand aan de klink der deur had, blafte tic hond. zooals dat zijn gewoonte was, wan neer hij werd uitgelaten, en zat Rudi in het volgend oogenblik verschrikt in bed op. ,.Wat is er Waar is MoederGa je .weg, Mina „Ja, Rudi. ik ga je moeder^ tegemoet" ,.ïs Moeder nog niet terug De jongen sprong uit bed. „Ik ga mee,' zei hij vastberaden. ..Maar je kunt me toch niet helpen, Rudi." „Wie weet Wc zijn dan in elk geval met ons tweeën." Rudi scheen niet van zijn plan af te brengen 'en Mina gaf toe. In enkele oogenblikken was hij aangekleed. „Kom, Mina, ik ben klaar zei hij. „Ik neem Vaders stok mee." Hierop verlieten zij het huisje. Gelukkig rwas geen der andere kinderen wakker ge worden. Fik sprong vooruit. Het loopen viel fniet mee in de nachtelijke duisternis op den •doorweekten, gllbberigcn weg. Doch dc storm was gelukkig bedaard en de regen had ook opgehouden. De schijn der lantaarn in Mina's hand wierp allerlei grillige schaduwen op hun •weg, zoodat de kinderen al hun moed moesten samenrapen, om niet overal angstaanjagende 'gestalten te zien Zij spraken hier echter niet over, maar liepen zwijgend naast elkander voort, voor zich uit turend in de duisternis, of zij vrouw Werner ook zagen. „Misschien is ze nog bij dc Sitters cn kunnen we met ons drieën naar huis gaan dachten Mina cn Rudi beiden. Zij hadden ongeveer een half uur gcloopen, *oer he* bouthakkershutie vóór hen lag. Uit de kleine, lage vensters drong een flauwe lichtschijn naar builen. Mina liep vooruit en keek op -haar tcenen staande door de ramen naar binnen. Sitter zat bij dc tafel mid den ju dc kamer en had het gezicht met de handen bedekt. Ilij weende. Mina begreep, dat de zieke in de kamer lag. Als zij heel zacht tegen het raam klopte. 7.011 ze haar niet wakker maken. In het volgend oogenblik ging Si iter bijna gcruisclilpps naar iict venster. „Wat is er vroeg hij fluisterend en be hoedzaam schoof hij het raam op „Mina! Jij! F11 Rudi ook? Wat willen jullie, kinderen vroeg hij. ..Viouw Werner halen, zei Mina cn Rudi voegde er angstig ar.n toe „Moeder is toch bij 11 „Maar kinderen, waaraan denken jullie Zij is dadelijk, nadat ik thuis kwam weggegaan. Je hebt haar stellig jjmsgHoopén. Heb jullie den brecden weg genomen Z ij liep mis schien het steile voetpad dat is korter, liet was nog tamelijk licht, toen zij wegging. Mina schudde het hoofd. „We kunnen haar niet misgélOopen zijn," zei zij- „Vrouw'Werner had al lang thuis moeten zijn, toen wij van liuis gingen." I „Ja, dat is zoo," stemde Sitter nu toe. „Daar heb je gelijk aan, Mina I Maar waar kan ze dan zijn Do. kinderen keerden zich reeds om, om te rug te gaan, maar Mina \rocg nog: I „IIoc gaat het met uw vrouw Sitter zuchtte en antwoordde: .".Slecht. Dc koorts grijpt haar sterk aan. Sincls de storm is gaan liggen is zij wel wal rustiger gewor- - den maar ik ben toch bang. dat zij cr niet l bovenop komt j Bedroefd gingen de kinderen naar huis. J „Onze moeder is misschien al. gestorven I zei Rudi cn hij snikte het uit. Na een poosje zwijgend naast clkander voort I te hebben gcloopen, zei Mina: I „Hier slaat hei \octpad af. Dat'moeien we j nemen.'' I „Ja, maar als Moeder ons misschien zoekt, loopen we elkaar juist mis," bracht Rudi in hel midden. „Laten wc ieder een kant uit gaan. .Tij neemt met Fik den brecden weg en ik volg met de lantaarn het smalle pad." „Maar waar is Fik Rudi riep cn floot. Dc hond liet zich echter nergens zien. „Hij blaft. Hoor je hem niet, Mina „Ja, nu hoor ik hem ook blaffen en janken. Dat beteckent iets laten wc er dadelijk heen I gaan dezen kant uil." Dc kinderen liepen nu in de richting, van waar liet geluid kwamlangs het steile pad. „We zijn op het goede spoor,' zei Mina. ,,'t Klinkt al veel duidelijker." „Daar staat hij riep Rudi uit. „Hij her kent ons 1" O, wat is hij blij, dat liij ons terug ziet." „Dat is het niet alleen, wat hem 7.00 op windt," meende Mina. „Kijk maai', hoe hij weer naar den afgrond terugloopt. Wat zou het zijn Dc kinderen doorboorden dc duisternis r.u met hun blik. Vlak hij hen was een steile af grond en in dc diepte stroomde de rivier. Een paar oude hoornen waren door den storm ont worteld. Daardoor waren er grootc kluiten aarde van den kant afgebrokkeld en in de diepte gestort. Mina liet hef licht der lan taarn naar beneden vallen. Lag daar, op een vooruitstekende punt van den stcilen berg wand een mensch Als het vrouw Werner eens w as, die naar beneden gestort was Rudi stond vlak naast Mina en keek met in gehouden adem naar omlaag. Dezelfde ge dachte had zich ook van hem meester ge maakt. „Moeder Moeder Bent u hel gilde hij en de kinderen meenden tc zien, dal dc ge stalte beneden zich bewoog. Er kwam echter geen antwoord. „Het is een vrouw Maai' zij antwoordt niet! Is zij bewusteloos Hier was oogenblikkelijke hulp noodig. Mina deed den groolen doek af, nam een punt ervan en bond die aan een boom stam vast. „IIo'u den knoop goed vast, Rudi," zei zij. „anders val ik in het water. Gelukkig, dat de doek zoo groot is. Ilij reikt bijna tol de plaats, waar dc vrouw ligt." „Maar wat wil je dan doen. Mina vroeg Rudi. „Naar beneden gaan. Geef me je stok. De lantaarn moet hier op den rand blijven slaan." „Mina, 0 Mina Pas toch op „Stevig vasthouden, Rudi, jezelf en den knoop 1 Ik ben niet hang. Dc stok geeft mc een flinken steun." Moedig en zonder duizelig te worden, met een punt van den doek stijf in haar rcchtcr- en den stok in haar linkerhand, daalde zij den stcilen bergwand af. IIet zwakke schijnsel der lantaarn, boven aan den rand van den af grond, verlichtte den weg, dien zij volgen moest en de mensehelijke gestalte- Het was maar goed, dat de duisternis haar belette, de gehcele diepte tc peilen. Haar hart j klopte bijna hoorbaar. Met den stok onder zocht zij den grond, vóór zij haar voeten ver- zette. Ze had al haar krachten noodig, om op dc glibberige, steile helling niet uit te glijden 1 Van lijd tot lijd riep zij Rudi vermanend toe. „De knoop is toch nog stevig Hou hem goed vast Eindelijk had Mina de"vooruitstekende punt bereikt Zij liet den doek lossen naderde dc ongelukkige. Deze lag tusschen den sleilen bergwand en dicht struikgewas, dat haar voor j verder omlaag vallen behoed had. Ook Mina 1 werd er door beschermd. Zij boog zich over 1 de vrouw heen enhet w a s w c r k e 1 ij k j vrouw Werner!Zij legde haar hand op het voorhoofd der ongelukkige en riep: „Vrouw WernerVrouw' Werner Ik ben het, Mina De vrouw sloeg de oogen op „Mina fluisterde zij met zwakke slem. „Ja, ik hen het Geeft u mij een hand. Zou u kunnen opslaan Vrouw Werner probeerde tevergeefs over eind te komen. „Ik kan niet." mompelde zij mat. „Ik heb mij \oct verstuikt! Pijn!" En vermoeid zonk zij weer op den grond. Rudi luisterde in gespannen verwachting. Daar hoorde hij eindelijk 'zijn moeder met Mina spreken. O, als moeder nu maar boven was Maar Mina cn hij zouden haar onmoge lijk 'naar boven kunnen dragen. „We hebben hulp noodig," riep Mina met bevende stem. „Ik zal hij je moeder bliivcn, Rudi, maar ga jij naar den dam, waar je vader is. Neem de lantaarn en Fik mee. Wees vooral voorzichtig en loop niet Ie dicht langs den afgrond. Neem den groolen weg en haal zoo vlug mogelijk hulp." Rudi was reeds op weg, nadat hij den doek op Mina's verzoek had losgemaakt. Iict meis je trok dezen naar beneden en wikkelde vrouw Werner er in. Nu braken er ernstige, moeilijke oogenblik ken aan, die Mina een cguwighejd schenen. Ge voelens van angst cn hoop wisselden zich elk oogenblik in haar af, Zou Rudi niet verdwalen? Zou hij zijn vader vinden?.... Zou Werner nog bijtijds kunnen komen Hoor de zij daar voetslappen?.... Ach neen, zij had zich vergist! - IIoc ondragelijk lang scheen het wachten haar I '-|en W dril cr midden in den dacht Rudi nvt. eon lantaarn in de'hand plotseling vóór zu ii zag staan, schrikte hij hevig jongen Jvad den weg gevonden Builen adem bijna vertelde hij, wni er gebeurd was. W•-nier verbleekte. Hij wilde wegsnellen, doeh zich plotseling bezinnend, riep hij handen wringend uit „ïk kan mijn arme* vróuw niet tc hulp snel len. Onder geen voorwaarde mag ik van nacht mijn post verlaten. Rij. het geringste verzuim loopt het lc\en van honderden menschon ge vaar.en ginds.ginds mijn arme vrouw O, het is ontzettend Wie redt haar Wie brengt haar veilig naar huis?" \crschcidcn mannen traden naar voren. „Wij zullen gaan," zeiden zij. „Vertrouw op ons, Werner.' „En ik, ik moet hier blijven," jammerde dc anders zoo sterke man in vertwijfeling. Juist op dit oogenblik kwam een opzichter I liet werk inspecleercn. Ilij zag Werner's ont- I roering cn liet zich op de hoogte brengen. „Ga maar, Werner," zei hij, ioen li ij ge hoord had wat er gaande was. „Ik ontsla je voor van nacht van je post en aal zelf je plaats innemen." Werner stamelde cenigc woorden van dank en snelde de anderen achterna. Rudi diende als gids. Wat den kinderen niet mogelijk geweest was, mocht den mannen gelukken. De meege nomen touwen cn de matras uil de loods bewe zen onschatbare diensten. Het duurde dafi ook niet lang, of vrouw Werner en Mina waren uit hun gevaarlijken toestand bevrijd en had den weer vasten grond onder zich. Werner r 'k Heb 'l vandaag op jou gemunt; Pak me maar eens, als je kuntl" Zoo joelen de jongens, met Kees van Balen, j dc belhamcr, aan het hoofd. Ze zijn zóó door bet dolle heen, dat zc heclemaal niet merken, dat een klein meisje vlak bij het water komt om cr dc eendjes tc voeren, hoe het kleine ding tc ver vooroverbuigt, haar voetjes plot seling uitglijden cn... Daar klinkt een angstkreet van de juffrouw, I cr op bedacht, ook fakkels mee tc brengen. De verbaasde burgers zagen echter geen cn-"* kelen roodhuid, doch duizenden cn nog eens' duizenden kikvorschen, die als een goed gere-, geld leger in volmaakte orde, maar onder, oorverdoovend gekwaak voorbijtrokken, voor-' aan de grootste kikvorschen, die als aan-, voerders dienst deden. Zij marcheerden zó6!> dicht aan elkaar, dat zij één groote massa' schenen tc vormen. De nachtwacht was Qflt-Ï 1 n - |St, 0,) <len rand Van een fontein gevlucht! d.e b'j klem ji' door de lacht! \llen cn had van daar zijn angstig getoeter doen' J verschrikt in de richting van liet wa-1 weerklinken. Verscheiden uren duurde deze ter en vóói één hunner nog beseft wat cr gaande is, heeft „ouwe Gijs" zich naar den waterkant begeven. Zou hij het kind kunnen grijpen? Ademloos kijken allen toe, want al heeft niemand gcz:?n, wat cr eigenlijk ge beurd js, iedereen 'begrijpt, dat er een kind in het water is gevallen Ook Kees bolt naar den waterkant, wanfc hij heeft Juffie herkend, die dikwijls met zijn jongste zusje wandelt. In hetzelfde oogenblik dringt het tot hem door, dat- het kind, dat in het water is gevallen, zijn kleine zusje Mientje. moet zijn en hij is krijtwit om zijn neus. Juist wil hij in liet water springen, als hij ziet, dat het Gijs gelukt is, de kleine dren kelinge op het droge te brengen. Kees kan dc eerste oogenblikken niets zeg gen, dankbaar is hij, dat Mientje gered is en zóó beschaamd voelt hij zich bij de gedach te, dat juist Gijs, dien hij zoo dikwijls ge plaagd heelt, dit verrichtte. „Kom maar gauw mee naar moeder de vrouw, kleine meid." zegt Gjjs. „Die zal je eens lekker drogen bij de kachel cn jc schoon goed aantrekken." En in optocht gaan Gijs, Juffie, Mien en Kees nu naar het kleine huisje achter liet plantsoen. Mienékc snikt nu en dan nog even. Ze is ook heel erg geschrikt en zoo'n nat pak i is lang niet plezierig. Gelukkig, dat baas Eggink zoo dichtbij woont. Zc zijii er gauw en moeder Eggink haalt uil haar linnenkast een stel klcoren, dat j Mien juist past. Ze zijn ook van een Mien, van j Mina Eggink, liet jongste kleindochtertje, dal bij baar grootouders in huis is. Nadat de kleine drenkelinge droog goed heeft aangekregen en vóór de keukcnkachel een glas warme melk heeft gedronken, gaat zij met Juffie en Kees naar liuis. 't Is gelukkig zomerdag en kwaad zal het natte pak haar wel niet doen, maar als baas Eggink cr eens niet geweest was, /ou 't hém, Kees, dan wel doortocht der kikvorschen, die tot dusver in. dc buurt,van Windham een meer, dat 1111 door, den gloeiendheeten zomer bijna geheel was opgedroogd, tot woonplaats gehad hadden. Dc slimme dieren verhuisden nu met hunl allen naar een meer, dat zes mijl€rv van Wind- ham verwijderd cn veel groolcr en dieper, was. Stellig hadden zij eerst cenige verken ners uitgezonden. sloot zijn geredde vrouw dankbaar in zijn gelukt zijn zijn zusje op 't droge te brengen armen. „Wij hebben het aan onze Mina te danken, dal het zoo goed is afgcloopen," zei vrouw Werner. ,-.Als zij mij niét was gaan zoeken en met gevaar voor eigen leven lot mij was af gedaald, zou ik Jammerlijk zijn omgekomen. Koude en angst zouden mij stcLlig om het le ven hebben gebracht!" Werner omarmde nu ook Mina. Lieve kind, hoe kunnen wij je dit ooit ver gelden!" zei hij geroerd. ,.En ook jij. Rudi, hebt aandeel aan Moeders redding. Je hebt je dapper gehouden!" Ilij twijfelt cr aan on rilt bij dc gedachte. Gelukkig werd Mien niet ziek van het on verwachte bad. Na tafel ging Moeder baas Eggink en zijn vrouw bedanken cn daar zij niet precies wist, waar zc woonden, zou Kees meegaan. Moeder drukte ouden Gijs dankbaar de hand: hij had het leven van haar dochtertje gered. Al pratende vertelde Gijs. dal hij nu al Yijf-en-dertig jaar opzichter in 't plantsoen was maar dat 't hem tc moeilijk begon te val len Niet de verzorging van bloemen en plan- ten, dat ging hem nog gemakkelijk genoeg af, nu. „En Fik heeft Moeder ontdekt," zei Rudi maar hij voelde zich niet meer zoo opgewas sen tegen 't jonge volkje, zooals dit een tien, twintig jaar geleden het geval was geweest. Hij Icon dikwijls niet verhoeden, dat de. wilde Allen waren dit met hem eens. Vrouw Werner moest' naar huis worden gC' - - dragen, al was haar vóot minder ernstig gc- jongens liet plantsoen beschadigden en hij kwetst dan men aanvankelijk meende. voelde wel, dat, als l" nog erger werd, hij t Na een paar weken kon zij weer haar huis- 1 niet meer kon volhouden, houden waarnemen en was zij geheel van dc j „Zc zulle; me dan wel mijn ontslag Scxtn' gevolgen van dien afschiiwelijken nacht her- ging hij voort, „cn van mijn pensioen 7.al ik steld. j niet kunnen rondkomen nu mijn schoondoch- Ook vrouw Sitter knapte weer op. Dc Ier die weduwe is met haar drie kinde- Sfouie poes! Poesje wil gaan breien! kijk nu toch eens aan, z' is er met mijn kluwen aan den haal gegaan. Met haar scherpe klauwtjes is zc aan den gang: 'k zeg jc, 't wordt een warboel, heen maar, van belang! Wie kan er nu breien liggend op z'n rug? cn dan zonder naalden Poes, geef 't lduw terugl Sokjes draag je toch niet, kousjes evenmin ik wél, maar in breien heb *k nu juist geen zin! Raar kan het toch loopen. d'cen wil niet en moet d'ander wil, maar mag uiet nooit is het ook goed! Poesje, kleine deugniet, geef me 't kluwen gauw anders krijg jc knorren strakjes van de vrouw! IIermann a. koorts, welke dien be w lis ten <lag haar hoogte- j ren bij ons ingetrokken is. En de oude mali punt had bereikt, was daarna langzaam doch regelmatig afgenomen, zóodat Sitter de fami lie AVerner weldra geruststellende berichten kon brengen. Zoo oud als 7.ij werden, zouden Mina en Rudi dien angst vollen nacht nooit vergeten. Wat de oude Torenklok zag door C. H. Vier uur! De oude torenklok op het School plein laai haar vier zware slagen hooren cn als bij looverslag gaan dp schooldeuren open en krioelt het van stoeiende, ravottende jon gens op het Schoolplein. Als jc zoo cenige uren op school gezeten hebt en jc komt dan plotse ling in de heerlijke buitenlucht, kun je ge woon niet kalm naar huis loopen, maar moet jc eens „uithollen" en „uitrazen". De een pakt den ander beet eh liet gestoei is in vollen gang. De torenklok is al menigmaal getuige ge weest van o-llerlei vroolijke tafereeltjes, ook wél eens van. een vechtpartij, doch die dingen 1 vergeet zij 't liefst maar weer zoo gauw mo- gelijk. Wal z.e wél onthoudt, zijn de vroolijke j oogenblikken, als om twaalf cn vier uur alles door elkaar krioelt Ja. als die torenklok e<ms praten kon! Jongens, jongens, wat zou zij veel tc vertellen hebben! Want jaar in, jaar uit" is zij getuige geweest van het uitgaan der school. Ze heeft zelfs dc grootvaders gekend van de jongens, die er nu school gaan, de grootvaders, die nu oud en grijs geworden zijn, maar toen e\en dartele, vroolijke Jongens waren als zij nu. In dc vacanties cn vooral in <lc z.omerva- cantie heeft zij hel stil cn eenzaam, dan is het Schoolplein verlaten en dubbel blij is zij, als op den eersten morgen na dc vacantia haar twaalf slagen 't jonge volkje weer naar builen roepen. Niet ver van hel schoolplein ligt het plant soen, waar baas Eggink opzichter is. Of hij ook zoo blij is, als hetschoolvolkjc naar bui ten stormt? Och heden neen, daar mankeert heel wat aan. Baas Eggink is oud geworden in den dienst der gemeente. Ilij heeft het plant soen bewaakt, toen de boompjes er nog heel klein waren en nu zijn het flinke, hoogc hoo rnen geworden. Hij;kent om 7.00 te zeggen elk grassprietje en heeft cr hart voor. En als nu. de jongens door het plantsoen komen, dap zuchtte. Kees stond liet raam uit te kijken, maar geen woord van hetgeen oude Gijs gezegd had, was hem ontgaan. N u begreep hij pas. hoe moeilijk hij cn zijn makkers hel den opzichter maakten. Dat had hij nooit geweten, maar nu hij 't wis t, zou 't anders worden, of hij heette geen Kees van Balen. Toen Mientje een paar dagen later het goed van haar naamgenootje kwam terugbrengen om haar eigen weer mee tc nemen, bedankte zij vrouw Eggink nog eens vriendelijk en zette zij met een vroolijk gezicht een grootc taart op tafel. Zij was veel tc /Waar geweest voor Mien om haar alleen te dragen, maar Juffie oad haar geholpen. Mien had niet opgehouden, vóór /ij haar lieden spaarpot aan Moeder ge geven had om cr een taart voor haar nieuwe vrienden van tc koopen. En Koes? Hoe toonde hij zijn dankbaarheid? Den volgenden morgen was b'j bijtijds op het Schoolplein en weldra het middelpunt van een troepje jongens. Kees verleide alles, wat hij den vorigen avond gehoord had en stelde \óór. eert club op tc richten ..ter bescherming van Gijs en zijn plantsoen. Ieder lid zorgde natuurlijk, dat hij Gijs niet plaagde en het plantsoen niet beschadigde. De club werd wel dra zóó groot, dat bijna alle jongens, die op dc. school aan het Schoolplein gingen, cr lid van waren en wee den enkele, die geen lid was en dingen deed in strijd mei het reglement- Die had Kees cn alle anderen legen zich. En dat was geen kleinigheid! Dn oude torenklok liet nu nog vroolijkcr 's mórgens haar twaalf cn 's middags haar viei slagen liooren, want wat zij met haar ééne oog in 't plantsoen zag, droeg haar hoogc goedkeuring weg. Zij verheugde zich cr in» dat haas Eggink lui nu zoo gemakkelijk aan- kon en hij er niet meer over dacht, het bijltje cr bij neer te leggen. „Zoo kan ik.het nog wel tien jaar volhou den," zei oude Gijs, dien zij op een mooien zo merdag, zijn zestigsten verjaardag, „eerc- president" van dc club maakten. De Kikvorschen van Windham G e m e e n t e 1 ij k e A r be i d s b e u r s. Aanvragen van Werkgevers op 25 Sptember 1919. Ie. Volwassenen 1 Bankwerker, 1 Brood bakker, 1 Dagmeid, 3 Electriciens, 5 Harmo niumbouwers, 2 Harmoniumstemmers 1 Bouwteohnisoh-ïngenieur, 3 Kantoorbedien- den(mann.), 1 Machinestikster, 1 Huisnaai ster, 1 Automobielmonteur, 35 Metselaars, 3 Meubelmakers, 1 Plaatwerker, 1 Rijwiel hersteller (aank.), 2 Meubelmakers (leerlin gen), 1 Metaalslijper (halfwas), 34 Timmer lieden, 6 Worstmakers. Aanbiedingen van Werkzoe kend e n op 25 September 1919. Ie Volwassenen 1 Boekdrukker, 5 Brood- bakkers, 19 Grondwerkers, 1 Glasmaker, 3 Kantoorbedienden (mann.), 2 Kantoorbe dienden (vrouw), 1 Kleermaker, 1 Koetsier, 1 Kruideniersbediende, 5 Loopknechts, 86 losse Arbeiders, 1 Machinale Houtbewerker, 1. Kantoorwerkster, 1 mach. Schoenmaker, 1 mach. poetser, 1 Hulp-monteur, 1 Nachtwa ker, 4 Magazijnknechts, 1 Meubelmaker, 12 Opperlieden, 1 Rijwielhersteller, 1 Schilder, 3 Schoenmakers, 8 Sigarenmakers, 1 Siga- rensorteerder, 1 Slager, 1 Spiegelvergulder, I Olieslager, 1 Reiziger, 1, Schipper, 2 Sto kers, 2 Straatmakeis, 3 Stucadoors, 2 Suiker bewerkers, 3 Veldarbeiders, 2 Voerlieden, 4 W erkvrouwen. AGENDA. Onder deze agenda worden alleen opge nomen die uitvoeringen, vergaderingen, enz. welke in het Dagblad geadverteerd worden. Vrijdag, Zaterdag, Zondag, Maandag, Bioscoop de Arend. Openbare Leeszaal (Beukenlaan) 10— 12XA, 2lA10 uur, Zondag 2*6—5 M uur. Maandag 2'A10 uur. D a g e 1 ij k s Museum Flehite. Bioscoop Langestraat. 29 Sept. Amicitia, Kathleen Parlow. Telefonisch Weerbericht, v Naar waarneming tn den morgen van t 27 Sept. 101° Hoogste stand 764.7 te Valencia. Laagste stand 753.2 te Lerwick, Verwachting tot den avond van 23 Sept.: Meest matige W. tot N. wind, zwaar be- wolkt met tijdelijke opklaring, waarschijn lijk nog regen- öf hagelbuien, iets koelefc Marktberichten Amcrslóo: t, 26 Sept. Op do hecfen ge» houden weekmarkt besteedde men voor Aard appelen f 4.50 A 5.00. Appelen 3.— A 6. Peren 8 A 8.— per H.L. Hoendoreierenj 15.50 A 16.25 Eenden eieren f Aper 100 stuks. Grasboter ƒ8.00 A 8.20 p. K.G. Kippen f 2.A 4 50. Kuikens f 4.—>'a t 8.00. Piep-' kuikena 0.40 A 1.30. Jonge Eenden f 1.50 A f 2.00. Hazen f 0.a 0.Ganzen, f Wilde Konijnen f 0.A 0.00. Tamme konijnen ƒ150 A 3 00 por stuk. Duivon 1.00( A 1.60 per paar. Magere Varkens f 100 A 150 Schrammen fA Zougen 200 A 250 dr. Zeugen 200 A f 300. Biggen /"30.A ƒ50 per stuk. u I Aangevoord waren 200 heet. Appelen. 80 H.L. Peren. 150 heet-Zandaardappelen. 6000.' Windham is een stad in den Amerikaan- schcn Staat Connecticut, behoorlijk verlicht loopen zc niet altijd netjes langs de paden. Zc Cn voorzien van goede bestrating, waterleiding lachen den ouden man uit, als hij een aanmer- cn spoorwegverbindingen. Doch ruim 150 jaar Icing maakt cn nemen „ouwen Gijs" in het I geleden w as Windham nog een onbeduidend ootje. DAt hindert baas Eggink niet, wél, dal dorp, waarin des nachts, ilit gebrek aan ver- zij soms het gras vertrappen of bloemen knak- lichting, de diepste duisternis heerschtc, wan- ken: daar heeft hij hartzeer van. neer de maan ton minste niet scheen. In zulk De oude torenklok, die met één oog zij een donkeren nacht van het jaar 1758, in de 1 sluks Hoondoroioren 120 kilo Grasboter. 20 heeft er vier op het Schoolplein neerkijkt, maand Juli, werden de inwoners door het ™il8cro Varkens. 200 Biggen. 0 Vetto Varken# - 1 12 Zeugen 0 Kalveren, angstig getoeter van hun nachtwacht gewekt- „Daar zijn de Indianen!'' riepen de ver- schrikte burgers elkaar toe. „Te wapen! te - l wapen! Wee ons gebeente!" En met gewreren, pistolen, zwaarden, bijlen, lansen en hooivorken gewapend, snelden de inwoners de huisdeuren uit. Eenigen. waren. houdt ook één oog op het plantsoen gericht en wat zc daar ziet, draagt lang niet altijd haar goedkeuring weg. Wat zijn de jongens weer aan den gang vandaag. Hoor maar: „Gijs, Gijs, ouwe Gijs, Met io hark cn met ie zeii.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1919 | | pagina 4