Soot* de Deugd.
Angstige Oogenblikken.
Naar het Duilsch
van
C. JaGER.
Bewerkt door C. H.
(Slot.)
Je bewoners van het dorp waren in diepe
rust en hadden niet hel geringste vermoeden,
dat op een uur afslands van hen de woedende
stroom den dam had doorgebroken en nu in
enkele minuten verwoestte wat jarenlange
arbeid, noeste vlijt en ontberingen geschapen
hadden.
Mina's moeder was een arme weduwe. Zij
had een kamertje gehuurd bij een marskra
mer en zijn vrouw en dit huisje stond op één
Jcr meest bedreigde punten van het dorp.
Toen de bewoners dien nacht ontwaakten,
moesten zij zonder zich ook maar één oogen-
blik te bedenken, door het water waden, want
de onstuimige golven drongen zonder tus-
schenpoozen door deuren en vensters binnen
en overstroomden alles, wat hun in den weg
stond. Al hooger en hooger steeg het water.
Reeds stak nog slechts de nok van het huisje
boven het water uit en hierop zaten de onge
lukkige bewoners, rillend van angst cn koude,
doodsbleek en verstomd. Het scheen allen, of
er geen redding meer mogelijk was; zij dach
ten niet anders, of hun laatste uur had gesla
gen.
Daar kwam plotseling een reddingsboot van
den kant van den molen op hen af. Zij danste
op dc golven. Gespierde armen roeiden haar
voort.
„Grootc God! Als er nog eens redding voor
ons mogelijk ware! Deze gedachte "gaf den
on gelukkigen weer hoop.
I)c marskramer en zijn gezin waren reeds
veilig in de boot ondergebracht. Nu was
Mina's moeder aan de beurt. Werner, één der
wakkerste lieden bij het reddingswek, wilde
haar van den nok van het huisje afhalen en
in dc boot tillen. Doch de moeder week hem
uit den ,\veg.
Eerst mijn kind, eerst mijn Mina!" riep
Mj uit. „Dan ik als het nog mogelijk isl"
Maar wat was dat? Begon het huisje tc wag
gelen? Wat was dat voor een afschuwelijk ge
luid? Hoe siste en bruiste het water! Werner
had hét meisje in de armen genomen en in dc
boot geijld. Haastig keerde hij zich om om de
moeder te grijpen. Doch het was re.cds te laat!
Zijn armen grepen in dc ijle luclü. liet touw
was losgegaan en dc boot door dc woeste
strooming, als door onzichtbare handen, uit
de nabijheid van hei huisje weggerukt. Eén
enkele doordringende, hartverscheurende
'kreet klonk er uit dc monden van hen, die dit
afschuwelijk schouwspel gadesloegen
het huisje cn de vrouw waren in dc golven
verdwenen!
Mina hield de handen stijf tegen de oogen
gedrukt. Zij doorleefde vandaag ajles weer
één- neen tienmaal, want reeds den geheelen
dag had het kleinste voorval uit dien ontzet
ten den nacht zicli weer aan haar opgedrongen,
gingen haar gedachten telkens terug naar dien
vrceselijken dood van haar lieve moeder en in
dit nogenhlik drongen al deze herinneringen
zich in één overweldigend beeld aan haar op.
Doch zij mocht zich niet langer in deze treu
rige herinneringen verdiepen. Het was nu geen
lijd om Ie droomen: er moest gehandeld wor
den
T o c iv had Werner Mina van den dood ge
red. meer nog: hij had zich vol liefde over de
arme wees ontfermd, die bij hem eon nieuw
huis vond. O, als vandaag vrouw Werner eens
hetzelfde lol ondergaan moest als haar moe
der! Een gevoel van ontzeltendcn angst maak
te zich van Mina meester. De yreeselijkstc
voorstellingen hielden niet op haar te vervol
gen.
Alles wilde zij wagen, alles op het spel zet
ten. om vrouw Werner veilig bij dc haren te
rug te brengen! Zij moest zich opheldering
•verschaffen over het lange uitblijven liarcr
pleegmoeder.
O, als den kinderen van haar weldoeners
het ongeluk overkomen zou, dat z ij doorleefd
had „Daarvoor behoede hen God mompelde
zij, terwijl zij een groolen, dikken doek om het
hoofd cn dc schouders sloeg en dien op den
rug stevig vastknoopte. Daarna slak zij de
'lantaarn aan en maakte ze zich gereed te
vertrekken. De gedachte, dat zij de kinderen
alleen moest achterlaten, verontrustte haar
nauwelijks - zij sliepen immers allen vast 1
Fik had Mina's bewegingen aandachtig gade
geslagen cn scheen te begrijpen, wat zij in den
7in had. Hij wilde met haar meegaan en ging
dicht bij dc deur liggen om zoodra deze
geopend werd te kunnen ontsnappen. Ge-
ruischloos wilde Mina wegsluipen, doch toen
zij de hand aan de klink der deur had, blafte
tic hond. zooals dat zijn gewoonte was, wan
neer hij werd uitgelaten, en zat Rudi in het
volgend oogenblik verschrikt in bed op.
,.Wat is er Waar is MoederGa je
.weg, Mina
„Ja, Rudi. ik ga je moeder^ tegemoet"
,.ïs Moeder nog niet terug De jongen
sprong uit bed.
„Ik ga mee,' zei hij vastberaden.
..Maar je kunt me toch niet helpen, Rudi."
„Wie weet Wc zijn dan in elk geval met
ons tweeën."
Rudi scheen niet van zijn plan af te brengen
'en Mina gaf toe. In enkele oogenblikken was
hij aangekleed.
„Kom, Mina, ik ben klaar zei hij. „Ik
neem Vaders stok mee."
Hierop verlieten zij het huisje. Gelukkig
rwas geen der andere kinderen wakker ge
worden. Fik sprong vooruit. Het loopen viel
fniet mee in de nachtelijke duisternis op den
•doorweekten, gllbberigcn weg. Doch dc storm
was gelukkig bedaard en de regen had ook
opgehouden. De schijn der lantaarn in Mina's
hand wierp allerlei grillige schaduwen op hun
•weg, zoodat de kinderen al hun moed moesten
samenrapen, om niet overal angstaanjagende
'gestalten te zien Zij spraken hier echter niet
over, maar liepen zwijgend naast elkander
voort, voor zich uit turend in de duisternis,
of zij vrouw Werner ook zagen.
„Misschien is ze nog bij dc Sitters cn kunnen
we met ons drieën naar huis gaan dachten
Mina cn Rudi beiden.
Zij hadden ongeveer een half uur gcloopen,
*oer he* bouthakkershutie vóór hen lag. Uit
de kleine, lage vensters drong een flauwe
lichtschijn naar builen. Mina liep vooruit en
keek op -haar tcenen staande door de
ramen naar binnen. Sitter zat bij dc tafel mid
den ju dc kamer en had het gezicht met de
handen bedekt. Ilij weende.
Mina begreep, dat de zieke in de kamer lag.
Als zij heel zacht tegen het raam klopte. 7.011
ze haar niet wakker maken. In het volgend
oogenblik ging Si iter bijna gcruisclilpps naar
iict venster.
„Wat is er vroeg hij fluisterend en be
hoedzaam schoof hij het raam op
„Mina! Jij! F11 Rudi ook? Wat willen jullie,
kinderen vroeg hij.
..Viouw Werner halen, zei Mina cn Rudi
voegde er angstig ar.n toe
„Moeder is toch bij 11
„Maar kinderen, waaraan denken jullie Zij
is dadelijk, nadat ik thuis kwam weggegaan.
Je hebt haar stellig jjmsgHoopén. Heb jullie
den brecden weg genomen Z ij liep mis
schien het steile voetpad dat is korter, liet
was nog tamelijk licht, toen zij wegging.
Mina schudde het hoofd.
„We kunnen haar niet misgélOopen zijn,"
zei zij- „Vrouw'Werner had al lang thuis
moeten zijn, toen wij van liuis gingen."
I „Ja, dat is zoo," stemde Sitter nu toe. „Daar
heb je gelijk aan, Mina I Maar waar kan
ze dan zijn
Do. kinderen keerden zich reeds om, om te
rug te gaan, maar Mina \rocg nog:
I „IIoc gaat het met uw vrouw
Sitter zuchtte en antwoordde: .".Slecht. Dc
koorts grijpt haar sterk aan. Sincls de storm
is gaan liggen is zij wel wal rustiger gewor-
- den maar ik ben toch bang. dat zij cr niet
l bovenop komt
j Bedroefd gingen de kinderen naar huis.
J „Onze moeder is misschien al. gestorven
I zei Rudi cn hij snikte het uit.
Na een poosje zwijgend naast clkander voort
I te hebben gcloopen, zei Mina:
I „Hier slaat hei \octpad af. Dat'moeien we
j nemen.''
I „Ja, maar als Moeder ons misschien zoekt,
loopen we elkaar juist mis," bracht Rudi in
hel midden.
„Laten wc ieder een kant uit gaan. .Tij
neemt met Fik den brecden weg en ik volg
met de lantaarn het smalle pad."
„Maar waar is Fik
Rudi riep cn floot. Dc hond liet zich echter
nergens zien.
„Hij blaft. Hoor je hem niet, Mina
„Ja, nu hoor ik hem ook blaffen en janken.
Dat beteckent iets laten wc er dadelijk heen
I gaan dezen kant uil."
Dc kinderen liepen nu in de richting, van
waar liet geluid kwamlangs het steile pad.
„We zijn op het goede spoor,' zei Mina.
,,'t Klinkt al veel duidelijker."
„Daar staat hij riep Rudi uit. „Hij her
kent ons 1" O, wat is hij blij, dat liij ons terug
ziet."
„Dat is het niet alleen, wat hem 7.00 op
windt," meende Mina. „Kijk maai', hoe hij
weer naar den afgrond terugloopt. Wat zou
het zijn
Dc kinderen doorboorden dc duisternis r.u
met hun blik. Vlak hij hen was een steile af
grond en in dc diepte stroomde de rivier. Een
paar oude hoornen waren door den storm ont
worteld. Daardoor waren er grootc kluiten
aarde van den kant afgebrokkeld en in de
diepte gestort. Mina liet hef licht der lan
taarn naar beneden vallen. Lag daar, op
een vooruitstekende punt van den stcilen berg
wand een mensch Als het vrouw Werner
eens w as, die naar beneden gestort was
Rudi stond vlak naast Mina en keek met in
gehouden adem naar omlaag. Dezelfde ge
dachte had zich ook van hem meester ge
maakt.
„Moeder Moeder Bent u hel gilde hij
en de kinderen meenden tc zien, dal dc ge
stalte beneden zich bewoog. Er kwam echter
geen antwoord.
„Het is een vrouw Maai' zij antwoordt niet!
Is zij bewusteloos Hier was oogenblikkelijke
hulp noodig. Mina deed den groolen doek af,
nam een punt ervan en bond die aan een boom
stam vast.
„IIo'u den knoop goed vast, Rudi," zei zij.
„anders val ik in het water. Gelukkig, dat de
doek zoo groot is. Ilij reikt bijna tol de plaats,
waar dc vrouw ligt."
„Maar wat wil je dan doen. Mina vroeg
Rudi.
„Naar beneden gaan. Geef me je stok. De
lantaarn moet hier op den rand blijven slaan."
„Mina, 0 Mina Pas toch op
„Stevig vasthouden, Rudi, jezelf en den
knoop 1 Ik ben niet hang. Dc stok geeft mc een
flinken steun."
Moedig en zonder duizelig te worden, met
een punt van den doek stijf in haar rcchtcr-
en den stok in haar linkerhand, daalde zij
den stcilen bergwand af. IIet zwakke schijnsel
der lantaarn, boven aan den rand van den af
grond, verlichtte den weg, dien zij volgen
moest en de mensehelijke gestalte-
Het was maar goed, dat de duisternis haar
belette, de gehcele diepte tc peilen. Haar hart j
klopte bijna hoorbaar. Met den stok onder
zocht zij den grond, vóór zij haar voeten ver-
zette. Ze had al haar krachten noodig, om op
dc glibberige, steile helling niet uit te glijden 1
Van lijd tot lijd riep zij Rudi vermanend toe.
„De knoop is toch nog stevig Hou hem
goed vast
Eindelijk had Mina de"vooruitstekende punt
bereikt Zij liet den doek lossen naderde dc
ongelukkige. Deze lag tusschen den sleilen
bergwand en dicht struikgewas, dat haar voor j
verder omlaag vallen behoed had. Ook Mina 1
werd er door beschermd. Zij boog zich over 1
de vrouw heen enhet w a s w c r k e 1 ij k j
vrouw Werner!Zij legde haar hand
op het voorhoofd der ongelukkige en riep:
„Vrouw WernerVrouw' Werner Ik ben
het, Mina
De vrouw sloeg de oogen op
„Mina fluisterde zij met zwakke slem.
„Ja, ik hen het Geeft u mij een hand. Zou
u kunnen opslaan
Vrouw Werner probeerde tevergeefs over
eind te komen. „Ik kan niet." mompelde zij
mat. „Ik heb mij \oct verstuikt! Pijn!" En
vermoeid zonk zij weer op den grond.
Rudi luisterde in gespannen verwachting.
Daar hoorde hij eindelijk 'zijn moeder met
Mina spreken. O, als moeder nu maar boven
was Maar Mina cn hij zouden haar onmoge
lijk 'naar boven kunnen dragen.
„We hebben hulp noodig," riep Mina met
bevende stem. „Ik zal hij je moeder bliivcn,
Rudi, maar ga jij naar den dam, waar je
vader is. Neem de lantaarn en Fik mee. Wees
vooral voorzichtig en loop niet Ie dicht langs
den afgrond. Neem den groolen weg en haal
zoo vlug mogelijk hulp."
Rudi was reeds op weg, nadat hij den doek
op Mina's verzoek had losgemaakt. Iict meis
je trok dezen naar beneden en wikkelde vrouw
Werner er in.
Nu braken er ernstige, moeilijke oogenblik
ken aan, die Mina een cguwighejd schenen. Ge
voelens van angst cn hoop wisselden zich elk
oogenblik in haar af, Zou Rudi niet verdwalen?
Zou hij zijn vader vinden?.... Zou
Werner nog bijtijds kunnen komen Hoor
de zij daar voetslappen?.... Ach neen, zij
had zich vergist! - IIoc ondragelijk lang
scheen het wachten haar
I '-|en W dril cr midden in den dacht Rudi
nvt. eon lantaarn in de'hand plotseling vóór
zu ii zag staan, schrikte hij hevig
jongen Jvad den weg gevonden Builen
adem bijna vertelde hij, wni er gebeurd was.
W•-nier verbleekte. Hij wilde wegsnellen, doeh
zich plotseling bezinnend, riep hij handen
wringend uit
„ïk kan mijn arme* vróuw niet tc hulp snel
len. Onder geen voorwaarde mag ik van nacht
mijn post verlaten. Rij. het geringste verzuim
loopt het lc\en van honderden menschon ge
vaar.en ginds.ginds mijn arme vrouw
O, het is ontzettend Wie redt haar Wie
brengt haar veilig naar huis?"
\crschcidcn mannen traden naar voren.
„Wij zullen gaan," zeiden zij. „Vertrouw op
ons, Werner.'
„En ik, ik moet hier blijven," jammerde dc
anders zoo sterke man in vertwijfeling.
Juist op dit oogenblik kwam een opzichter
I liet werk inspecleercn. Ilij zag Werner's ont-
I roering cn liet zich op de hoogte brengen.
„Ga maar, Werner," zei hij, ioen li ij ge
hoord had wat er gaande was. „Ik ontsla je
voor van nacht van je post en aal zelf je plaats
innemen."
Werner stamelde cenigc woorden van dank
en snelde de anderen achterna. Rudi diende
als gids.
Wat den kinderen niet mogelijk geweest
was, mocht den mannen gelukken. De meege
nomen touwen cn de matras uil de loods bewe
zen onschatbare diensten. Het duurde dafi ook
niet lang, of vrouw Werner en Mina waren
uit hun gevaarlijken toestand bevrijd en had
den weer vasten grond onder zich. Werner
r 'k Heb 'l vandaag op jou gemunt;
Pak me maar eens, als je kuntl"
Zoo joelen de jongens, met Kees van Balen,
j dc belhamcr, aan het hoofd. Ze zijn zóó door
bet dolle heen, dat zc heclemaal niet merken,
dat een klein meisje vlak bij het water komt
om cr dc eendjes tc voeren, hoe het kleine
ding tc ver vooroverbuigt, haar voetjes plot
seling uitglijden cn...
Daar klinkt een angstkreet van de juffrouw,
I
cr op bedacht, ook fakkels mee tc brengen.
De verbaasde burgers zagen echter geen cn-"*
kelen roodhuid, doch duizenden cn nog eens'
duizenden kikvorschen, die als een goed gere-,
geld leger in volmaakte orde, maar onder,
oorverdoovend gekwaak voorbijtrokken, voor-'
aan de grootste kikvorschen, die als aan-,
voerders dienst deden. Zij marcheerden zó6!>
dicht aan elkaar, dat zij één groote massa'
schenen tc vormen. De nachtwacht was Qflt-Ï
1 n - |St, 0,) <len rand Van een fontein gevlucht!
d.e b'j klem ji' door de lacht! \llen cn had van daar zijn angstig getoeter doen'
J verschrikt in de richting van liet wa-1 weerklinken. Verscheiden uren duurde deze
ter en vóói één hunner nog beseft wat cr
gaande is, heeft „ouwe Gijs" zich naar den
waterkant begeven. Zou hij het kind kunnen
grijpen? Ademloos kijken allen toe, want al
heeft niemand gcz:?n, wat cr eigenlijk ge
beurd js, iedereen 'begrijpt, dat er een kind
in het water is gevallen
Ook Kees bolt naar den waterkant, wanfc hij
heeft Juffie herkend, die dikwijls met zijn
jongste zusje wandelt. In hetzelfde oogenblik
dringt het tot hem door, dat- het kind, dat
in het water is gevallen, zijn kleine zusje
Mientje. moet zijn en hij is krijtwit om zijn
neus. Juist wil hij in liet water springen, als
hij ziet, dat het Gijs gelukt is, de kleine dren
kelinge op het droge te brengen.
Kees kan dc eerste oogenblikken niets zeg
gen, dankbaar is hij, dat Mientje gered is
en zóó beschaamd voelt hij zich bij de gedach
te, dat juist Gijs, dien hij zoo dikwijls ge
plaagd heelt, dit verrichtte.
„Kom maar gauw mee naar moeder de
vrouw, kleine meid." zegt Gjjs. „Die zal je
eens lekker drogen bij de kachel cn jc schoon
goed aantrekken."
En in optocht gaan Gijs, Juffie, Mien en
Kees nu naar het kleine huisje achter liet
plantsoen. Mienékc snikt nu en dan nog even.
Ze is ook heel erg geschrikt en zoo'n nat pak i
is lang niet plezierig.
Gelukkig, dat baas Eggink zoo dichtbij
woont. Zc zijii er gauw en moeder Eggink
haalt uil haar linnenkast een stel klcoren, dat j
Mien juist past. Ze zijn ook van een Mien, van j
Mina Eggink, liet jongste kleindochtertje, dal
bij baar grootouders in huis is.
Nadat de kleine drenkelinge droog goed
heeft aangekregen en vóór de keukcnkachel
een glas warme melk heeft gedronken, gaat zij
met Juffie en Kees naar liuis. 't Is gelukkig
zomerdag en kwaad zal het natte pak haar
wel niet doen, maar als baas Eggink cr eens
niet geweest was, /ou 't hém, Kees, dan wel
doortocht der kikvorschen, die tot dusver in.
dc buurt,van Windham een meer, dat 1111 door,
den gloeiendheeten zomer bijna geheel was
opgedroogd, tot woonplaats gehad hadden.
Dc slimme dieren verhuisden nu met hunl
allen naar een meer, dat zes mijl€rv van Wind-
ham verwijderd cn veel groolcr en dieper,
was. Stellig hadden zij eerst cenige verken
ners uitgezonden.
sloot zijn geredde vrouw dankbaar in zijn gelukt zijn zijn zusje op 't droge te brengen
armen.
„Wij hebben het aan onze Mina te danken,
dal het zoo goed is afgcloopen," zei vrouw
Werner. ,-.Als zij mij niét was gaan zoeken en
met gevaar voor eigen leven lot mij was af
gedaald, zou ik Jammerlijk zijn omgekomen.
Koude en angst zouden mij stcLlig om het le
ven hebben gebracht!"
Werner omarmde nu ook Mina.
Lieve kind, hoe kunnen wij je dit ooit ver
gelden!" zei hij geroerd. ,.En ook jij. Rudi,
hebt aandeel aan Moeders redding. Je hebt
je dapper gehouden!"
Ilij twijfelt cr aan on rilt bij dc gedachte.
Gelukkig werd Mien niet ziek van het on
verwachte bad. Na tafel ging Moeder baas
Eggink en zijn vrouw bedanken cn daar zij
niet precies wist, waar zc woonden, zou Kees
meegaan.
Moeder drukte ouden Gijs dankbaar de
hand: hij had het leven van haar dochtertje
gered. Al pratende vertelde Gijs. dal hij nu al
Yijf-en-dertig jaar opzichter in 't plantsoen
was maar dat 't hem tc moeilijk begon te val
len Niet de verzorging van bloemen en plan-
ten, dat ging hem nog gemakkelijk genoeg af,
nu.
„En Fik heeft Moeder ontdekt," zei Rudi maar hij voelde zich niet meer zoo opgewas
sen tegen 't jonge volkje, zooals dit een tien,
twintig jaar geleden het geval was geweest.
Hij Icon dikwijls niet verhoeden, dat de. wilde
Allen waren dit met hem eens.
Vrouw Werner moest' naar huis worden gC' - -
dragen, al was haar vóot minder ernstig gc- jongens liet plantsoen beschadigden en hij
kwetst dan men aanvankelijk meende. voelde wel, dat, als l" nog erger werd, hij t
Na een paar weken kon zij weer haar huis- 1 niet meer kon volhouden,
houden waarnemen en was zij geheel van dc j „Zc zulle; me dan wel mijn ontslag Scxtn'
gevolgen van dien afschiiwelijken nacht her- ging hij voort, „cn van mijn pensioen 7.al ik
steld. j niet kunnen rondkomen nu mijn schoondoch-
Ook vrouw Sitter knapte weer op. Dc Ier die weduwe is met haar drie kinde-
Sfouie poes!
Poesje wil gaan breien!
kijk nu toch eens aan,
z' is er met mijn kluwen
aan den haal gegaan.
Met haar scherpe klauwtjes
is zc aan den gang:
'k zeg jc, 't wordt een warboel,
heen maar, van belang!
Wie kan er nu breien
liggend op z'n rug?
cn dan zonder naalden
Poes, geef 't lduw terugl
Sokjes draag je toch niet,
kousjes evenmin
ik wél, maar in breien
heb *k nu juist geen zin!
Raar kan het toch loopen.
d'cen wil niet en moet
d'ander wil, maar mag uiet
nooit is het ook goed!
Poesje, kleine deugniet,
geef me 't kluwen gauw
anders krijg jc knorren
strakjes van de vrouw!
IIermann a.
koorts, welke dien be w lis ten <lag haar hoogte- j ren bij ons ingetrokken is. En de oude mali
punt had bereikt, was daarna langzaam doch
regelmatig afgenomen, zóodat Sitter de fami
lie AVerner weldra geruststellende berichten
kon brengen.
Zoo oud als 7.ij werden, zouden Mina en
Rudi dien angst vollen nacht nooit vergeten.
Wat de oude Torenklok zag
door C. H.
Vier uur! De oude torenklok op het School
plein laai haar vier zware slagen hooren cn
als bij looverslag gaan dp schooldeuren open
en krioelt het van stoeiende, ravottende jon
gens op het Schoolplein. Als jc zoo cenige uren
op school gezeten hebt en jc komt dan plotse
ling in de heerlijke buitenlucht, kun je ge
woon niet kalm naar huis loopen, maar moet
jc eens „uithollen" en „uitrazen". De een pakt
den ander beet eh liet gestoei is in vollen gang.
De torenklok is al menigmaal getuige ge
weest van o-llerlei vroolijke tafereeltjes, ook
wél eens van. een vechtpartij, doch die dingen 1
vergeet zij 't liefst maar weer zoo gauw mo-
gelijk. Wal z.e wél onthoudt, zijn de vroolijke j
oogenblikken, als om twaalf cn vier uur alles
door elkaar krioelt Ja. als die torenklok e<ms
praten kon! Jongens, jongens, wat zou zij veel
tc vertellen hebben! Want jaar in, jaar uit" is
zij getuige geweest van het uitgaan der school.
Ze heeft zelfs dc grootvaders gekend van de
jongens, die er nu school gaan, de grootvaders,
die nu oud en grijs geworden zijn, maar toen
e\en dartele, vroolijke Jongens waren als zij
nu. In dc vacanties cn vooral in <lc z.omerva-
cantie heeft zij hel stil cn eenzaam, dan is het
Schoolplein verlaten en dubbel blij is zij, als
op den eersten morgen na dc vacantia haar
twaalf slagen 't jonge volkje weer naar builen
roepen.
Niet ver van hel schoolplein ligt het plant
soen, waar baas Eggink opzichter is. Of hij
ook zoo blij is, als hetschoolvolkjc naar bui
ten stormt? Och heden neen, daar mankeert
heel wat aan. Baas Eggink is oud geworden
in den dienst der gemeente. Ilij heeft het plant
soen bewaakt, toen de boompjes er nog heel
klein waren en nu zijn het flinke, hoogc hoo
rnen geworden. Hij;kent om 7.00 te zeggen elk
grassprietje en heeft cr hart voor. En als nu.
de jongens door het plantsoen komen, dap
zuchtte.
Kees stond liet raam uit te kijken, maar
geen woord van hetgeen oude Gijs gezegd had,
was hem ontgaan. N u begreep hij pas. hoe
moeilijk hij cn zijn makkers hel den opzichter
maakten. Dat had hij nooit geweten, maar
nu hij 't wis t, zou 't anders worden, of hij
heette geen Kees van Balen.
Toen Mientje een paar dagen later het goed
van haar naamgenootje kwam terugbrengen
om haar eigen weer mee tc nemen, bedankte
zij vrouw Eggink nog eens vriendelijk en zette
zij met een vroolijk gezicht een grootc taart op
tafel. Zij was veel tc /Waar geweest voor Mien
om haar alleen te dragen, maar Juffie oad
haar geholpen. Mien had niet opgehouden,
vóór /ij haar lieden spaarpot aan Moeder ge
geven had om cr een taart voor haar nieuwe
vrienden van tc koopen.
En Koes? Hoe toonde hij zijn dankbaarheid?
Den volgenden morgen was b'j bijtijds op
het Schoolplein en weldra het middelpunt van
een troepje jongens. Kees verleide alles, wat hij
den vorigen avond gehoord had en stelde
\óór. eert club op tc richten ..ter bescherming
van Gijs en zijn plantsoen. Ieder lid zorgde
natuurlijk, dat hij Gijs niet plaagde en het
plantsoen niet beschadigde. De club werd wel
dra zóó groot, dat bijna alle jongens, die op
dc. school aan het Schoolplein gingen, cr lid
van waren en wee den enkele, die geen lid was
en dingen deed in strijd mei het reglement-
Die had Kees cn alle anderen legen zich. En
dat was geen kleinigheid!
Dn oude torenklok liet nu nog vroolijkcr
's mórgens haar twaalf cn 's middags haar viei
slagen liooren, want wat zij met haar ééne
oog in 't plantsoen zag, droeg haar hoogc
goedkeuring weg. Zij verheugde zich cr in»
dat haas Eggink lui nu zoo gemakkelijk aan-
kon en hij er niet meer over dacht, het bijltje
cr bij neer te leggen.
„Zoo kan ik.het nog wel tien jaar volhou
den," zei oude Gijs, dien zij op een mooien zo
merdag, zijn zestigsten verjaardag, „eerc-
president" van dc club maakten.
De Kikvorschen van Windham
G e m e e n t e 1 ij k e A r be i d s b e u r s.
Aanvragen van Werkgevers
op 25 Sptember 1919.
Ie. Volwassenen 1 Bankwerker, 1 Brood
bakker, 1 Dagmeid, 3 Electriciens, 5 Harmo
niumbouwers, 2 Harmoniumstemmers 1
Bouwteohnisoh-ïngenieur, 3 Kantoorbedien-
den(mann.), 1 Machinestikster, 1 Huisnaai
ster, 1 Automobielmonteur, 35 Metselaars,
3 Meubelmakers, 1 Plaatwerker, 1 Rijwiel
hersteller (aank.), 2 Meubelmakers (leerlin
gen), 1 Metaalslijper (halfwas), 34 Timmer
lieden, 6 Worstmakers.
Aanbiedingen van Werkzoe
kend e n op 25 September 1919.
Ie Volwassenen 1 Boekdrukker, 5 Brood-
bakkers, 19 Grondwerkers, 1 Glasmaker, 3
Kantoorbedienden (mann.), 2 Kantoorbe
dienden (vrouw), 1 Kleermaker, 1 Koetsier,
1 Kruideniersbediende, 5 Loopknechts, 86
losse Arbeiders, 1 Machinale Houtbewerker,
1. Kantoorwerkster, 1 mach. Schoenmaker, 1
mach. poetser, 1 Hulp-monteur, 1 Nachtwa
ker, 4 Magazijnknechts, 1 Meubelmaker, 12
Opperlieden, 1 Rijwielhersteller, 1 Schilder,
3 Schoenmakers, 8 Sigarenmakers, 1 Siga-
rensorteerder, 1 Slager, 1 Spiegelvergulder,
I Olieslager, 1 Reiziger, 1, Schipper, 2 Sto
kers, 2 Straatmakeis, 3 Stucadoors, 2 Suiker
bewerkers, 3 Veldarbeiders, 2 Voerlieden, 4
W erkvrouwen.
AGENDA.
Onder deze agenda worden alleen opge
nomen die uitvoeringen, vergaderingen, enz.
welke in het Dagblad geadverteerd worden.
Vrijdag, Zaterdag, Zondag, Maandag,
Bioscoop de Arend.
Openbare Leeszaal (Beukenlaan) 10—
12XA, 2lA10 uur, Zondag 2*6—5 M uur.
Maandag 2'A10 uur.
D a g e 1 ij k s
Museum Flehite.
Bioscoop Langestraat.
29 Sept. Amicitia, Kathleen Parlow.
Telefonisch Weerbericht, v
Naar waarneming tn den morgen van t
27 Sept. 101°
Hoogste stand 764.7 te Valencia.
Laagste stand 753.2 te Lerwick,
Verwachting tot den avond van 23 Sept.:
Meest matige W. tot N. wind, zwaar be-
wolkt met tijdelijke opklaring, waarschijn
lijk nog regen- öf hagelbuien, iets koelefc
Marktberichten
Amcrslóo: t, 26 Sept. Op do hecfen ge»
houden weekmarkt besteedde men voor Aard
appelen f 4.50 A 5.00. Appelen 3.— A 6.
Peren 8 A 8.— per H.L. Hoendoreierenj
15.50 A 16.25 Eenden eieren f Aper
100 stuks. Grasboter ƒ8.00 A 8.20 p. K.G. Kippen
f 2.A 4 50. Kuikens f 4.—>'a t 8.00. Piep-'
kuikena 0.40 A 1.30. Jonge Eenden f 1.50 A
f 2.00. Hazen f 0.a 0.Ganzen,
f Wilde Konijnen f 0.A 0.00. Tamme
konijnen ƒ150 A 3 00 por stuk. Duivon 1.00(
A 1.60 per paar. Magere Varkens f 100 A 150
Schrammen fA Zougen 200 A 250
dr. Zeugen 200 A f 300. Biggen /"30.A ƒ50
per stuk. u I
Aangevoord waren 200 heet. Appelen. 80
H.L. Peren. 150 heet-Zandaardappelen. 6000.'
Windham is een stad in den Amerikaan-
schcn Staat Connecticut, behoorlijk verlicht
loopen zc niet altijd netjes langs de paden. Zc Cn voorzien van goede bestrating, waterleiding
lachen den ouden man uit, als hij een aanmer- cn spoorwegverbindingen. Doch ruim 150 jaar
Icing maakt cn nemen „ouwen Gijs" in het I geleden w as Windham nog een onbeduidend
ootje. DAt hindert baas Eggink niet, wél, dal dorp, waarin des nachts, ilit gebrek aan ver-
zij soms het gras vertrappen of bloemen knak- lichting, de diepste duisternis heerschtc, wan-
ken: daar heeft hij hartzeer van. neer de maan ton minste niet scheen. In zulk
De oude torenklok, die met één oog zij een donkeren nacht van het jaar 1758, in de 1 sluks Hoondoroioren 120 kilo Grasboter. 20
heeft er vier op het Schoolplein neerkijkt, maand Juli, werden de inwoners door het ™il8cro Varkens. 200 Biggen. 0 Vetto Varken#
- 1 12 Zeugen 0 Kalveren,
angstig getoeter van hun nachtwacht gewekt-
„Daar zijn de Indianen!'' riepen de ver-
schrikte burgers elkaar toe. „Te wapen! te - l
wapen! Wee ons gebeente!"
En met gewreren, pistolen, zwaarden, bijlen,
lansen en hooivorken gewapend, snelden de
inwoners de huisdeuren uit. Eenigen. waren.
houdt ook één oog op het plantsoen gericht
en wat zc daar ziet, draagt lang niet altijd
haar goedkeuring weg. Wat zijn de jongens
weer aan den gang vandaag. Hoor maar:
„Gijs, Gijs, ouwe Gijs,
Met io hark cn met ie zeii.