AMERSFOORTSCH DAGBLAD „de eemlander"
Qoof de Deagd-
binnenland
18e Jaargang
No. 140
Saterdag
6 December 1919
DERDE blad.
Grootvaders Rijksdaalder.
(Naar hel Duitsch van E. v. TWERDI ANSKY.
-S 1 Vrij he werkt door C. H.
HOOFDSTUK I.
Kina en Roosje waren zusjes, maar terwijl
poosje, dc jongste, vroolijk door het huis
hippelde, zat Nina, aan haar leunstoel gebon
den, in haar rustige kamer. Sinds haar
vroegste jeugd was zij aan beide becnen ver
lamd; nooit was Nina naar .school gegaan of
had 'zij met andere kinderen gespeeld. Zoo
kwam het dan ook, dat zij anders was 'dan
de meeste meisjes van haai leeftijd. Zij kende
geen vurige weiisclien, geen uitbundige vreug
de, geen opbruisenden toorn. Zij leed in stil
de, maar toonde haar huisgenooten hiervan
'zoo weinig mogelijk. Integendeel, z.ij was al-
.tijd opgewekt en blijmoedig, ja, er ging zelfs
oen zekere kracht van haar uit. Door haar
geduldig voorbeeld was zij anderen tot steun.
Nina's kamer was een groot, licht zolderver-
trek, dat haar ouders voor haar hadden uit
gekozen, omdat hel er zoo rustig was. Uit
met tot aan den grond reikende raam kon
[men bp een platje, midden tusschcn de daken
[in, stappen en hier zat Nina 's zomers den
jgchcelen dag in haar leunstoel, waarboven
jeen linnen afdakje gespannen kon worden, als
,de zon scheen. Er stonden hier heel wat pot-
.lcn met bloemen en planten; uit lange bak-
iken kroop klimop langs de nabijzijndc daken
èn dakgoten. Ook groeiden er Oost-Indische
kers en clematis naar alle kanten', zoodat
Kina midden tussclien het groen en de bloe
men zat. Tegen een schoorsteen, die in den
romer niet -gebruikt werdT was een duiventil
a a 11 gebracht en de d uiven k wamen lied ver
trouwelijk op Nina's schouder zitten. In de
dakgoten en tusschcn de pannen hadden zwa
luwen en musselien hun nestjes gebouwd. Zij
orden door Nina gevoederd. O, liet was
ui heerlijk, daar boven op het plat: men zag
de hecle stad, de kerk met haar spitsen
do boonven in het plantsoen en verder,
er. als het oog reikte, groene weiden en
hen, terwijl boven dit alles uit do blauwe
Ju <1 een koepel vormde.
Op hel tijdstip, dat mijn verhaal begint, was
Roosje nog maar een heel klein ding, dat de
lunst van stilzitten nog niet verstond. Met
haar luide stem en haar onrustige bewegingen
y. Os zij een echte woelwater, die ver verwij
derd gchoudc-n moest worden van Nina's ka
mer. Maar tegen den avond voelde Nina zich
woon)ijk wat beter en dan verschenen
Roosje en haar trouwe kameraad, poedel
R o i, aan haar deur. Aan Bari was de toegang
v r boden omdat liij vanaf zijn hooge stand-
11 a1 s op het dak tegen alle honden beneden
op straat- blafte, maar Roosje, die haar moe
der bcioofd had stil tc zullen zitten, moclit
•ei h op bet kleine bankje naast Nina's leun
stoel neerzetten om een uurtje bij haar door
j'engen. Dit deed zij maar al te graag,
;»nt hoewel zij veel jonger was dan Nina,
UI zij zielsveel van haar ouder zusje. Sa
men keken zij er naar, hoe mooi de zon ach-
i' 1 de boomen onderging, de lucht in een rood
1 aas hullend, dat zich in de vensterruiten der
h ii/cn "weerkaatste.
Om Roosje in het stilzitten te oefenen, ver-
t. 'de Ninia van haar duiven, van de zwalu
wen on do mussehen, van de meiischen, welke
in de omringende kamers woonden en door
r vensters zij naar binnen kon kijken, van
de zwarte kraaien, die nu en dan een bezoek
brachten aan den kerktoren, van een muisje,
dat van de stukjes brood der vogeltjes wilde
.epen en van hetgeen zij op straat zag. Zij
zag zooveel en zulke verschillende dingen, die
Roosje jiog nooit opgemerkt had en ze dacht
«ver zooveel dingen na, die nog nooit in
Roosje waren opgekomen, dat liet kleine ding
altijd een warm, behagelijk gevoel kreeg in
de nabijheid van haar zusje.
s Winters hleef Nina's leunstoel in de ka
mer .staan, maar als Roosje boven kwam, vond
•ïj ook daar allerlei tijdverdrijf. Nina's ka
mer was vol bloemen, planten en allerlei aar
dige dingen. In de kachel braadde zij eiken
dag een appel voor Roosje. De duiven kwamen
aan haar raam, pikten de gestrooide brood-
limcls op, knikten met hun kopjes en vlo-
in weer verder. Ook vertelde Nina van al
lerlei en het»waren nu nog mooiere verhalen:
van het Kerstkindje en de Herders in het veld,
id ie Roosje te hooren kreeg.
.En hoe meer het Kerstfeest naderde, hoe
„Maar weet je dan ook, Roosje, dat het je daarvoor alleen geld noodig had?" vroeg
ongeduldiger Roosje werd. Zij dacht eigenlijk me(M. heeft?" hegon zij.
-leer. Als zij voorbij dc keu- Grootvader lachte
overmorgen als Kerstmis is?vroeg Peter
plotseling.
„Wat?!" riep Roosje verbaasd uit. /-Is bet
evermorgen al Kerstmis, Mina? Maar waar
om hebben we dan nog geen Kerstboom in
huis?"'
„Dien brengen je grootouders van buiten
mee,"' antwoordde Mina.
./Maar begon Roosje weer, die het heer
lijke nieuws nog maar altijd niet gelooven
kon.
Doch daar kwam Vader binnen en stuur
de Peter haastig naar den dokter. Roosje
durfde Vader niet vragen, of het morgen de
avond vóór Kerstmis was, de avond, waarop
de Kerstb,opm" bran den .zou. Vader zag er veel
te ernstig en te bezorgd uit. Treurig dwaal
de 7.ij door het huis; zij wist zich niet bezig te
houden. Als het nu werkelijk morgen dc avond
vóór Kerstmis eens was? Iloe zou «alles dan
klaar kunnen komen?
'5 Middags hielden er twee schimmels voor
het huis stil. Zij trokkeu een grooten, ouder-
wetschen wagen en uit den wagen stapten
Grootvader en Grootmoeder. Roosje, die juist
uit het raam keek, stiet een kreet van vreugde
uit, toen zij honrjieve grootouders zag. Nu
was er geen twijfel meer mogelijk: morgen
avond zou het feest zijn! En zij stormde dc
trappen af naar dc voordeur. O, wat een
prachtige Kerstboom zette de koetsier juist
op den grond 1
Mina, die de grootouders bij het uitstappen
behulpzaam was, vertelde reeds van Nina's
ziekte en daar kw am Vader ook naar hcnedmi
en herhaalde, dal hun lieveling Nina ernstig
ziek was.
Tevergeefs klemde Roosje zich aanGroot
moeders arm vast. Grootmoeder en Grootva
der, die daareven nog zoo vroolijk gekeken
hadden, schenen nauwelijks tc bemerken, dat
hun jongste kleindochtertje op een kusje
wachtte.
„Wat zegt de dokter?''
„Zou ze kou gevat hebben?
„Heeft zij koorts?"
Deze en dergelijke vragen klonken er van
bun lippen. En pas toen Vader de Grootouders
mee naar binnen nam, bukte Grootmoeder zich
naar Roosje en kuste haar hartelijk. Vol'me
delijden liet zij er echter op volgen:
„Arm vogeltje! Dat zullen ook geen vroo-
lijke Kerstdagen voor je zijn!"
Met deze sombere voorspelling was Roosje
den heelen avond alleen. Zij wilde niet hui
len. maar ze was toch erg bedroefd. Niomand
had tijd om zicli met haar te bemoeien, nie
mand zou haar ook hebben kunnen ti"oosten,
want zij was veel minder bedroefd om Nina
dan om haar bedreigd Kerstfeest. Tol baar
verontschuldiging moet ik er echter bij zeg
gen. dat zij van Nina's ziekte geen goede voor
stelling had en er zelfs niet aan twijfelde, of
Nina zou wel weer spoedig dc oude zijn.
's Nachts droomde zij Weer van den Kerst
boom: hij straalde vol heldere lichtjes en aan
iederen tak hing wat lekkers. Er onder lag
de pop in doopklecren en een menigte andere
mooie geschenken. Toen zij wakker werd,
sp''on£ zii vroolijk haar bed uit, kleedde zich
vlug aan en liep haastig naar de huiskamer,
waar haar moeder altijd reeds bijtijds was.
Doch lieden ontbrak de lieve gestalte op haar
gewone plaats. Op den divan zat Grootvader
zijn morgenpijpje te rooken.
„Zoo, spiog-in-'t-veld, ben jc daar?" zei hij.
„Grootvader!" riep Roosje vroolijk uit. „Van
avond is het dc avond vóór Kerstmis!"
Nu kwam ook Grootmoeder binnen. Zij
wenkte met dc hand en zei:
„Stil, stil, "vogeltje, Moeder heeft den gc-
heelen nacht bij Nina gewaakt en is juist in
geslapen. Wees «lus heel stil, lieveling!"
„Heeft Nina dan nog altijd pijn?" vroeg
Roesje en haar gezichtje betrok plotseling,
want haar zorgen van gisteren kwamen haar
weer in de gedachte. „Heeft Nina dan ver
geten, dat we van avond het Kerstfeest vie
ren?''
Nu zette Grootmoeder zich ook op den
divan, trok Roosje tussclien Grootvader en
haar in en zei:
.Luister nu eens goed, hartje, naar betgeen
ik je vertellen ga. Onze lieve Nina is heel
ziek, zóó ziek, dat we van nacht dachten,
dat onze Lieve Heer haar tot Zich roepen zou.
Doch Hij heeft onze vurige gebeden verhoord
en de ziekte een goede wending doen nemen.
Ze ziet er zoo lief en mooi uit, nu zij slaapt
en wij hebben alle hoop, dat zij voor ons be
houden blijft Is dat niet een heerlijk Kerstge
schenk, het heerlijkste, dat wij allen wenschen
konden?''
Roosje's oogen straalden weer en zij klapte
in de handen. „Maar als Nina nu geen pijn
Grootvader nu.
„Ja, als ik geld had, riep Roosje uit, „dan
zou u eens wat zien, Grootvader!"
De grootouders glimlachten en Grootvader
zei: „Ik houd jc aan jc woord. Roosje, en zal
jc in de gelegenheid stellen iemand vreugde
te bereiden Daar jc nu zelf geen Kerstboom
/.uit hebben, mag je anderen plezier doen. Iiier
heb je een rijksdaalder."
Roosje's gezichtje straalde. „Mag ik daar
mee doen, wat ik wil. Grootvader?"
„Jc mag hem besteden, zooals jc 't zelf 't
liefste doet, maar op één voorwaarde, cn die
is, dat je er anderen plezier mee doet."'
„Mag ik dan köopen, wat ik wil?''
„Ja. Jc mag vandaag met Peter uitgaan cn
inkoopen doen. Maar overleg goed bij jczelvc,
hoe je het geld het best besteden kunt."
Roosje wilde „Hoera!" roepen, maar Groot
moeder legde nog juist bijtijds haar hand op
haar mondje, opdat Moeder niet wakker zou
worden.
(Wordt vervolgd.)
Kaantje-de-Voorste.
door C. H.
nan niets anders meer
ion kwam, keek zij om een hoekje en vroeg,
Mina ai bezig was den Kerstkoek te bakken.
Eisen dag noemde zij Vader en Moeder haar
Korsrwensche 11 op, 's nachts droomde zij van
Jcr. Kerstboom an als Moeder haar 's morgens
riep," vond zij het j «romer, dat haar droom
(Kt was
Om hnar bezig ie houden, leerde Nina haar
,Ke: stbedcj'AG zingen. Roosje kende ze gauw
qen.oeg en zong re roet heldere stem, zoodat
-I-oor het geheelc huis weerklonken, doch
xij begr$«?p nog niet veel van de beteekenis
•rvan. Veel nader aan 't hart lag haar de ge-
Wichtige vraag, of Grootvader en Grootmoe
der wel dc zoo vurig verlangde pop in doop
kleeren voor haar onder den Kerstboom zou
den neerleggen
Op een morgen, toen Roosje naar boven ging
v- eiken ochtend mocht zij Nina even goeden
Sag komen zeggen klonk liaar stem weer
luid zingend door het huis. Haar moeder
waarschuwde haar heel zacht te doen, daar
Nina hoofdpijn had.
,0 Nina,'' zei Roosje, terwijl zij nauwelijks
in de kamer was, „hoe kun je nu tegen
Kerstmis ergens pijn hebben!"
Doch den volgenden dag was Nina ernstig
rïek. Moeder zat boven in haar kamer en
ftoosje mocht niet binnenkomen. Nina moest
'•dikwijls het bed houden en zoo kwam het, dat
«Roosje, die aan dezen toestand gewend was,
«r niets bijzonders in zag. Zij ging naar de
fkeaken. waar Min» 01* Peter, de jongen, die
/aJL-rlai huiswerk, verrichtte, waren. Zij ver-
htm de geschiedenis van het Kerstkindje
K den Bethlehem.
en zei: „Je denkt nu
zeker, dat den Kerstboom dan niets meer in
den weg staat?''
Grootmoeder schudde het hoofd cn zei:
„Maar liefje, wie van ons zou vandaag lust
hebben den boom te versieren? E11 boven
dien moet het zoo rustig mogelijk in- huis
zijn.'*
Arm Roosje! Haar oogen vulden zich met
tranen; zij wendde haar hoofdje af en ver
borg bet in een kussen. Van daar klonk haar
half gesmoorde stem:
„En mijn Kerstliederen dan?"
jiaz ..'usSuiz jcuf apuagjOA iat[ af §eui aiQ"
'Grootvader.
„Mijn arm Roosje!" fluisterde Grootmoeder.
„Huil maar niet."
„Ik-ik-hui-huil-niet," antwoordde Roosje,
terwijl zij dapper haar tranen inslikte, „maar-
het-is-zoo-moei-lijk
„Ik geloof, Roosje," zei Grootvader nu, „dat
je de beteekenis van het Kerstfeest nog niet
begrijpt. Kerstmis is het feest, waarop wij
anderen vreugde bereiden. God heeft op dezen
dag het Kerstkind op aarde gezonden, om ons
allen gelukkig te maken. Het Kerstkind heeft
on$ geleerd, dat wij elkander moeten liefheb
ben, dat er slechts Liefde in onze harten mag
wonen. Dat is dc beteekenis van het Kerst
feest en onze Kerstgeschenken dienen alleen
om anderen vreugde te bereiden."
Roosje begreep het wel zoo wat en knikte.
„En," ging Grootvader voort „wat heb jij
gedaan om anderen blij te maken?"
„Ik heb geen geld. Grootvader, en kan dus
niets doen."
dacht ie dan werkelijk. Roosje, dat
't Was een Maandagmorgen in November en
bitter koud. Lang was hel mooi herfstweer
geweest on dc oudere mensclien hadden te
gen elkaar gezegd: „Van 't jaar is zelfs No
vember mooi!" 'k Weet niet, of het kwam,
doordat deze maand die ons meestal niet met
mooi weer verwent, niet tegen een prijsje kon,
maar na den 20sten w as het weer op eens om
geslagen, sneeuwde en hagelde het en was
het volop winter geworden. Ouden van dagen
schudden hun hoofd over „zoo'n verschil met
een dag of wat geleden," maar dc jeugd vond
het een buitenkansje, dat het nu al nog
vier weken vóór de Kerstvacnntic begon tc
sneeuwen. Dat beloofde wat, als die zou aan
breken! A
„Vast alle (lagen ijs, als 't zoo doorgaat,"
meende Han de Veer, een flinke jongen, die
niet kleumde achter dc kachel of handschoen
tjes aanhad, maar die van den winter genoot
als een etlite liefhebber. Eigenlijk was hij de
belhamel yan zijn klas, ja van de heelc school
en liet wag dan ook niet zonder reden, dat hij
den bijnaam van Ilaantje-de-Voorste droeg
„Ik wou. dat hij in 't leeren ook zoo vlug
was!" zeiden zijn ouders en onderwijzers,
want daarmee was hij lang geen No. 1- Hij kon
wel, maar zijn gedachten waren maar al tc
dikwijls niet bij zijn werk; die toefden dan bij
allerlei kattckwaad en guitenstreken. Toch
mochten niet alleen de jongens, maar ook dc
•onderwijzers, hem graag lijden, omdat hij
nooit valschc streken had of leclijke dingen
uitvoerde. Met opzet zou hij nooit iemand
kwaad of verdriet doen, maar b ij ongeluk,
ja, dat kwam nog al.eens voor.
„Als de sneeuw blijft liggen, is t om vier
uur een sneeuwballen-gevecht," zei Ilan on
der 't aankleeden tegen zijn jonger broertje.
„Fijn, hoor!'
Met de jongens van Ruitenburg 7.00 heet
te een naburige school lag die van. Ilan,
70oais het vaak in de jongenswereld 'toegaat,
altijd overhoop. Niet, dat de jongens 't land
hadden aan elkaar, ze kenden dc meesten der
anderen zelfs niet eens/ maar iheer uit ge
woonte. 't "Was altijd zoo geweest, zoolang Hail
daar op school ging en hij vond het leuk,
zijn krachten eens tc meten. De scholen waren
elkaar steeds vijandig gezind en er waren aan
weerskanten „spionnen". Ze hadden er Ilan
ook al eens voor aangezocht.
.Jij zou er handig in zijn," hadden de jon
gens tegen hem gezegd, maar Ilan had kortaf:
„dank je wel!" geantwoord.
„Waarom niet?" hield Jan de vries aan.
„Daarom niet," luidde het weinig duidelijke
antwoord.
„Flauw!" had Jan nog gemompeld, maar
Han had de schouders opgehaald en was kalm
verder gegaan, de handen in zijn zakken, on-
vcrschillg een wijsje fluitend, alsof er niets
gebeurd was.
Op dien bcwusten Maandagmorgen lag dc
sneeuw al vrij hoog, toen Han, na haastig ont
beten te hebben, naar school ging. Dat w a s
me eén sneeuw jool onderweg cn op liet school
plein! Tot het sneeuwballen-gevecht met Rui
tenburg kwam het echter nog niet; dat wacht
te tot vier uur, als zij van weerskanten goed
den tijd hadden. Wel hadden er zoowel om
negen als om twaalf en twee uur kleine scher
mutselingen plaats, maar daar bleef het dan
ook bij. 't Was, of zij bij onderlinge afspraak
het groote gevecht tot na schooltijd uitstelden.
Het laatste uur had Han werk met zijn ge
dachten bij de les te blijven, 'f Sneeuwde nu
niet meer, maar Han, die op zijn plaats juist
een stukje van de lucht kon zien, meende, dat
het wel eens bon gaan vriezen en dan bleef de
sneeuw natuurlijk liggen. Fijn!
Eindelijk, daar luidde de bel. 't Was vier
uur en de schooldeuren werden geopend. De
jongens holden naar buiten en dc sneeuw
ballen vlogen en suisden door dc lucht. Eerst
gooiden zij elkaar, maar dit was nog slechts
een voorspel om zich te oefenen, want straks,
als de jongens van Ruitenburg uit de aangren
zende straat zouden komen, zouden ze hen
met een sneeuwballenstorm ontvangen. Daar
kwam in de verte Japik van Hoorn reeds aan,
zeker om het terrein eens te verkennen.
„Hó Japik!" riep Han de Veer, en hij mikte
zóó handig een bal naar den vijand, dat diens
oor juist getroffen werd en het slachtoffer
zich dat lichaamsdeel danig wreef. Door den
grooten afstand kwam de bal dan ook wel
wat erg hard aan.
Maar Japik liet het cr niet bij zitten, dan
zou hij geen Japik hecten en in het volgend
oogenblik gooide bij een sneeuwbal met zoo'n
vaart naar Han, dat deze, die in het vuur van
het gevecht zijn mond wijd openhield, plot
seling iets heel kouds tusschen zijn tanden
voelde. Han proestte er van en zoow el vriend
als vijand lachte, lntusschen had Japik verster
king gekregen en regende of heter gezegd
sneeuwde het van dien kant ballen. Maar de
vrienden van Plan namen de partij van hun
makker op en in minder dan geen tijd suisden
de ballen van weerskanten door de lucht.
't Duurde niet lang, of Han had zijn gratis
ijsco uit zijn mond verwijderd en met verdub
belde woede wierp hij nu naar de tegenpartij-
De voorbijgangers, welke behoedzaam den
huizenkant van het plein hielden, schudden
het hoofd en mompelden: „Die jongens toch!
Als de scholen uitgaan, ben jc je leven niet
zeker!" Oude vrouwtjes namen zich voor, op
dc „gevaarlijke urenin het vervolg maar
liever uit deze buurt te blijven en cenigc op
geschoten jongens namen aan het sneeuw-
gcvecht deel.
Plotseling bleven dc bengels echter ver
schrikt stilstaan. Zij hadden een hocrl ge
raakt. een hecrcnhoed nog wel! Hij werd van
het hoofd van den eigenaar weggeschoten,
tuimelde op den grond cn waaide, over de
sneeuw buitelend een eind weg. De meneer
van het hoofddeksel was natuurlijk boos cn
'heel boos ook, dat snap je.
„Kwajongens!" riep hij, rood van drift, uit,
„zorg, dat ik mijn hoed terugkrijg! En gauw
een beetje alsjeblieft! 't Is schande zoo'n her
rie als jullie maken!"
Niemand durfde het bewuste voorwerp ech
ter terugbrengen, want er 7.011 wat opzitten!
En verdiend was het.
Geen der jongens wist w i e den hoed ge
raakt had. „Misschien is 'l wel een Kuilenbur
ger," mompelde Jan van Reek, een vriend en
klasgenoot van Ilan.
Daar stoof plotseling Ilan naar voren. Hij
greep den ongelukkigen hoed cn bracht dien
aan den eigenaar terug. Dc jongens keken
allen in gespannen verwachting toe. Wat zou
er gebeuren?
„Toch wel flink van Ilan; ik zou het niet
durven!" dacht menigeen en de Ruitenburgers
in dc verte voelden iets als bewondering voor
den vijand. „Kranig, hoor!" mompelde Japik.
,,'t Lijkt me geen pretje.''
Inmiddels was Ilan met den hoed in de
hand den vreemden heer genaderd. Deze nam
zijn hoofddeksel van den jongen aan en zei
met luide stem, zóó dat allen het hooren kon
den en een enkele Ruitenburger liet zelfs ook
opving:
„Jij bent nog eens een flinke jongen, want
wat jullie gezamenlijk misdreven hebt. maak
jij alleen weer goed. Op zoo'n manier Ilaantjc-
de-Voorste zijn is kranig! Iloe heet jc?"
„Han dc Veer, meneer.' luidde bet ant
woord.
„D.c Veer, Han dc Vc^r inhaalde de
vreemde heer nadenkend: n- u r altijd hier
gewoond?"
„Nee meneer, sinds vier jaar. Vroeger woon
den we in Leeuwarden."
„Juist, dat klopt!" antwoordde de heer.
„Dan heb ik nog met je vader op school 'ge
gaan indertijd. Dat was ook zoo'n eerlijke,
open jongen cn ik was er trotscli op, dat ik mij
tot zijn vrienden mocht rekenen. Later heb
ben wij elkaar -tiit het oog verloren en daar ik
nu pas uit Indic terug hen, heb ik nog niet
kunnen informecren, waar liij gebleven is.
Jongens, jongens, dat is ook toevallig: jij dc
zoon van Han cltf Veer uit Leeuwarden!"
Ilan keek eenigszins beduusd. Hij vond het
maar matig/ dat die meneer Vader zoo goed
gekend had. Als hij hem eens ging verklap
pen! Maar nee, dat zou hij niet doen, want-
hij had hem immers juist een prijsje gegeven!
„Zeg aan jc Vader," begon de vreemde
heer nu weer, „dat ik hem morgenavond eens
kom opzoeken. Ik heet Bergsma. Zul je het
niet vergeten?"
„Nee meneer," antwoordde Ilan en daar dc
Ruitenburgers allen verdwenen waren, gin
gen Han en zijn makkers nu ook naar, buis.
Mij brachten geen-van allen
zoo'n schilderij tot stand,
zoo fijn, zoo schoon vervaardigd
als hier met kunstnaar* hand.
Iloe ri ooiscIi heeft'toch dc Schepper, ]J
zelfs in den wintertijd,
als alles schijnbaar dood is.
Zijn werk ten toon gespreid!
Ga nooit meer onverschillig,
mijn kind, hieraan voorbij
bedenk liet wèl eerbiedig
Gods werk spreekt ook tot mij.
11 e r m a 11 n
Et* groot plan.
Met Centraal Genootschap voor kin-
„Vader," met deze woorden stormde Han
cenigc oogenblikken later dc huiskamer bin
nen, „Meneer Bergsma komt u morgenavond
opzoeken. Hij is pas uit Indic terug."
„Meneer Bergsma?" herbaalde meneer dc
Veer vragend. „Is die weer in 't land? Ik heb
in geen jaren van hem gehoord, doch ik ver
heug mij er op, mijn ouden vriend terug te
zien. Maar hoe kom jij daar aan, jongen?
Jij hebt hem toch nooit gekend."
„Maar nu ken ik hem wel.' .uuvoordih
Han en hij vertelde zijn vader eerlijk, .vat er
dien middag was voorgevallen.
Den volgenden avond zagen de vrienden/
elkaar terug. Meneer Bergsma had honderd
uit tc vertellen en maakte kennis met Ilans
moeder cn zijn broertjes en zusjes.
„Ik ben zoo blij, dat ik je teruggevonden
hcjb, Ilan," zei hij tegen zijn ouden vriend.
„Dat hebben wc aan de vroege sneeuw tc
danken," meende meneer de Veer.
„En nan jc jongen, aan Ilan junior," zei
meneer Bergsma.
„Aan Haantje-de-Voorste," mompelde Hans
vader glimlachend.
„Ja ik ben dankbaar, dat ik jc door zün
toedoen ontdekt heb en wil hem daarom een
klein geschenk als herinnering geven. Kijk
Ilan," met deze woorden richtte dc gast zich
tot den jongen, „dit horloge had ik je toege
dacht. Kom eens hier, baasje
Met een stralend gezicht kwam Han nu naast
meneer Bergsma staan. Deze liet hem het hor
loge zien cn wees hem hetgeen er biuncn-in
gegraveerd was:
II. d. V. 22 Nov. 10...
,,\Vat denk je, dat die letters bcteckcnen,
Han?" vroeg hij.
Han, die in zijn jonge leven wel eens moei
lijker vragen had moeten beantwoorden, zei
lachend:
„Han dc Veer, meneer."
„Mis hoor!" luidde het antwoord. „Haantje-
de-Voorste, maar in de goede betee
kenis. Zoo is het ook voor jou een aanden-r
ken."
Dat Han den volgenden dag op school vol
trots aan iedereen, die het maar zien wilde,
zijn horloge vertoonde, zal niemand versvon-
deren.
Winterbloemen.
De winter toovert bloemen
óp de bevroren ruit;
wat zien zij er toch prachtig
en schilderachtig uit.
En komt dc zon ook even
om al dit fraais te zien,
dan tintelt en dan. schittert
het MJes bovendien.
derherstellings- en \acantiekolonies ziet
zijn arbeidsveld voortdurend uitbreiden.
Het verplegen en sterken van zwakke en
genezende kinderen is niet langer alleen
een daad van barmhartigheid en een strijd
tegen tuberculose, het is tevens een nood
zakelijkheid om door meer en betere ar
beidskrachten de productie te verhoogen.
Het Centraal Genootschap kan zeer vee!
doen in deze richting. Het beschikt over
vele geoefende arbeidskrachten een vakk
kundig bestuur, het is vertakt over 229 af'
deelingen, die steeds meer kinderen zenden
en hét bezit het algemeen vertrouwen.
De zeven koloniehuizen van het Cent aal
Genootschap zijn bereid de kinderen te r nt-
vangen, maar de huizen zijn te klein en te
weinig talrijk. Enkele er van ntoeten wo«-
den vergroot en nieuwe bijgebouwd. De
penningmeester de heer Th. M. Ketelnsr,
lid van dc Tweede Kamer, heeft hiervoor
800.000 noodig. Met dit bedrog kan, vol*
gens nauwkeurige berekening van desk tin*
digen in de eerste behoeften worden voor*
zien. Zonder dit geld moeten de kinderer
bij honderdtallen tegelijk worden afgewe
zen.
Daarom wordt een beroep op onze lond-
genooten gedaan, dat, naar wij verwachlon,
niet vergeefs zal zijn. Het adres van den
heer Ketelaar is Joh. Verhulststraat Q# Am
sterdam.
A n t i-T r e k h o n d e n b o n d. Dez(^
bond heeft te Den Haag eene algemeen©
vergadering gehouden.
Na opening van de vergadering door den
voorzitter, den heer Schouten, deed de heer
Haures mededeeling over de werkzaamhe
den, sinds de vorige vergadering verricht.
De actie ten bate der leger-mitraillcur*
honden is nfgeloopen; de honden zijn tegen
het advies en het verzoek der vereeniging
publiek' verkocht; in enkele gevallen, waar
het honden, betrof, die afgekeurd konden
worden, heeft de vereeniging kunnen ingrij
pen ten bate van den honcl.
Spr, was verheugd te kunnen constatoe-
ren, dat de gedachte „de trekhond moet
worden afgeschaft", zich langzamerhand:
ruimer baan heeft gebroken. Dit resultaat is
grootendeels te danken aan het principieel©
werken van den Bond.
Op de jongste algemeene vergadering var"
de Maatschappij tot Bescherming van Die*
ren is de quoestie van afschaffing bespro
ken. Na eenig overleg is op' een vergadering
te Utrecht een „Federatie van Vereenigin-
gen in zake het gebruik van den hond al?
trekdier in Nederland" tol stand gekomer
welke Federatie gevestigd is 1e 's Graven»
hage.
Tot deze Federatie zijn 17 vereenigingen
op het gebied van dierenbescherming fne*
getreden.
De Federatie heeft weer enkele commis
sies gevormd, die de verschillende vraag*
stukken in binnen- en buitenland, op ethisch
en sociaal-economisch gebied willen behan
delen en bestudeeren en rapport er over uit
zullen brengen.
De voorzitter deelde nog mede, dat hef
ledental (1166) dalende is.
De nieuwe weg Hoendcrl 0—1
Otterlo. De „Kampioen'/meldt:
Wij vernemen, dat eerstdaags de oude weg;
HoenderloOtterlo, die dwars door de be
zittingen van den heer A. G. Kröller loopt,
zal gesloten worden en de nieuwe weg -dan'
uitsluitend de verbinding tusschen deze
buurtschappen'zal vormen.
Destijds is er veel te doen geweest over
de plannen tot sluiten van dien weg, het
geen ten gevolge had, dat de A. N. W.i B.,
Toeristenbond voor Nederland, een onder
zoek instelde, waarbij de heer K. zijn volle
medewerking verleende. Het tracé van derw
nieuwen weg werd door twéé mestuursleden,
de heeren Pos en Lugard, ter plaatse nage
gaan en hier en daar eenigszins gewijzigd
naar hun aanwijzingen.
Onlangs hebben wij dien nieuwen weg,
die acht kilometer lang is, gereden en bleek
onze verwachting, dat deze veel mooier zou
worden dan de oude, volkomen juist.
De weg heeft aan natuurschoon gewon
nen en is ook in aanleg beter dan de oude.
De heer Kröller heeft zijn belangen en die
van het algemeen op zeer gelukkige wijze
vereenigd.
-- Nog altijd vluchtelingen.
In verband met de opheffing van het vlucht*
-d te Uden zijn te Almelo 106 personen
an daar aangekomen, die per rijtuig ver-
oerd zijn naar 't Fleringerveld onder de
gemeente Tubbergen, waar zij in noodver-
1 "iven zijn gehuisvest. De mannen zullen
zich bezighouden met heide ontginnen.