o OF de <§L doch het aantal donderslagen werd minder en dan werd hun dadelijk het noodige verstrekt, maar zij waren dan ook tot werken verplicht. D© ESappers*® van &80-3«. liet allerergste scheen voorbij te zijn. De rivier Was tot een machtigen stroom gewassen en zij maakte bijna evenveel leven als de donder zelf. Rufus dacht aan dc zwakke brug en liep no.g harder over het natte, glibberige pad Tk Op zekeren, dag kwamen er karren, waar in Zigeuiieixvrouw e i en kinderen zaten, in die streek. De mannen, die naast de karren liepen, die niet van zijn plaats Was geweest. Op 't oogenblik dat Sarolta den voet in "den stijgbeugel zette, ging haar paard op de ach terste becnen staan en sloeg wild in het rond. Sandor, die dez< plotselinge wildheid van Naai Ëvvgelsch Van MABEL MACKNESS. m o e t Tante redden— ik moet op tijd zijn!' sloegen een kamp op. Dit bestond uit boomtak-j liet anders zoo bijzonder makke dier maar L'on ivnlt.'r. m ai K.t ....iia a.m ,1.. ,-1 .1 v.. a1 j riep de kleine jongen voortdurend, terwijl al snikkende naar adem hijgde, j Eindelijk werd de ingang van het dal zicht- I baar en door den mist van den vallenden regen heen kon Rufus het hek zien, dar toegang ver- ffclschap liep nu stevig jdoor, sloeg een liock loonde tot den glimmend-witten rijw«._. Om er om en kwam aan eer. kloof in de berghelling, te komen liep Rufus zó* haastig, dat hij op de heleend onder don naam van het Kabouterhol rotsachtige helling strnikoldc; met vaste hand en waarvan de ingang bijna geheel verbergen maakt hij den'höul echter los, die hel hek Vertaald door C. II. HOOFDSTUK V. (Slot.) Dit werd goed gevonden en het kleine ge ul'' ken, welke mot het éciie einde in den grond niet begreep, pakte het bij don teugel Cn bracht hij gestoken werden, terwijl zij aan het andere .het tot stilstaan. was door afhangende takken en groote va rens. Hen klein beekje klaterde van dc rots naar het einde der spelonk en de kinderen waren blij, dat zij den kroes, dien zij meege bracht hadden, konden vullen en wat van het jfiisscho' koele water drinken. Daarna pakte .cloot, en ("'ïwdc dit open. Ilij gunde tijd om stil te sti r-n en hei r-chter zi» doen; h'.| spoedde zich voort on di hoek om. Steeds verder holde hij 1 reflen hom U- h«*'< zicht slh*ft ec hem heen bulderde werden samengebonden. Ér over heen wer-j De jongo gravin sprong nu in het zadel; den stukken oud zeildoek gebonden. doch nauwelijks had zij dit gedaan, 0f het In het midden dezer tenten bouwden de Zi-J paard ging opnieuw op de achterste becnen geuners een haard van steenen, waarop dag staan en trachtte haar af te werpen, en npchl het vuur brandde en waarboven een; Sarolta verloor haar evenwicht, wankelde groote ijzeren ketel hing. De mannen zoowel en viel op den grond. Toen sprong Janos, die als dc vrouwen gebruikten de tenten slechts geen enkele beweging van het paard uit het als nachtverblijf en als een gelegenheid om oog verloren had, er bij, ving haar op en be er hun eten klaar tc maken. Overdag zwierven hoedde haar voor een groot ongeluk, door zij door veld on bosch j snel Raar voet uit den stijgbeugel los tc ma- zicli geen l dicht to. i -ik don J Plotseling brak onder dezo bruine gaston er wijl de een boosaardige koorts uit, die in korten tijd wind «m vee slachtoflV* maakte. Dit wekte bij de I o verb lij venden zoon angst, dat zij hun' leger Suusje hef mandje uit en gingen zij allen QP Nog ©enigo staphor» er. 1.' was don lioeic om I opbraken en, zonder zich om dc zieken tc be- <lén grond van het hol zitten oip hun boter- en vópr hem lag de lange rijweg dwars door J kommeren, op hun vlugge paardjes de plaat hammen on beschuiten op te eten, terwijl zij .'de eentonige vlakte. Rufus slaakte oen kreetpoetsten. M'oolijk babbelden over de kleine mannetjes, van verlichting; hij had bet wel kunnen uit-j Zoodra gravin Lonav lioörde van de ziekte, in hét 'gi'öen gekleed, die volgens overlevering gillen van vreugde. Nog niet te laatl Want die het Zigeunerkamp bezocht had, zond /ij cr I I i.llflf.lMM Vit I #1 1 fllt\! AATl/l rlAlUl^ri Ja.... 1. U - 1 .1. _1 .1 ....aa.. UaIa. .1 1.1./ 1- .1 I 1 vioegfv in hét dal gewoond hadden. daar kwam" heel >n de verte dc zwaar-hcla- Doel» lêrwijl de kinderen In dc koele, scha- don omnibus aan. duwrijke spelonk /.aten «r praten, werd het ru[Us holde hom Tegemoet en toen dc om- liuiteri steeds- donkerder. Dc groote, zwarte nibus dicht genoeg bij hem was, dat hij gezien wolk was al meer 'en meer nadesbij gekomen, en gehoord kon worden, sprong hij midden op totdat zij als- een pikzwart dak over het hol hing ei» hei gerommel in dc verte dc kinde- icn deed opschrikken en met angstige gezich ten hiisterenr „Het onweert!' zei Hugo ontsteld. „O, wat moeten \v< doen, als het gnat on- weereirV' Doch nauwelijks had hij dit gezegd, of de donkere .spelonk werd heclemaal verlicht <1 oor een lellen lichtstraal, onmiddellijk gc- den dokter on een ziekenverpleger heen en deed alles,.wat in haai macht was om de ellende en den nood dezer ongelukkiger» tc verzachten. Toch stierven de meesten. Onder dezen bevonden zich een man en ccn vrouw, die hun ecnig kind, een achtjarig jon getje, Sandor, als wees achterlieten. Nadat dc dooden begraven waren, zei dc gravin tegen haar echtgenoot; Ik zal den kleinen Sandor, die nu hij don weg, zwaaide met zijn armen en gilde ho ven den huilenden storm uit: „Ilalt. Donald, halt! Neem den Iloogen Weg—Terug!'' I Nauwelijks had deze waarschuwing weer- klonken, of de mcnschen in den omnibus za- i gen. hoe een felle lichtstraal het doodsblccke geen vader en moeder meer heeft geheel 'gezichtje van den jongen verlichte, terwijl bijna verlaten is, tot mij nemen en grootbrengen. op hetzelfde oogenblik een hevige donderslag j „Doe dat,' hernam dc graaf, „God zegeue je vlak boven hun hoofden ratelde. liet stormde daad!" I over de vlakte, de hoornen kraakten en bra-I Zoo kwam de kleine Zigeuner in het kasteel, vo!gd 'lom' een krakenden Mag, die Gonnie jten jucifers door midden; zij waren mach- j waar hij kleeren aankreeg cn in de keuken van angs* .-deed schreeuwen on haar ge^ïclit tcloos tegenover de woedende elementen. Door j werd opgenomen. Men liet kern boodschappen .•.ogen .Ihn s >chouder verbergen. Toen volgde jiet plotselinge licht verblind, struikelde het doen of werk, dat hij onder toezicht der tuin- e een akelige stilte, waarrrn ook Suusje begon kleine figuurtje on strekte""het zijn handen uit lieden in het groote park, U welk het kasteel "cu daarna scheurde de wolk eU Lmet een doordringenden gil. 1Er scheen iets op omgaf, verrichtte. 'Doch de gravin hield "hem :crdc V regen met oorverdoovend gerand -7iifn voorhoofd te vallen en miles werd donker jn hel oog en liet hem ook school hezoc- De vijf kinderen beefden van angsf en 'Den in den donkersten hoek der spelonk, *11; oogenblik door een blauwen straal Ver- Ui ht werd.'Göntlie en Suusje kreunden en huil- i Wr'frij) dó drie jongens met doodsbange /U'hiCil ert trillende lippen zaten te kijken. :Iet wa$ een vreesclijkc onweersbui. De K-gen' kletterde tegen den rotsachtigen muur «Ier spelonk, terwijl boven hun hoofden de donder rolde en kraakte, alsof de geheele berg de arme gevangenen zou neervallen. Hetrat scheen wet oï zij uren zoo zaten en het weer om Rufus heen, terwijl hij mot een pijnlijken ken. kreet bewusteloos op den grond viel. i In den aanvang verried de Zigeuner-jongen rmaar al te zeer zijn afkomst, want als hij jsich Toen Rufus de oogen weer opende, bemerk- onbespied waande, trok hij kleeren en schoc- te hij;'dat hij in zijn eigen bedje lag, terwijl nen uit, lag, in plaats van te werken, lui in Tante's lief gezicht hem teeder aankeek. Zijn het gras en stak fn zijn zak al wat hij vond hoofd voelde zoo vreemd en zwaar en het en wat van zijn gading was. doed hem zoo'n pijn. Toen hij zijn hand op-i Doch strenge tucht en vooral hel goede voor- hief om te voelen, wat er aan scheelde, bc- beeld der dorpskinderen, met wie hij dc school merkte hij, dat er een breed verband omheen bezocht, oefenden zoo'n uitstekenden invloed „Probeer stil to blijven liggen, Rufie, lteve- was op zijn allerergst, toen Rufus plotseling zei Xante's zachte stem. „Je hebt jo opsprong mt don hoek der spelonk, waar hij hoofd een beetje bezeerd cn de dokter zegt. ineengedoken/ zat. ..Hugo) Suusjei" gilde hij. „Dc omnibus! V'e vergeten - onze boodschap het moet bijna twee uur zijn!' Hij greep zijn neefje bij don arm, maar Hugo dook in elkaar, zijn ge zicht met 2ijn handen bedekkend, terwijl hij <•1 angstige stem antwoordde: .We kimnen hu niet gaan wTc moéten i»te)>, totdat de bui minder erg wordt." ..Maar iUugo, Tante Agnesl Zij kan toch ui et verongelukken „Ik aeg je, dot wc niet gaan kunnen '."„ant- ♦PDl'ddc Tlugo. terwijl hij beefde van angst -vv'ii zttUÜen door don bliksem gctroflen kun- |ror Nvorden)'' gilde hij, terwijl een verblinden- V1$ straal .zijn gezicht verlichtte. Do dappere leidér der Stoïcijnen was <?ven dat je een poosje stil moet blijven liggen cn probeeren te slapen, dan ben je gauw weer be te r.'1 „Heeft de 'bliksem mij getroffenvroeg een zocht, droomerig stemmetje, toen hij zich vaag zijn harde loopen en het onweer herinnerde, nabijheid mocht Nee, lieve jongen," zei Tante Agnes. „Het mocht. Op hem uit, dat hij van lieverlede de ondeug den van zijn stam: luiheid en lust tot ste len, aflegde en één brave jongen werd. Toén hij zijn twaalfde jaar bereikt had, zei de gravin: „Je mag mijn bediende*/ijn.' Sandor was hoogst gelukkig over deze on derscheiding, want hij was zeer aan zijn wel doenster gehecht cn altijd blij, als hij in haar zijn of iets voor haar doen was een tak van een boom, die op je hoofd gevallen is, maar jc zult wel gauw weer beter zijn." Toen legde zij het kussen glad onder het ge wonde hoofdje cn. bleef stil naast ;l\em zitten, totdat hij in een -verkwikkender» slaap viel. Het was reeds morgen, toen Rufus weef wakker werd en de pijn in zijn hoofd was bijna over. Hij glimlachte vriendelijk tegen j Tante, toen zij met een blad binnenkwam met Ving ab <te amlereii en het kostte Hugo heel j ]fk)(fr'6 boterhammen en melk. t'cel moohe, het niet uit tc snikken, evenbls Suusje e»» Gonnie, zóó bang was hij. Maar van ons moet gaan!" jammerde i S 'sje. „'Wc hoblien liet Vader beloofd." „Waarom ga jij dan niet?!" riep Hugo boos „Tante," zei hij met een zwak stemmetje, „ik Vanaf het oögerMik, dat hij den rooden rok met gouden knoopen, de zwart fluvveelon köhte broek en kousen droeg, zooals dc livrei van het grafelijk huis het vorderde, had er een gröotc verandering in hem plaats. Hij deed zijn uiterste best hield, wanneer zijn meesteres in zijn bijzijn was, de oogen op haar. gericht om onmiddellijk elk bevel ten uitvoer to brengen. Daardoor verwierf liij zich dan ook spoe dig haar tevredenheid en liet zij zich liet liefst door Sandoi* bedienen. Deze gunst wek ken Het steigeren van het paard cn het ge schreeuw der dienstboden deed den slotheer toeschieten, die met ccn enkelen blik het ge vaar overzag, waarin zijn dochter verkoeld had. Al zijn (oorn ontlaadde zich op Sandor „Ik jaag je dadelijk uit mijn dienst," riep hij* boos komen -.va, behoedzaam „aar lm.' meisje Slopen. Nog slechts eenige seconden en hij-zon haar beetpakken en verscheuren! Graaf Lonay en zijn gasten vlogen naar allé zijden. „Mijn geweer, mijn geweer!" riep dc wan*; ■opige vader. De reuzensterke man scheen zonder gov. eei) geen moed te hebben. Daar sprong de zigeuner-joagen, Sandor,1 f ie zich in de buurt bevond, naar voren cni plaatste zich tussclicn de jonge gravin cn dert: wolf. Hij omklemde met beide handen dc keel v uv' het ondier, wierp den wolf mei een forst hen ruk op den grond cn hield hem vast, door net alle kracht zijn lichaam tegen dat van het dier te drukken. Doch de wolf was stói er dan de jongen. Hij rukte zich uit diens han 'en' los en beei hem woedend in armen en hor i 'j Nu knalde er een schot uit het gewen voii den graaf, die zijn wapen gevonden had cn mèt zijn geweer ook zijn tegenwoordigheid vulS geest. De wolf zonk doodclijk getroffen iu dc sneeuw. De jonge Sandor sloeg nog één" uit. „Het is;jo«w schuw, .lui het anders maal dc oogen op cn zijl, mecsten„ ,llCi zuo makke.paai 1 «>W 's geworden. Jc hebt haar kind met innige tfcd.-rheid aan haan ben zoo blij, dat »k nog niet te laat was .is te echter de jaloezie der andere bediende op, dc brug ingestort? De rivier stroomde er zoo die reeds lang met schele oogen „den zigcu- woest tegen aan ei» maakte zoo'n vreesclijk Doub Suusje sidderde en kermde: „Nee, Jee, ik be» -ook bang dan Jim maar!" Jim lag Aioorover met zijn gezicht Op zijn armen om iltet-felle lichten niet te zien en hij aatwoovdêc niet, zoodat Suusje knorrig voort ging: bijfide oudste, Hugo, en Vader heeft het j mi opgedragen." Doch Hugo antwoordde boos; „En ik zeg lc dan. dal ik niet ga! Vader zou nooit willen, l »t wij cv met zulk noodweer door gingen!" Maar in zijn hart vond Hugo zichzelf een laf- i d en /ij»» gezicht werd vuurrood, toen hij in li bock lerugdook, opschrikkend en bevend Sij elke»» HiewWen slag. die den berg scheen neen er» weer te schudden. Er heerschte een oogenblik stilte in de don- Acre, sombere spelonk, terwijl -er in T»et bin nenste v2üt één der klciue gevangenen een «itorm ^ootNIe, veel wilder eti :beviger-dan die, welke bot &j»l deed schudden. Rufus balde zijn k)e»»»e vuisten en klemde zijn lippen op 'elli aap. Hij bad een v-isioen voor oogen, dat jgeen rammelende 'donder -noch kletterende Tegen kon uitwisseheu: Tante ip den hoogen V»mn»b\ks sfeeds meer naderbij komend; elk )>ogenhlik, dat bij talmde, naderde zij meer en Wer het vrèeseïiike gevaar, waarvan zij ziel» taiet bewust was! Reeds meende Rufus bet kra- iken der J»»stortende brug te hooren en bet rvoortstroomen der wrecde rivier, terwijl zij 'die ééne met zich mee voerde, die. hij met zijn teergevoelig hartje zoo zielslief had. Tante vooi altijd van hen weg, het Taehtolïer van ccn verschrikkelijk ongeluk terwijl hij, Ru- itK haar redden kon! Het besluit "was geno men. Tickle gaf hem moed en behaalde de overwinning op zijn angst. Plotseling opspringend riep hij met bevende Mem uit: „Eón van ons moet gaan. of Tante Vr' i een ongeluk. Als als niemand anders d»n dan zal »k gaan!" R»»fusV' klonk het gesmoord van den iem dei jspelcndt, waar dc drie dappere toïc?ji*en, v;ier moed in hun schoenen gezakt <ras, va»» a»»gst balf ziek terneer lag'eu. ;,.Ja," zei Rufus, terwijl hij trachtte zijn stem meer vastheid te geven, „ik ik ben niet erg han e; ik zal gaat»-" En bij begon in de duister nis tc tasten naar de opening der spelonk. Gonnie trok hem aan zijn mouw en ze» hui lend: „Ga toch niet, Rufie, je zult door het jicht getroffen worden!" fr'Dorh Rufus -durfde niet langer wachten uit bngsl, dat zij»» moed hem begeven zou en zich tbsmakende idt de samengeknepen handen van bet kleine meisjes, rende hij uit de spelonk en fliep hij weldra met gebalde vuisten cn op jilloar geklemde lippen in draf over het kron- Tante zette het blad neer, knielde bij het bed en sloeg haar armen om den hals van den kleinen jongen. „Lieve Rufie," zei zij met tranen »n haar heldere oogen. „Mijn dappere, kleine held, ik weet, wat je voor Tante gedaan hebt. Suusje heeft mij alios verteld. De brug stortte in. juist op het oogenblik, dat de omnibus er overheen gereden zou zijn, als jij ons niet bijtijds -ge waarschuwd bad." De ernstige oogen van Rufus schitterden en er kwam een kleur van plezier op zijn bleekc wangen. „O Tante, was ik werkelijk een held?" riep hij uit. „Dan ben ik ook een Stoïcijn, want u bebt gezegd, dat helden hetzelfde zijn als Stoïcijnen, is het niet. Tante?" „Nagenoeg hetzelfde, maar bet »s ;»»og veel beter een held te zijn!" luidde Tante s ant woord. 7.1) kuste hem hartelijk en 'ze-i hem. dat 2ij nooit vergeten zou, dat hij haar leven gered had. Toen Rufus beter was en weer beneden mocht komen, was bij een heel gewichtig per- paardjes zadelen, voorbrengen en zijn mees teressen zoowel bij het boatijgen behulpzaam zijn, als ze op haar tochten door woud en veld vergezellen. Sedert iSantlor in dienst der gravin geko men was, zorgde "hjj voor dit alles, want hij wist beier met paarden om le gaan dan Ifcmos, -dresseerde ze zóó goed, dat yx zoo "male als Jammeren waren, en maakte zich aan ^een enkele tekortkoming schuldig, iets, wnarop Janos zich niet beroemen koa, Deze toch i soon en iedereen was even vriendelijk tegen was lui, langzaam en volstrekt iet bnctrouw- hem. Het allergelukkigst was hij echter, toen baar. Zoo kwam het, dat Sandor, de /igeuncr- ner-jongen," zooals zij hem minachtend noem den, aankeken. Zij stelden zich echter niet te vreden met booze blikken cn kwaadsprekerij, maar zochten een gelegenheid om den jongen te benadeelen en hem de gunst zijner meeste res te oritrooven. Vooral de-rijknecht. Janos, was liet, die dag en nacht een of andere poets verzon» die hij Sandor zou kunnen spelen. Hij had daartoe alle reden, naar hij voorgaf, want de zigeu ner had hem, 7.00 beweerde bij, van zijn plaats godrorvgen. De gravin reed dagelijks met Sarolta, haar dertienjarige dochter, uit en Janos moest de j gravin cn.hunne gasten in de tuinzaol bijeen. Na hem natuurlijk sleahi behandeld!' Sandor -was eerst geheel sprakeloos, doel» t<»en liij zijn tegenwoordigheid van geest terug kreeg, viel hij voor den graaf op de knieën en smeekte: ..Straf mij, graaf! zoo streng u ver kiest, maar jaag mij niet uit uw dienst!" Dc graaf antwoordde: „Beken, wat jc het paard gedaan hebt, dat het zoo plotseling wild is geworden. ..Ik weet niet, hoe het gebeurd kan zijn," riep Sandor die nog altijd op de knieën lag. „Ik ben onschuldig!" „In liegen en bedriegen l»en jc knap! Ik ont sla jc uit mijn dienst!" riep dc slotheer woe dend uit. Hij naderde het paard, dat nog al tijd wild om zich heen sloeg cn nauwelijks tot bedaren te brengen was. Janos,-die met heimclijlct voldoening getui- gc van dit toonccl was geweest, kwam nu ook bij hetqtaurd en streelde-sijn hoofd. Terwijl noch de graaf, noch één der anderen op hem lette, 'haalde hij ccn stu. je brandend zwam, dat hij in 't oogenblik. waarop Sandor dc paarden voorbracht, in 't oor van den schim mel gestoken had, cr weer uil en wierp bet weg. Niemand bemerkte dezen schurkenstreek, die, zooals Janos in stille meende, zoo goed gelukt was, want hij bezorgde hem dc betrek- lang van den ontslagen Sandor. Zoodra hei paard niet meer het gloeiende zwam in ziju oor voelde, werd het stil cn Het zich rustig op en neer leiden. D®re plotselinge verandering wekte de ver- 1 hazing van den graaf op en hij dacht, dat zij I het werk van Janos was, die het paard bij den teugel hiold. „Ik /ie, dat jij beter paarden weet tc behan delen dan Sandor. Neem dus zijn plaats in en dien de gravin als rijknecht!" zei hij. Sandor moest zijn livrei uittrekken cn werd tot straf naar «^cn boerenhoeve gezonden, waar hij hard werken moest. Toen hij voor het laatst vóór zijn meesteres stond, zei deze met een verwijtenden blik: „Sandor) Sandor! Wat heb je mijn vertrou wen beschaamd gemaakt!" En zij koorde hem den rug toe. Sandor trok naar do hoeve en bleef daar, totdat het winter werd. Toen keerde hij weer naar het slot terug en vond zijn arbeid in de stallen. Hij was een stille knaap geworden, die zijn werk zorgvuldig verrichtte, /iel» nooit aan een fout schuldig maakte en om zijn bescheiden heid dopr allen bemind werd. Alleen Janos haatte hem nog altijd cn ^lera trotsch voorbij, wanneer zij elkaar ontmoetten. Sandor had een geheim verdriet en wel de j ongenade van zijn meesteres en weldoenster. Hoe dikwijls sloop hij rond in den omtrek van den vleugel, dien zij bewoonde, om haar maar eens CYcn te kunnen zien, en hoe gelukkig zou hem haar blik of woord gemaakt hebben! Hij waagde het echter niet haar on-der de oogen te komen. Op een dag in Februari waren dc graaf, de Etn Moedigs Jongen, Graaf Bela Lonay, een slotheer in Opper- Hongarije, was bij zijn ondergeschikten zeer bemind, want hij behandelde hen als zij1» kinderen. Zijn echtgcnoote, d.j gravin, stond hem hierin altijd trouw ter zijde. De honderden arbeiders, die op de uitgc- strekte velden of in de grasrijke steppen als fcelendo pad, terwijl hij het kloppen van zijn veehoeders dienst deden, vormden één groot Ihartje tot zwijgen trachtte te brengen. De gezin. Lieden, die van 'bedelen leefden of zon- Jhooge hoornen kraakten in den storm, die in der werk rondliepen, vond men in zijh be-zit- ■e.t dal loefde dc XftCen viel bii stroomen neer, tm<? niet en wanneer dit al mocht gebeur**» Hugo u-aar hem toe kwam en beschaamd zei. „De Stoïcijnen hébben mij gezonden om je te zeggen, Rufus, dat wij je tot ons „hoofd' zullen maken en wij zullen ter eere van jou een groot feest »n het zomerhuisje geven, zoodra je weer sterk genoeg bent. We hebben er al zeven-en-tvvintig-en-een-halven cent voor l)»j elkaar." ;,0, dank je wel, Hugo!" riep Rufus ver heugd uit terwijl zijn gezichtje van vreugde straalde. En Hugo zei haastig: „En Rufus, het spijt mij, dat wij je een laf aard genoemd hebben. We zullen het nooit weer doen; jij was dapperder dan één van ons allen in de spelonk." Het kostte Hugo heel wat. dit te zeggen en zoodra het er uit was, rende hij met een villir- roode kleur weg. Doch Rufus maakten deze woorden 0 zoo gelukkigen van dien dog af nam hij een andere plaats in bij zijn neefjes e»» nichtjes- zij keken mi niet meer op hem neer als op een lafaard, integendeel: hij bekleedde de eèreplaats van een held en het hoofd der Stoïcijnen." jongen zijn plaats kreeg. Sedert dien tijd zat Janos Jiem als een scha duw op de hielen en zocht hij een .-gelegenheid om te maken, dat hij uit ^ijn dienst gejoagd zou worden. Die vond hij maar al tc spoedig. Op oen middag bracht Sandor twee prachtig opge toomde paarden Voor het tuinhuis, waar de gravin en Sarojta in rijkleeren wachtten. Ter wijl hij de teugels van het paard vasthield, zoodat zijn meesteres het dier bestijgen kon, naderde Janos ongemerkt het melkwitte dier, dat Sarolta reed, en streelde het 0p zonder linge wijze. Zoodra Sandor zich omkeerde, sprong Janos op zij on hield zich ais een kalme toeschouwer. lange, koude winterdagen, waarop de sneeuw zonder ophouden neerviel en berg en dal met een wit kleed bedekte, straalde eindelijk weer de io'». Graaf Longay was juist met de mannelijke gasten van dc jacht thnis gekomen en do ijzeren poort, die üiet binnenplein afsloot van dc buitenwereld, bleef, nadut de rijtuigen cr waren doorgered®», *nog «wen open staan. De honden, wilde doggen, die ter bcscher- ming tegen roovers en wolven vrij in het park j rondliepen, lagen ter wille der gasten aan den ketting. Terwijl de heeren in wier midden de gravin stond, vroolijke jachtverhalen deden, daalde de jonge gravin Sarolta de steenen trap af, die naar het park voerde en liep daar heen en weer. Zij keek naar de hooge bergen, wier toppen door de ondergaande zon besche nen werden. Aan de andere zijde der muren, die het kasteel omsingelden, slopen schor hui lende wolven rond, die door den honger in dc nabijheid der 'bewoonde wereld gedreven wa ren. Deze dieren zijn anders bang on ontwij ken de mcnschen. Plotseling slaakte de gravin een doordringen den kreet en met krampachtig opgeheven arm wens zij naar de plek, waar Sarolta, haar kind, heen en weer liep. Iven reusachtige wolf, die door dc open poort in het park was gc- I hart drukte. Hij stamelde: ,!k weet werkelijk niet, waardoor het paard J wild Is gewordent Toen verloor hij het bewustzijn. Hij w.i9 met bloed bedekt. De bedienden droegen hem naar een vertilde van het kasteel, waar hij op bevel der gr:»vilt op een prachtig bed gelegd en als gast \ar- pleegd werd. Hij genas heel, heel langzaam en bleef, ilaafl bij diepe littcekens in borst en gezicht behield en hem dc rechterarm moest worden afge/et. zijn leven lang een misvormd man. Dagelijks kwam de gravin, aan zijn ziekbed en vroeg belangstellend naar zijn pijnen. En nog tijdens zijn bedlegerigheid- had Sandor <lc voldoening, dat zijn onschuld aan het lielït kwam, want Janos, die hem in het ongeluk gebracht had, verried ten slotte zich/eii Dp; zekeren avond, toon hij erg aan 't snoeven was, vertelde hij aan dc andere knechts, welke poets hij den verwenschten z»ge.uner gespeeld had en dit kwam de grafelijke famliie ter oore. Toen de graaf van dezen iielriotieeks hoor* de, joeg hij Janos pp Maanden voet weg, ter wijl Sandor sedert zijn heldhaftige daad td! een kind des huizes behandeld werd. Poesje wacht' Klein poesje, mijn snoesje, zoo donzig van vacht! ik wou zoo graag weten, waar jij wel bp wacht. Jc tuurt er en gluurt er voorzichtig door 't bek; zeg wacht je visite? dat was niet zoo gek Klein poesje. mijn snoesje wat spin je toch hard! wicn zie je? *ha, 'k weet 't al den \iscliboer, .Tan Rartl Hij kent je. verwent je, met graatjes, wat fijn! 0, zie toch die poes eens) zoo'n vleister- tje klein! 2e strijkt er en reikt er met 't kopje omhoog; Bart lacht eens hij krijgt al het poesje in 't oog. O poesje, mij»» snoesje, wat heb jij het goed! zeg, wees nu maar altijd gehoorzaam cn z.octt i Hermann*. 1 Telefonisoh Weerharioht. Naai- waarneming in dan morgen vartl 7 Novombe» Hoogste stand 771.8 te Seydisijord. 1 Laagste stand 743.8 te Breslou. tj Verwachting tot der. avond van 8 Nov.i Zwakke tot niattge veranderlijke wind, later uit N.-O. richtingen, nevelig tot ".vaar, bewolkt, later wellicht weer regen oE sneeuw, weinig Verandering in temperatuur. Van alles wat. Oplossing v»n bet kunstje me» domlnosteenen uit 't vorige nummer. Elke letter beaUat uit 7 ateenen en heelt 42 ooeen.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1919 | | pagina 4