AMERSFOORTSCH DAGBLAD „de eemlander" Qoof de Deagd- binnenland 18e Jaargang No. 140 Saterdag 6 December 1919 DERDE blad. Grootvaders Rijksdaalder. (Naar hel Duitsch van E. v. TWERDI ANSKY. -S 1 Vrij he werkt door C. H. HOOFDSTUK I. Kina en Roosje waren zusjes, maar terwijl poosje, dc jongste, vroolijk door het huis hippelde, zat Nina, aan haar leunstoel gebon den, in haar rustige kamer. Sinds haar vroegste jeugd was zij aan beide becnen ver lamd; nooit was Nina naar .school gegaan of had 'zij met andere kinderen gespeeld. Zoo kwam het dan ook, dat zij anders was 'dan de meeste meisjes van haai leeftijd. Zij kende geen vurige weiisclien, geen uitbundige vreug de, geen opbruisenden toorn. Zij leed in stil de, maar toonde haar huisgenooten hiervan 'zoo weinig mogelijk. Integendeel, z.ij was al- .tijd opgewekt en blijmoedig, ja, er ging zelfs oen zekere kracht van haar uit. Door haar geduldig voorbeeld was zij anderen tot steun. Nina's kamer was een groot, licht zolderver- trek, dat haar ouders voor haar hadden uit gekozen, omdat hel er zoo rustig was. Uit met tot aan den grond reikende raam kon [men bp een platje, midden tusschcn de daken [in, stappen en hier zat Nina 's zomers den jgchcelen dag in haar leunstoel, waarboven jeen linnen afdakje gespannen kon worden, als ,de zon scheen. Er stonden hier heel wat pot- .lcn met bloemen en planten; uit lange bak- iken kroop klimop langs de nabijzijndc daken èn dakgoten. Ook groeiden er Oost-Indische kers en clematis naar alle kanten', zoodat Kina midden tussclien het groen en de bloe men zat. Tegen een schoorsteen, die in den romer niet -gebruikt werdT was een duiventil a a 11 gebracht en de d uiven k wamen lied ver trouwelijk op Nina's schouder zitten. In de dakgoten en tusschcn de pannen hadden zwa luwen en musselien hun nestjes gebouwd. Zij orden door Nina gevoederd. O, liet was ui heerlijk, daar boven op het plat: men zag de hecle stad, de kerk met haar spitsen do boonven in het plantsoen en verder, er. als het oog reikte, groene weiden en hen, terwijl boven dit alles uit do blauwe Ju <1 een koepel vormde. Op hel tijdstip, dat mijn verhaal begint, was Roosje nog maar een heel klein ding, dat de lunst van stilzitten nog niet verstond. Met haar luide stem en haar onrustige bewegingen y. Os zij een echte woelwater, die ver verwij derd gchoudc-n moest worden van Nina's ka mer. Maar tegen den avond voelde Nina zich woon)ijk wat beter en dan verschenen Roosje en haar trouwe kameraad, poedel R o i, aan haar deur. Aan Bari was de toegang v r boden omdat liij vanaf zijn hooge stand- 11 a1 s op het dak tegen alle honden beneden op straat- blafte, maar Roosje, die haar moe der bcioofd had stil tc zullen zitten, moclit •ei h op bet kleine bankje naast Nina's leun stoel neerzetten om een uurtje bij haar door j'engen. Dit deed zij maar al te graag, ;»nt hoewel zij veel jonger was dan Nina, UI zij zielsveel van haar ouder zusje. Sa men keken zij er naar, hoe mooi de zon ach- i' 1 de boomen onderging, de lucht in een rood 1 aas hullend, dat zich in de vensterruiten der h ii/cn "weerkaatste. Om Roosje in het stilzitten te oefenen, ver- t. 'de Ninia van haar duiven, van de zwalu wen on do mussehen, van de meiischen, welke in de omringende kamers woonden en door r vensters zij naar binnen kon kijken, van de zwarte kraaien, die nu en dan een bezoek brachten aan den kerktoren, van een muisje, dat van de stukjes brood der vogeltjes wilde .epen en van hetgeen zij op straat zag. Zij zag zooveel en zulke verschillende dingen, die Roosje jiog nooit opgemerkt had en ze dacht «ver zooveel dingen na, die nog nooit in Roosje waren opgekomen, dat liet kleine ding altijd een warm, behagelijk gevoel kreeg in de nabijheid van haar zusje. s Winters hleef Nina's leunstoel in de ka mer .staan, maar als Roosje boven kwam, vond •ïj ook daar allerlei tijdverdrijf. Nina's ka mer was vol bloemen, planten en allerlei aar dige dingen. In de kachel braadde zij eiken dag een appel voor Roosje. De duiven kwamen aan haar raam, pikten de gestrooide brood- limcls op, knikten met hun kopjes en vlo- in weer verder. Ook vertelde Nina van al lerlei en het»waren nu nog mooiere verhalen: van het Kerstkindje en de Herders in het veld, id ie Roosje te hooren kreeg. .En hoe meer het Kerstfeest naderde, hoe „Maar weet je dan ook, Roosje, dat het je daarvoor alleen geld noodig had?" vroeg ongeduldiger Roosje werd. Zij dacht eigenlijk me(M. heeft?" hegon zij. -leer. Als zij voorbij dc keu- Grootvader lachte overmorgen als Kerstmis is?vroeg Peter plotseling. „Wat?!" riep Roosje verbaasd uit. /-Is bet evermorgen al Kerstmis, Mina? Maar waar om hebben we dan nog geen Kerstboom in huis?"' „Dien brengen je grootouders van buiten mee,"' antwoordde Mina. ./Maar begon Roosje weer, die het heer lijke nieuws nog maar altijd niet gelooven kon. Doch daar kwam Vader binnen en stuur de Peter haastig naar den dokter. Roosje durfde Vader niet vragen, of het morgen de avond vóór Kerstmis was, de avond, waarop de Kerstb,opm" bran den .zou. Vader zag er veel te ernstig en te bezorgd uit. Treurig dwaal de 7.ij door het huis; zij wist zich niet bezig te houden. Als het nu werkelijk morgen dc avond vóór Kerstmis eens was? Iloe zou «alles dan klaar kunnen komen? '5 Middags hielden er twee schimmels voor het huis stil. Zij trokkeu een grooten, ouder- wetschen wagen en uit den wagen stapten Grootvader en Grootmoeder. Roosje, die juist uit het raam keek, stiet een kreet van vreugde uit, toen zij honrjieve grootouders zag. Nu was er geen twijfel meer mogelijk: morgen avond zou het feest zijn! En zij stormde dc trappen af naar dc voordeur. O, wat een prachtige Kerstboom zette de koetsier juist op den grond 1 Mina, die de grootouders bij het uitstappen behulpzaam was, vertelde reeds van Nina's ziekte en daar kw am Vader ook naar hcnedmi en herhaalde, dal hun lieveling Nina ernstig ziek was. Tevergeefs klemde Roosje zich aanGroot moeders arm vast. Grootmoeder en Grootva der, die daareven nog zoo vroolijk gekeken hadden, schenen nauwelijks tc bemerken, dat hun jongste kleindochtertje op een kusje wachtte. „Wat zegt de dokter?'' „Zou ze kou gevat hebben? „Heeft zij koorts?" Deze en dergelijke vragen klonken er van bun lippen. En pas toen Vader de Grootouders mee naar binnen nam, bukte Grootmoeder zich naar Roosje en kuste haar hartelijk. Vol'me delijden liet zij er echter op volgen: „Arm vogeltje! Dat zullen ook geen vroo- lijke Kerstdagen voor je zijn!" Met deze sombere voorspelling was Roosje den heelen avond alleen. Zij wilde niet hui len. maar ze was toch erg bedroefd. Niomand had tijd om zicli met haar te bemoeien, nie mand zou haar ook hebben kunnen ti"oosten, want zij was veel minder bedroefd om Nina dan om haar bedreigd Kerstfeest. Tol baar verontschuldiging moet ik er echter bij zeg gen. dat zij van Nina's ziekte geen goede voor stelling had en er zelfs niet aan twijfelde, of Nina zou wel weer spoedig dc oude zijn. 's Nachts droomde zij Weer van den Kerst boom: hij straalde vol heldere lichtjes en aan iederen tak hing wat lekkers. Er onder lag de pop in doopklecren en een menigte andere mooie geschenken. Toen zij wakker werd, sp''on£ zii vroolijk haar bed uit, kleedde zich vlug aan en liep haastig naar de huiskamer, waar haar moeder altijd reeds bijtijds was. Doch lieden ontbrak de lieve gestalte op haar gewone plaats. Op den divan zat Grootvader zijn morgenpijpje te rooken. „Zoo, spiog-in-'t-veld, ben jc daar?" zei hij. „Grootvader!" riep Roosje vroolijk uit. „Van avond is het dc avond vóór Kerstmis!" Nu kwam ook Grootmoeder binnen. Zij wenkte met dc hand en zei: „Stil, stil, "vogeltje, Moeder heeft den gc- heelen nacht bij Nina gewaakt en is juist in geslapen. Wees «lus heel stil, lieveling!" „Heeft Nina dan nog altijd pijn?" vroeg Roesje en haar gezichtje betrok plotseling, want haar zorgen van gisteren kwamen haar weer in de gedachte. „Heeft Nina dan ver geten, dat we van avond het Kerstfeest vie ren?'' Nu zette Grootmoeder zich ook op den divan, trok Roosje tussclien Grootvader en haar in en zei: .Luister nu eens goed, hartje, naar betgeen ik je vertellen ga. Onze lieve Nina is heel ziek, zóó ziek, dat we van nacht dachten, dat onze Lieve Heer haar tot Zich roepen zou. Doch Hij heeft onze vurige gebeden verhoord en de ziekte een goede wending doen nemen. Ze ziet er zoo lief en mooi uit, nu zij slaapt en wij hebben alle hoop, dat zij voor ons be houden blijft Is dat niet een heerlijk Kerstge schenk, het heerlijkste, dat wij allen wenschen konden?'' Roosje's oogen straalden weer en zij klapte in de handen. „Maar als Nina nu geen pijn Grootvader nu. „Ja, als ik geld had, riep Roosje uit, „dan zou u eens wat zien, Grootvader!" De grootouders glimlachten en Grootvader zei: „Ik houd jc aan jc woord. Roosje, en zal jc in de gelegenheid stellen iemand vreugde te bereiden Daar jc nu zelf geen Kerstboom /.uit hebben, mag je anderen plezier doen. Iiier heb je een rijksdaalder." Roosje's gezichtje straalde. „Mag ik daar mee doen, wat ik wil. Grootvader?" „Jc mag hem besteden, zooals jc 't zelf 't liefste doet, maar op één voorwaarde, cn die is, dat je er anderen plezier mee doet."' „Mag ik dan köopen, wat ik wil?'' „Ja. Jc mag vandaag met Peter uitgaan cn inkoopen doen. Maar overleg goed bij jczelvc, hoe je het geld het best besteden kunt." Roosje wilde „Hoera!" roepen, maar Groot moeder legde nog juist bijtijds haar hand op haar mondje, opdat Moeder niet wakker zou worden. (Wordt vervolgd.) Kaantje-de-Voorste. door C. H. nan niets anders meer ion kwam, keek zij om een hoekje en vroeg, Mina ai bezig was den Kerstkoek te bakken. Eisen dag noemde zij Vader en Moeder haar Korsrwensche 11 op, 's nachts droomde zij van Jcr. Kerstboom an als Moeder haar 's morgens riep," vond zij het j «romer, dat haar droom (Kt was Om hnar bezig ie houden, leerde Nina haar ,Ke: stbedcj'AG zingen. Roosje kende ze gauw qen.oeg en zong re roet heldere stem, zoodat -I-oor het geheelc huis weerklonken, doch xij begr$«?p nog niet veel van de beteekenis •rvan. Veel nader aan 't hart lag haar de ge- Wichtige vraag, of Grootvader en Grootmoe der wel dc zoo vurig verlangde pop in doop kleeren voor haar onder den Kerstboom zou den neerleggen Op een morgen, toen Roosje naar boven ging v- eiken ochtend mocht zij Nina even goeden Sag komen zeggen klonk liaar stem weer luid zingend door het huis. Haar moeder waarschuwde haar heel zacht te doen, daar Nina hoofdpijn had. ,0 Nina,'' zei Roosje, terwijl zij nauwelijks in de kamer was, „hoe kun je nu tegen Kerstmis ergens pijn hebben!" Doch den volgenden dag was Nina ernstig rïek. Moeder zat boven in haar kamer en ftoosje mocht niet binnenkomen. Nina moest '•dikwijls het bed houden en zoo kwam het, dat «Roosje, die aan dezen toestand gewend was, «r niets bijzonders in zag. Zij ging naar de fkeaken. waar Min» 01* Peter, de jongen, die /aJL-rlai huiswerk, verrichtte, waren. Zij ver- htm de geschiedenis van het Kerstkindje K den Bethlehem. en zei: „Je denkt nu zeker, dat den Kerstboom dan niets meer in den weg staat?'' Grootmoeder schudde het hoofd cn zei: „Maar liefje, wie van ons zou vandaag lust hebben den boom te versieren? E11 boven dien moet het zoo rustig mogelijk in- huis zijn.'* Arm Roosje! Haar oogen vulden zich met tranen; zij wendde haar hoofdje af en ver borg bet in een kussen. Van daar klonk haar half gesmoorde stem: „En mijn Kerstliederen dan?" jiaz ..'usSuiz jcuf apuagjOA iat[ af §eui aiQ" 'Grootvader. „Mijn arm Roosje!" fluisterde Grootmoeder. „Huil maar niet." „Ik-ik-hui-huil-niet," antwoordde Roosje, terwijl zij dapper haar tranen inslikte, „maar- het-is-zoo-moei-lijk „Ik geloof, Roosje," zei Grootvader nu, „dat je de beteekenis van het Kerstfeest nog niet begrijpt. Kerstmis is het feest, waarop wij anderen vreugde bereiden. God heeft op dezen dag het Kerstkind op aarde gezonden, om ons allen gelukkig te maken. Het Kerstkind heeft on$ geleerd, dat wij elkander moeten liefheb ben, dat er slechts Liefde in onze harten mag wonen. Dat is dc beteekenis van het Kerst feest en onze Kerstgeschenken dienen alleen om anderen vreugde te bereiden." Roosje begreep het wel zoo wat en knikte. „En," ging Grootvader voort „wat heb jij gedaan om anderen blij te maken?" „Ik heb geen geld. Grootvader, en kan dus niets doen." dacht ie dan werkelijk. Roosje, dat 't Was een Maandagmorgen in November en bitter koud. Lang was hel mooi herfstweer geweest on dc oudere mensclien hadden te gen elkaar gezegd: „Van 't jaar is zelfs No vember mooi!" 'k Weet niet, of het kwam, doordat deze maand die ons meestal niet met mooi weer verwent, niet tegen een prijsje kon, maar na den 20sten w as het weer op eens om geslagen, sneeuwde en hagelde het en was het volop winter geworden. Ouden van dagen schudden hun hoofd over „zoo'n verschil met een dag of wat geleden," maar dc jeugd vond het een buitenkansje, dat het nu al nog vier weken vóór de Kerstvacnntic begon tc sneeuwen. Dat beloofde wat, als die zou aan breken! A „Vast alle (lagen ijs, als 't zoo doorgaat," meende Han de Veer, een flinke jongen, die niet kleumde achter dc kachel of handschoen tjes aanhad, maar die van den winter genoot als een etlite liefhebber. Eigenlijk was hij de belhamel yan zijn klas, ja van de heelc school en liet wag dan ook niet zonder reden, dat hij den bijnaam van Ilaantje-de-Voorste droeg „Ik wou. dat hij in 't leeren ook zoo vlug was!" zeiden zijn ouders en onderwijzers, want daarmee was hij lang geen No. 1- Hij kon wel, maar zijn gedachten waren maar al tc dikwijls niet bij zijn werk; die toefden dan bij allerlei kattckwaad en guitenstreken. Toch mochten niet alleen de jongens, maar ook dc •onderwijzers, hem graag lijden, omdat hij nooit valschc streken had of leclijke dingen uitvoerde. Met opzet zou hij nooit iemand kwaad of verdriet doen, maar b ij ongeluk, ja, dat kwam nog al.eens voor. „Als de sneeuw blijft liggen, is t om vier uur een sneeuwballen-gevecht," zei Ilan on der 't aankleeden tegen zijn jonger broertje. „Fijn, hoor!' Met de jongens van Ruitenburg 7.00 heet te een naburige school lag die van. Ilan, 70oais het vaak in de jongenswereld 'toegaat, altijd overhoop. Niet, dat de jongens 't land hadden aan elkaar, ze kenden dc meesten der anderen zelfs niet eens/ maar iheer uit ge woonte. 't "Was altijd zoo geweest, zoolang Hail daar op school ging en hij vond het leuk, zijn krachten eens tc meten. De scholen waren elkaar steeds vijandig gezind en er waren aan weerskanten „spionnen". Ze hadden er Ilan ook al eens voor aangezocht. .Jij zou er handig in zijn," hadden de jon gens tegen hem gezegd, maar Ilan had kortaf: „dank je wel!" geantwoord. „Waarom niet?" hield Jan de vries aan. „Daarom niet," luidde het weinig duidelijke antwoord. „Flauw!" had Jan nog gemompeld, maar Han had de schouders opgehaald en was kalm verder gegaan, de handen in zijn zakken, on- vcrschillg een wijsje fluitend, alsof er niets gebeurd was. Op dien bcwusten Maandagmorgen lag dc sneeuw al vrij hoog, toen Han, na haastig ont beten te hebben, naar school ging. Dat w a s me eén sneeuw jool onderweg cn op liet school plein! Tot het sneeuwballen-gevecht met Rui tenburg kwam het echter nog niet; dat wacht te tot vier uur, als zij van weerskanten goed den tijd hadden. Wel hadden er zoowel om negen als om twaalf en twee uur kleine scher mutselingen plaats, maar daar bleef het dan ook bij. 't Was, of zij bij onderlinge afspraak het groote gevecht tot na schooltijd uitstelden. Het laatste uur had Han werk met zijn ge dachten bij de les te blijven, 'f Sneeuwde nu niet meer, maar Han, die op zijn plaats juist een stukje van de lucht kon zien, meende, dat het wel eens bon gaan vriezen en dan bleef de sneeuw natuurlijk liggen. Fijn! Eindelijk, daar luidde de bel. 't Was vier uur en de schooldeuren werden geopend. De jongens holden naar buiten en dc sneeuw ballen vlogen en suisden door dc lucht. Eerst gooiden zij elkaar, maar dit was nog slechts een voorspel om zich te oefenen, want straks, als de jongens van Ruitenburg uit de aangren zende straat zouden komen, zouden ze hen met een sneeuwballenstorm ontvangen. Daar kwam in de verte Japik van Hoorn reeds aan, zeker om het terrein eens te verkennen. „Hó Japik!" riep Han de Veer, en hij mikte zóó handig een bal naar den vijand, dat diens oor juist getroffen werd en het slachtoffer zich dat lichaamsdeel danig wreef. Door den grooten afstand kwam de bal dan ook wel wat erg hard aan. Maar Japik liet het cr niet bij zitten, dan zou hij geen Japik hecten en in het volgend oogenblik gooide bij een sneeuwbal met zoo'n vaart naar Han, dat deze, die in het vuur van het gevecht zijn mond wijd openhield, plot seling iets heel kouds tusschen zijn tanden voelde. Han proestte er van en zoow el vriend als vijand lachte, lntusschen had Japik verster king gekregen en regende of heter gezegd sneeuwde het van dien kant ballen. Maar de vrienden van Plan namen de partij van hun makker op en in minder dan geen tijd suisden de ballen van weerskanten door de lucht. 't Duurde niet lang, of Han had zijn gratis ijsco uit zijn mond verwijderd en met verdub belde woede wierp hij nu naar de tegenpartij- De voorbijgangers, welke behoedzaam den huizenkant van het plein hielden, schudden het hoofd en mompelden: „Die jongens toch! Als de scholen uitgaan, ben jc je leven niet zeker!" Oude vrouwtjes namen zich voor, op dc „gevaarlijke urenin het vervolg maar liever uit deze buurt te blijven en cenigc op geschoten jongens namen aan het sneeuw- gcvecht deel. Plotseling bleven dc bengels echter ver schrikt stilstaan. Zij hadden een hocrl ge raakt. een hecrcnhoed nog wel! Hij werd van het hoofd van den eigenaar weggeschoten, tuimelde op den grond cn waaide, over de sneeuw buitelend een eind weg. De meneer van het hoofddeksel was natuurlijk boos cn 'heel boos ook, dat snap je. „Kwajongens!" riep hij, rood van drift, uit, „zorg, dat ik mijn hoed terugkrijg! En gauw een beetje alsjeblieft! 't Is schande zoo'n her rie als jullie maken!" Niemand durfde het bewuste voorwerp ech ter terugbrengen, want er 7.011 wat opzitten! En verdiend was het. Geen der jongens wist w i e den hoed ge raakt had. „Misschien is 'l wel een Kuilenbur ger," mompelde Jan van Reek, een vriend en klasgenoot van Ilan. Daar stoof plotseling Ilan naar voren. Hij greep den ongelukkigen hoed cn bracht dien aan den eigenaar terug. Dc jongens keken allen in gespannen verwachting toe. Wat zou er gebeuren? „Toch wel flink van Ilan; ik zou het niet durven!" dacht menigeen en de Ruitenburgers in dc verte voelden iets als bewondering voor den vijand. „Kranig, hoor!" mompelde Japik. ,,'t Lijkt me geen pretje.'' Inmiddels was Ilan met den hoed in de hand den vreemden heer genaderd. Deze nam zijn hoofddeksel van den jongen aan en zei met luide stem, zóó dat allen het hooren kon den en een enkele Ruitenburger liet zelfs ook opving: „Jij bent nog eens een flinke jongen, want wat jullie gezamenlijk misdreven hebt. maak jij alleen weer goed. Op zoo'n manier Ilaantjc- de-Voorste zijn is kranig! Iloe heet jc?" „Han dc Veer, meneer.' luidde bet ant woord. „D.c Veer, Han dc Vc^r inhaalde de vreemde heer nadenkend: n- u r altijd hier gewoond?" „Nee meneer, sinds vier jaar. Vroeger woon den we in Leeuwarden." „Juist, dat klopt!" antwoordde de heer. „Dan heb ik nog met je vader op school 'ge gaan indertijd. Dat was ook zoo'n eerlijke, open jongen cn ik was er trotscli op, dat ik mij tot zijn vrienden mocht rekenen. Later heb ben wij elkaar -tiit het oog verloren en daar ik nu pas uit Indic terug hen, heb ik nog niet kunnen informecren, waar liij gebleven is. Jongens, jongens, dat is ook toevallig: jij dc zoon van Han cltf Veer uit Leeuwarden!" Ilan keek eenigszins beduusd. Hij vond het maar matig/ dat die meneer Vader zoo goed gekend had. Als hij hem eens ging verklap pen! Maar nee, dat zou hij niet doen, want- hij had hem immers juist een prijsje gegeven! „Zeg aan jc Vader," begon de vreemde heer nu weer, „dat ik hem morgenavond eens kom opzoeken. Ik heet Bergsma. Zul je het niet vergeten?" „Nee meneer," antwoordde Ilan en daar dc Ruitenburgers allen verdwenen waren, gin gen Han en zijn makkers nu ook naar, buis. Mij brachten geen-van allen zoo'n schilderij tot stand, zoo fijn, zoo schoon vervaardigd als hier met kunstnaar* hand. Iloe ri ooiscIi heeft'toch dc Schepper, ]J zelfs in den wintertijd, als alles schijnbaar dood is. Zijn werk ten toon gespreid! Ga nooit meer onverschillig, mijn kind, hieraan voorbij bedenk liet wèl eerbiedig Gods werk spreekt ook tot mij. 11 e r m a 11 n Et* groot plan. Met Centraal Genootschap voor kin- „Vader," met deze woorden stormde Han cenigc oogenblikken later dc huiskamer bin nen, „Meneer Bergsma komt u morgenavond opzoeken. Hij is pas uit Indic terug." „Meneer Bergsma?" herbaalde meneer dc Veer vragend. „Is die weer in 't land? Ik heb in geen jaren van hem gehoord, doch ik ver heug mij er op, mijn ouden vriend terug te zien. Maar hoe kom jij daar aan, jongen? Jij hebt hem toch nooit gekend." „Maar nu ken ik hem wel.' .uuvoordih Han en hij vertelde zijn vader eerlijk, .vat er dien middag was voorgevallen. Den volgenden avond zagen de vrienden/ elkaar terug. Meneer Bergsma had honderd uit tc vertellen en maakte kennis met Ilans moeder cn zijn broertjes en zusjes. „Ik ben zoo blij, dat ik je teruggevonden hcjb, Ilan," zei hij tegen zijn ouden vriend. „Dat hebben wc aan de vroege sneeuw tc danken," meende meneer de Veer. „En nan jc jongen, aan Ilan junior," zei meneer Bergsma. „Aan Haantje-de-Voorste," mompelde Hans vader glimlachend. „Ja ik ben dankbaar, dat ik jc door zün toedoen ontdekt heb en wil hem daarom een klein geschenk als herinnering geven. Kijk Ilan," met deze woorden richtte dc gast zich tot den jongen, „dit horloge had ik je toege dacht. Kom eens hier, baasje Met een stralend gezicht kwam Han nu naast meneer Bergsma staan. Deze liet hem het hor loge zien cn wees hem hetgeen er biuncn-in gegraveerd was: II. d. V. 22 Nov. 10... ,,\Vat denk je, dat die letters bcteckcnen, Han?" vroeg hij. Han, die in zijn jonge leven wel eens moei lijker vragen had moeten beantwoorden, zei lachend: „Han dc Veer, meneer." „Mis hoor!" luidde het antwoord. „Haantje- de-Voorste, maar in de goede betee kenis. Zoo is het ook voor jou een aanden-r ken." Dat Han den volgenden dag op school vol trots aan iedereen, die het maar zien wilde, zijn horloge vertoonde, zal niemand versvon- deren. Winterbloemen. De winter toovert bloemen óp de bevroren ruit; wat zien zij er toch prachtig en schilderachtig uit. En komt dc zon ook even om al dit fraais te zien, dan tintelt en dan. schittert het MJes bovendien. derherstellings- en \acantiekolonies ziet zijn arbeidsveld voortdurend uitbreiden. Het verplegen en sterken van zwakke en genezende kinderen is niet langer alleen een daad van barmhartigheid en een strijd tegen tuberculose, het is tevens een nood zakelijkheid om door meer en betere ar beidskrachten de productie te verhoogen. Het Centraal Genootschap kan zeer vee! doen in deze richting. Het beschikt over vele geoefende arbeidskrachten een vakk kundig bestuur, het is vertakt over 229 af' deelingen, die steeds meer kinderen zenden en hét bezit het algemeen vertrouwen. De zeven koloniehuizen van het Cent aal Genootschap zijn bereid de kinderen te r nt- vangen, maar de huizen zijn te klein en te weinig talrijk. Enkele er van ntoeten wo«- den vergroot en nieuwe bijgebouwd. De penningmeester de heer Th. M. Ketelnsr, lid van dc Tweede Kamer, heeft hiervoor 800.000 noodig. Met dit bedrog kan, vol* gens nauwkeurige berekening van desk tin* digen in de eerste behoeften worden voor* zien. Zonder dit geld moeten de kinderer bij honderdtallen tegelijk worden afgewe zen. Daarom wordt een beroep op onze lond- genooten gedaan, dat, naar wij verwachlon, niet vergeefs zal zijn. Het adres van den heer Ketelaar is Joh. Verhulststraat Q# Am sterdam. A n t i-T r e k h o n d e n b o n d. Dez(^ bond heeft te Den Haag eene algemeen© vergadering gehouden. Na opening van de vergadering door den voorzitter, den heer Schouten, deed de heer Haures mededeeling over de werkzaamhe den, sinds de vorige vergadering verricht. De actie ten bate der leger-mitraillcur* honden is nfgeloopen; de honden zijn tegen het advies en het verzoek der vereeniging publiek' verkocht; in enkele gevallen, waar het honden, betrof, die afgekeurd konden worden, heeft de vereeniging kunnen ingrij pen ten bate van den honcl. Spr, was verheugd te kunnen constatoe- ren, dat de gedachte „de trekhond moet worden afgeschaft", zich langzamerhand: ruimer baan heeft gebroken. Dit resultaat is grootendeels te danken aan het principieel© werken van den Bond. Op de jongste algemeene vergadering var" de Maatschappij tot Bescherming van Die* ren is de quoestie van afschaffing bespro ken. Na eenig overleg is op' een vergadering te Utrecht een „Federatie van Vereenigin- gen in zake het gebruik van den hond al? trekdier in Nederland" tol stand gekomer welke Federatie gevestigd is 1e 's Graven» hage. Tot deze Federatie zijn 17 vereenigingen op het gebied van dierenbescherming fne* getreden. De Federatie heeft weer enkele commis sies gevormd, die de verschillende vraag* stukken in binnen- en buitenland, op ethisch en sociaal-economisch gebied willen behan delen en bestudeeren en rapport er over uit zullen brengen. De voorzitter deelde nog mede, dat hef ledental (1166) dalende is. De nieuwe weg Hoendcrl 0—1 Otterlo. De „Kampioen'/meldt: Wij vernemen, dat eerstdaags de oude weg; HoenderloOtterlo, die dwars door de be zittingen van den heer A. G. Kröller loopt, zal gesloten worden en de nieuwe weg -dan' uitsluitend de verbinding tusschen deze buurtschappen'zal vormen. Destijds is er veel te doen geweest over de plannen tot sluiten van dien weg, het geen ten gevolge had, dat de A. N. W.i B., Toeristenbond voor Nederland, een onder zoek instelde, waarbij de heer K. zijn volle medewerking verleende. Het tracé van derw nieuwen weg werd door twéé mestuursleden, de heeren Pos en Lugard, ter plaatse nage gaan en hier en daar eenigszins gewijzigd naar hun aanwijzingen. Onlangs hebben wij dien nieuwen weg, die acht kilometer lang is, gereden en bleek onze verwachting, dat deze veel mooier zou worden dan de oude, volkomen juist. De weg heeft aan natuurschoon gewon nen en is ook in aanleg beter dan de oude. De heer Kröller heeft zijn belangen en die van het algemeen op zeer gelukkige wijze vereenigd. -- Nog altijd vluchtelingen. In verband met de opheffing van het vlucht* -d te Uden zijn te Almelo 106 personen an daar aangekomen, die per rijtuig ver- oerd zijn naar 't Fleringerveld onder de gemeente Tubbergen, waar zij in noodver- 1 "iven zijn gehuisvest. De mannen zullen zich bezighouden met heide ontginnen.

Historische kranten - Archief Eemland

Amersfoortsch Dagblad / De Eemlander | 1919 | | pagina 9